Samenstelling
Atenolol/Chloortalidon Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet '50/12,5', omhuld
Bevat per tablet: atenolol 50 mg, chloortalidon 12,5 mg.
- Toedieningsvorm
- Tablet '100/25', omhuld
Bevat per tablet: atenolol 100 mg, chloortalidon 25 mg.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Metoprolol/hydrochloorthiazide Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet met gereguleerde afgifte
Bevat per tablet: metoprolol(succinaat) 95 mg (overeenkomend met metoprolol(tartraat) 100 mg), hydrochloorthiazide 12,5 mg.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Bij hypertensie verlagen angiotensine I converterend enzym (ACE)-remmers, angiotensine receptor-blokkers (ARB’s), calciumantagonisten (dihydropyridinen), thiazidediuretica en β-blokkers de bloeddruk effectief en verminderen het tienjaarsrisico op cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit. Comorbiditeit en specifieke patiëntkarakteristieken bepalen welke groepen en welke middelen als eerste in aanmerking komen. Als één middel onvoldoende effectief is bij de aanbevolen dosering, is het toevoegen van een middel uit een andere groep effectiever dan het ophogen van de dosering; het risico op het optreden van dosisafhankelijke bijwerkingen wordt daarmee beperkt. Een vaste combinatie in de juiste dosisverhouding heeft om reden van therapietrouw de voorkeur.
Advies
Bij hypertensie verlagen angiotensine I converterend enzym (ACE)-remmers, angiotensine receptor-blokkers (ARB’s), calciumantagonisten (dihydropyridinen), thiazidediuretica en β-blokkers de bloeddruk effectief en verminderen het tienjaarsrisico op cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit. Comorbiditeit en specifieke patiëntkarakteristieken bepalen welke groepen en welke middelen als eerste in aanmerking komen. Als één middel onvoldoende effectief is bij de aanbevolen dosering, is het toevoegen van een middel uit een andere groep effectiever dan het ophogen van de dosering; het risico op het optreden van dosisafhankelijke bijwerkingen wordt daarmee beperkt. Een vaste combinatie in de juiste dosisverhouding heeft om reden van therapietrouw de voorkeur.
Indicaties
- Hypertensie, die onvoldoende heeft gereageerd op behandeling met een β-blokker of diureticum alléén.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Hypertensie, die onvoldoende heeft gereageerd op adequate behandeling met een β-blokker of diureticum alléén.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Hypertensie
Volwassenen
1 tablet 50/12,5 mg per dag, bij voorkeur 's ochtends. Bij onvoldoende effect dosering verhogen tot 100/25 mg 1× per dag. Bij ouderen: 1 tablet 50/12,5 mg per dag.
Verminderde leverfunctie: Geen dosisaanpassing nodig.
Doseringen
Hypertensie
Volwassenen (incl. ouderen)
1 tablet 1×/dag, 's morgens bij voorkeur tijdens het ontbijt. Dosering eventueel verhogen naar één keer per dag 2 tabletten.
Bij lichte tot matige leverfunctiestoornissen kan een verlaging van de dosering nodig zijn; in dat geval is het combinatiepreparaat niet geschikt.
Pas bij CYP2D6-polymorfisme zonodig de dosering of het middel aan in overleg met de apotheker.
Toediening: De tabletten in zijn geheel innemen zonder kauwen; de tablet kan worden gehalveerd om het inslikken makkelijker te maken.
Bijwerkingen
Vaak (1–10%): bradycardie. Koude extremiteiten. Maag-darmklachten (misselijkheid, braken, diarree). Vermoeidheid. Hyperurikemie, hyponatriëmie, hypokaliëmie, verminderde glucosetolerantie (hyperglykemie, glucosurie).
Soms (0,1–1%): slaapstoornissen. Verlies van eetlust. Verhoogde transaminasespiegels.
Zelden (0,01–0,1%): verslechtering van hartfalen, manifestatie van totaal hartblok, hartaritmieën. Orthostatische hypotensie, syncope, fenomeen van Raynaud, verergering van claudicatio intermittens. Bronchospasmen (bij astmatische klachten in de anamnese), idiosyncratisch pulmonair oedeem. Duizeligheid, hoofdpijn, paresthesie. Stemmingswisselingen, nachtmerries, verwardheid, psychosen, hallucinaties. Droge ogen, visusstoornissen (myopie, retina-oedeem, xanthopsie). Droge mond. Hepatische toxiciteit, waaronder intrahepatische cholestase. Pancreatitis. Trombocytopenie, leukopenie, agranulocytose, eosinofilie, purpura. Alopecia, psoriasisachtige huidreacties, exacerbatie van psoriasis, huiduitslag, fotosensibilisatie. Impotentie.
Zeer zelden (< 0,01%): toename van antinucleaire antilichamen (ANA). Libidostoornis.
Verder zijn gemeld: hypotensie, cyanotische extremiteiten, spiervermoeidheid. Overgevoeligheid, angio-oedeem. Exantheem, necrotiserende vasculitis van de huid, toxische epidermale necrolyse (syndroom van Lyell), peri–orbitaal oedeem. Vasculitis. Lupusachtig syndroom. Obstipatie. Interstitiële nefritis. Niet-ketotisch hyperosmolair coma. Depressie. Choroïdale effusie. Hypercalciëmie, matige verhoging van serumlipiden, hypomagnesiëmie.
Meer details:
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): vermoeidheid.
Vaak (1–10%): duizeligheid, hoofdpijn. Bradycardie, palpitaties. Orthostatische hypotensie (zeer zelden met syncope), koude handen en voeten. Dyspneu bij inspanning. Misselijkheid, buikpijn, diarree, obstipatie. Hyperurikemie, hyperglykemie, glucosurie, hypokaliëmie.
Soms (0,1–1%): depressie, verminderde concentratie, slaperigheid, slapeloosheid, nachtmerries. Gewichtstoename. Paresthesie, spierkramp. Verslechtering hartfalen, eerstegraads hartblok, pericordiale pijn. Oedeem. Bronchospasmen. Braken. Huiduitslag zoals urticaria, psoriasisachtige en dystrofische laesies van de huid, toegenomen zweetproductie, fotosensibilisatie. Gebrek aan eetlust.
Zelden (0,01–0,1%): nervositeit, angst, seksuele disfunctie. Visusstoornissen, droge, geïrriteerde ogen, conjunctivitis. Cardiale geleidingsstoornis/aritmieën. Rinitis. Droge mond. Haaruitval. Leverfunctiestoornis. Trombocytopenie, leukopenie, agranulocytose, aplastische anemie. Pancreatitis, intrahepatische cholestase, geelzucht. Necrotiserende vasculitis. Idiosyncrasie.
Zeer zelden (< 0,01%): geheugenstoornis, verwarring, hallucinaties. Oorsuizen. Hepatitis. Gangreen bij al bestaande ernstige perifere doorbloedingsstoornissen. Verergering van psoriasis. Artralgie. Smaakstoornis. 'Acute Respiratory Distress Syndrome' (ARDS).
Verder zijn gemeld: acute myopie, acuut nauwe kamerhoekglaucoom, choroïdale effusie. Cutane lupus erythematodes, systemische lupus erythematodes. Bij langdurig gebruik van hydrochloorthiazide is een verhoogde incidentie van basaalcelcarcinoom en plaveiselcelcarcinoom van de huid waargenomen.
Voor andere bijwerkingen zie:
Interacties
Het kaliumverlies (intra- en extracellulair) kan leiden tot toegenomen toxiciteit van digoxine en niet-depolariserende spierrelaxantia. Het effect op de kaliumhuishouding kan worden versterkt door gastro-intestinale aandoeningen of gelijktijdig gebruik van corticosteroïden of kaliumarm dieet.
Combinatie met calciumantagonisten die voornamelijk een negatief-inotroop, -chronotroop en -dromotroop effect uitoefenen (zoals verapamil en diltiazem) wegens kans op hypotensie, AV-geleidingsstoornissen en insufficiëntie van de linkerventrikel – vooral bij gestoorde hartfunctie – vermijden. Ook bij de dihydropyridinederivaten (zoals nifedipine) geldt dat er mogelijk een te grote versterking van het antihypertensief effect kan optreden, met name bij pre-existente geleidingsstoornissen of een slechte hartfunctie. Intraveneuze toediening van een β-blokker of een calciumkanaalblokker niet starten binnen 48 uur na staken van het andere geneesmiddel.
Digoxine vertraagt ook de AV-geleiding, waardoor bij combinatie AV-dissociatie kan optreden.
Negatief-inotrope stoffen (bv. inhalatie-anesthetica) of negatief-chrono- of dromotrope stoffen (bv. membraanstabiliserende anti-aritmica) kunnen het effect versterken.Ook baclofen versterkt het antihypertensieve effect.
Prostaglandinesynthetaseremmers kunnen het bloeddrukverlagend effect verminderen; vooral bij een gestoorde nierfunctie of bij volumedepletie kan door deze combinatie de nierfunctie (verder) achteruit gaan én is er meer kans op hyperkaliëmie.
Sympathicomimetica antagoneren de werking.
De werking van insuline en orale bloedglucoseverlagende middelen kan worden geantagoneerd, de hyperglykemische werking van diazoxide versterkt.
De renale lithiumklaring neemt af, zodat dosisaanpassing van lithium nodig kan zijn. De renale uitscheiding van cytostatica kan verminderen waardoor het myelosuppressieve effect van het cytostaticum versterkt kan worden.
Harsen zoals colestyramine kan de absorptie verminderen; deze ten minste 4 uur vóór of 2 uur ná atenolol/chloortalidon toedienen.
Wees voorzichtig bij combinatie met centraal werkende antihypertensiva, zoals clonidine, vanwege het risico van ernstige reboundhypertensie bij het staken van het gebruik. Stop de β-blokker daarom eerst en wel enkele dagen eerder. Bij vervanging van clonidine door de β-blokker, eveneens voorzichtig zijn (vanwege deze reboundhypertensie); in dit geval eerst enkele dagen eerder clonidine stoppen voordat met de β-blokker gestart wordt.
Door ergotaminegebruik veroorzaakte doorbloedingsstoornissen in de extremiteiten kunnen worden versterkt.
Bij combinatie met allopurinol neemt de kans op overgevoeligheidsreacties toe, bij combinatie met amantadine de kans op bijwerkingen.
Gelijktijdig gebruik met vitamine D kan een verdere verhoging van het serum–calcium veroorzaken.
Interacties
Combinatie met calciumantagonisten die voornamelijk een negatief-inotroop, -chronotroop en -dromotroop effect uitoefenen (zoals diltiazem en vooral verapamil) moet wegens het risico van hypotensie, AV-geleidingsstoornissen en insufficiëntie van de linkerventrikel worden vermeden; bij gestoorde hartfunctie is de combinatie gecontra-indiceerd. Ook is de combinatie met intraveneus verapamil of continue of intermitterende inotrope therapie met β–agonisten gecontra-indiceerd.
Het kaliumverlies (intra- en extracellulair) kan leiden tot toegenomen toxiciteit van digoxine en niet-depolariserende spierrelaxantia. Het effect op de kaliumhuishouding kan worden versterkt door gastro-intestinale aandoeningen of gelijktijdig gebruik van corticosteroïden of een kaliumarm dieet.
Digoxine en β-blokkers vertragen de AV-geleiding, zodat bij gelijktijdig gebruik AV-dissociatie kan optreden.
Negatief-inotrope stoffen (inhalatie-anesthetica) of negatief-chrono- of dromotrope stoffen (membraanstabiliserende anti-aritmica) kunnen het effect versterken. De eliminatie van lidocaïne kan worden vertraagd.
NSAID's kunnen het bloeddrukverlagend effect verminderen.
Het effect van insuline en orale bloedglucoseverlagende middelen kan worden beïnvloed.
De renale lithiumklaring neemt af.
Sterke CYP2D6-remmers (zoals amiodaron, cimetidine, fluoxetine, paroxetine, sertraline, kinidine, ritonavir en terbinafine) en andere geneesmiddelen die voornamelijk door CYP2D6 worden gemetaboliseerd (zoals antihistaminica, sommige antidepressiva en antipsychotica, propafenon, COX-2-remmers) kunnen de bloedspiegel van metoprolol verhogen.
Alcohol versterkt de werking. Wegens risico van ernstige reboundhypertensie voorzichtig zijn bij het staken van de combinatie met clonidine; daarom eerst de β-blokker stoppen.
Sympathicomimetica antagoneren de werking.
Zwangerschap
Atenolol en chloortalidon passeren de placenta.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens.
Farmacologisch effect: Bij gebruik van β-blokkers is contractie van de uterus, verminderde uterus- en placentadoorbloeding en remming van foetale autonome reflexen gemeld. Intra-uteriene groeivertraging is waargenomen. Verder kunnen bij gebruik tijdens zwangerschap en partus ongewenste bijwerkingen (m.n. bradycardie, hypotensie en hypoglykemie) bij foetus en neonaat optreden. Het pasgeboren kind bij onbedoelde blootstelling aan de combinatie strikt controleren. De kans op hart- en longcomplicaties bij de pasgeborene in de postnatale periode is vergroot. Op grond van de farmacologische werkzaamheid van chloortalidon dient bij de vrouw rekening te worden gehouden met afname van het circulerend bloedvolume, bij de neonaat met icterus neonatorum, trombocytopenie en verstoring van de elektrolytenbalans (hyponatriëmie, hypokaliëmie).
Advies: Gebruik is gecontra–indiceerd.
Zwangerschap
Hydrochloorthiazide passeert de placenta.
Teratogenese: Metoprolol: bij de mens geen aanwijzingen voor schadelijkheid. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid. Hydrochloorthiazide: geen aanwijzingen voor schadelijkheid (weinig gegevens).
Farmacologisch effect: Contractie van de uterus, verminderde uterus- en placentadoorbloeding, intra-uteriene groeivertraging, remming van foetale autonome reflexen, intra-uteriene dood. Bij gebruik van β-blokkers in het laatste deel van de zwangerschap of tijdens de bevalling kunnen bij het ongeboren kind of de pasgeborene verschijnselen optreden van hypotensie, bradycardie, ademhalingsproblemen, sufheid en hypoglykemie; het pasgeboren kind strikt hierop controleren (metoprolol). Bij gebruik van hydrochloorthiazide rekening houden met afname van het circulerend maternaal bloedvolume en bij de neonaat met icterus neonatorum, trombocytopenie en verstoring van de elektrolytenbalans (hyponatriëmie, hypokaliëmie).
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken, waarbij controle nodig is van de intra-uteriene groei, hematocriet en op hypokaliëmie en hyponatriëmie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja (atenolol, chloortalidon), de concentratie atenolol in moedermelk is driemaal zo hoog als de bloedspiegel.
Farmacologisch effect: Het is mogelijk dat deze hoeveelheid atenolol farmacologische effecten (bradycardie, hypoglykemie) bij het kind veroorzaakt. Chloortalidon kan mede door de lange halfwaardetijd (met kans op stapeling) ook een farmacologisch effect op het kind hebben.
Advies: Gebruik is gecontra–indiceerd.
Overige: Hooggedoseerd kan chloortalidon de melkproductie remmen door versterkte diurese.
Lactatie
Overgang in moedermelk: Ja, in geringe mate (metoprolol, hydrochloorthiazide).
Farmacologisch effect: Verhoging vrij bilirubine (hydrochloorthiazide).
Overige: Hooggedoseerd kunnen thiazide-diuretica de melkproductie remmen door versterkte diurese.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt. Indien metoprolol/hydrochloorthiazide gebruikt dient te worden een zo laag mogelijke dosering geven.
Contra-indicaties
- bradycardie;
- sick-sinussyndroom;
- tweede- en derdegraads AV-blok;
- hypotensie;
- cardiogene shock;
- ernstige perifere arteriële circulatiestoornissen;
- ongecontroleerd hartfalen;
- onbehandeld feochromocytoom;
- metabole acidose;
- ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring < 30 ml/min), zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen;
- overgevoeligheid voor sulfonamiden.
Zie voor meer contra-indicaties de rubrieken Zwangerschap en Lactatie.
Contra-indicaties
- sick-sinussyndroom (zonder pacemaker);
- tweede- en derdegraads AV-blok;
- klinisch relevante sinusbradycardie;
- onbehandeld hartfalen;
- cardiogene shock;
- ernstige perifere circulatiestoornissen (M. Raynaud);
- ernstig gestoorde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min), anurie;
- ernstig gestoorde leverfunctie;
- refractaire hypokaliëmie, hyponatriëmie, hypercalciëmie;
- symptomatische hyperurikemie;
- overgevoeligheid voor sulfonamiden.
Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Interacties.
Waarschuwingen en voorzorgen
Voorzichtig zijn bij chronische obstructieve longaandoeningen, eerstegraads AV-blok, langdurig vasten, leverfunctiestoornissen, myasthenia gravis, diabetes mellitus, behandeld hartfalen, Prinzmetalangina-pectoris, perifere circulatiestoornissen (fenomeen van Raynaud, claudicatio intermittens) en bij jicht in de voorgeschiedenis.
Tevens voorzichtig zijn bij ernstige overgevoeligheidsreacties in de voorgeschiedenis en tijdens desensibilisatietherapie, omdat met name niet-selectieve β-blokkers de gevoeligheid voor allergenen en de ernst van anafylactoïde reacties kunnen vergroten.
Therapie onder controle van de polsslag instellen (bv. 1× per 2 w. gedurende 3–6 w.), indien voor de combinatietablet geen monotherapie met een β-blokker werd gegeven. Verlaag de dosering als de hartfrequentie afneemt tot 50–55 slagen/min. Bij 'ernstiger' bradycardie (< 50 slagen/min) de behandeling staken.
Controleer periodiek serumelektrolytconcentraties en corrigeer zo nodig, met name van kalium en natrium. Dit is vooral van belang bij ouderen, ascites, nefrotisch syndroom, overmatig braken, diarree, diabetes mellitus, parenterale toediening van vloeistoffen en een streng zoutarm dieet, omdat dan de kans op hypokaliëmie is toegenomen. Hyponatriëmie met neurologische symptomen (misselijkheid, zwakte, progressieve desoriëntatie, apathie) is waargenomen bij thiazide-diuretica; bij ouderen en mensen met levercirrose is frequentere controle nodig. Een hypokaliëmie die verband houdt met een hypomagnesiëmie kan refractair zijn voor behandeling, tenzij het serummagnesium wordt gecorrigeerd.
β-Blokkers kunnen de adrenerge symptomen van hyperthyroïdie en van hypoglykemie maskeren. Herstel van de glucosespiegel na hypoglykemie kan worden vertraagd; de selectieve β-blokkers hebben dit effect in veel mindere mate.
Bij hyperlipidemie serumlipiden extra controleren.
Bij een verminderde nierfunctie is atenolol/chloortalidon volgens de fabrikant minder effectief. Bij ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring < 30 ml/min) is atenolol/chloortalidon volgens de fabrikant onwerkzaam en gecontra-indiceerd. Er zijn echter aanwijzingen dat thiazide(-achtigen) wél werkzaam zijn bij een verminderde nierfunctie, zie ook hypertensie (essentiële of primaire)#behandelplan.
Bij een verminderde leverfunctie voorzichtig toepassen omdat verschuivingen in het vloeistof- en elektrolytenevenwicht coma hepaticum kunnen bevorderen.
Bij continuering van de toediening tijdens algehele anesthesie rekening houden met een veranderde hemodynamische respons op stress.
Bij acute oogpijn of daling van de gezichtsscherpte (binnen enkele uren tot weken na start van de behandeling) de behandeling onmiddellijk staken. Choroïdale effusie met visusstoornissen, acute myopie en gesloten-kamerhoekglaucoom zijn gemeld bij gebruik van sulfonamide(derivaten). Indien de oogdruk verhoogd is, deze proberen te verminderen vanwege de kans op acuut gesloten-kamerhoekglaucoom. Een van de risicofactoren voor het ontwikkelen van acuut gesloten-kamerhoekglaucoom kan zijn een voorgeschiedenis van een sulfonamide- of penicilline-allergie.
Stoffen verwant aan thiaziden verminderen de calciumuitscheiding en kunnen zo hypercalciëmie veroorzaken, wees daarom voorzichtig bij maligne aandoeningen of hyperparathyroïdie. Wegens hun invloed op het calciummetabolisme kunnen thiaziden bijschildklierfunctieproeven verstoren.
Beëindiging – ook tijdelijk – van een behandeling met β-blokkers dient, zo mogelijk, geleidelijk plaats te vinden gedurende 1–2 weken. Plotseling staken kan leiden tot ernstige aritmieën of verergering van angina pectoris
Niet toepassen bij kinderen < 18 jaar vanwege onvoldoende ervaring.
Waarschuwingen en voorzorgen
Controle:Therapie onder controle instellen (bv. 1×/2 weken gedurende 3–6 w.), indien tevoren geen monotherapie met een β-blokker werd gegeven. Als de hartfrequentie afneemt tot 50–55 slagen per minuut, de dosering verlagen. Bij 'ernstiger' bradycardie (< 50 slagen/min) de behandeling staken.
Behandeling staken: Plotseling staken kan leiden tot aritmieën of verergering van angina pectoris. Beëindiging van de toediening daarom – zo mogelijk – geleidelijk in 1–2 weken.
Vanwege het effect op de kaliumhuishouding verdient het aanbeveling het serumkaliumgehalte tijdens behandeling te controleren en zo nodig te corrigeren.
Voorzichtig zijn bij astma en andere obstructieve longaandoeningen, eerstegraads AV-blok, metabole acidose, langdurig vasten, myasthenia gravis, diabetes mellitus en 'variant' of Prinzmetal-angina-pectoris. Frequente controle van diabetes mellitus is geïndiceerd, omdat het geneesmiddel interfereert met de glucosestofwisseling en de werking van insuline en orale bloedglucoseverlagende middelen. Symptomen van hypoglykemie en hyperthyroïdie worden gemaskeerd. Herstel van de glucosespiegel na hypoglykemie kan zijn vertraagd, dit geldt voor selectieve β-blokkers in veel mindere mate.
Bij continuering van de toediening tijdens algehele anesthesie rekening houden met een veranderde hemodynamische respons op stress.
Bij het optreden van symptomen van fotosensibilisatie de behandeling staken. Bij langdurig gebruik van hydrochloorthiazide neemt het risico op niet-melanome huidkanker (basaalcelcarcinoom en plaveiselcelcarcinoom) toe; de oorzaak hiervoor is waarschijnlijk fotosensibilisatie (grotere gevoeligheid voor UV-straling). Adviseer de patiënt overmatige blootstelling aan zonlicht en UV-straling te vermijden en adequate bescherming te gebruiken tegen de zon. Adviseer tevens contact op te nemen bij nieuwe laesies of veranderingen in laesies met verdachte kenmerken. Heroverweeg het gebruik van hydrochloorthiazide bij patiënten die al eerder huidkanker hebben gehad; dit geldt mogelijk ook voor andere thiazide-diuretica.
Zeer zeldzame ernstige gevallen van acute longtoxiciteit zoals 'Acute Respiratory Distress Syndrome' (ARDS) zijn gemeld na gebruik van hydrochloorthiazide. Longoedeem treedt doorgaans binnen minuten tot uren na inname van hydrochloorthiazide op. Pulmonale symptomen zoals dyspneu en verslechtering van de longfunctie, en ook koorts en hypotensie kunnen voortekenen zijn van ARDS. Bij optreden van deze symptomen de toediening staken en een passende behandeling geven. Hydrochloorthiazide niet geven bij eerder opgetreden ARDS na inname van hydrochloorthiazide.
Bij acute oogpijn of daling van de gezichtsscherpte (binnen enkele uren tot weken na start van de behandeling) de behandeling onmiddellijk staken. Choroïdale effusie met visusstoornissen, acute myopie en gesloten-kamerhoekglaucoom zijn gemeld bij gebruik van hydrochloorthiazide. Indien de oogdruk verhoogd is, deze proberen te verminderen vanwege de kans op acuut gesloten-kamerhoekglaucoom. Een van de risicofactoren voor het ontwikkelen van acuut afgesloten kamerhoekglaucoom kan zijn een voorgeschiedenis van een sulfonamide- of penicilline-allergie.
Onderzoeksgegevens: De werkzaamheid en veiligheid bij kinderen is niet vastgesteld.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Overdosering
Symptomen
Bradycardie, hypotensie, acute hartinsufficiëntie, coma, shock, bronchospasme, verstoring van de water- en elektrolytenbalans.
Therapie
Zie voor meer symptomen en behandeling vergiftigingen.info.
Overdosering
Symptomen
bradycardie, AV–blok, verbreed QRS–complex, hypotensie, acute hartinsufficiëntie, coma, shock, bronchospasme, verstoring van de water- en elektrolytenbalans.
Zie voor meer informatie over symptomen en behandeling vergiftigingen.info.
Eigenschappen
Combinatie van een aan thiaziden verwant diureticum en een niet-lipofiele selectieve β-blokker zonder intrinsieke sympathicomimetische of membraanstabiliserende activiteit. Werkingsduur minimaal 24 uur.
Kinetische gegevens
Eigenschappen
Combinatie van een thiazide-diureticum en een lipofiele selectieve β-blokker zonder intrinsieke sympathicomimetische activiteit (ISA). In de tablet met gereguleerde afgifte wordt alleen metoprololsuccinaat vanuit omhulde microgranules gereguleerd afgegeven.
Kinetische gegevens
Groepsinformatie
atenolol/chloortalidon hoort bij de groep bètablokker met diureticum.
Groepsinformatie
metoprolol/hydrochloorthiazide hoort bij de groep bètablokker met diureticum.