Samenstelling
Adcetris (vedotine) XGVS Takeda Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusie
- Sterkte
- 50 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Qarziba XGVS Aanvullende monitoring Eusa Pharma
- Toedieningsvorm
- Oplossing voor infusie
- Sterkte
- 4,5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 4,5 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Voor de behandeling van Hodgkinlymfoom staat op hovon.nl de geldende behandelrichtlijn (2019).
Advies
Voor dit geneesmiddel is geen advies vastgesteld.
Indicaties
Hodgkinlymfoom (HL)
- Onbehandeld CD30-positief HL stadium III of IV bij volwassenen in combinatie met doxorubicine, vinblastine en dacarbazine (AVD-kuur).
- CD30-positief HL bij volwassenen met meer kans op een recidief of progressie na autologe stamceltransplantatie (ASCT);
- Gerecidiveerd of refractair CD30-positief HL bij volwassenen:
- na ASCT;
- na ten minste twee eerdere behandelingen, wanneer ASCT of combinatiechemotherapie geen optie is;
Systemisch anaplastisch grootcellig lymfoom (sALCL)
- Onbehandeld sALCL bij volwassenen in combinatie met cyclofosfamide, doxorubicine en prednison (CHP-kuur);
- Gerecidiveerd of refractair sALCL bij volwassenen.
Cutaan T-cellymfoom (CTCL)
- CD30-positief CTCL bij volwassenen na ten minste één eerdere systemische therapie.
Indicaties
- Hoogrisico-neuroblastoom bij volwassenen en kinderen ≥ 12 maanden, die eerder zijn behandeld met inductiechemotherapie en minstens een partiële respons bereikten, gevolgd door myeloablatieve therapie en stamceltransplantatie, óf bij een voorgeschiedenis van gerecidiveerd of refractair neuroblastoom, met of zonder restziekte.
- Bij een voorgeschiedenis van gerecidiveerde/refractaire ziekte en bij patiënten die geen complete respons bereikten na eerstelijnsbehandeling, dient dinutuximab te worden gecombineerd met aldesleukine.
Doseringen
Bij een hoge tumorlast vóór en tijdens de behandeling maatregelen nemen ter preventie van uraatnefropathie zoals een adequate hydratie, alkaliseren van de urine en zonodig toedienen van allopurinol of rasburicase. Dit vanwege het mogelijk optreden van het tumorlysissyndroom.
Primaire profylaxe met groeifactoren (G-CSF) wordt aanbevolen bij patiënten die brentuximab krijgen in combinatie met AVD of CHP.
Controleer de patiënt tijdens en na infusie op infusiegerelateerde reacties en onderbreek bij optreden hiervan de behandeling, tot de symptomen zijn verdwenen. Hervat de infusie in een langzamer tempo en geef bij iedere volgende infusie premedicatie (zoals paracetamol, antihistaminica of corticosteroïden).
Onbehandeld HL:
Volwassenen (incl. ouderen):
Aanbevolen dosering: 1,2 mg/kg lichaamsgewicht op dag 1 en 15 van elke 28-daagse cyclus, als i.v.-infusie gedurende 30 min, in combinatie met chemotherapie (AVD-kuur). Als de patiënt zwaarder is dan 100 kg, gebruik dan in de berekening een gewicht van 100 kg. Bij goed verdragen in totaal 6 cycli geven.
HL met meer kans op recidief of progressie na ASCT, al gerecidiveerd of refractair HL, onbehandeld of gerecidiveerd of refractair sALCL, CTCL:
Volwassenen (incl. ouderen):
Aanbevolen dosering: 1,8 mg/kg lichaamsgewicht eenmaal per 3 weken als i.v.-infusie gedurende 30 min. Bij onbehandeld sALCL in combinatie met chemotherapie (CHP-kuur). Als de patiënt zwaarder is dan 100 kg in de berekening een gewicht van 100 kg gebruiken. Bij CD30-positief HL met meer kans op recidief of progressie na ASCT: de behandeling pas beginnen ná herstel van ASCT.
Verminderde nierfunctie: Monotherapie: bij een creatinineklaring ≥ 30 ml/min is een dosisaanpassing niet nodig. Bij een creatinineklaring < 30 ml/min 1,2 mg/kg lichaamsgewicht eenmaal per 3 weken als i.v.-infusie gedurende 30 min. Combinatietherapie: er zijn geen gegevens over het gebruik bij een verminderde nierfunctie (serumcreatininewaarde ≥ 177 micromol/l en/of creatinineklaring ≤ 40 ml/min); controleer de patiënt nauwlettend op bijwerkingen. Vermijd het gebruik van brentuximab in combinatietherapie bij ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min).
Verminderde leverfunctie: controleer patiënten met een leverfunctiestoornis nauwlettend op bijwerkingen. Monotherapie: 1,2 mg/kg lichaamsgewicht eenmaal per 3 weken als i.v.-infusie gedurende 30 min. Combinatietherapie: in combinatie met AVD bij een lichte leverfunctiestoornis is de aanbevolen startdosering 0,9 mg/kg lichaamsgewicht eenmaal per 2 weken als i.v.-infusie gedurende 30 min. In combinatie met CHP bij een lichte leverfunctiestoornis is de 1,2 mg/kg lichaamsgewicht eenmaal per 3 weken als i.v.-infusie gedurende 30 min. Vermijd het gebruik van brentuximab in combinatietherapie bij matige tot ernstige leverfunctiestoornis.
Bij hoog lichaamsgewicht: als de patiënt zwaarder is dan 100 kg, in de berekening een gewicht van 100 kg gebruiken.
Behandelduur: Monotherapie: de behandeling voortzetten tot aan ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit. Indien stabiele ziekte wordt bereikt bij gerecidiveerd of refractair CD30-positief HL en gerecidiveerd of refractair anaplastisch grootcellig lymfoom gedurende minimaal 8 en maximaal 16 cycli (= ca. 1 jaar) behandelen. Bij CD30-positief HL met meer kans op recidief of progressie na ASCT en bij CTCL maximaal 16 cycli (= ca. 1 jaar) behandelen. Combinatietherapie: 6 cycli (onbehandeld HL) of 6–8 cycli (onbehandeld sALCL).
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (neutropenie, perifere neuropathie) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabellen 1 t/m 4); zie hiervoor onder 'zie ook'.
Toediening: brentuximab via een aparte intraveneuze lijn toedienen als infusie (niet als 'push' of bolus) en niet mengen met andere geneesmiddelen.
Doseringen
Voorafgaand aan elke infusie premedicatie met een antihistaminicum toedienen. Herhaal zo nodig elke 4-6 uur.
Beoordeel voorafgaand aan elke behandelkuur de volgende klinische parameters en stel behandeling zo nodig uit tot deze waarden worden bereikt: pulsoximetrie > 94% met kamerlucht, absolute neutrofielentelling ≥ 500/µl, plaatjestelling ≥ 20.000/µl, ALAT/ASAT < 5 × ULN, creatinineklaring of GFR > 60 ml/min/1,73 m².
Voorafgaand aan de behandeling van gerecidiveerd neuroblastoom dient een eventuele actief progressieve ziekte (zoals een infectie) te worden behandeld.
HR-Neuroblastoom
Kinderen en volwassenen ≥ 12 maanden.
De behandeling omvat 5 opeenvolgende kuren van elk 35 dagen. De totale dosis dient 100 mg/m² lichaamsoppervlak per kuur te zijn en kan op twee wijzen worden toegediend:
- 10 mg/m² via continue infusie met een snelheid van 2 ml/uur, gedurende de eerste 10 dagen elke kuur óf;
– 20 mg/m² via dagelijkse infusie toegediend in 8 uur, met een snelheid van ca. 13 ml/uur, gedurende de eerste 5 dagen van elke kuur.
Combinatietherapie: de aanbevolen dosis aldesleukine is 6 × 10 6 IE/m²/dag als s.c. injectie, gedurende 2 perioden van 5 opeenvolgende dagen (totale dosis 60 × 10 6 IE/m² per kuur). Start de eerste kuur van 5 dagen, 7 dagen vóór de eerste infusie van dinutuximab β en start de tweede kuur van 5 dagen gelijktijdig met de infusie van dinutuximab β.
Verminderde nier- of leverfunctie: er zijn geen gegevens beschikbaar.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2).
Toediening: de verdunde oplossing toedienen via een perifere of centrale infuuslijn. Andere, gelijktijdig i.v. toegediende middelen via een afzonderlijke infusielijn toedienen.
Bijwerkingen
Monotherapie
Zeer vaak (> 10%): perifere sensorische en/of motorische neuropathie (bij ca. 59%), meestal reversibel. Bovenste luchtweginfectie, hoest, dyspneu. Misselijkheid, braken, diarree, obstipatie, buikpijn. Gewichtsverlies. Huiduitslag, jeuk. Myalgie, artralgie. Vermoeidheid, koorts, rillingen, infusiegerelateerde reactie (vaker en ernstiger bij antilichaamvorming tegen brentuximab). Neutropenie.
Vaak (1-10%): pneumonie (soms Pneumocystis jiroveci-pneumonie), herpes zoster, herpes simplex, orale candidiase. Rillingen. Duizeligheid. Alopecia. Rugpijn. Anemie, trombocytopenie. Hyperglykemie. Verhoging ALAT en/of ASAT.
Soms (0,1-1%): anafylactische reacties (o.a. angio-oedeem, hypotensie, bronchospasmen, urticaria). Bacteriëmie door stafylokokken, sepsis/septische shock (incl. met fatale afloop), infectie met of reactivatie van het cytomegalovirus (CMV). Febriele neutropenie. Acute pancreatitis (fatale afloop is gemeld). Tumorlysissyndroom. Demyeliniserende polyneuropathie. Stevens-Johnsonsyndroom, toxische epidermale necrolyse.
Verder zijn gemeld: gastro-intestinale complicaties zoals darmobstructie, ileus, enterocolitis, neutropenische colitis, perforatie en hemorragie (soms met dodelijke afloop). Extravasatie op de infusieplaats. Levertoxiciteit (soms met dodelijke afloop). Febriele neutropenie. Progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML). Geneesmiddelreacties met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS).
Combinatietherapie
Zeer vaak (> 10%: perifere sensorische en/of motorische neuropathie (bij ca. 67% in combinatie met AVD, bij ca. 52% in combinatie met CHP, meestal reversibel), duizeligheid. Slapeloosheid. Bovenste luchtweginfectie, hoest, dyspneu. Stomatitis, misselijkheid, braken, diarree, obstipatie, buikpijn. Verminderde eetlust, gewichtsverlies. Huiduitslag, alopecia. Myalgie, artralgie, rugpijn, botpijn. Vermoeidheid, koorts. Verhoging ALAT. Neutropenie (CTCAE-graad 3–4 bij ca. 65%), febriele neutropenie, anemie.
Vaak (1-10%): infusiegerelateerde reacties, rillingen. Sepsis/septische shock, herpes simplex-infectie, pneumonie, orale candidiase. Jeuk. Hyperglykemie. Verhoging ASAT. Trombocytopenie.
Soms (0,1-1%): anafylactische reacties (o.a. angio-oedeem, hypotensie, bronchospasmen, urticaria). Tumorlysissyndroom. Pneumocystis jiroveci-pneumonie, herpes simplex. Acute pancreatitis. Stevens-Johnsonsyndroom.
Ouderen (≥ 60 j.): bij monotherapie is het veiligheidsprofiel vergelijkbaar met dat van andere volwassenen. Bij combinatietherapie komen bij ouderen meer ernstige bijwerkingen voor en zijn vaker dosisaanpassingen (waaronder uitstel, verlaging en staken van de dosis) nodig. Er is meer kans op pneumonie en (febriele) neutropenie (zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen, achter Ernstige en opportunistische infecties).
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): koorts (88%) en pijn (77%) ondanks behandeling met analgetica. Infectie (o.a. pneumonie, huidinfectie, herpesvirusinfectie, myelitis, encefalomyelitis, hulpmiddelgerelateerde infectie). Anemie (ca. 72%), leukopenie, neutropenie (ca. 52%), trombocytopnie (ca. 50%). Overgevoeligheid (ca. 74%), 'cytokine release syndrome'. Vochtretentie. Hoofdpijn. Mydriase, pupillotonie, oogoedeem. Tachycardie. Hypotensie (ca. 42%), capilaireleksyndroom (ca. 40%). Hypoxie, hoesten. Braken (ca. 57%), obstipatie, stomatitis, diarree (ca. 51%). Jeuk, huiduitslag, urticaria. Koude rillingen, perifeer oedeem, gezichtsoedeem. Gewichtstoename. Stijging ALAT, ASAT, γ-GT, bilirubine en creatinine in het bloed.
Vaak (1-10%): sepsis. Lymfopenie. Anafylactische reactie. Verminderde eetlust, hypoalbuminemie, hyponatriëmie, hypokaliëmie, hypofosfatemie, hypomagnesiëmie, hypocalciëmie, dehydratie. Agitatie, angst. Perifere neuropathie, convulsie, paresthesie, duizeligheid, tremor. Oftalmoplegie, papiloedeem, accommodatieafwijking, wazig zien, fotofobie. Hartfalen, linkerventrikeldisfunctie, pericardeffusie. Hypertensie. Bronchospasme, dyspneu, respiratoir falen, longinfiltraat, pulmonaal oedeem, pleurale effusie, tachypneu, laryngospasmen. Misselijkheid, lip-oedeem, droge lippen, ascites, abdominale distensie, ileus. (Exfoliatieve) dermatitis, erytheem, droge huid, hyperhidrose, petechiën, fotosensibilisatie. Spierspasmen. Oligurie, urineretentie, hyperfosfaturie, hematurie, proteïnurie. Injectieplaatsreactie. Gewichtsafname. Daling glomerulaire filtratiesnelheid. Hypertriglyceridemie, verlengde geactiveerde partiële tromboplastinetijd, verlengde protrombinetijd, verlengde trombinetijd.
Soms (0,1-1%): gedissemineerde intravasculaire stolling, eosinofilie. Serumziekte. Verhoogde intracraniale druk, posterieur reversibel encefalopathiesyndroom (PRES). Hypovolemische shock, veno-occlusieve ziekte. Enterocolitis. Hepatocellulair letsel. Nierfalen.
Interacties
Gelijktijdig gebruik met bleomycine veroorzaakt pulmonale toxiciteit en is gecontra-indiceerd.
In vivo is MMAE een substraat voor Pgp. Gelijktijdig gebruik met krachtige remmers van zowel CYP3A4 als Pgp zoals azoolantimycotica (bv. itraconazol, voriconazol, posaconazol) en HIV-proteaseremmers kan de concentratie van MMAE verhogen; indien hierdoor neutropenie optreedt de dosering zonodig aanpassen.
Gelijktijdig gebruik met krachtige inductoren van CYP3A4 (zoals carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne, rifampicine, sint-janskruid) kan mogelijk de concentratie van MMAE verlagen. Denk eraan dat het effect van de inductoren nog enkele weken na het staken van het gebruik ervan kan aanhouden.
Wees voorzichtig met gelijktijdig gebruik van andere hepatotoxische geneesmiddelen.
Brentuximab kan aanleiding geven tot hyperglykemie, pas zo nodig een antidiabetische behandeling aan.
Interacties
Vermijd het gebruik van vaccins tijdens de behandeling en tot 10 weken na de laatste behandelkuur, vanwege immuunstimulatie door dinutuximab β en een mogelijke kans op zeldzame neurologische toxiciteiten.
Het gelijktijdig gebruik van corticosteroïden wordt ontraden (behalve in levensbedreigende situaties), binnen 2 weken vóór de eerste behandelkuur tot 1 week na de laatste behandelkuur, vanwege de immunosuppressieve werking.
Het gelijktijdig gebruik van intraveneuze immunoglobulinen wordt ontraden, omdat deze de van dinutuximab β afhankelijke cellulaire cytotoxiciteit kunnen beïnvloeden.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren schadelijk gebleken (embryofoetale sterfte).
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Vruchtbaarheid: Behandeling bij de man kan leiden tot gedeeltelijk reversibele testiculaire toxiciteit (atrofie en degeneratie van de testes) en verminderde vruchtbaarheid. Raad een vruchtbare man voorafgaand aan de behandeling aan om advies in te winnen over cryopreservatie van sperma.
Overige: Een vruchtbare vrouw dient twee adequate anticonceptiemethoden te gebruiken gedurende én tot 6 maanden na de therapie. Een vruchtbare man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste zes maanden na de therapie.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, geen gegevens.
Farmacologisch effect: Het doelwit-antigeen GD2 komt tot expressie op neuronale weefsels, in het bijzonder tijdens de embryo-foetale ontwikkeling en kan de placenta passeren.
Advies: Gebruik ontraden.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste zes maanden na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Vanwege de molecuulgrootte wordt geen passieve overgang van brentuximab vedotine in de moedermelk verwacht. Het is onbekend of een actieve overgang plaatsvindt. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden tijdens en gedurende zes maanden na de therapie.
Contra-indicaties
Zie voor contra-indicaties de rubriek Interacties.
Contra-indicaties
- acute graft-versus-host-ziekte (GvHD) graad 3-4 of uitgebreide chronische GvHD.
Waarschuwingen en voorzorgen
Ernstige en opportunistische infecties: controleer vóór iedere toediening en zonodig vaker het volledige bloedbeeld in verband met beenmergremming en controleer bij neutropenie tevens op koorts en pas zonodig de dosering aan. Bij combinatietherapie met AVD of CHP wordt profylaxe met G-CSF aanbevolen. Bij combinatietherapie met AVD of CHP is een gevorderde leeftijd een risicofactor voor het ontstaan van febriele neutropenie. Controleer op het ontstaan van mogelijk ernstige en opportunistische infecties. Reactivatie van het JC-virus kan leiden tot progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML); controleer op tekenen van PML zoals ontwikkeling of toename van neurologische, cognitieve of gedragsmatige afwijkingen. Als de diagnose PML wordt bevestigd de behandeling definitief staken.
Ernstige gevallen van hepatotoxiciteit hebben zich voorgedaan. Vóór aanvang en regelmatig tijdens de behandeling de leverfunctie controleren. Wees voorzichtig bij bestaande leveraandoeningen en bij gelijktijdig gebruik van andere hepatotoxische geneesmiddelen. Bij optreden van hepatotoxiciteit de dosis uitstellen, wijzigen of de behandeling staken.
Ernstige gastro-intestinale complicaties zijn gemeld; bij nieuwe of verergerende gastro-intestinale symptomen onmiddellijk diagnostiek verrichten.
Pancreatitis: bij nieuwe of verergerende ernstige pijn in de bovenbuik, de volgende behandeling uitstellen en een acute pancreatitis uitsluiten; bij vaststelling hiervan de behandeling definitief staken.
De perifere neuropathie is een kenmerkend effect van de cumulatieve blootstelling aan brentuximab en is doorgaans reversibel. De mediane tijd tot het ontstaan van perifere neuropathie is bij monotherapie ca. 12 weken en bij combinatietherapie ca. 8–9 weken. Controleer op symptomen van neuropathie zoals hypo-esthesie, paresthesie, neuropathische pijn of zwakte en pas zonodig de dosering aan, stel de behandeling uit of staak de behandeling. In klinische onderzoeken was de mediane tijd tussen het ontstaan en het verminderen of verdwijnen van de perifere neuropathie bij monotherapie 16–23 weken (mediaan), bij combinatietherapie met AVD 0–139 weken (mediaan ca. 10 weken) en bij combinatietherapie met CHP 0–205 weken (mediaan ca. 19 weken).
Gevallen van ernstig cutane bijwerkingen, waaronder het Stevens-Johnsonsyndroom, toxische epidermale necrolyse en geneesmiddelreacties met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS) zijn gemeld en kunnen fataal verlopen. Bij optreden van deze bijwerkingen de behandeling onmiddellijk staken.
Bij nieuwe of verergering van pulmonale symptomen pulmonale toxiciteit zoals pneumonitis, interstitiële longziekte en ARDS uitsluiten; zo nodig de behandeling onderbreken.
Controleer serumglucosewaarde bij doorgemaakte hyperglykemie.
Controleer vanwege de kans op extravasatie gedurende de toediening de infusieplaats nauwlettend op infiltratie.
Onderzoeksgegevens: bij monotherapie zijn er relatief weinig gegevens over het gebruik bij een nierfunctiestoornis; bij combinatietherapie zijn er geen gegevens over het gebruik bij een serumcreatininewaarde ≥ 177 micromol/l en/of creatinineklaring ≤ 40 ml/min. De klaring van MMAE is ca. 2× lager bij een lage serumalbumineconcentratie (< 30 g/l) of creatinineklaring < 30 ml/min. Bij nierfunctiestoornissen zorgvuldig controleren op bijwerkingen. Bij monotherapie zijn er relatief weinig gegevens over het gebruik bij een leverfunctiestoornis; bij combinatietherapie zijn er geen gegevens over het gebruik bij een totale bilirubine > 1,5 × ULN (tenzij door Gilbert-syndroom), of ASAT of ALAT > 3 × ULN óf > 5 × ULN als de verhoging redelijkerwijs kan worden toegeschreven aan de aanwezigheid van Hodgkinlymfoom in de lever. De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 18 jaar zijn niet vastgesteld. De effectiviteit bij andere subtypen van CD30-positief cutaan T-cellymfoom (CTCL) dan mycosis fungoides (MF) en primair cutaan anaplastisch grootcellig lymfoom (pcALCL) is nog onduidelijk. In éénarmige fase 2-studies is werkzaamheid waargenomen bij de subtypen Sézary-syndroom (SS), lymfomatoïde papulose (LyP) en gecombineerde CTCL-histologie.
Voor behandeling van vruchtbare mannen, zie de rubriek Zwangerschap.
Waarschuwingen en voorzorgen
Dit geneesmiddel is geregistreerd onder uitzonderlijke omstandigheden; vanwege de zeldzaamheid van de ziekte en/of om ethische redenen zijn er tot nu toe slechts beperkte gegevens over de werkzaamheid en de veiligheid.
Neuropathische pijn: treedt meestal op aan het begin van de behandeling; geef om dit te voorkomen voorafgaand aan elke infusie premedicatie met analgetica, waaronder i.v. opioïden. Geef ter bestrijding van pijn, tripeltherapie met o.a. een niet-opioïde analgeticum, gabapentine en een opïode. Tijdens de behandeling moet een analgeticum, zoals paracetamol of een NSAID, worden gebruikt.
Ernstige infusiegerelateerde reacties kunnen, ondanks gebruik van premedicatie, optreden. Wees alert op symptomen van het 'cytokine release syndrome', zoals koorts, hypotensie en urticaria binnen minuten tot uren na de eerste infusie, of van een anafylactische reactie, zoals bronchospasme en urticaria binnen enkele minuten na de eerste infusie. Bij optreden van een ernstige infusiegerelateerde reactie de behandeling met dinutuximab β onmiddellijk staken en zo nodig een spoedbehandeling inzetten. Staak de behandeling definitief bij anafylaxie van graad 3 of 4.
Capillaire-leksyndroom (CLS): monitor zorgvuldig de circulatoire en respiratoire functie, wegens het mogelijk optreden van CLS. CLS wordt gekenmerkt door een verlies van vaattonus en extravasatie van plasma-eiwitten en vocht naar de extravasculaire ruimte. Klinische symptomen als hypotensie en tachycardie worden doorgaans na 2-12 uur gemeld. Staak de behandeling definitief bij recidiverende CLS of CLS graad 4.
Neurologische oogafwijkingen: kunnen zich voordoen, omdat dinutuximab β bindt aan cellen van de nervus opticus. Verwijs direct naar een oogarts. Bij problemen met het accommodatievermogen is geen dosisaanpassing nodig, indien deze met een bril kunnen worden gecorrigeerd. Staak de behandeling definitief bij oogtoxiciteit graad 3.
Perifere neuropathie: het incidenteel optreden van neuropathie is gemeld. Beoordeel gevallen van motorische of sensorische neuropathie die langer dan 4 dagen aanhouden en sluit niet-inflammatoire oorzaken, zoals ziekteprogressie, infecties, metabole syndromen en gelijktijdig gebruik van medicatie, uit. Bij neuropathie graad 2 (motorisch met of zonder sensorisch) de behandeling onderbreken. Nadat de neurologische symptomen zijn verdwenen kan de behandeling worden hervat. Staak de behandeling definitief bij langdurige zwakte door dinututximab β, of bij motorische perifere neuropathie graad 2 of perifere neuropathie graad 3.
Centrale neurotoxiciteit is gemeld. Bij optreden van centrale neurotoxiciteit de behandeling met dinutuximab bèta onderbreken en andere uitlokkende factoren uitsluiten (bv. actieve infectie, gemetastaseerd neuroblastoom of gelijktijdig gebruik van neurotoxische medicatie). Staak de behandeling definitief bij ernstige centrale neurotoxiciteit, waaronder gevallen van graad 3 of 4 neurotoxiciteit met langdurige uitval zonder aanwijsbare reden, recidiverende neurotoxiciteit van graad 1-3, permanente neurologische uitval of bij het posterieur reversibel encefalopathiesyndroom en myelitis transversa.
Infectie: er mogen geen aanwijzingen zijn voor een systemische infectie bij de patiënt, omdat hij/zij als gevolg van eerdere behandelingen waarschijnlijk immuungecompromitteerd is. Behandel elke vastgestelde infectie voordat met dinutuximab β wordt gestart.
Monitoring: het wordt aanbevolen de leverfunctie en elektrolyten regelmatig te controleren. Staak de behandeling definitief bij hyponatriëmie graad 4 (< 120 mEq/l), ondanks adequate vochttoediening.
Hematologische toxiciteiten: zoals erytropenie, trombocytopenie en neutropenie zijn gemeld. Voor hematologische toxiciteiten van graad 4, die bij aanvang van de volgende behandelkuur zijn verbeterd tot ten minste graad 2 of tot baselinewaarden, is geen dosisaanpassing vereist.
Onderzoeksgegevens: er zijn geen gegevens beschikbaar bij een verminderde nier- of leverfunctie. De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 12 maanden zijn niet vastgesteld.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met brentuximab contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met dinutuximab β contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Brentuximab vedotine is een antilichaam-geneesmiddelconjugaat geproduceerd door middel van recombinante DNA–technologie in ovariumcellen van de Chinese hamster. Bindt aan CD30 op CD30-positieve tumorcellen. Het vormt hiermee een complex, waarna het intracellulair omgezet wordt in het monomethyl-auristatine E (MMAE). MMAE bindt aan tubuline, waardoor het tubulinenetwerk ontregeld raakt, de celcyclus tot stilstand komt en apoptose van de cel plaatsvindt.
Kinetische gegevens
F | de biologische beschikbaarheid van MMAE daalt met ca. 50–80% na toediening van meerdere doses. |
T max | ca. 2 dagen (MMAE). |
V d | ca. 0,1–0,14 l/kg (brentuximab vedotine), 0,1–0,5 l/kg (MMAE). |
Metabolisering | in geringe mate, in de lever, door CYP3A4 en mogelijk ook door CYP2D6 (MMAE). |
Eliminatie | met de feces ca. 72% en met de urine ca. 28% (MMAE en metabolieten). |
T 1/2el | ca. 4–6 dagen (brentuximab vedotine); 3–4 dagen (MMAE). Langer bij een lage serumalbumineconcentratie (< 30 g/l) of een ernstige nierfunctiestoornis (MMAE; bij een creatinineklaring < 30 ml/min). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Dinutuximab β is een chimerisch monoklonaal IgG1-antilichaam, specifiek gericht tegen het koolhydraatgedeelte van disialoganglioside 2 (GD2), dat in overmaat tot expressie wordt gebracht op neuroblastoomcellen. Het kan zowel complementafhankelijke cytotoxiciteit (CDC) induceren als antilichaamafhankelijke celgemedieerde cytotoxiciteit (ADCC). Cytokinen, zoals IL-2, kunnen het antitumoreffect mogelijk versterken.
Kinetische gegevens
T max | de Cmax wordt bij continue infusie gedurende 10 dagen gemiddeld op de laatste infusiedag bereikt; bij dagelijkse toediening in 8 uur gemiddeld bij de vijfde infusie. |
Eliminatie | waarschijnlijk zoals andere eiwitten; via katabole routes tot kleinere peptiden en aminozuren. |
T 1/2el | 8,7 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
brentuximab vedotine hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- avelumab (L01FF04) Vergelijk
- bevacizumab (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
- cetuximab (L01FE01) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
- durvalumab (L01FF03) Vergelijk
- elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
- inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
- pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
- rituximab (L01FA01) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
- trastuzumab-deruxtecan (L01FD04) Vergelijk
- trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk
Groepsinformatie
dinutuximab bèta hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- avelumab (L01FF04) Vergelijk
- bevacizumab (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
- cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
- cetuximab (L01FE01) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- durvalumab (L01FF03) Vergelijk
- elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
- inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
- pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
- rituximab (L01FA01) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
- trastuzumab-deruxtecan (L01FD04) Vergelijk
- trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk