Samenstelling
Adcetris (vedotine) XGVS Takeda Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusie
- Sterkte
- 50 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Minjuvi Aanvullende monitoring Incyte Biosciences Benelux BV
- Toedieningsvorm
- Poeder voor infusievloeistof
- Sterkte
- 200 mg
- Verpakkingsvorm
- flacon
Bevat na reconstitutie: tafasitamab 40 mg/ml.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Voor de behandeling van Hodgkinlymfoom staat op hovon.nl de geldende behandelrichtlijn (2019).
Advies
De EMA heeft de marktregistratie van tafasitamab voorwaardelijk goedgekeurd om het versneld beschikbaar te maken; aanvullend bewijs over de baten van dit geneesmiddel wordt afgewacht.
Zie voor de behandeling van diffuus grootcellig B-cellymfoom de geldende DLBCL-behandelrichtlijn op hovon.nl.
Indicaties
Hodgkinlymfoom (HL)
- Onbehandeld CD30-positief HL stadium III of IV bij volwassenen in combinatie met doxorubicine, vinblastine en dacarbazine (AVD-kuur).
- CD30-positief HL bij volwassenen met meer kans op een recidief of progressie na autologe stamceltransplantatie (ASCT);
- Gerecidiveerd of refractair CD30-positief HL bij volwassenen:
- na ASCT;
- na ten minste twee eerdere behandelingen, wanneer ASCT of combinatiechemotherapie geen optie is;
Systemisch anaplastisch grootcellig lymfoom (sALCL)
- Onbehandeld sALCL bij volwassenen in combinatie met cyclofosfamide, doxorubicine en prednison (CHP-kuur);
- Gerecidiveerd of refractair sALCL bij volwassenen.
Cutaan T-cellymfoom (CTCL)
- CD30-positief CTCL bij volwassenen na ten minste één eerdere systemische therapie.
Indicaties
Recidiverend of refractair diffuus grootcellig B-cellymfoom (DLBCL) die niet in aanmerking komt voor autologe stamceltransplantatie (ASCT), in combinatie met lenalidomide.
Doseringen
Bij een hoge tumorlast vóór en tijdens de behandeling maatregelen nemen ter preventie van uraatnefropathie zoals een adequate hydratie, alkaliseren van de urine en zonodig toedienen van allopurinol of rasburicase. Dit vanwege het mogelijk optreden van het tumorlysissyndroom.
Primaire profylaxe met groeifactoren (G-CSF) wordt aanbevolen bij patiënten die brentuximab krijgen in combinatie met AVD of CHP.
Controleer de patiënt tijdens en na infusie op infusiegerelateerde reacties en onderbreek bij optreden hiervan de behandeling, tot de symptomen zijn verdwenen. Hervat de infusie in een langzamer tempo en geef bij iedere volgende infusie premedicatie (zoals paracetamol, antihistaminica of corticosteroïden).
Onbehandeld HL:
Volwassenen (incl. ouderen):
Aanbevolen dosering: 1,2 mg/kg lichaamsgewicht op dag 1 en 15 van elke 28-daagse cyclus, als i.v.-infusie gedurende 30 min, in combinatie met chemotherapie (AVD-kuur). Als de patiënt zwaarder is dan 100 kg, gebruik dan in de berekening een gewicht van 100 kg. Bij goed verdragen in totaal 6 cycli geven.
HL met meer kans op recidief of progressie na ASCT, al gerecidiveerd of refractair HL, onbehandeld of gerecidiveerd of refractair sALCL, CTCL:
Volwassenen (incl. ouderen):
Aanbevolen dosering: 1,8 mg/kg lichaamsgewicht eenmaal per 3 weken als i.v.-infusie gedurende 30 min. Bij onbehandeld sALCL in combinatie met chemotherapie (CHP-kuur). Als de patiënt zwaarder is dan 100 kg in de berekening een gewicht van 100 kg gebruiken. Bij CD30-positief HL met meer kans op recidief of progressie na ASCT: de behandeling pas beginnen ná herstel van ASCT.
Verminderde nierfunctie: Monotherapie: bij een creatinineklaring ≥ 30 ml/min is een dosisaanpassing niet nodig. Bij een creatinineklaring < 30 ml/min 1,2 mg/kg lichaamsgewicht eenmaal per 3 weken als i.v.-infusie gedurende 30 min. Combinatietherapie: er zijn geen gegevens over het gebruik bij een verminderde nierfunctie (serumcreatininewaarde ≥ 177 micromol/l en/of creatinineklaring ≤ 40 ml/min); controleer de patiënt nauwlettend op bijwerkingen. Vermijd het gebruik van brentuximab in combinatietherapie bij ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min).
Verminderde leverfunctie: controleer patiënten met een leverfunctiestoornis nauwlettend op bijwerkingen. Monotherapie: 1,2 mg/kg lichaamsgewicht eenmaal per 3 weken als i.v.-infusie gedurende 30 min. Combinatietherapie: in combinatie met AVD bij een lichte leverfunctiestoornis is de aanbevolen startdosering 0,9 mg/kg lichaamsgewicht eenmaal per 2 weken als i.v.-infusie gedurende 30 min. In combinatie met CHP bij een lichte leverfunctiestoornis is de 1,2 mg/kg lichaamsgewicht eenmaal per 3 weken als i.v.-infusie gedurende 30 min. Vermijd het gebruik van brentuximab in combinatietherapie bij matige tot ernstige leverfunctiestoornis.
Bij hoog lichaamsgewicht: als de patiënt zwaarder is dan 100 kg, in de berekening een gewicht van 100 kg gebruiken.
Behandelduur: Monotherapie: de behandeling voortzetten tot aan ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit. Indien stabiele ziekte wordt bereikt bij gerecidiveerd of refractair CD30-positief HL en gerecidiveerd of refractair anaplastisch grootcellig lymfoom gedurende minimaal 8 en maximaal 16 cycli (= ca. 1 jaar) behandelen. Bij CD30-positief HL met meer kans op recidief of progressie na ASCT en bij CTCL maximaal 16 cycli (= ca. 1 jaar) behandelen. Combinatietherapie: 6 cycli (onbehandeld HL) of 6–8 cycli (onbehandeld sALCL).
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (neutropenie, perifere neuropathie) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabellen 1 t/m 4); zie hiervoor onder 'zie ook'.
Toediening: brentuximab via een aparte intraveneuze lijn toedienen als infusie (niet als 'push' of bolus) en niet mengen met andere geneesmiddelen.
Doseringen
Geef premedicatie 30 minuten tot 2 uur voorafgaand aan tafasitamab, om de kans op infusiegerelateerde reacties te verkleinen. Als tijdens de eerste 3 infusies geen infusiegerelateerde reacties optreden, is premedicatie optioneel voor de volgende infusies. De aanbevolen premedicatie bestaat uit een antipyreticum (bv. paracetamol), een antihistaminicum, een H₂-antagonist (bv. cimetidine) en/of een glucocorticoïd (bv. methylprednisolon).
Recidiverend of refractair diffuus grootcellig B-cellymfoom (DLBCL)
Volwassenen (incl. ouderen)
12 mg/kg lichaamsgewicht als i.v.-infusie volgens het volgende schema. Elke cyclus duurt 28 dagen.
- Cyclus 1: infusie op dag 1, 4, 8, 15 en 22.
- Cyclus 2 en 3: infusie op dag 1, 8, 15 en 22.
- Cyclus 4 tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit: infusie op dag 1 en 15.
Geef gedurende max. 12 cycli in combinatie met lenalidomide: 25 mg op dag 1 en 21 van elke cyclus.
Verminderde nierfunctie: er is geen dosisaanpassing nodig bij een milde of matig verminderde nierfunctie. Over toepassing bij een ernstig verminderde nierfunctie kan geen aanbeveling worden gedaan, vanwege een gebrek aan gegevens.
Verminderde leverfunctie: er is geen dosisaanpassing nodig bij een milde verminderde leverfunctie. Over toepassing bij een matig of ernstig verminderde leverfunctie kan geen aanbeveling worden gedaan, vanwege een gebrek aan gegevens.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (o.a. infusiegerelateerde reacties en beenmergdepressie) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabel 1 en rubriek 4.4).
Toediening: dien uitsluitend toe als intraveneuze infusie. Start met een snelheid van 70 ml per uur gedurende 30 min. Verhoog vervolgens de snelheid zodat de eerste infusie binnen 2,5 uur wordt toegediend. Alle volgende infusies binnen 1,5 tot 2 uur toedienen. Dien geen andere geneesmiddelen toe via dezelfde infusielijn.
Bijwerkingen
Monotherapie
Zeer vaak (> 10%): perifere sensorische en/of motorische neuropathie (bij ca. 59%), meestal reversibel. Bovenste luchtweginfectie, hoest, dyspneu. Misselijkheid, braken, diarree, obstipatie, buikpijn. Gewichtsverlies. Huiduitslag, jeuk. Myalgie, artralgie. Vermoeidheid, koorts, rillingen, infusiegerelateerde reactie (vaker en ernstiger bij antilichaamvorming tegen brentuximab). Neutropenie.
Vaak (1-10%): pneumonie (soms Pneumocystis jiroveci-pneumonie), herpes zoster, herpes simplex, orale candidiase. Rillingen. Duizeligheid. Alopecia. Rugpijn. Anemie, trombocytopenie. Hyperglykemie. Verhoging ALAT en/of ASAT.
Soms (0,1-1%): anafylactische reacties (o.a. angio-oedeem, hypotensie, bronchospasmen, urticaria). Bacteriëmie door stafylokokken, sepsis/septische shock (incl. met fatale afloop), infectie met of reactivatie van het cytomegalovirus (CMV). Febriele neutropenie. Acute pancreatitis (fatale afloop is gemeld). Tumorlysissyndroom. Demyeliniserende polyneuropathie. Stevens-Johnsonsyndroom, toxische epidermale necrolyse.
Verder zijn gemeld: gastro-intestinale complicaties zoals darmobstructie, ileus, enterocolitis, neutropenische colitis, perforatie en hemorragie (soms met dodelijke afloop). Extravasatie op de infusieplaats. Levertoxiciteit (soms met dodelijke afloop). Febriele neutropenie. Progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML). Geneesmiddelreacties met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS).
Combinatietherapie
Zeer vaak (> 10%: perifere sensorische en/of motorische neuropathie (bij ca. 67% in combinatie met AVD, bij ca. 52% in combinatie met CHP, meestal reversibel), duizeligheid. Slapeloosheid. Bovenste luchtweginfectie, hoest, dyspneu. Stomatitis, misselijkheid, braken, diarree, obstipatie, buikpijn. Verminderde eetlust, gewichtsverlies. Huiduitslag, alopecia. Myalgie, artralgie, rugpijn, botpijn. Vermoeidheid, koorts. Verhoging ALAT. Neutropenie (CTCAE-graad 3–4 bij ca. 65%), febriele neutropenie, anemie.
Vaak (1-10%): infusiegerelateerde reacties, rillingen. Sepsis/septische shock, herpes simplex-infectie, pneumonie, orale candidiase. Jeuk. Hyperglykemie. Verhoging ASAT. Trombocytopenie.
Soms (0,1-1%): anafylactische reacties (o.a. angio-oedeem, hypotensie, bronchospasmen, urticaria). Tumorlysissyndroom. Pneumocystis jiroveci-pneumonie, herpes simplex. Acute pancreatitis. Stevens-Johnsonsyndroom.
Ouderen (≥ 60 j.): bij monotherapie is het veiligheidsprofiel vergelijkbaar met dat van andere volwassenen. Bij combinatietherapie komen bij ouderen meer ernstige bijwerkingen voor en zijn vaker dosisaanpassingen (waaronder uitstel, verlaging en staken van de dosis) nodig. Er is meer kans op pneumonie en (febriele) neutropenie (zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen, achter Ernstige en opportunistische infecties).
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): infecties (bacterieel, viraal, schimmel, incl. opportunistische infecties met fatale afloop). (Febriele) neutropenie, trombocytopenie, anemie, leukopenie. Hypokaliëmie, verminderde eetlust. Dyspneu, hoest. Diarree, obstipatie, braken, misselijkheid, buikpijn. Huiduitslag. Rugpijn, spierspasmen. Asthenie, malaise, vermoeidheid, perifeer oedeem, koorts.
Vaak (1-10%): (neutropene) sepsis. Basaalcelcarcinoom. Lymfopenie. Hypogammaglobulinemie. Hypocalciëmie, hypomagnesiëmie. Hoofdpijn, paresthesie, dysgeusie. Verergering van COPD, neusverstopping. Hyperbilirubinemie, stijging ASAT, ALAT en γGT. Jeuk, alopecia, erytheem, hyperhidrose. Artralgie, pijn in ledematen, spierpijn. Stijging creatininespiegel in bloed. Mucositis. Gewichtsverlies. Stijging CRP. Infusiegerelateerde reactie.
Interacties
Gelijktijdig gebruik met bleomycine veroorzaakt pulmonale toxiciteit en is gecontra-indiceerd.
In vivo is MMAE een substraat voor Pgp. Gelijktijdig gebruik met krachtige remmers van zowel CYP3A4 als Pgp zoals azoolantimycotica (bv. itraconazol, voriconazol, posaconazol) en HIV-proteaseremmers kan de concentratie van MMAE verhogen; indien hierdoor neutropenie optreedt de dosering zonodig aanpassen.
Gelijktijdig gebruik met krachtige inductoren van CYP3A4 (zoals carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne, rifampicine, sint-janskruid) kan mogelijk de concentratie van MMAE verlagen. Denk eraan dat het effect van de inductoren nog enkele weken na het staken van het gebruik ervan kan aanhouden.
Wees voorzichtig met gelijktijdig gebruik van andere hepatotoxische geneesmiddelen.
Brentuximab kan aanleiding geven tot hyperglykemie, pas zo nodig een antidiabetische behandeling aan.
Interacties
Er is geen onderzoek verricht naar interacties met tafasitamab.
Vaccinatie met levende vaccins wordt ontraden bij gelijktijdig met behandeling met tafasitamab.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren schadelijk gebleken (embryofoetale sterfte).
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Vruchtbaarheid: Behandeling bij de man kan leiden tot gedeeltelijk reversibele testiculaire toxiciteit (atrofie en degeneratie van de testes) en verminderde vruchtbaarheid. Raad een vruchtbare man voorafgaand aan de behandeling aan om advies in te winnen over cryopreservatie van sperma.
Overige: Een vruchtbare vrouw dient twee adequate anticonceptiemethoden te gebruiken gedurende én tot 6 maanden na de therapie. Een vruchtbare man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste zes maanden na de therapie.
Zwangerschap
Teratogenese: bij mens en dier, geen gegevens. Van IgG is bekend dat het de placenta passeert.
Farmacologisch effect: tafasitamab kan leiden tot depletie van foetale B-cellen.
Advies: Gebruik ontraden. In geval van blootstelling tijdens de zwangerschap de pasgeborene controleren op B-cel-depletie. Stel vaccinaties met levend virus-vaccin uit totdat de B-celaantallen van de baby zijn hersteld.
Overig: een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 3 maanden na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Vanwege de molecuulgrootte wordt geen passieve overgang van brentuximab vedotine in de moedermelk verwacht. Het is onbekend of een actieve overgang plaatsvindt. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Van IgG is bekend dat het wordt uitgescheiden in de moedermelk. Een risico voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden tijdens en gedurende ten minste 3 maanden na de therapie.
Contra-indicaties
Zie voor contra-indicaties de rubriek Interacties.
Contra-indicaties
Er zijn geen klinische relevante contra-indicaties bekend.
Waarschuwingen en voorzorgen
Ernstige en opportunistische infecties: controleer vóór iedere toediening en zonodig vaker het volledige bloedbeeld in verband met beenmergremming en controleer bij neutropenie tevens op koorts en pas zonodig de dosering aan. Bij combinatietherapie met AVD of CHP wordt profylaxe met G-CSF aanbevolen. Bij combinatietherapie met AVD of CHP is een gevorderde leeftijd een risicofactor voor het ontstaan van febriele neutropenie. Controleer op het ontstaan van mogelijk ernstige en opportunistische infecties. Reactivatie van het JC-virus kan leiden tot progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML); controleer op tekenen van PML zoals ontwikkeling of toename van neurologische, cognitieve of gedragsmatige afwijkingen. Als de diagnose PML wordt bevestigd de behandeling definitief staken.
Ernstige gevallen van hepatotoxiciteit hebben zich voorgedaan. Vóór aanvang en regelmatig tijdens de behandeling de leverfunctie controleren. Wees voorzichtig bij bestaande leveraandoeningen en bij gelijktijdig gebruik van andere hepatotoxische geneesmiddelen. Bij optreden van hepatotoxiciteit de dosis uitstellen, wijzigen of de behandeling staken.
Ernstige gastro-intestinale complicaties zijn gemeld; bij nieuwe of verergerende gastro-intestinale symptomen onmiddellijk diagnostiek verrichten.
Pancreatitis: bij nieuwe of verergerende ernstige pijn in de bovenbuik, de volgende behandeling uitstellen en een acute pancreatitis uitsluiten; bij vaststelling hiervan de behandeling definitief staken.
De perifere neuropathie is een kenmerkend effect van de cumulatieve blootstelling aan brentuximab en is doorgaans reversibel. De mediane tijd tot het ontstaan van perifere neuropathie is bij monotherapie ca. 12 weken en bij combinatietherapie ca. 8–9 weken. Controleer op symptomen van neuropathie zoals hypo-esthesie, paresthesie, neuropathische pijn of zwakte en pas zonodig de dosering aan, stel de behandeling uit of staak de behandeling. In klinische onderzoeken was de mediane tijd tussen het ontstaan en het verminderen of verdwijnen van de perifere neuropathie bij monotherapie 16–23 weken (mediaan), bij combinatietherapie met AVD 0–139 weken (mediaan ca. 10 weken) en bij combinatietherapie met CHP 0–205 weken (mediaan ca. 19 weken).
Gevallen van ernstig cutane bijwerkingen, waaronder het Stevens-Johnsonsyndroom, toxische epidermale necrolyse en geneesmiddelreacties met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS) zijn gemeld en kunnen fataal verlopen. Bij optreden van deze bijwerkingen de behandeling onmiddellijk staken.
Bij nieuwe of verergering van pulmonale symptomen pulmonale toxiciteit zoals pneumonitis, interstitiële longziekte en ARDS uitsluiten; zo nodig de behandeling onderbreken.
Controleer serumglucosewaarde bij doorgemaakte hyperglykemie.
Controleer vanwege de kans op extravasatie gedurende de toediening de infusieplaats nauwlettend op infiltratie.
Onderzoeksgegevens: bij monotherapie zijn er relatief weinig gegevens over het gebruik bij een nierfunctiestoornis; bij combinatietherapie zijn er geen gegevens over het gebruik bij een serumcreatininewaarde ≥ 177 micromol/l en/of creatinineklaring ≤ 40 ml/min. De klaring van MMAE is ca. 2× lager bij een lage serumalbumineconcentratie (< 30 g/l) of creatinineklaring < 30 ml/min. Bij nierfunctiestoornissen zorgvuldig controleren op bijwerkingen. Bij monotherapie zijn er relatief weinig gegevens over het gebruik bij een leverfunctiestoornis; bij combinatietherapie zijn er geen gegevens over het gebruik bij een totale bilirubine > 1,5 × ULN (tenzij door Gilbert-syndroom), of ASAT of ALAT > 3 × ULN óf > 5 × ULN als de verhoging redelijkerwijs kan worden toegeschreven aan de aanwezigheid van Hodgkinlymfoom in de lever. De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 18 jaar zijn niet vastgesteld. De effectiviteit bij andere subtypen van CD30-positief cutaan T-cellymfoom (CTCL) dan mycosis fungoides (MF) en primair cutaan anaplastisch grootcellig lymfoom (pcALCL) is nog onduidelijk. In éénarmige fase 2-studies is werkzaamheid waargenomen bij de subtypen Sézary-syndroom (SS), lymfomatoïde papulose (LyP) en gecombineerde CTCL-histologie.
Voor behandeling van vruchtbare mannen, zie de rubriek Zwangerschap.
Waarschuwingen en voorzorgen
Infusiegerelateerde reacties: kunnen optreden, met name tijdens de eerste infusie. Controleer hier zorgvuldig op. Adviseer de patiënt om contact op te nemen bij symptomen zoals koorts, koude rillingen, huiduitslag of ademhalingsproblemen binnen 24 uur na de infusie. Geef premedicatie bij start van de behandeling. Onderbreek of staak tafasitamab, afhankelijk van de ernst van de infusiegerelateerde reactie, en start een passende behandeling. Nadat de klachten zijn verdwenen of verminderd tot graad 1 de behandeling hervatten met een lagere infusiesnelheid.
Vanwege het optreden van (zeer) ernstige beenmergdepressie (met neutropenie, trombocytopenie en/of anemie) het volledige bloedbeeld voorafgaand aan elke behandelcyclus en tijdens de gehele behandeling controleren. Afhankelijk van de ernst van beenmergdepressie tafasitamab onderbreken.
Vanwege de kans op fatale en ernstige infecties, waaronder opportunistische, tafasitamab alleen toedienen als een eventuele actieve infectie op de juiste wijze behandeld en goed onder controle is. Bij een voorgeschiedenis van terugkerende of chronische infecties de patiënt extra nauwlettend controleren. Adviseer de patiënt om contact op te nemen bij koorts of andere tekenen van infectie, zoals koude rillingen, hoesten of pijn bij het plassen.
Progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML) is gemeld tijdens combinatietherapie met tafasitamab. Controleer de patiënt op nieuwe of toenemende neurologische symptomen of tekenen die op PML kunnen wijzen (o.a. gewijzigde mentale toestand, geheugenverlies, spraakbeperking, motorische deficiëntie (hemiparese of monoparese), ataxie in ledematen, gangataxie, en visuele symptomen zoals hemianopsie en diplopie). Bij een vermoeden van PML de behandeling onmiddellijk onderbreken. Bij bevestiging van PML de behandeling definitief staken.
In verband met het mogelijk optreden van het tumorlysissyndroom, bij hoge tumorlast vóór en tijdens de behandeling maatregelen nemen ter preventie van uraatnefropathie, zoals een adequate hydratie, alkaliseren van de urine en zo nodig toedienen van allopurinol of rasburicase.
Onderzoeksgegevens: de werkzaamheid en veiligheid zijn niet vastgesteld bij kinderen < 18 jaar.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met brentuximab contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met tafasitamab contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Brentuximab vedotine is een antilichaam-geneesmiddelconjugaat geproduceerd door middel van recombinante DNA–technologie in ovariumcellen van de Chinese hamster. Bindt aan CD30 op CD30-positieve tumorcellen. Het vormt hiermee een complex, waarna het intracellulair omgezet wordt in het monomethyl-auristatine E (MMAE). MMAE bindt aan tubuline, waardoor het tubulinenetwerk ontregeld raakt, de celcyclus tot stilstand komt en apoptose van de cel plaatsvindt.
Kinetische gegevens
F | de biologische beschikbaarheid van MMAE daalt met ca. 50–80% na toediening van meerdere doses. |
T max | ca. 2 dagen (MMAE). |
V d | ca. 0,1–0,14 l/kg (brentuximab vedotine), 0,1–0,5 l/kg (MMAE). |
Metabolisering | in geringe mate, in de lever, door CYP3A4 en mogelijk ook door CYP2D6 (MMAE). |
Eliminatie | met de feces ca. 72% en met de urine ca. 28% (MMAE en metabolieten). |
T 1/2el | ca. 4–6 dagen (brentuximab vedotine); 3–4 dagen (MMAE). Langer bij een lage serumalbumineconcentratie (< 30 g/l) of een ernstige nierfunctiestoornis (MMAE; bij een creatinineklaring < 30 ml/min). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Tafasitamab is een Fc-verrijkt IgG-monoklonaal antilichaam, geproduceerd in ovariumcellen van de Chinese hamster. Het richt zich op het CD19-antigeen dat aanwezig is op het oppervlak van pre-B- en rijpe B-lymfocyten. Na binding aan CD19 medieert tafasitamab B-cel-lyse via immuun-effectorcellen en induceert het directe celdood. De Fc-verrijking resulteert in verhoogde antilichaamafhankelijke cellulaire cytotoxiciteit en antilichaamafhankelijke cellulaire fagocytose.
Kinetische gegevens
V d | ca. 0,13 l/kg. |
Metabolisering | waarschijnlijk zoals de meeste antilichamen via biodegradatie tot kleine peptiden of aminozuren. |
T 1/2el | 16,9 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
brentuximab vedotine hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- avelumab (L01FF04) Vergelijk
- bevacizumab (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
- cetuximab (L01FE01) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
- durvalumab (L01FF03) Vergelijk
- elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
- inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
- pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
- rituximab (L01FA01) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
- trastuzumab-deruxtecan (L01FD04) Vergelijk
- trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk
Groepsinformatie
tafasitamab hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- avelumab (L01FF04) Vergelijk
- bevacizumab (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
- cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
- cetuximab (L01FE01) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
- durvalumab (L01FF03) Vergelijk
- elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
- inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
- pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
- rituximab (L01FA01) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
- trastuzumab-deruxtecan (L01FD04) Vergelijk
- trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk