Samenstelling
Kineret XGVS Swedish Orphan Biovitrum (Nederland) B.V.
- Toedieningsvorm
- Oplossing voor injectie '100'
- Sterkte
- 150 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 0,67 ml in voorgevulde spuit
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Enspryng XGVS Aanvullende monitoring Roche Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 120 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- wwsp 1ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Start bij (een vermoeden van) reumatoïde artritis (RA) in de eerstelijnszorg met een NSAID en verwijs zo snel mogelijk naar de reumatoloog. Behandel in de tweedelijnszorg volgens de ‘treat-to-target’-strategie; pas medicatie aan op basis van intensieve monitoring van de ziekteactiviteit, met als doel het bereiken van remissie of lage ziekteactiviteit. Methotrexaat (MTX) is de hoeksteen van de behandeling, in de initiële fase gecombineerd met een systemisch glucocorticoïd (GC). Switch bij onvoldoende resultaat naar een andere ‘conventional synthetic disease modifying antirheumatic drug’ (csDMARD) of voeg een andere csDMARD, een biological (bDMARD) of een ‘targeted synthetic’ DMARD (tsDMARD) toe. Overweeg onder intensieve monitoring van de ziekteactiviteit om, wanneer het behandeldoel is bereikt, de dosis van geneesmiddelen bij combinatietherapie te reduceren of volledig af te bouwen. Anakinra komt bij RA in aanmerking na falen van een csDMARD, bij voorkeur in combinatie met methotrexaat.
De behandeling van volwassenen met COVID-19 met een mild beloop in de eerstelijnszorg, bestaat zo nodig uit symptoombestrijding met paracetamol (voorkeur) of een NSAID. Start bij een matig ernstig of zeer ernstig beloop in de tweedelijnszorg met dexamethason, naast optimale ondersteunende zorg en tromboseprofylaxe. Voeg tocilizumab toe bij een matig ernstig beloop bij CRP ≥ 75 mg/l en noodzaak tot hoge zuurstofsuppletie, of bij een zeer ernstig beloop binnen 24 uur na opname op de IC (indien niet eerder gestart). Anakinra wordt ontraden als standaardbehandeling van opgenomen COVID-19-patiënten, vanwege onvoldoende bewijs voor de effectiviteit.
Voor dit geneesmiddel is geen advies vastgesteld over de plaats in de medicamenteuze behandeling van CAPS, FMF en ziekte van Still.
Advies
Voor satralizumab is geen advies vastgesteld.
Indicaties
- Reumatoïde artritis bij volwassenen, in combinatie met methotrexaat bij onvoldoende reactie op methotrexaat alleen;
- 'Coronavirus disease 2019' (COVID-19) bij volwassenen met pneumonie die aanvullende zuurstof (zuurstoftoediening met lage of hoge flow) nodig hebben en risico lopen op progressie tot ernstig respiratoir falen, bepaald aan de hand van de plasmaconcentratie van plasminogeenactivatorreceptor van het type oplosbare urokinase ('soluble urokinase plasminogen activator receptor'; suPAR) van ≥ 6 ng/ml.
- Auto-inflammatoire periodieke koortssyndromen bij volwassenen en kinderen ≥ 8 maanden en ≥ 10 kg lichaamsgewicht:
- Cryopyrinegeassocieerd periodiek koortssyndromen (CAPS), waaronder:
- Neonataal begonnen inflammatoire multisysteemaandoening (NOMID)/ chronisch infantiel neurologisch cutaan articulair syndroom (CINCA);
- Muckle-Wells-syndroom (MWS);
- Familiair koud auto-inflammatoir syndroom (FCAS).
- Familiaire Middellandse Zeekoorts (FMF), indien gepast, in combinatie met colchicine.
- Cryopyrinegeassocieerd periodiek koortssyndromen (CAPS), waaronder:
- Ziekte van Still, waaronder systemische juveniele idiopathische artritis (SJIA) en ‘adult-onset Still’s disease’ (AOSD), als monotherapie of in combinatie met andere anti-inflammatoire geneesmiddelen en DMARD's, bij volwassenen en kinderen ≥ 8 maanden en ≥ 10 kg lichaamsgewicht:
- met actieve systemische kenmerken van matige tot hoge ziekteactiviteit, of
- met voortdurende ziekteactiviteit na behandeling met niet-steroïdale ontstekingsremmers (NSAID’s) of glucocorticoïden.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Neuromyelitis optica-spectrumstoornissen (NMOSD) bij volwassen en kinderen ≥ 12 jaar, die seropositief zijn voor anti-aquaporine-4-IgG (AQP4-IgG), als monotherapie of in combinatie met immunosuppressiva (orale corticosteroïden, azathioprine of mycofenolaatmofetil).
Doseringen
Reumatoïde artritis
Volwassenen
s.c. 100 mg 1×/dag rond hetzelfde tijdstip.
COVID-19
Volwassenen
s.c. 100 mg 1×/dag gedurende 10 dagen.
CAPS
Volwassenen en kinderen ≥ 8 maanden en ≥ 10 kg lichaamsgewicht
begindosis s.c. 1–2 mg/kg/dag (alle subtypen). Bij lichte vorm van CAPS (FCAS, licht MWS) kan de begindosering vaak als onderhoud worden gehandhaafd. Bij ernstige CAPS (MWS en NOMID/CINCA) kunnen binnen 1–2 maanden hogere doses nodig zijn; de gebruikelijke onderhoudsdosering is 3–4 mg/kg/dag, tot maximaal 8 mg/kg/dag.
FMF
Volwassenen en kinderen ≥ 8 maanden en ≥ 10 kg lichaamsgewicht
Bij ≥ 50 kg lichaamsgewicht s.c. 100 mg/dag. Bij < 50 kg lichaamsgewicht begindosis s.c. 1–2 mg/kg/dag. Bij kinderen met onvoldoende respons dosering stapsgewijs verhogen tot maximaal 4 mg/kg/dag.
Ziekte van Still
Volwassenen en kinderen ≥ 8 maanden en ≥ 10 kg lichaamsgewicht
Bij ≥ 50 kg lichaamsgewicht s.c. 100 mg/dag. Bij < 50 kg lichaamsgewicht begindosis s.c. 1–2 mg/kg/dag. Evalueer na 1 maand; bij persisterende systemische manifestaties dosering bij kinderen aanpassen tot maximaal 4 mg/kg/dag of heroverweeg voortzetting behandeling.
Bij ouderen (≥ 65 jaar) met reumatoïde artritis of COVID-19 is geen dosisaanpassing nodig; de gegevens over ouderen met CAPS, FMF of ziekte van Still zijn beperkt, naar verwachting zijn er geen aanpassingen nodig.
Verminderde nierfunctie: er is geen dosisaanpassing nodig bij lichte nierfunctiestoornis (creatinineklaring 60–89 ml/min); wees voorzichtig bij matige nierfunctiestoornis (creatinineklaring 30–59 ml/min). Bij een ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min) of nierziekte in het laatste stadium, met dialyse, aanbevolen dosering om de dag geven.
Verminderde leverfunctie: er is geen dosisaanpassing nodig voor matige leverfunctiestoornissen (Child-Pughscore 7–9). Wees voorzichtig bij ernstige leverfunctiestoornissen.
Toediening
- De spuit niet schudden;
- Minimumdosis is 20 mg; de spuit is niet geschikt voor kinderen < 10 kg;
- Aanbevolen wordt de injectieplaats af te wisselen om lokale bijwerkingen te voorkomen.
Doseringen
Neuromyelitis optica-spectrumstoornis
Volwassenen (incl. ouderen) en kinderen ≥ 12 jaar en ≥ 40 kg lichaamsgewicht.
s.c. oplaaddosis 120 mg 1× elke 2 weken in week 0, 2 en 4, gevolgd door onderhoudsdosering 120 mg 1× elke 4 weken.
Uitgestelde of gemiste dosis: Wanneer een injectie wordt gemist, door een andere reden dan verhoogde leverenzymwaarden, moet die zo snel mogelijk worden toegediend:
Tijd sinds de laatst toegediende dosis
- gemiste oplaaddosis of minder dan 8 weken gedurende de onderhoudsperiode:
- gemiste of uitgestelde tweede oplaaddosis: zo snel mogelijk toedienen; dien de derde (laatste) oplaaddosis 2 weken later toe.
- gemiste of uitgestelde derde oplaaddosis: zo snel mogelijk toedienen; dien de eerste onderhoudsdosis 4 weken later toe.
- gemiste of uitgestelde onderhoudsdosis: dosis zo snel mogelijk toedienen; daarna doseringsschema opnieuw instellen op elke 4 weken.
- 8 weken tot minder dan 12 weken: de aanbevolen dosering toedienen in week 0 (het tijdstip van de eerste toediening na de gemiste dosis), vervolgens 2 weken later en daarna 1× elke 4 weken.
- 12 weken of langer: de aanbevolen dosering toedienen 1× elke 2 weken in week 0 (het tijdstip van de eerste toediening na de gemiste dosis), 2 en 4, en daarna 1× elke 4 weken.
Dosisaanpassing bij leverenzymafwijkingen: bij stijging ASAT of ALAT > 5× de bovengrens van normaal (ULN) met verhoging van bilirubine, de behandeling staken en niet opnieuw opstarten. Onderbreek de behandeling bij stijging ALAT of ASAT > 5× ULN zonder verhoging van bilirubine. Hervat de behandeling bij herstel van ASAT of ALAT met s.c. 120 mg 1×/ 4 wk; bij 12 weken of langer sinds de laatste dosis, herstarten met s.c. 120 mg 1×/2wk in week 0, 2 en 4 en daarna 1×/4 wk. Controleer bij hervatten nauwlettend de leverparameters; staak de behandeling bij welke verhoging dan ook van ALAT/ASAT en/of bilirubine, opnieuw opstarten wordt niet aanbevolen.
Bij neutrofielenaantal < 1×109/l behandeling onderbreken tot het > 1×109/l is.
Bij trombocytenaantal <75×109/l behandeling onderbreken tot het trombocytenaantal ≥ 75×109/l is.
Bij verminderde nierfunctie: op basis van de farmacokinetische populatieanalyse is geen dosisaanpassing nodig bij een verminderde nierfunctie.
Toediening
- Injecteren in de buik of het dijbeen;
- Totale inhoud (1 ml) toedienen;
- Wissel injectieplaatsen af en injecteer niet in moedervlekken, littekens of gebieden waar de huid gevoelig, rood, hard of beschadigd is.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): reactie op de injectieplaats (erytheem, ecchymose, ontsteking en pijn); meestal licht tot matig), hoofdpijn, stijging cholesterolspiegel.
Vaak (1-10%): trombocytopenie, neutropenie, ernstige infecties (meestal van bacteriële oorsprong zoals cellulitis, pneumonie en botinfecties).
Soms (0,1-1%): allergische reacties, zoals anafylactische reacties, angio-oedeem, urticaria, huiduitslag en jeuk. Stijging van leverenzymwaarden.
Verder zijn gemeld: opportunistische infecties, niet-infectieuze hepatitis, amyloïdafzettingen op de injectieplaats (bij herhaald injecteren in hetzelfde huidgebied).
Frequentie van gemelde hepatische voorvallen is hoger bij patiënten met de ziekte van Still en bij patiënten met predisponerende factoren, bijvoorbeeld een voorgeschiedenis van verhoogde transaminasespiegels.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hyperlipidemie. Hoofdpijn. Artralgie. Injectiegerelateerde reacties (vooral roodheid, erytheem, jeuk, huiduitslag en pijn). Aantal leukocyten verlaagd.
Vaak (1-10%): hypofibrinogenemie. Slapeloosheid. Migraine. Bradycardie. Hypertensie. Allergische rinitis. Gastritis. Huiduitslag, jeuk. Musculoskeletale stijfheid. Perifeer oedeem. Aantal neutrofielen verlaagd, aantal trombocyten verlaagd, transaminasen verhoogd, bilirubine in bloed verhoogd, gewichtstoename (>15%).
Interacties
Bij toepassing van anakinra in combinatie met TNF-α-blokkerende middelen bij RA is een hogere incidentie van ernstige infecties (7%) en neutropenie gezien dan bij de afzonderlijke stoffen. Gelijktijdige toediening wordt afgeraden.
Geef geen levende verzwakte vaccins tijdens behandeling met anakinra.
De door chronische ontsteking onderdrukte vorming van CYP450-enzymen zou door anakinra kunnen worden genormaliseerd. Voor substraten van CYP450 met een smalle therapeutische breedte, zoals fenytoïne, wordt bij starten en staken van anakinra controle van effect of concentratie en eventuele aanpassing van de dosering aanbevolen.
Interacties
Wees voorzichtig bij starten of stoppen van de behandeling bij gelijktijdig gebruik van substraten van CYP3A4, 1A2, 2C9 of 2C19, met name die met een nauwe therapeutische index (waaronder carbamazepine, fenytoïne en theofylline); de dosis eventueel aanpassen. Het effect kan na stoppen van satralizumab nog enkele weken aanhouden; de eliminatiehalfwaardetijd is verlengd.
Tijdens therapie met satralizumab geen levende vaccins toedienen. De klinische veiligheid is niet vastgesteld.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Gebruik ontraden.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptie toe te passen.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens geen gegevens. Bij dieren tot dusver geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Gebruik ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden, risico voor de zuigeling is niet uitgesloten.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend bij de mens. Ja, in zeer geringe hoeveelheden bij dieren. Het is bekend dat immunoglobulinen in de moedermelk worden uitgescheiden. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Weeg het risico van het gebruik van dit geneesmiddel in combinatie met het geven van borstvoeding af.
Contra-indicaties
- overgevoeligheid voor eiwitten geproduceerd met behulp van E. coli;
- start van de behandeling bij neutropenie (ANC < 1,5 × 109/l).
Contra-indicaties
Er zijn geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Waarschuwingen en voorzorgen
Niet starten bij een actieve infectie. Voorafgaand aan behandeling de patiënt onderzoeken op latente tuberculose en virale hepatitis. Aanbevolen wordt het aantal neutrofielen te bepalen voor het starten van de behandeling; bij neutropenie (ANC < 1,5 × 109/l) de behandeling niet starten.
Staak de behandeling bij RA-patiënten als een ernstige infectie optreedt. Overweeg voortzetting met zorgvuldige monitoring of staken, bij ontwikkeling van een ernstige infectie bij CAPS; bij CAPS-patiënten bestaat het risico van opvlammen van de aandoening bij staken. Bij COVID-19 kan de behandeling worden voortgezet bij een (secundaire) infectie.
Patiënten met de ziekte van Still hebben meer kans op spontane ontwikkeling van het macrofaagactivatiesyndroom (MAS). Bij optreden of vermoeden van MAS, beoordeling en behandeling zo snel mogelijk starten. Wees alert op symptomen van infectie of verergering van de ziekte van Still, omdat het triggers zijn voor MAS. Bij voortzetting behandeling tijdens ernstige infectie, zorgvuldig monitoren om risico op opvlamming van de ziekte te verkleinen. Een oorzakelijk verband tussen optreden van MAS en het gebruik van anakinra is niet vastgesteld.
Voorvallen zijn gemeld van interstitiële longaandoening, pulmonale alveolaire proteïnose en pulmonale hypertensie, voornamelijk bij met IL-6- en IL-1-remmers, waaronder anakinra, behandelde pediatrische patiënten met de ziekte van Still. Een oorzakelijk verband tussen het optreden van pulmonale voorvallen en het gebruik van anakinra is niet vastgesteld.
Aanbevolen wordt het aantal neutrofielen te bepalen, maandelijks gedurende de eerste zes maanden en vervolgens driemaandelijks. Staak de behandeling: bij neutropenie (ANC < 1,5 × 109/l). Staak ook als ernstige allergische reacties, zoals anafylactische reacties en angio-oedeem, optreden.
Wees voorzichtig bij ouderen (meer kans op infecties), matige nierfunctiestoornis (creatinineklaring 30–50 ml/min), ernstige leverfunctiestoornis, bij recidiverende infecties in de voorgeschiedenis of bij onderliggende ziekten met een predispositie voor infecties zoals gevorderde of slecht gecontroleerde diabetes en astma.
Beoordeel bij ernstig CAPS de ontsteking van het CZS, met inbegrip van het binnenoor (MRI of CT, lumbale punctie en audiologie) en ogen, na de eerste 3 maanden behandeling en daarna om de 6 maanden tot er effectieve doses zijn vastgesteld. Controleer jaarlijks als de patiënt klinisch goed gereguleerd is.
Geneesmiddelenreactie met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS) is zelden gemeld, voornamelijk bij patiënten met systemische juveniele idiopathische artritis (sJIA). Bij tekenen en symptomen van DRESS, behandeling definitief staken.
Overweeg leverenzymwaarden routinematig te meten gedurende de eerste maand, vooral bij predisponerende factoren of bij ontstaan van symptomen die wijzen op een leverfunctiestoornis. Hepatische voorvallen zijn gemeld bij patiënten met de ziekte van Still, voornamelijk gedurende de eerste maand van de behandeling, en bij patiënten met predisponerende factoren.
Tijdens de behandeling kunnen zich antilichamen ontwikkelen; ze zijn niet geassocieerd met bijwerkingen of verminderde werkzaamheid.
Het effect is niet vastgesteld bij COVID-19-patiënten met suPAR < 6 ng/ml. Niet starten bij niet-invasieve of invasieve kunstmatige beademing of extracorporale membraanoxygenatie (ECMO), omdat de werkzaamheid niet is vastgesteld bij deze patiëntenpopulaties.
De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen jonger dan 18 jaar met RA of COVID-19 zijn niet vastgesteld. Er zijn geen gegevens beschikbaar over kinderen jonger dan 8 maanden. Er zijn relatief weinig gegevens over werkzaamheid bij kinderen jonger dan 2 jaar met FMF, en ouderen met CAPS, FMF of ziekte van Still.
Waarschuwingen en voorzorgen
Infecties: Stel de behandeling uit bij een actieve infectie tot deze onder controle is. Behandeling onderbreken bij ontwikkelen van een ernstige of opportunistische infectie en passende behandeling starten. Instrueer de patiënt om bij symptomen van een infectie direct contact op te nemen met de arts.
Leverenzymen: Lichte en matige verhogingen van levertransaminasen zijn waargenomen, meestal lager dan 5× ULN. Controleer ALAT- en ASAT-waarden elke vier weken tijdens de eerste drie maanden van de behandeling, vervolgens een jaar lang elke drie maanden en daarna wanneer dit klinisch geïndiceerd is. Staak de behandeling bij patiënten met een ALAT of ASAT > 5× ULN. Voor dosisaanpassingen zie rubriek Dosering.
Neutrofielenaantal: Dalingen van neutrofielenaantallen zijn waargenomen na de behandeling. Controleer het neutrofielenaantal 4 tot 8 weken na aanvang van de behandeling en daarna wanneer dit klinisch geïndiceerd is. Voor advies over dosisonderbreking, zie rubriek Dosering.
Onderzoek: De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 40 kg lichaamsgewicht zijn niet vastgesteld wegens het ontbreken van gegevens. De veiligheid en werkzaamheid van satralizumab zijn niet onderzocht bij patiënten met een verminderde leverfunctie.
Overdosering
Voor informatie over een vergiftiging met anakinra neem contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met satralizumab contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Anakinra is een humane interleukine-1-receptorantagonist, geproduceerd door middel van recombinant-DNA-technologie in een E. coli-expressiesysteem. Anakinra neutraliseert de biologische activiteit van interleukine-1α (IL-1α) en interleukine-1β (IL-1β) door competitieve remming van hun binding aan de interleukine-1-type-I-receptor (IL-1RI). Interleukine-1 is een belangrijk pro-inflammatoir cytokine dat vele cellulaire reacties medieert, inclusief belangrijke reacties bij synoviale ontsteking. Bij reumatoïde artritis treedt de respons op binnen 2 weken na start van de behandeling, houdt aan bij voortzetting van de behandeling en is maximaal binnen 12 weken. Bij CAPS treedt de respons op binnen 10 dagen na de start en deze blijft maximaal 5 jaar aanhouden bij voortdurende behandeling. Bij COVID-19 is de progressie van ondersteluchtweginfectie tot ernstig respiratoir falen afhankelijk van de vroege vrijgifte van IL-1α uit epitheelcellen van de longen die met het virus zijn geïnfecteerd, wat op zijn beurt verdere productie van cytokinen stimuleert, met inbegrip van IL-1β uit alveolaire macrofagen.
Kinetische gegevens
V d | ca. 0,26 l/kg. |
T max | 3–7 uur. |
Eliminatie | vooral via de nier. |
T 1/2el | 4–6 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Satralizumab is een interleukine-antagonist. Het is een gehumaniseerd recombinant monoklonaal antilichaam (mAb) tegen immunoglobuline G2 (IgG2), dat bindt aan de IL-6-receptor (IL-6R) en hierdoor verdere IL-6-signalering voorkomt. IL-6-concentraties zijn verhoogd in het cerebrospinale vocht en serum van patiënten met NMO of NMOSD tijdens perioden van ziekteactiviteit. IL-6-functies zijn betrokken bij de pathogenese van NMOSD, waaronder B-celactivatie, B-celdifferentiatie naar plasmablasten en de productie van pathologische auto-antilichamen, bijvoorbeeld tegen AQP4, een waterkanaaleiwit dat voornamelijk tot expressie komt in het centraal zenuwstelsel, Th17-celactivatie en differentiatie, regulatoire T-celremming en verandering van de permeabiliteit van de bloed-hersenbarrière.
Kinetische gegevens
F | s.c. 85,4% |
V d | centraal 0.049 l/kg en perifeer 0.03 l/kg |
Metabolisering | via intracellulair katabolisme |
T 1/2el | ca. 30 dagen |
Overig | Steady state voor de Cmin, Cmax en AUC wordt na de oplaadperiode (8 weken) bereikt. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
anakinra hoort bij de groep interleukine-remmers.
- basiliximab (L04AC02) Vergelijk
- bimekizumab (L04AC21) Vergelijk
- brodalumab (L04AC12) Vergelijk
- canakinumab (L04AC08) Vergelijk
- dupilumab (D11AH05) Vergelijk
- guselkumab (L04AC16) Vergelijk
- ixekizumab (L04AC13) Vergelijk
- mirikizumab (L04AC24) Vergelijk
- risankizumab (L04AC18) Vergelijk
- sarilumab (L04AC14) Vergelijk
- satralizumab (L04AC19) Vergelijk
- secukinumab (L04AC10) Vergelijk
- siltuximab (L04AC11) Vergelijk
- spesolimab (L04AC22) Vergelijk
- tildrakizumab (L04AC17) Vergelijk
- tocilizumab (L04AC07) Vergelijk
- tralokinumab (D11AH07) Vergelijk
- ustekinumab (L04AC05) Vergelijk
Groepsinformatie
satralizumab hoort bij de groep interleukine-remmers.
- anakinra (L04AC03) Vergelijk
- basiliximab (L04AC02) Vergelijk
- bimekizumab (L04AC21) Vergelijk
- brodalumab (L04AC12) Vergelijk
- canakinumab (L04AC08) Vergelijk
- dupilumab (D11AH05) Vergelijk
- guselkumab (L04AC16) Vergelijk
- ixekizumab (L04AC13) Vergelijk
- mirikizumab (L04AC24) Vergelijk
- risankizumab (L04AC18) Vergelijk
- sarilumab (L04AC14) Vergelijk
- secukinumab (L04AC10) Vergelijk
- siltuximab (L04AC11) Vergelijk
- spesolimab (L04AC22) Vergelijk
- tildrakizumab (L04AC17) Vergelijk
- tocilizumab (L04AC07) Vergelijk
- tralokinumab (D11AH07) Vergelijk
- ustekinumab (L04AC05) Vergelijk