Samenstelling
Carboplatine XGVS Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 10 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 5 ml, 15 ml, 45 ml, 60 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Cisplatine XGVS Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 1 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 10 ml, 25 ml, 50 ml, 100 ml
Bevat tevens: natrium 3,5 mg/ml.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Voor carboplatine in combinatie met paclitaxel en bevacizumab staat het advies van de commissie BOM (2018) op NVMO.org.
Zie voor de behandeling van ovariumcarcinoom en kleincellig longcarcinoom de geldende behandelrichtlijnen op richtlijnendatabase.nl met de plaats van carboplatine daarbij.
Advies
Zie voor de behandeling van epitheliaal ovariumcarcinoom, niet-kleincellig longcarcinoom, kleincellig longcarcinoom en cervixcarcinoom de geldende behandelrichtlijnen op richtlijnendatabase.nl.
Voor de behandeling van blaascarcinoom staat op nvu.nl de geldende behandelrichtlijn met de plaats van cisplatine daarbij.
Indicaties
- Eerstelijns- of tweedelijnsbehandeling van uitgebreid en/of gemetastaseerd ovariumcarcinoom van epitheliale oorsprong.
- Kleincellig longcarcinoom (SCLC)
Indicaties
Als monotherapie of in combinatietherapie bij uitgebreide of gemetastaseerde
- testiscarcinoom;
- ovariumcarcinoom;
- blaascarcinoom;
- niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC);
- kleincellig longcarcinoom (SCLC);
- plaveiselcelcarcinoom van hoofd en hals.
In combinatie met radiotherapie of andere chemotherapie:
- cervixcarcinoom.
Doseringen
Overweeg premedicatie met anti-emetica.
Ovariumcarcinoom (epitheliale oorsprong), kleincellig longcarcinoom
Volwassenen (incl. ouderen)
Richtlijn startdosering: 400 mg/m² lichaamsoppervlak via i.v.-infusie in 15–60 minuten. Een volgende toediening niet eerder dan na 4 weken herhalen en/of indien bij intermitterende kuren het bloedbeeld genormaliseerd is (aantal neutrofielen ≥ 2 × 10 9/l en trombocyten ≥ 100 × 10 9/l). Bij combinatietherapie gelden mogelijk andere doseringen. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit.
Dosisaanpassing bij risicofactoren: zoals eerdere behandeling met myelosuppressieve therapie of een slechte algemene conditie (ECOG-Zubrod 2–4 of Karnofsky < 80): verlaag de startdosis met 20–25%.
Verminderde nierfunctie: startdosering: i.v.-infusie bij een creatinineklaring 41–59 ml/min 250 mg/m² lichaamsoppervlak en bij een creatinineklaring 16–40 ml/min 200 mg/m². Bij deze doseringen blijft doorgaans de frequentie van ernstige leukopenie, neutropenie of trombocytopenie gehandhaafd op ca. 25%. Er kan geen doseeradvies worden gegeven bij een creatinineklaring ≤ 15 ml vanwege onvoldoende gegevens, zie ook de rubrieken Contra-indicaties en Waarschuwingen en voorzorgen/nefrotoxiciteit.
Toediening
- het concentraat eerst verdunnen met 5% glucose-oplossing of 0,9% NaCl-oplossing tot een concentratie van 0,5 mg/ml.
- i.v. toedienen als een infusie in 15–60 minuten. De incidentie en ernst van misselijkheid en braken kunnen worden verminderd door toediening via continue perfusie gedurende 24 uur óf door middel van i.v.-toediening van afzonderlijke doses gedurende 5 dagen.
- Geen naalden of intraveneuze sets gebruiken die aluminium bevatten, omdat dan neerslagvorming van carboplatine optreedt met mogelijk verlies van werkzaamheid.
Doseringen
Zorg in verband met de kans op nefrotoxiciteit voor adequate i.v.-hydratie 6–12 uur vóór toedienen van cisplatine en 6–12 uur na de toediening. Geforceerde diurese kan noodzakelijk zijn. Bij doses cisplatine > 60 mg/m² lichaamsoppervlak is toevoeging van een diureticum (bv. mannitol) noodzakelijk. Zie ook de rubriek Interacties.
Vóór iedere toediening moeten de volgende waarden zijn bereikt: serumcreatinine ≤ 130 micromol/l, ureum < 9 mmol/l, leukocyten > 4,0 × 10⁹/l, trombocyten > 100 × 10⁹/l.
De dosering is afhankelijk van de indicatie, of er sprake is van mono- of combinatietherapie en van de algemene conditie van de patiënt.
Geregistreerde indicaties
Volwassenen en kinderen
Monotherapie: i.v. 50–120 mg/m² lichaamsoppervlak/dag gedurende 1 dag om de 3–4 weken óf 15–20 mg/m² lichaamsoppervlak/dag gedurende 5 dagen om de 3–4 weken.
Combinatiechemotherapie: de dosis is afhankelijk van het behandelschema; een gebruikelijke dosis cisplatine is i.v. 20 mg/m² lichaamsoppervlak/dag gedurende 1 dag om de 3–4 weken.
In combinatie met radiotherapie of andere chemotherapie: bv. voor cervixcarcinoom: i.v. 40 mg/m² lichaamsoppervlak/week gedurende 6 weken.
Verminderde nierfunctie: bij licht verminderde nierfunctie (creatinineklaring 60–90 ml/min) de toediening uitstellen en/of de dosis aanpassen. Bij een matig tot ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 60 ml/min) is gebruik gecontra-indiceerd.
Ernstige bijwerkingen: onderbreek de behandeling, pas de dosis aan of staak de behandeling volgens het behandelprotocol.
Toediening: het concentraat vóór gebruik verdunnen met ten minste 1 liter infusievloeistof (bv. NaCl 0,9% of NaCl 0,45%/glucose 2,5%). Dien intraveneus toe over een periode van 6–8 uur. In specifieke gevallen, bv. bij ovariumcarcinoom, is intraperitoneale toediening mogelijk. Cisplatine mag niet in contact komen met aluminiumbevattende materialen.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): misselijkheid (bij ca. 80%), braken (bij ca. 65%), buikpijn. Asthenie. Subklinisch gehoorverlies (hoogfrequentie: 4000–8000 Hz). Leukopenie, neutropenie, trombocytopenie en anemie. Stijging leverenzymwaarden (ASAT, ALAT en AF) en ureum; verlaagde serumelektrolytenwaarden (Na⁺, K⁺, Ca²⁺, Mg²⁺) en verminderde creatinineklaring.
Vaak (1-10%): infecties, griepachtig syndroom. Bloedingen. Bronchospasme, interstitiële longziekte. Overgevoeligheidsreactie (urticaria, erytheem, jeuk), anafylactoïde reactie. Haaruitval. Perifere neuropathie zoals paresthesie, sensorische stoornis, vermindering van osteotendineuze reflexen, dysgeusie. Gehoorverlies, tinnitus. Voorbijgaande visusstoornis (o.a. corticale blindheid). Mucositis, diarree, obstipatie. Aandoeningen van het skeletspierstelsel. Malaise. Urogenitale aandoening. Verhoogd serumbilirubine, serumcreatinine en/of urinezuur.
Soms (0,1-1%): koorts en koude rillingen zonder aanwijzingen voor een infectie. Reactie op de toedieningsplaats (incl. necrose). Secundaire maligniteit (zoals promyelocytaire leukemie, myelodysplastisch syndroom (MDS) en acute myeloïde leukemie).
Zelden (0,01-0,1%): anafylaxie (incl. shock), angio-oedeem. Neuritis optica. Ernstige leverfunctiestoornis. Exfoliatieve dermatitis. Anorexie. Febriele neutropenie.
Zeer zelden (< 0,01%): hypertensie, hypotensie, hartfalen, CVA, embolie.
Verder zijn gemeld: tumorlysissyndroom, dehydratie, hyponatriëmie. Veno-occlusieve ziekte van de lever (soms fataal). Hemolytisch-uremisch syndroom, hemolytische anemie (soms fataal). Stomatitis. Pancreatitis. Reversibele posterieure-leuko-encefalopathiesyndroom (RPLS = PRES), encefalopathie. Beenmergfalen. Kounis-syndroom.
Frequentie en intensiteit van bijwerkingen kan groter zijn bij patiënten die eerder zijn behandeld met cisplatine. Er is meer kans op allergische reacties, waaronder anafylaxie, indien eerder is behandeld met platinaverbindingen.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): leukopenie, trombocytopenie, anemie. Gehoorverlies, tinnitus. Niertoxiciteit. Misselijkheid, braken, diarree anorexie. Koorts. Hyponatriëmie.
Vaak (1-10%): (febriele) neutropenie, infecties, sepsis. Perifere neuropathie. Bradycardie, tachycardie, hartritmestoornissen. Doofheid, vertigo. Flebitis, extravasatie op de toedieningsplaats. Dyspneu, pneumonie. Erytheem, ulceraties. Stijging ALAT, ASAT en bilirubine in het bloed.
Soms (0,1-1%): huiduitslag, urticaria, erytheem, jeuk, alopecia. azoöspermie, gynaecomastie, stoornissen in de ovulatie. Hik, asthenie, algehele malaise. Metalige neerslag in het tandvlees. Weefselfibrose, weefselnecrose. Hypomagnesiëmie.
Zelden (0,01-0,1%): acute myeloïde leukemie. Hemolytische anemie. Anafylactische reactie. Hypertensie, myocardinfarct. Cerebrale artritis, occlusie van de arterie carotis, encefalopathie, convulsies, reversibel posterieur leuko-encefalopathie syndroom. Verwardheid, onduidelijk spreken, geheugenverlies, paralyse. Smaakverlies, verlies van tastzin. Stomatitis. Hypocalciëmie, hypofosfatemie, hypokaliëmie. Hypercholesterolemie, hyperalbuminemie, hypocalciëmie, hypokaliëmie, hypofosfatemie. Stijging amylase in het bloed.
Zeer zelden (< 0,01%): hartstilstand. Syndroom van inadequate secretie van antidiuretisch hormoon (SIADH). Fenomeen van Raynaud. Corticale blindheid, optische neuritis, papiloedeem. Stijging ijzerconcentratie in het bloed.
Verder zijn gemeld: cerebrovasculair accident (CVA). Longembolie. Acuut nierfalen. Teken van Lhermitte, autonome neuropathie, myelopathie van de wervelkolom. Trombotische micro-angiopathie. Wazig zien, leurenblindheid, retina pigmentatie, Spierspasmen. Dehydratie, hyperurikemie.
Interacties
Vaccinatie met het gelekoortsvaccin is gecontra-indiceerd vanwege de kans op ernstige (mogelijk fataal verlopende) infectieziekte; toepassing van andere levende vaccins wordt niet aanbevolen. Bij toepassing van (levende en) geïnactiveerde vaccins kan de respons onvoldoende zijn.
Gelijktijdige behandeling met lisdiuretica, nefro- of ototoxische geneesmiddelen, zoals aminoglycosiden, vermeerdert de kans op beschadiging van de nieren of van het gehoor. Bij achteruitgang van de nierfunctie (nefrotoxische stoffen) kan vanwege de verminderde klaring van carboplatine mogelijk een ernstigere en langer durende beenmergdepressie optreden.
Gelijktijdige behandeling met myelosuppressieve therapie of nefrotoxische geneesmiddelen vermeerdert de kans op beenmergsuppressie.
Gelijktijdig gebruik met fenytoïne kan de concentratie van fenytoïne verlagen met meer kans op convulsies; een dosisverhoging van fenytoïne kan nodig zijn.
Bij gelijktijdig gebruik van vitamine K-antagonisten extra de INR controleren.
Interacties
Vaccinatie tegen gele koorts is streng gecontra-indiceerd, vanwege risico op fatale systemische vaccinale ziekte. Tot drie maanden na behandeling mag geen vaccinatie met levend virus worden toegepast. Dode of geïnactiveerde vaccins mogen worden toegepast, maar de respons kan verminderd zijn.
Comedicatie met anti–epileptica leidt tot lagere spiegels van het anti-epilepticum; het beginnen van een behandeling met fenytoïne als anti-epilepticum tijdens de therapie met cisplatine is gecontra–indiceerd.
Cisplatine is cumulatief ototoxisch, nefrotoxisch en neurotoxisch; wees voorzichtig met gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die voor deze organen of systemen toxisch zijn, zoals aminoglycosiden, lisdiuretica, amfotericine B. Gelijktijdig gebruik met lisdiuretica voor geforceerde diurese alleen toepassen bij doses cisplatine > 60 mg/m² lichaamsoppervlak én een urineproductie van < 1000 ml/24 uur, in verband met versterking van de ototoxiciteit en nefrotoxiciteit van cisplatine. Gelijktijdig gebruik met antihypertensieve middelen die diazoxide en propranolol bevatten, verergeren nefrotoxiciteit. Combinatie met ifosfamide versterkt de ototoxiciteit van cisplatine en de nefrotoxiciteit van ifosfamide. Gelijktijdig gebruik met docetaxel leidt tot ernstigere neurotoxische effecten.
Cisplatine kan verhoging van de urinezuurserumconcentratie geven, waardoor een dosisaanpassing van allopurinol of colchicine nodig kan zijn.
Bij gelijktijdig gebruik met vitamine K-antagonisten wordt aanbevolen om regelmatig de INR te controleren.
Bij gelijktijdig gebruik met lithium wordt aanbevolen om regelmatig de lithiumspiegel te controleren vanwege een mogelijke verlaging van de lithiumspiegel.
Gelijktijdig gebruik met een antihistaminicum, fenothiazine-antipsychoticum (zoals levomepromazine) of een thioxantheen-antipsychoticum (zoals zuclopentixol) kan symptomen van ototoxiciteit, zoals duizeligheid en tinnitus, maskeren.
Cisplatine voorafgaand aan een behandeling met paclitaxel kan leiden tot een verminderde klaring van paclitaxel, wat de kans op neurotoxiciteit vergroot.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren embryotoxisch en teratogeen gebleken.
Advies: Gebruik ontraden.
Vruchtbaarheid: Carboplatine kan tijdelijke of permanente onvruchtbaarheid veroorzaken zowel bij de man als de vrouw. Raad een vruchtbare man daarom voorafgaand aan de behandeling aan om advies in te winnen over cryopreservatie van sperma. Genetisch advies wordt aanbevolen voor patiënten met een kinderwens.
Overige: Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste zes maanden (vrouw) of drie maanden (man) na de therapie.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren, teratogeen, mutageen en transplacentair carcinogeen gebleken.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Vruchtbaarheid: Cisplatine kan tijdelijke of permanente onvruchtbaarheid veroorzaken. Raad een vruchtbare man daarom voorafgaand aan de behandeling aan om advies in te winnen over cryopreservatie van sperma. Genetisch advies wordt aanbevolen voor patiënten met een kinderwens.
Overig: Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 6 maanden na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja.
Advies: Gebruik is gecontra-indiceerd.
Contra-indicaties
- ernstige myelosuppressie;
- bloedende tumoren;
- bestaande ernstig verminderde nierfunctie (< 30 ml/min), tenzij de arts van mening is dat de voordelen opwegen tegen de risico's;
- overgevoeligheid voor platinabevattende substanties.
Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Interacties.
Contra-indicaties
- matige tot ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 60 ml/min);
- dehydratie;
- beenmergdepressie;
- gehoorbeschadiging;
- neuropathie bij eerder gebruik van cisplatine;
- overgevoeligheid voor platinaverbindingen.
Zie voor meer contra-indicaties ook de rubrieken Lactatie en Interacties.
Waarschuwingen en voorzorgen
Hematologische toxiciteit: beenmergsuppressie is een dosisbeperkende toxiciteit. Controleer tijdens de eerste behandeling wekelijks (om de nadir te bepalen) en daarna regelmatig het volledige bloedbeeld in verband met beenmergremming; op grond hiervan kan dosisaanpassing en/of behandeling met transfusies nodig zijn. De nadir bij de verschillende bloedcellen is 15–21 dagen. Om te zorgen dat de bloedwaarden voldoende herstellen, carboplatine-kuren over het algemeen niet vaker herhalen dan om de 4 weken. De beenmergdepressie is doorgaans ernstiger bij eerder gebruik van myelosuppressieve therapie (vooral cisplatine) of radiotherapie, bij ouderen of bij verminderde nierfunctie. Een aanpassing van de startdosering is nodig (zie ook de rubriek Dosering). Onderbreek bij intermitterende kuren de behandeling indien het aantal neutrofielen < 2 × 109/l of het aantal trombocyten < 100 × 109/l is, tot herstel zichtbaar is. Dit duurt doorgaans 5-6 weken. Transfusie of verlaging van de aanbevolen dosis voor de daaropvolgende behandeling kan nodig zijn. Secundaire hematologische maligniteiten zoals promyelocytaire leukemie, myelodysplastisch syndroom (MDS) en acute myeloïde leukemie komen voor bij gebruik van carboplatine, doorgaans jaren na de therapie.
Nefrotoxiciteit: controleer de nierfunctie vóór en tijdens de behandeling nauwlettend, omdat bij afgenomen renale klaring ernstigere en langer durende beenmergremming kan optreden. De incidentie en ernst van de nefrotoxiciteit kan toenemen, indien reeds voor de behandeling een verminderde nierfunctie bestond, bij nefrotoxiciteit door eerder gebruik van cisplatine en bij gelijktijdig gebruik van nefrotoxische geneesmiddelen. Bij verminderde nierfunctie de dosis aanpassen (zie de rubriek Dosering). Er zijn geen gegevens over het gebruik bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring ≤ 15 ml/min).
Hemolytisch-uremisch syndroom (HUS): staak de behandeling bij eerste tekenen van HUS zoals een snelle hemoglobinedaling met gelijktijdige trombocytopenie, stijging van het serumbilirubine, serumcreatinine, ureum of LDL in het bloed. Nierfalen kan irreversibel zijn na beëindigen van de behandeling van HUS waardoor dialyse nodig is.
Hepatotoxiciteit: controleer regelmatig de leverfunctie. Veno-occlusieve ziekte van de lever (sinusoïdaal-obstructiesyndroom) is gemeld. Symptomen/kenmerken zijn koorts, eosinofilie, buikpijn, vergrote lever, icterus en shock, en kan erger worden binnen uren en dagen en letaal verlopen. Wees daarom waakzaam bij afwijkende leverfunctiewaarden, begeleidende symptomen en portale hypertensie, die niet duidelijk het gevolg zijn van levermetastasen.
Neurotoxiciteit (incl. oto- en oculotoxiciteit): verricht regelmatig neurologisch onderzoek. Meestal is de perifere neurotoxiciteit licht van aard en beperkt tot paresthesie en verminderde osteotendineuze reflexen. Hier is meer kans op bij ouderen (> 65 j.) en bij eerder gebruik van cisplatine. Vanwege de kans op gehoorstoornissen regelmatig een audiogram uitvoeren bij verdenking van of bij risicofactoren voor een gehoorstoornis. Er is meer kans op gehoorstoornissen bij eerdere behandeling met cisplatine. Ototoxiciteit kan meer uitgesproken zijn bij kinderen.. Omdat bij hen gehoorverlies ook na de behandeling op latere leeftijd kan optreden, wordt langdurige audiometrische opvolging aanbevolen. Bij (te) hoge dosis, zoals kan voorkomen bij een verminderde nierfunctie, is er kans op visusstoornissen (zoals corticale blindheid). Na staken van de hoge doses herstelt het gezichtsvermogen zich doorgaans binnen enkele weken volledig of in significante mate.
Reversibele posterieure-leuko-encefalopathiesyndroom (PRES): symptomen als convulsies, hypertensie, hoofdpijn, lethargie, verwardheid, blindheid, misselijkheid en braken kunnen passen bij de bijwerking PRES. Bij vermoeden van PRES de behandeling onderbreken en een MRI laten uitvoeren.
Gastro-intestinale toxiciteit: preventie of behandeling met anti-emetica kan de ernst en frequentie van misselijkheid en braken, die doorgaans 6–12 uur na toediening optreden, verminderen. De ernst en frequentie van braken kunnen ook worden verminderd door de toedieningsperiode te vergroten, zie ook de rubriek Dosering. De verschijnselen verdwijnen meestal binnen 24 uur na behandeling. Er is meer kans op braken bij eerder gebruik van cisplatine.
Kruisallergie: er is meer kans op allergische reacties, waaronder anafylaxie, indien eerder behandeld is met platinaverbindingen.
Bij ouderen (> 65 j.) kunnen bijwerkingen vaker en/of heviger optreden; een dosisaanpassing kan nodig zijn.
De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen (< 18 j.) zijn niet vastgesteld.
Waarschuwingen en voorzorgen
Controleer vóór, tijdens en na de toediening: de nierfunctie, leverfunctie, serumelektrolyten (Na, K, Ca, Mg) en het algemeen bloedbeeld (met erytrocyten, leukocyten, trombocyten). Stel toediening van cisplatine uit bij de volgende waarden: serumcreatinine > 130 micromol/l, ureum ≥ 9 mmol/l, leukocyten ≤ 4,0 × 109/l, trombocyten ≤ 100 × 109/l. Maak vóór het begin van elke behandelcyclus tevens een audiogram.
Cumulatieve nefrotoxiciteit is de dosisbeperkende bijwerking, vanaf de tweede week na toediening. Bepaal voorafgaand aan de behandeling en elke volgende kuur de nierfunctie. Verminder de kans op nefrotoxiciteit door voldoende urineproductie (≥ 100 ml/uur); door hydratie vóór, tijdens en na de behandeling of zo nodig geforceerde diurese met een osmotisch diureticum (bv. mannitol). Hyperurikemie, hyperalbuminurie en gelijktijdig gebruik van andere nefrotoxische middelen zijn risicofactoren voor cisplatinegeïnduceerde nefrotoxiciteit. Vermijd herhaalde cisplatinekuren, tenzij de serumcreatininespiegel lager is dan 1,5 mg/100 ml (130 micromol/l) of de ureumspiegel in bloed lager dan 25 mg/100 ml (9 mmol/l) is en de circulerende bloedspiegels op een aanvaardbaar niveau liggen.
Vanwege cumulatieve ototoxiciteit/vestibulaire toxiciteit: , een audiometrie uitvoeren voorafgaand aan de behandeling en indien auditieve symptomen optreden. Doorgaans treden op oorsuizen en/of gehoorverlies van hoge frequenties (4000–8000 Hz); soms is er verminderd gehoor op conversatieniveau (250–2000 Hz). Het defect is cumulatief, kan unilateraal en/of irreversibel zijn. De ototoxische effecten kunnen ernstiger zijn bij kinderen, ouderen en na craniale bestraling. Vestibulaire toxiciteit uit zich in vertigo. Bij significante auditieve symptomen kan dosisverlaging of staken van de behandeling nodig zijn.
Neurotoxiciteit is de reden om regelmatig neurologisch onderzoek te verrichten, in ieder geval voor het begin van iedere kuur, omdat die cumulatief lijkt te zijn. Dit kan zich o.a. uiten in paresthesie, areflexie, verlies van proprioceptie en een gevoel van vibraties. Verlies van motorische functies is ook voorgekomen. Ook is centrale neurologische toxiciteit mogelijk, waaronder optische retrobulbaire neuritis met ernstige visusstoornissen (zie voor meer bijwerkingen de rubriek Bijwerkingen). Als cerebrale symptomen zich voordoen, de behandeling onmiddellijk staken. Neurotoxiciteit is bij 30–50% van de patiënten irreversibel, ook na staken van de behandeling.
Reversibele posterieure-leuko-encefalopathiesyndroom (PRES): symptomen als convulsies, hypertensie, hoofdpijn, lethargie, verwardheid, en blindheid, misselijkheid en braken kunnen passen bij de bijwerking reversibele posterieure-leuko-encefalopathiesyndroom (PRES). Bij vermoeden van PRES de behandeling onderbreken en een MRI laten uitvoeren.
Overgevoeligheidsreacties: kruisovergevoeligheid tussen de platinaverbindingen is mogelijk en kan fataal verlopen. Op anafylaxie lijkende reacties, na eerdere blootstelling aan cisplatine, zijn gemeld. Ze traden op binnen enkele minuten na toediening. Bekende overgevoeligheid voor een andere platinaverbinding is een contra-indicatie.
Infecties: Laat de patiënt zich onmiddellijk melden bij eerste symptomen van (ernstige) infecties; wees alert op het ontstaan van (neutropene) sepsis en septische shock.
Extravasatie kan leiden tot lokale pijn en ontsteking (cellulitis) die ernstig kunnen zijn en aanleiding kunnen geven tot complicaties zoals fibrose en weefselnecrose. De kans hierop is groter bij toediening via een perifere ader.
Misselijkheid: profylactisch toedienen van anti-emetica kan effectief zijn in het verlichten of voorkomen van ernstige misselijkheid en braken, dat bijna altijd optreed binnen 1 uur na toedienen. Vochtverlies veroorzaakt door braken moet gecompenseerd worden.
Voor behandeling van vruchtbare mannen: zie de rubriek Zwangerschap.
Overdosering
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met carboplatine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum .
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met cisplatine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Platina-verbinding, analogon van cisplatine. Carboplatine remt de DNA-synthese door de vorming van platinadwarsverbindingen binnenin en tussen DNA-strengen. De eiwit- en RNA-synthese worden in mindere mate geremd. Tijdens de initiële fase is het meeste van het vrije, ultrafiltreerbare platina aanwezig in de vorm van carboplatine.
Kinetische gegevens
V d | 0,24 l/kg (ultrafiltreerbaar platina). |
Overig | Penetreert in pleura, ascites en erytrocyten. |
Metabolisering | langzaam en weinig. |
Eliminatie | ca. 75% van de totale dosis platina, grotendeels als intacte verbinding met de urine binnen 6 uur. Carboplatine is gedeeltelijk dialyseerbaar en maar tot 3 uur na toediening vanwege de snelle en uitgebreide binding van platina aan plasmaproteïnen. |
T 1/2el | ca. 2 uur (ultrafiltreerbaar platina). Bij nierfunctiestoornissen nemen de totale en renale klaring af. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Platina-verbinding. Het werkingsmechanisme lijkt op dat van alkylerende stoffen. Cisplatine bindt aan alle DNA-basen, en remt daarmee de DNA-synthese door de vorming van platinadwarsverbindingen binnenin en tussen DNA-strengen. De werking lijkt niet celcyclusspecifiek te zijn. De eiwit- en RNA-synthese worden in mindere mate geremd. Kruisresistentie tussen de platinaverbindingen kan voorkomen.
Kinetische gegevens
Overig | Na i.v.-toediening snelle distributie naar de weefsels. De hoogste concentraties worden bereikt in lever, nieren, testes, blaas, prostaat, pancreas, milt, spieren en huid. Het dringt slecht door in het CZS. |
Eiwitbinding | > 90%. |
Eliminatie | vnl. met de urine. 15–25% binnen 2–4 uur (onveranderd cisplatine), 20–80% binnen 24 uur. |
T 1/2el | 10–60 minuten (ongebonden cisplatine) oplopend tot ca. 5 dagen (irreversibel gebonden cisplatine-eiwitcomplexen). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
carboplatine hoort bij de groep platinaverbindingen.
Groepsinformatie
cisplatine hoort bij de groep platinaverbindingen.