Samenstelling
Ostac (di-Na-zout als 4-water) EuroCept bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 520 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Aclasta (als 1-water) Sandoz bv
- Toedieningsvorm
- Infusievloeistof
- Sterkte
- 0,05 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 100 ml
Zoledroninezuur (als 1-water) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 0,8 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 5 ml
- Toedieningsvorm
- Infusievloeistof
- Sterkte
- 0,04 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 100 ml, zak 100 ml
Zometa (als 1-water) Phoenix labs
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 0,8 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 5 ml
- Toedieningsvorm
- Infusievloeistof
- Sterkte
- 0,04 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 100 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Zie voor de plaats van bisfosfonaten bij multipel myeloom en botmetastasen ten gevolge van mammacarcinoom de geldende behandelrichtlijn op richtlijnendatabase.nl.
Advies
Zie voor de plaats van bisfosfonaten bij gevorderde, maligne tumoren met aantasting van het bot de geldende behandelrichtlijn op richtlijnendatabase.nl.
Kies voor de behandeling van osteoporose in eerste instantie uit de bisfosfonaten alendroninezuur en risedroninezuur in combinatie met colecalciferol (vitamine D3) en, afhankelijk van de dagelijkse inname van de patiënt, calcium. Na een recente heupfractuur heeft een behandeling met zoledroninezuur de voorkeur. Bij het bestaan van een contra-indicatie, intolerantie of een slechte therapietrouw zijn alendroninezuur in drankvorm, zoledroninezuur, of denosumab alternatieven. Overweeg bij postmenopauzale vrouwen met ernstige osteoporose direct te starten met teriparatide of romosozumab.
Indicaties
- Vervolgbehandeling van hypercalciëmie ten gevolge van een maligne aandoening na het bereiken van normocalciëmie.
- Osteolyse als gevolg van multipel myeloom (ziekte van Kahler) of van botmetastasen bij mammacarcinoom.
Indicaties
Zometa en Zoledroninezuur
- Tumorgeïnduceerde hypercalciëmie (TIH);
- Preventie van botcomplicaties (pathologische botfracturen, compressie van het ruggenmerg, behandeling van bot bij radiotherapie of operatieve behandeling, tumor-geïnduceerde hypercalciëmie) bij gevorderde, maligne tumoren met aantasting van het bot.
Aclasta
- Ziekte van Paget;
- Postmenopauzale osteoporose en osteoporose bij mannen met meer kans op fracturen (incl. een laagenergetische heupfractuur recent in de voorgeschiedenis);
- Behandeling van osteoporose samenhangend met langdurig gebruik van systemische glucocorticoïden bij postmenopauzale vrouwen en bij mannen met meer kans op fracturen.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Tijdens behandeling adequate vloeistofinname handhaven.
De tablet 520 mg kan worden verdeeld in gelijke doses.
Hypercalciëmie ten gevolge van een maligne aandoening
Volwassenen
Tablet 800 mg: hoge begindosis van 2400–3200 mg per dag, afhankelijk van de individuele respons geleidelijk te verminderen tot 1600 mg per dag teneinde normocalciëmie te handhaven. Een totale dagdosis van 1600 mg in één keer innemen, indien een hogere dosis nodig is, het deel dat de 1600 mg te boven gaat apart als een tweede dosis innemen.
Tablet 520 mg: gebruikelijk is 1040 mg 1×/dag, max. 2080 mg per dag. Bij een hogere dagdosis dan 1040 mg, het deel erboven apart als een tweede dosis innemen.
Osteolyse
Volwassenen
Tablet 800 mg: 1600 mg per dag in 1 dosis, max. 3200 mg per dag in 2 doses.
Tablet 520 mg: gebruikelijk is 1040 mg 1×/dag, max. 2080 mg per dag. Bij een hogere dagdosis dan 1040 mg, het deel erboven apart als een tweede dosis innemen.
Verminderde nierfunctie
- Tablet 800 mg: dagdoses boven 1600 mg niet continu toedienen; bij creatinineklaring 50–80 ml/min: max. 1600 mg/dag, bij creatinineklaring 30–50 ml/min: max. 1200 mg/dag, bij creatinineklaring < 30 ml/min: max. 800 mg/dag;
- Tablet 520 mg: bij creatinineklaring 50–80 ml/min: 1040 mg/dag (geen dosisreductie), bij creatinineklaring 30–50 ml/min: 75% van de dagdosis (= 780 mg/dag), bij creatinineklaring < 30 ml/min: 50% van de dagdosis (= 520 mg/dag).
Toediening
- De dagdosis of de eerste gift van twee doses bij voorkeur 's ochtends met een glas water innemen minimaal 1 uur voor het eerste eten, drinken of de eerste geneesmiddelen van die dag; indien een tweede gift noodzakelijk is: deze innemen minimaal 2 uur na en 1 uur voor het eten, het drinken of de inname van andere geneesmiddelen;
- Na het innemen rechtop blijven zitten, niet gaan liggen;
- De tabletten niet verpulveren of oplossen voor inname.
Doseringen
Vóór aanvang van en tijdens de behandeling zorgen voor een goede hydratie van de patiënt.
Verminder de kans op het optreden van symptomen van een acutefasereactie door vlak na het infuus paracetamol of ibuprofen toe te dienen.
Het concentraat voor infusievloeistof eerst verdunnen met 100 ml calciumvrije infusievloeistof (NaCl 0,9% of glucose 5%).
Tumorgeïnduceerde hypercalciëmie (albumine-gecorrigeerde serumcalciumspiegel ≥ 12 mg/dl of 3 mmol/l)
Volwassenen (incl. ouderen)
Zometa en Zoledroninezuur: eenmalige i.v.-infusie in > 15 min: 4 mg zoledroninezuur als oplossing voor infusie.
Verminderde nierfunctie: bij een creatinineklaring > 30 ml/min is geen dosisaanpassing nodig. Bij creatinineklaring < 30 ml/min wordt gebruik niet aanbevolen, wegens onvoldoende gegevens.
Preventie botcomplicaties
Volwassenen (incl. ouderen)
Zometa en Zoledroninezuur: elke 3–4 weken als i.v.-infusie in > 15 min: 4 mg zoledroninezuur als oplossing voor infusie. Tevens dagelijks: oraal calcium (500 mg) en vitamine D (400 IE).
Verminderde nierfunctie: bij een creatinineklaring > 60 ml/min: geen dosisaanpassing nodig; bij 50–60 ml/min: 3,5 mg (= 4,4 ml van de bereide oplossing 4 mg/5 ml óf 88 ml van de kant-en-klare infusievloeistof 4 mg/100 ml, aangevuld met 12 ml 0,9% NaCl- of 5% glucose-oplossing) als i.v.-infuus elke 3–4 weken; bij 40–49 ml/min: 3,3 mg (= 4,1 ml van de bereide oplossing 4 mg/5 ml óf 82 ml van de kant-en-klare infusievloeistof 4 mg/100 ml, aangevuld met 18 ml 0,9% NaCl- of 5% glucose-oplossing); bij 30–39 ml/min: 3 mg (= 3,8 ml van de bereide oplossing 4 mg/5 ml óf 75 ml van de kant-en-klare infusievloeistof 4 mg/100 ml, aangevuld met 25 ml 0,9% NaCl- of 5% glucose-oplossing); bij < 30 ml/min: gebruik niet aanbevolen, wegens onvoldoende gegevens.
Ziekte van Paget
Volwassenen (incl. ouderen)
Aclasta: eenmalige i.v.-infusie in > 15 min: 5 mg in 100 ml waterige oplossing. Tevens dagelijks: elementair calcium (> 500 mg 2×/dag gedurende > 10 dagen) en vitamine D. Herbehandeling na een periode van remissie: na een interval van één jaar of langer een aanvullende i.v.-infusie in > 15 min van 5 mg in 100 ml waterige oplossing. Hierover zijn weinig gegevens beschikbaar.
Verminderde nierfunctie: bij een creatinineklaring ≥ 35 ml/min is geen dosisaanpassing nodig. Gebruik bij creatinineklaring < 35 ml/min is gecontra-indiceerd.
Verminderde leverfunctie: geen dosisaanpassing nodig.
Behandeling osteoporose
Volwassenen (incl. ouderen)
Aclasta: eenmaal per jaar 5 mg via i.v.-infusie in > 15 min. Bij een recente, laagenergetische heupfractuur de infusie ≥ 2 weken na de operatie van de heupfractuur geven en vóór de eerste infusie een oplaaddosis van 50.000–125.000 IE vitamine D oraal of i.m. geven. De optimale duur van de behandeling van osteoporose is niet vastgesteld; de noodzaak van voortgezette behandeling periodiek heroverwegen, vooral na 5 jaar gebruik of langer.
Verminderde nierfunctie: bij een creatinineklaring ≥ 35 ml/min is geen dosisaanpassing nodig. Gebruik bij creatinineklaring < 35 ml/min is gecontra-indiceerd.
Verminderde leverfunctie: geen dosisaanpassing nodig.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): misselijkheid, braken, diarree. Asymptomatische hypocalciëmie.
Zelden (0,01-1%): allergische (huid)reactie. Atypische subtrochantaire en femurschachtfracturen. Verminderde nierfunctie. Symptomatische hypocalciëmie, stijging serumspiegel parathyroïdhormoon (wat gepaard gaat met daling serumcalcium), stijging serumspiegel alkalische fosfatase. Stijging transaminasenwaarden tot tweemaal de normaalwaarde zonder beschadiging van de leverfunctie.
Zeer zelden (< 0,01%): broncho–constrictie. Osteonecrose van de uitwendige gehoorgang. Daling serumfosfaat, stijging serumspiegel lactaatdehydrogenase.
Verder zijn gemeld: irritatie van de bovenste gastro–intestinale mucosa, oesofagitis, oesofageale erosies en ulcera, maag– en duodenale ulcera. Uveïtis, conjunctivitis. Osteonecrose van de kaak, met name na voorafgaande behandeling met aminobisfosfonaten zoals zoledroninezuur en pamidroninezuur. Spier-, gewrichts- en botpijn, optredend dagen tot enige maanden na start van de behandeling. Verstoorde ademhalingsfunctie bij aspirinegevoelige astma, allergische bronchusobstructie. Ernstige nierbeschadiging met name na snelle i.v.-infusie van hoge doses, (fataal) nierfalen met name bij gelijktijdig gebruik van NSAID's zoals diclofenac.
Bijwerkingen
Binnen de eerste 3 dagen na toediening kunnen acutefasereacties of post-dosis symptomen optreden; deze omvatten botpijn, koorts, griepachtige symptomen, vermoeidheid, hoofdpijn, gewrichtspijn, spierpijn, stijfheid, artritis en gewrichtszwelling. De symptomen verdwijnen gewoonlijk binnen enkele dagen.
Hypercalciëmie en botcomplicaties
Zeer vaak (> 10%): hypofosfatemie.
Vaak (1-10%): anemie. Hoofdpijn. Conjunctivitis. Misselijkheid, braken, anorexie. Botpijn, spierpijn, artralgie. Koorts, griepachtige symptomen. Nierinsufficiëntie, verhoogde waarden creatinine en ureum in bloed. Hypocalciëmie.
Soms (0,1-1%): trombocytopenie, leukopenie. Overgevoeligheidsreacties. Duizeligheid, smaakstoornis, para-, hypo- en hyperesthesie, beven, angst, slaapstoornissen, slaperigheid. Onscherp zicht, scleritis, orbitale ontsteking. Diarree, obstipatie, buikpijn, dyspepsie, stomatitis, droge mond. Dyspneu, hoest, bronchoconstrictie. Jeuk, huiduitslag (incl. erythemateuze en maculeuze huiduitslag), toegenomen transpiratie. Spierkrampen, osteonecrose van de kaak. Hypertensie, hypotensie leidend tot syncope of circulatoire collaps, atriumfibrilleren. Hematurie, proteïnurie, acuut nierfalen. Asthenie, perifeer oedeem, pijn in de borststreek, reacties op de injectieplaats, gewichtstoename, anafylactische reactie/shock, netelroos. Hypomagnesiëmie, hypokaliëmie.
Zelden (0,01-0,1%): pancytopenie. Angio-oedeem. Verwardheid. Uveïtis. Bradycardie, hartritmestoornissen (secundair aan hypocalciëmie). Interstitiële longaandoening. Verworven Fanconi-syndroom. Artritis en gewrichtszwelling als symptoom van een acutefasereactie. Hypernatriëmie, hyperkaliëmie.
Zeer zelden (< 0,01%): convulsies, gevoelloosheid en tetanie (secundair aan hypocalciëmie). Episcleritis. Osteonecrose van de uitwendige gehoorgang en van andere botstructuren zoals de femur en de heup.
Tevens zijn gemeld: atypische subtrochantaire en femurschachtfracturen. Tubulo-interstitiële nefritis.
Osteoporose en ziekte van Paget
Zeer vaak (> 10%): koorts.
Vaak (1-10%): atriumfibrilleren. (Draai)duizeligheid, hoofdpijn. Diarree, misselijkheid, braken. Botpijn, rugpijn, spierpijn, artralgie. Oculaire hyperemie. Griepachtige symptomen, reactie op de injectieplaats. Verhoogd C-reactief eiwit. Hypocalciëmie (vooral bij de ziekte van Paget).
Soms (0,1-1%): lethargie, slaperigheid, slapeloosheid, paresthesie, smaakstoornis, tremor, syncope. Palpitaties. Hypertensie, opvliegers, anemie. Conjunctivitis, oogpijn. Verminderde eetlust, droge mond, tandpijn, oesofagitis, gastritis (bij gelijktijdig gebruik van glucocorticoïden), gastro-oesofageale refluxziekte, dyspepsie, buikpijn, obstipatie. Nasofaryngitis, influenza. Pollakisurie, proteïnurie, verhoogde serumcreatininewaarde. Hyperhidrose, jeuk, erytheem, huiduitslag. Perifeer oedeem, dorst, niet-cardiale pijn op de borst. Spierspasmen en -zwakte, stijfheid en pijn van de skeletspieren, zwelling en stijfheid van gewrichten, musculoskeletale pijn op de borst, artritis. Hoesten, dyspneu.
Zelden (0,01-0,1%): hypofosfatemie. Uveïtis, episcleritis, iritis. Atypische subtrochantaire en femurschachtfracturen.
Zeer zelden (< 0,01%): osteonecrose van de uitwendige gehoorgang.
Tevens zijn gemeld: scleritis, panoftalmie. Overgevoeligheidsreacties waaronder bronchoconstrictie, urticaria, angio-oedeem en anafylactische reactie/shock. Hypotensie. Nierinsufficiëntie (m.n. bij bestaande nierstoornis of bijkomende risicofactoren), zelden is progressie tot acuut nierfalen en dialyse gerapporteerd na de initiële of enkelvoudige dosis. Osteonecrose van de kaak. Dehydratie als gevolg van post-dosis symptomen (koorts, braken, diarree).
Bij de ziekte van Paget kan zich voorbijgaande, soms symptomatische, hypocalciëmie ontwikkelen, die gewoonlijk maximaal is binnen de eerste 10 dagen na infusie.
Interacties
Gelijktijdige behandeling met andere bisfosfonaten is gecontra-indiceerd.
De tabletten niet gelijktijdig (d.i. binnen 2 uur na of 1 uur voor) innemen met calciumhoudend voedsel, antacida of geneesmiddelen die calcium, ijzer of magnesium bevatten, omdat deze de absorptie van oraal toegediend clodroninezuur kunnen verminderen.
Gelijktijdig gebruik verhoogt serumspiegels van estramustinefosfaat met maximaal 80%.
Gelijktijdig gebruik van NSAID's, met name diclofenac, wordt in verband gebracht met nierfunctiestoornissen.
Aminoglycosiden kunnen hypocalciëmie veroorzaken, eventueel gepaard gaand met hypomagnesiëmie.
Interacties
Wees voorzichtig bij combinatie met nefrotoxische middelen en met middelen die dehydratie kunnen geven zoals diuretica.
Combinatie met aminoglycosiden, calcitonine of lisdiuretica, kan resulteren in een lagere serumcalciumconcentratie voor langere perioden.
In combinatie met thalidomide kan bij multipel myeloom de kans op renale disfunctie toenemen.
Combinatie met anti-angiogene middelen geeft meer kans op osteonecrose van het kaakbeen.
Zwangerschap
Bisfosfonaten passeren de placenta (bij dieren).
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens.
Farmacologisch effect: Bij dieren stapelen bisfosfonaten in het foetale skelet en verminderen de botgroei en het foetale gewicht. Bij gebruik voorafgaand aan een zwangerschap kunnen bisfosfonaten tijdens de zwangerschap alsnog bij de foetus terechtkomen, omdat ze na opname in de botmatrix gedurende een periode van jaren geleidelijk worden vrijgegeven in de systemische circulatie.
Advies: Gebruik vóór en tijdens de zwangerschap ontraden.
Overige: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende de therapie.
Zwangerschap
Bisfosfonaten passeren de placenta (bij dieren).
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren in hogere dosering schadelijk gebleken.
Farmacologisch effect: Bij dieren stapelen bisfosfonaten in het foetale skelet en verminderen ze de botgroei en het foetale gewicht. Dystokie is waargenomen. Bij gebruik voorafgaand aan een zwangerschap kunnen bisfosfonaten tijdens de zwangerschap alsnog bij de foetus terechtkomen, omdat ze na opname in de botmatrix gedurende een periode van jaren geleidelijk worden vrijgegeven in de systemische circulatie.
Advies: Gebruik is gecontra-indiceerd, ook gebruik vóór een zwangerschap ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Farmacologisch effect: Mogelijk.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding is gecontra-indiceerd.
Contra-indicaties
- Gelijktijdige behandeling met andere bisfosfonaten.
Contra-indicaties
- overgevoeligheid voor bisfosfonaten;
- Bij de ziekte van Paget en osteoporose tevens: hypocalciëmie en ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 35 ml/min).
Zie voor meer contra-indicaties de rubrieken Zwangerschap en Lactatie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Wees voorzichtig bij actieve bovenste gastro–intestinale problemen, zoals Barrett's oesofagus, dysfagie, gastritis of duodenitis, ulcera.
Tijdens de behandeling een adequate vloeistofinname handhaven, vooral bij hypercalciëmie of nierinsufficiëntie.
Controleer regelmatig tijdens de behandeling: de lever- en nierfunctie, serumcalcium en –fosfaat en hematologische parameters.
Osteonecrose van de kaak is gemeld bij gebruik van bisfosfonaten, veelal samenhangend met tandheelkundige ingrepen en/of lokale infecties bij kankerpatiënten die ook corticosteroïden en oncolytica gebruiken. Bij risicofactoren voor osteonecrose (zoals kanker, chemo- of radiotherapie, corticosteroïden, slechte mondhygiëne, periodontale aandoeningen, roken) bij voorkeur voorafgaande aan de behandeling een tandheelkundige controle uitvoeren en tijdens behandeling tandheelkundige ingrepen vermijden. Ter preventie zijn tijdens behandeling optimale mondhygiëne, een goed passende gebitsprothese (indien van toepassing) en regelmatige tandheelkundige controle aangewezen.
Osteonecrose van de uitwendige gehoorgang is gemeld bij gebruik van bisfosfonaten, vooral bij langdurige behandeling. Mogelijke risicofactoren zijn o.a. gebruik van corticosteroïden, chemotherapie en/of lokale infectie of trauma. Overweeg de mogelijkheid van osteonecrose van de uitwendige gehoorgang bij symptomen zoals chronische oorinfecties.
Atypische femurfracturen zijn gemeld bij langdurig gebruik van bisfosfonaten, na minimaal of geen trauma. Pijn in de dij, lies of heup samen met kenmerken van stressfracturen bij beeldvormend onderzoek, kan soms weken tot maanden vóór een volledige femorale fractuur aanwezig zijn. Bij optreden van proximale femurfractuur de contralaterale femur onderzoeken, omdat de fracturen in veel gevallen bilateraal optreden. Slechte genezing van dergelijke fracturen is gemeld.
Vanwege onvoldoende gegevens, gebruik bij creatinineklaring < 10 ml/min vermijden, tenzij voor kort gebruik bij zuiver functionele nierinsufficiëntie veroorzaakt door verhoogde serumcalciumspiegels. De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen zijn niet aangetoond.
Voor vruchtbare vrouwen: zie de rubriek Zwangerschap.
Waarschuwingen en voorzorgen
Calcium en andere metabole parameters: Bij tumorgeïnduceerde hypercalciëmie na aanvang van de therapie de standaard aan hypercalciëmie gerelateerde metabole parameters zoals serumspiegels van calcium, fosfaat en magnesium controleren. Bij optreden van hypocalciëmie, hypofosfatemie of hypomagnesiëmie kan een kortdurende aanvullende behandeling nodig zijn. Bij osteoporose en ziekte van Paget, vóór begin van de behandeling een reeds bestaande hypocalciëmie en andere mineraal metabole stoornissen behandelen. Tijdens de behandeling wordt een toereikende inname van calcium en vitamine D aanbevolen. Informeer patiënten over de symptomen van hypocalciëmie en observeer klinisch tijdens de risicoperiode.
Er is meer kans op nierinsufficiëntie bij een reeds bestaande nierfunctiestoornis en bij risicofactoren zoals dehydratie, gevorderde leeftijd, combinatie met nefrotoxische middelen, meervoudige cycli van zoledroninezuur of andere bisfosfonaten en een kortere infusietijd dan de aanbevolen infusietijd. Vóór elke dosering de creatinineklaring, gebaseerd op het huidige lichaamsgewicht met behulp van de Cockcroft-Gault-formule, bepalen. Bij achteruitgang van de nierfunctie de behandeling stoppen en alleen hervatten als de serumcreatinine is teruggekeerd tot < 10% boven de basislijn.
Zowel vóór als na toediening is een goede vochttoestand aangewezen (vooral van belang bij ouderen en bij een diuretische behandeling); bij kans op hartfalen het toedienen van teveel vocht vermijden.
Osteonecrose van het kaakbeen (ONJ) is gemeld bij gebruik van zoledroninezuur, voornamelijk bij patiënten met kanker. Mogelijk is er meer kans op ONJ bij bepaalde typen tumoren (gevorderde borstkanker, multipel myeloom). Overweeg de volgende risicofactoren ter beoordeling van de kans op ONJ bij een patiënt:
- potentie van het middel, toedieningsweg (meer kans bij parenterale toediening), cumulatieve dosis van botafbraak-remmende medicatie;
- kanker, comorbiditeiten (bv. anemie, stollingsstoornis, infectie), roken;
- gelijktijdige behandelingen: corticosteroïden, chemotherapie, angiogeneseremmers, radiotherapie van hoofd en hals;
- voorgeschiedenis van tandaandoeningen, slechte mondhygiëne, periodontale aandoening, slecht passend kunstgebit, invasieve tandheelkundige ingrepen (bv. tandextractie).
Overweeg bij patiënten met risicofactoren, vóór behandeling een tandheelkundig onderzoek met passende preventieve tandheelkundige behandeling. Stel behandeling uit bij niet-genezen open beschadigingen van zachte weefsels in de mond, met uitzondering van medische noodsituaties. Tijdens behandeling zijn optimale mondhygiëne en regelmatige tandartscontrole aangewezen. Invasieve tandheelkundige procedures alleen na zorgvuldige overweging uitvoeren en niet kort voor of na het toedienen van zoledroninezuur. Laat de patiënt direct contact opnemen indien problemen met mond of gebit optreden, zoals loszittende tanden, pijn of zwelling, niet-genezende zweren of pusafscheiding. Bij optreden van ONJ met deskundigen een behandelplan opstellen; overweeg hierbij een tijdelijke onderbreking van de behandeling met zoledroninezuur.
Osteonecrose van de uitwendige gehoorgang is zeer zelden gemeld bij gebruik van bisfosfonaten, vooral bij langdurige behandeling. Mogelijke risicofactoren zijn o.a. gebruik van corticosteroïden, chemotherapie en/of lokale infectie of trauma. Overweeg de mogelijkheid van osteonecrose van de uitwendige gehoorgang bij oorklachten zoals chronische oorinfecties.
Atypische femurfracturen zijn gemeld bij langdurig gebruik van bisfosfonaten, na minimaal of geen trauma. Pijn in de dij, lies of heup kan optreden samen met kenmerken van stressfractuur bij beeldvormend onderzoek soms weken tot maanden vóór het optreden van een volledige femorale fractuur. Bij optreden van een proximale femurfractuur de contralaterale femur onderzoeken, omdat de fracturen in veel gevallen bilateraal optreden. Slechte genezing van dergelijke fracturen is gemeld.
Ernstige en soms invaliderende bot-, gewrichts- en/of spierpijn is gemeld; deze kan voor het eerst optreden van de eerste dag tot enkele maanden na de start van de behandeling. Bij de meeste patiënten geeft staken van de behandeling verlichting van de symptomen.
Met betrekking tot herbehandeling zijn bij TIH en preventie van botcomplicaties relatief weinig gegevens beschikbaar. Hoewel er weinig gegevens over herbehandeling bij de ziekte van Paget zijn, kan herbehandeling worden overwogen bij een relaps, gebaseerd op een stijging van het serum alkalische fosfatase, of bij niet normaliseren van het serum alkalische fosfatase of bij symptomatische patiënten.
Acutefasereacties of post-dosis symptomen zoals koorts, spier- of gewrichtspijn, griepachtige symptomen en hoofdpijn kunnen optreden binnen drie dagen na toediening. De symptomen kunnen soms ernstig of langdurig zijn. De incidentie kan worden verminderd door kort na toediening van zoledroninezuur paracetamol of ibuprofen toe te dienen. Overweeg de behandeling uit te stellen als de patiënt klinisch onstabiel is als gevolg van een acute medische aandoening.
Gebruik bij kinderen (< 18 j.) wordt ontraden, omdat de veiligheid en werkzaamheid niet zijn vastgesteld.
Over de toepassing bij ernstige leverinsufficiëntie zijn weinig gegevens beschikbaar.
Voor vruchtbare vrouwen: zie de rubriek Zwangerschap.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met clodroninezuur contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met zoledroninezuur contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Bisfosfonaat. Heeft een remmend effect op de botafbraak door chemische adsorptie aan hydroxyapatietkristallen en/of rechtstreeks effect op de osteoclasten. Bij botmetastasen lijkt het de botdestructie af te remmen en de ernst van de botpijn gunstig te beïnvloeden. Het klinisch effect is afhankelijk van de concentratie in het bot, niet van de plasmaconcentratie.
Kinetische gegevens
F | 1–3%. |
T max | 30 min. |
V d | 0,3–07 l/kg. |
Eliminatie | onveranderd met de urine; 80% binnen 24 uur, 20% wordt geadsorbeerd aan bot. |
T 1/2el | ca. 15 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Bisfosfonaat met hoge affiniteit voor gemineraliseerd bot. Remt de botafbraak zonder de vorming, mineralisatie of mechanistische eigenschappen van het bot negatief te beïnvloeden. Bezit tevens antitumoractiviteit, zoals remming van de osteoclastische botafbraak en de osteoblastische proliferatie, waardoor de progressie van botafwijkingen wordt vertraagd en de kans op het ontstaan van breuken en botpijn afneemt. Bij tumor-geïnduceerde hypercalciëmie treedt een daling in de serumcalciumspiegel op, met een mediane tijd tot normocalciëmie van 4 dagen. Bij de preventie van botcomplicaties is het resultaat pas na twee- tot drie maanden waarneembaar.
Kinetische gegevens
Metabolisering | niet. |
Eliminatie | 39% (± 16%) wordt binnen 24 uur onveranderd met de urine uitgescheiden. De rest bindt voornamelijk aan botweefsel, van waaruit het zeer langzaam terugdiffundeert in de systemische circulatie en dan eveneens onveranderd wordt geëlimineerd met de urine. |
T 1/2el | 146 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
clodroninezuur hoort bij de groep bisfosfonaten.
Groepsinformatie
zoledroninezuur hoort bij de groep bisfosfonaten.