Samenstelling
Exjade Aanvullende monitoring Novartis Europharm ltd.
- Toedieningsvorm
- Tablet, filmomhuld
- Sterkte
- 90 mg, 180 mg, 360 mg
Deferasirox Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet, filmomhuld
- Sterkte
- 90 mg, 180 mg, 360 mg, 900 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Ferriprox Chiesi Pharmaceuticals bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 500 mg, 1000 mg
- Toedieningsvorm
- Oplossing voor oraal gebruik
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 500 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Voor de behandeling van ijzerstapeling staat op vademecumhematologie.nl de geldende behandelrichtlijn.
Advies
Voor de behandeling van ijzerstapeling staat op vademecumhematologie.nl de geldende behandelrichtlijn.
Indicaties
Behandeling van chronische ijzerstapeling:
- als gevolg van veelvuldige bloedtransfusies (≥ 7 ml/kg/maand rode bloedcellen) bij β-thalassaemia major bij:
- volwassenen en kinderen ≥ 6 jaar;
- kinderen 2–5 jaar indien deferoxamine gecontra-indiceerd of inadequaat is.
- als gevolg van incidentele bloedtransfusies (< 7 ml/kg/maand rode bloedcellen) bij β-thalassaemia major bij volwassenen en kinderen ≥ 2 jaar, indien deferoxamine gecontra-indiceerd of inadequaat is;
- als gevolg van bloedtransfusies bij andere anemieën bij volwassenen en kinderen ≥ 2 jaar, indien deferoxamine gecontra-indiceerd of inadequaat is;
- bij niet-transfusie-afhankelijke thalassemiesyndromen bij volwassenen en kinderen ≥ 10 jaar, waarbij chelatietherapie noodzakelijk is en deferoxamine gecontra-indiceerd of inadequaat is.
Indicaties
IJzerstapeling bij patiënten met thalassemie major:
- als monotherapie, waarbij andere chelatietherapie gecontra-indiceerd of inadequaat is;
- in combinatie met een andere ijzerchelator, waarbij monotherapie inadequaat is, of wanneer de preventie of behandeling van levensbedreigende gevolgen van ijzerstapeling (hoofdzakelijk stapeling in het hart) snel of intensief ingrijpen rechtvaardigt.
Doseringen
Transfusiegerelateerde ijzerstapeling
Volwassenen en kinderen ≥ 2 jaar
De startdosering is 14 mg/kg lichaamsgewicht 1×/dag. Overweeg bij patiënten bij wie extra ijzerreductie noodzakelijk is en die > 14 ml/kg/maand rode bloedcellen krijgen (> 4 eenheden/maand voor volwassenen) een startdosering van 21 mg/kg 1×/dag. Overweeg bij patiënten bij wie geen ijzerreductie nodig is en die < 7 ml/kg/maand rode bloedcellen krijgen (< 2 eenheden/maand voor volwassenen) een startdosering van 7 mg/kg 1×/dag. Overweeg voor patiënten die al goed worden behandeld met deferoxamine een startdosering deferasirox die getalsmatig 1/3 e bedraagt van de dosering deferoxamine. Wanneer dit resulteert in een dosering < 14 mg/kg lichaamsgewicht de respons controleren en een dosisverhoging overwegen bij onvoldoende werkzaamheid. Onderhoudsdosering: dosisaanpassingen kunnen elke 3–6 maanden in stappen van 3,5–7 mg/kg worden gedaan, afhankelijk van de patiënt en het therapeutisch doel. Maximale dosis is 21 mg/kg, bij onvoldoende effect verhoging tot maximaal 28 mg/kg overwegen; er is weinig ervaring met dosering > 28 mg/kg. Overweeg bij een dosering > 21 mg/kg wanneer afdoende controle bereikt is, de dosering te verlagen in stappen van 3,5–7 mg/kg.
Niet-transfusie-afhankelijke thalassemiesyndromen
Volwassenen en kinderen ≥ 10 jaar
Chelatietherapie alleen beginnen bij een ijzerconcentratie in de lever (LIC = 'liver iron concentration') ≥ 5 mg Fe/g droog gewicht of serumferritine voortdurend > 800 microg/liter. Startdosering: 7 mg/kg lichaamsgewicht 1× per dag. Onderhoudsdosering voor volwassenen: overweeg na elke 3–6 maanden een dosisverhoging in stappen van 3,5–7 mg/kg bij een LIC ≥ 7 mg Fe/g drooggewicht of serumferritine voortdurend > 2000 microg/liter. Maximum voor volwassenen: 14 mg/kg; als de LIC niet bepaald is en serumferritine ≤ 2000 microg/liter is, maximaal 7 mg/kg. Verlaag de dosering weer tot 7 mg/kg of lager als de LIC < 7 mg Fe/g drooggewicht is of het serumferritine ≤ 2000 microg/liter. Behandeling staken bij een LIC < 3 mg Fe/g drooggewicht of serumferritine < 300 microg/liter. Er zijn geen gegevens over het opnieuw behandelen bij recidief van ijzerstapeling nadat een geschikt ijzerniveau is bereikt; herstarten van de behandeling wordt daarom niet aanbevolen. Voor kinderen (≥ 10 jaar): maximumdosering: 7 mg/kg. Bepaal bij kinderen maandelijks het serumferritine; als dit minder dan 800 microg/liter is, elke 3 maanden de LIC controleren.
Ouderen (≥ 65 jaar) nauwlettend controleren vanwege een hogere frequentie van bijwerkingen (m.n. diarree); zo nodig de dosering verlagen.
Bij matige leverinsufficiëntie (Child-Pughscore 7–9) de startdosering aanzienlijk verlagen en dan geleidelijk ophogen tot maximaal 50%. Gebruik bij een ernstige leverinsufficiëntie (Child-Pughscore 10–15) wordt ontraden; zie Waarschuwingen en voorzorgen voor meer informatie.
Bij een nierfunctiestoornis is de farmacokinetiek niet onderzocht; gebruik bij een verminderde nierfunctie met een creatinineklaring < 60 ml/min is gecontra-indiceerd. Zie Waarschuwingen en voorzorgen voor meer informatie.
Bij kinderen van 2–5 jaar met transfusiegerelateerde ijzerstapeling is de blootstelling lager dan bij volwassenen, waardoor een hogere dosering nodig kan zijn. De startdosering is gelijk aan de startdosering bij volwassenen, gevolgd door individuele titratie.
Toediening
- De tabletten innemen met wat water, bij voorkeur op hetzelfde tijdstip, op een nuchtere maag of met een lichte maaltijd. De breukstreep op de 900 mg tablet is bedoeld om het inslikken makkelijker te maken en niet om de tablet in gelijke doses te verdelen. Wanneer de tabletten niet kunnen worden doorgeslikt kunnen de tabletten worden verpulverd en toegediend door de volledige dosis op zacht voedsel te strooien (bv. appelmoes, yoghurt).
Doseringen
Deze behandeling niet starten bij een absolute neutrofielentelling (ANC) < 1,5 × 109 cellen/l; zie de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Controleer de serumferritine-concentratie elke 2 à 3 maanden om de effectiviteit op de langere termijn te kunnen beoordelen. Overweeg bij een serumferritinewaarde < 500 microg/l onderbreking van de therapie.
IJzerstapeling bij thalassemie major
Volwassenen en kinderen ≥ 6 jaar
Als monotherapie: 25 mg/kg lichaamsgewicht, 3×/dag. Maximaal 100 mg/kg per dag. De dosering van tabletten berekenen tot op een halve tablet nauwkeurig. Voorbeeld: bij een lichaamsgewicht van 20 kg 3×/dag 500 mg, bij 50 kg 3×/dag 1250 mg, bij 90 kg 3×/dag 2250 mg.
Indien monotherapie inadequaat is: in combinatie met deferoxamine. Hierbij kan de standaarddosis van 75 mg/kg/dag deferipron worden toegevoegd, de totale max. dosis deferipron is 100 mg/kg/dag. In geval van hartfalen geïnduceerd door ijzer: moet deze dosering van 75-100 mg/kg/dag aan de behandeling met deferoxamine worden toegevoegd. Het gelijktijdig gebruik van ijzerchelatoren wordt niet aangeraden indien de ferritinewaarde in het serum < 500 microg/l is, vanwege de kans op overtollige ontijzering.
Verminderde nierfunctie: bij een lichte tot ernstige nierfunctiestoornis (eGFR ≥ 15 ml/min) is geen dosisaanpassing nodig, zie wel de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen. De veiligheid en farmacokinetiek zijn niet vastgesteld bij terminaal nierfalen.
Verminderde leverfunctie: bij een lichte of matige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 5-9) is geen dosisaanpassing nodig, zie wel de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen. De veiligheid en farmacokinetiek zijn niet vastgesteld bij een ernstige leverfunctiestoornis.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): stijging van de serumcreatininewaarde met > 33%; dit komt voor bij ca. 36%.
Vaak (1-10%): gastro-intestinale bijwerkingen zoals misselijkheid, braken, diarree, obstipatie, dyspepsie, abdominale distensie of buikpijn. Hoofdpijn. Huiduitslag, jeuk. Galwegaandoeningen, eventueel leidend tot acute pancreatitis. Stijging levertransaminasen. Proteïnurie.
Soms (0,1-1%): gehoorverlies. Troebelingen van de lens (cataract), maculopathie. Keelpijn, gastro-intestinale bloedingen (fatale bloeding vooral bij ouderen met hematologische maligniteiten en/of met een verlaagd aantal trombocyten), (multipele) peptische ulcera, gastritis, hepatitis en galstenen. Angst, slaapstoornissen, duizeligheid. Renale tubulopathie (verworven Fanconi-syndroom), glucosurie. Pigmentveranderingen van de huid. Koorts, oedeem, vermoeidheid.
Zelden (0,01-0,1%): oesofagitis. Neuritis optica. Geneesmiddelenreactie met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS-syndroom).
Verder zijn gemeld: urticaria, Stevens-Johnsonsyndroom (SJS), toxische epidermale necrolyse (TEN), erythema multiforme, overgevoeligheidsreacties (incl. anafylaxie, angio-oedeem, overgevoeligheidsvasculitis), leukocytoclastische vasculitis, alopecia. Acuut nierfalen, tubulo-interstitiële nefritis, nefrolithiase, tubulaire niernecrose, metabole acidose. Maag-darmperforatie. Leverfalen (soms fataal, vooral bij reeds aanwezige leverstoornissen zoals levercirrose). Ernstige vormen van lever- en nierfalen, geassocieerd met veranderingen in bewustzijn in de context van hyperammoniëmische encefalopathie zijn gemeld. Acute pancreatitis. Neutropenie, trombocytopenie, toename van anemie, en pancytopenie, vooral bij reeds aanwezige hematologische aandoeningen.
Bijwerkingen
Meest ernstig: agranulocytose (neutrofielenaantal < 0,5 × 109/l) bij circa 1%, neutropenie (neutrofielenaantal < 1,5 × 109/l) bij circa 5%. Agranulocytose treedt meestal in de eerste 6 maanden op, duurt gemiddeld 10 dagen en kan fataal zijn; zie verder de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Zeer vaak (> 10%): rood/bruine urine, misselijkheid, braken, buikpijn. Artropathie bij kinderen (bij combinatietherapie met een andere ijzerchelator). Maag-darmstoornissen verdwijnen meestal binnen enkele weken; overweeg bij ernstige maag-darmstoornissen eventueel tijdelijke verlaging van de dosis.
Vaak (1-10%):diarree; veel vaker bij kinderen (meestal mild en voorbijgaand), toegenomen eetlust, vermoeidheid, hoofdpijn, artralgie. Stijging van leverenzymwaarden (meestal asymptomatisch en voorbijgaand).
Verder zijn gemeld: overgevoeligheidsreacties, zoals huiduitslag en urticaria. Neurologische aandoeningen zoals episoden van hypotonie, instabiliteit, niet kunnen lopen en hypertonie met onvermogen om ledematen te bewegen zijn gemeld bij kinderen met standaarddoses deferipron. Cerebellaire symptomen, dubbelzien, laterale nystagmus, psychomotorische vertraging, handbewegingen en axiale hypotonie zijn waargenomen bij kinderen waarbij langdurig meer dan 2,5 maal de maximaal aanbevolen dosis is toegepast. De neurologische aandoeningen namen geleidelijk af bij staken van de behandeling. Progressie van leverfibrose (geassocieerd met ijzerstapeling of hepatitis C) is gezien. De plasma-zink concentratie kan verlaagd zijn.
Interacties
Gelijktijdig gebruik met andere ijzerchelatoren is (volgens de fabrikant) gecontra-indiceerd omdat de veiligheid hiervan niet is vastgesteld.
Colestyramine en rifampicine verlagen de plasmaconcentratie van deferasirox.
Controleer het serumcreatinine bij combinatie met nefrotoxische geneesmiddelen (zoals aminoglycosiden, amfotericine B, foscarnet, ganciclovir, pentamidine, vancomycine en aldesleukine, maar ook diuretica, ACE-remmers, AT1-blokkers en NSAID's).
Deferasirox is een matig-sterke remmer van CYP1A2. Deferasirox verhoogt de theofyllinespiegel (CYP1A2-substraat); de combinatie bij voorkeur vermijden of de theofyllinespiegel controleren. Voor andere stoffen die voornamelijk gemetaboliseerd worden door CYP1A2 en die een nauwe therapeutische breedte hebben geldt hetzelfde als bij theofylline; voorbeelden zijn clozapine en tizanidine.
In combinatie met stoffen die in belangrijke mate door CYP3A4 worden gemetaboliseerd (bv. ciclosporine, simvastatine, ergotamine) kan deferasirox de plasmaspiegel hiervan verlagen. De blootstelling aan midazolam neemt met ca. 17% af. De werkzaamheid van orale anticonceptiva kan afnemen, daarom wordt aanbevolen om een additioneel barrièremiddel toe te passen.
Wees voorzichtig bij comedicatie met middelen die meer kans geven op gastro-intestinale ulcera en bloedingen, zoals NSAID's, corticosteroïden, orale bisfosfonaten en bij patiënten die anticoagulantia krijgen.
Wees voorzichtig wanneer deferasirox wordt gecombineerd met krachtige UDP-glucuronosyltransferase (UGT)-inductoren zoals rifampicine (verlaging blootstelling aan deferasirox met ca. 44%), carbamazepine en ritonavir vanwege een mogelijke vermindering van werkzaamheid van deferasirox.
Hoge doses ascorbinezuur (vitamine C) in combinatie met deferoxamine hebben geleid tot een reversibele afname van de linkerventrikelfunctie. Voor deferasirox is dit niet beschreven; desondanks niet combineren met meer dan 200 mg ascorbinezuur per dag.
Combinatie met busulfan kan de blootstelling aan busulfan doen toenemen.
Interacties
Gelijktijdig gebruik met geneesmiddelen die neutropenie of agranulocytose kunnen veroorzaken is gecontra-indiceerd.
Gelijktijdige toediening met geneesmiddelen met trivalente kationen, zoals antacida met aluminium, wordt afgeraden, omdat deferipron zich bindt aan metaalkationen.
Wees voorzichtig bij gelijktijdige toediening van vitamine C.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren alleen aanwijzingen voor schadelijkheid (veranderingen in het skelet) bij doses die toxisch waren voor het moederdier.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: De werkzaamheid van orale anticonceptiva kan afnemen, daarom wordt aanbevolen om een additioneel barrièremiddel toe te passen.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren schadelijk gebleken bij lage doseringen. Deferipron heeft mutagene en clastogene (breuken in chromosomen) eigenschappen.
Advies: Gebruik is gecontra–indiceerd.
Overige: Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen tijdens én tot ten minste 6 maanden (vrouwen) of 3 maanden (mannen) na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Ja, bij dieren (snel en uitgebreid). Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Farmacologisch effect: Opname van deferipron vanuit het maag-darmkanaal van de zuigeling is mogelijk. IJzerdeficiëntie bij de zuigeling is daarom niet uit te sluiten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding is gecontra-indiceerd.
Contra-indicaties
- nierfunctiestoornis met een creatinineklaring < 60 ml/min.
Voor meer contra-indicaties zie de rubriek Interacties.
Contra-indicaties
- agranulocytose of recidiverende neutropenie in de voorgeschiedenis.
Zie ook de rubrieken Interacties, Waarschuwingen en voorzorgen, Zwangerschap en Lactatie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Controle nierfunctie: Bij 36% van de patiënten die in studieverband zijn onderzocht kwam een stijging van meer dan 33% van serumcreatinine voor. Deze stijging was niet altijd reversibel. Extra controle wordt aanbevolen bij patiënten die hoge doses krijgen toegediend en/of weinig transfusies hebben ondergaan (< 7 ml/kg/maand rode bloedcellen of < 2 eenheden/maand voor volwassenen) of gelijktijdig geneesmiddelen gebruiken die de nierfunctie onderdrukken (zie rubriek Interacties). Aangeraden wordt om het serumcreatinine (in tweevoud), de hoeveelheid eiwit in de urine, de creatinineklaring en/of plasmaspiegels van cystatine C te bepalen alvorens de therapie te starten. Controleer het serumcreatinine en de creatinineklaring vervolgens wekelijks in de eerste maand én in de eerste maand na een wijziging in de dosering (of formulering), hierna maandelijks.
De dagdosering zo nodig verlagen met 7 mg/kg indien de volgende renale parameters worden waargenomen bij twee opeenvolgende controles én hiervoor geen andere verklaring is:
- bij volwassenen een serumcreatinine > 33% boven het gemiddelde van vóór de behandeling én een creatinineklaring < 90 ml/min;
- voor pediatrische patiënten een serumcreatinine hoger dan bij de leeftijd passende ULN en/óf een creatinineklaring < 90 ml/min.
Onderbreek de behandeling als dat niet leidt tot een serumcreatininewaarde ≤ 33% boven het gemiddelde van de metingen voorafgaand aan de behandeling, en een berekende creatinineklaring > 90 ml/min.
Patiënten met bestaande nieraandoeningen of die geneesmiddelen gebruiken die de nierfunctie onderdrukken hebben meer kans op complicaties.
Controleer op proteïnurie vóór aanvang van en maandelijks tijdens de behandeling, en ook regelmatig op renale tubulopathie.
Overweeg dosisverlaging of -onderbreking indien afwijkingen optreden in de markers van de niertubulusfunctie en/of indien klinisch geïndiceerd: bij proteïnurie, bij glucosurie bij niet-diabetici, lage spiegels van kalium, magnesium, fosfaat, urinezuur, bij fosfaaturie en aminoacidurie (controleer als nodig). Zie voor een overzichtelijke weergave tabel 3 en de tekst daaronder binnen de officiële productinformatie CBG/EMA via 'Zie ook'.
Verwijs naar een nefroloog indien ondanks dosisverlaging of -onderbreking er sprake is van een persisterend significant verhoogd serumcreatinine of andere afwijking van de nierfunctie (bv. proteïnurie, Fanconi-syndroom). Metabole acidose is gemeld, vaker bij bestaande nierfunctiestoornissen, renale tubulopathie (Fanconi-syndroom) of diarree; onderbreek eventueel de behandeling bij optreden hiervan.
Meet ammoniakspiegels bij onverklaarbare veranderingen in de mentale status. Ernstige vormen van niertubulopathie en nierfalen, geassocieerd met veranderingen in het bewustzijn in de context van hyperammoniëmische encefalopathie, zijn gemeld, vooral bij kinderen.
Stijgingen in leverfunctietesten zijn waargenomen. (Fataal) leverfalen is gemeld, bij leverfalen komen veranderingen in het bewustzijn in de context van een hyperammoniëmische encefalopathie voor. Deferasirox wordt niet aanbevolen bij ernstige leverinsufficiëntie (Child-Pughscore 10–15). Bij matige leverinsufficiëntie (Child-Pughscore 7–9) de dosering aanzienlijk verlagen en dan geleidelijk ophogen tot maximaal 50%. Controleer bij alle patiënten de leverfuncties (transaminasen, bilirubine en alkalinefosfatase) vóór de behandeling, 1×/14 dagen gedurende de eerste maand en vervolgens maandelijks. Bij aanhoudende en onverklaarde progressieve stijging in serumtransaminasespiegels de behandeling onderbreken.
Bij een korte levensverwachting (bv. myelodysplastische syndromen met een verhoogd risico) en voornamelijk wanneer comorbiditeiten het risico op bijwerkingen kunnen verhogen, kunnen de risico’s van gebruik van deferasirox zwaarder wegen dan de baten. Behandeling wordt niet aanbevolen bij deze patiënten.
Bij onverklaarde cytopenie, de behandeling eventueel ook onderbreken.
Gehoor- en visusstoornissen zijn gemeld. Voorafgaand aan de behandeling en elke twaalf maanden tijdens de behandeling een gehoor- en ogentest (incl. fundoscopie) uitvoeren. Bij constatering van stoornissen de dosis verlagen of de behandeling onderbreken.
Bij optreden van huidreacties onderbreken en als de uitslag verdwenen is, met een lagere dosering hervatten, eventueel (in ernstige gevallen) kortdurend in combinatie met een corticosteroïd. De behandeling permanent staken bij ernstige overgevoeligheidsreacties zoals anafylaxie en angio-oedeem en bij Stevens-Johnsonsyndroom of andere ernstige huidreacties (TEN, DRESS-syndroom).
Maandelijks het serumferritine controleren om de respons op de behandeling te beoordelen en om risico op overchelatie te minimaliseren (beoogd bereik 500–1000 microg/liter). Indien serumferritine bij herhaling lager is dan 500 microg/liter (bij transfusiegerelateerde ijzerstapeling) of lager dan 300 microg/liter (bij niet-transfusie-afhankelijke thalassemiesyndromen) de behandeling onderbreken.
De hartfunctie regelmatig controleren bij patiënten met ernstige ijzerstapeling. Zie ook rubriek Interacties voor gelijktijdig gebruik met vitamine C.
Wees alert op gastro-intestinale bijwerkingen, vooral bij combinatie met ulcerogene geneesmiddelen (zie rubriek Interacties en Bijwerkingen) of bij een trombocytenaantal < 50 × 109. Bij het optreden van gastro-intestinale ulceratie of bloeding, de behandeling met deferasirox staken en direct bijkomend onderzoek en behandeling starten. Wees voorzichtig bij ouderen omdat daarbij vaker bijwerkingen optreden, vooral diarree. Let op voldoende hydratie als braken of diarree optreedt.
Bij kinderen jaarlijks de groei en (seksuele) ontwikkeling controleren. Bij kinderen van 2 tot 5 jaar is diarree vaker gemeld dan bij oudere patiënten. Ervaring bij kinderen met niet-transfusiegerelateerde thalassemie is zeer beperkt, nauwkeurige controle is noodzakelijk; gevolgen van langdurige blootstelling bij deze patiënten zijn niet bekend. De veiligheid en werkzaamheid zijn niet vastgesteld bij kinderen vanaf de geboorte tot de leeftijd van 23 maanden.
Waarschuwingen en voorzorgen
Laboratoriummonitoring:
- Controleer wekelijks het absolute aantal neutrofielen (ANC) vanwege risico op neutropenie en agranulocytose; zie de alinea's hieronder en ook de rubriek Bijwerkingen.
- Controleer de serumferritine-concentratie elke twee à drie maanden om de effectiviteit op de langere termijn te kunnen beoordelen. Overweeg bij een serumferritinewaarde < 500 microg/l onderbreking van de therapie.
- Controleer de plasma-zink concentratie en suppleer bij een tekort.
Wees voorzichtig bij:
- immuungecompromitteerde patiënten (HIV, andere oorzaak); er zijn geen gegevens bekend over het gebruik van deferipron bij deze patiënten. Vanwege een verhoogde kans op neutropenie en agranulocytose, immuungecompromitteerde patiënten alleen behandelen als de mogelijke voordelen opwegen tegen de potentiële risico's.
- gelijktijdig gebruik van ijzerchelatoren. Fatale gevallen als gevolg van agranulocytose zijn gemeld bij combinatie met deferoxamine; zie verderop in deze rubriek.
- patiënten met reeds bestaande hartaandoeningen in geval combinatietherapie wordt toegepast, vanwege een hogere incidentie van cardiale bijwerkingen.
- patiënten met terminaal nierfalen of een ernstige leverfunctiestoornis; zie verderop in deze rubriek.
Controle op neutropenie/agranulocytose: Controleer wekelijks het absolute aantal neutrofielen (ANC) vanwege risico op neutropenie en agranulocytose (zie ook de rubriek Bijwerkingen). Indien gedurende het eerste behandeljaar de patiënt de behandeling op geen enkel moment hoefde te onderbreken vanwege een verlaging van het absolute aantal neutrofielen, dan mag daarna het frequentie-interval voor ANC-bepalingen verlengd worden overeenkomstig het bloedtransfusieschema van de patiënt (om de 2-4 weken). Adviseer patiënten om direct contact op te nemen bij tekenen van een infectie (koorts, keelpijn of griepachtige symptomen). Bij een infectie de behandeling onmiddellijk staken, het ANC bepalen en het neutrofielenaantal vaker controleren.
Bij neutropenie (ANC < 1,5 × 109 cellen/l en > 0,5 × 109 cellen/l): staak de behandeling (en alle andere geneesmiddelen die tot neutropenie kunnen leiden) en adviseer de patiënt contact met anderen te beperken om de kans op een infectie te verkleinen. Bepaal onmiddellijk volledig bloedbeeld, met een leukocytentelling, gecorrigeerd op de aanwezigheid van kernhoudende erytrocyten, een neutrofiele leukocytentelling, en een trombocytentelling, en herhaal dit dagelijks. Verricht na herstel van neutropenie gedurende drie achtereenvolgende weken wekelijks erytrocyten- en leukocytentellingen, neutrofiele leukocyten en trombocytentellingen, om er zeker van te zijn dat volledig herstel is opgetreden. Bij aanwijzingen voor een infectie gelijktijdig met neutropenie, diagnostiek incl. kweken uitvoeren, en een geschikte therapie instellen. Dien geen testdosis toe ten tijde van neutropenie vanwege beperkte gegevens over herhaald toedienen van een testdosis.
Bij agranulocytose (ANC < 0,5 × 109 cellen/l): Volg de aanbevelingen bij neutropenie en start onmiddellijk behandeling met een granulocyten-koloniestimulerende factor (G-CSF); dien deze dagelijks toe totdat de agranulocytose is opgeheven. Zorg voor beschermende isolatie en neem, indien klinisch geïndiceerd, de patiënt op in het ziekenhuis. Ten tijde van agranulocytose is het geven van een testdosis gecontra-indiceerd.
Combinatietherapie met andere ijzerchelatoren: Overweeg combinatietherapie op individuele basis, evalueer periodiek de respons en controleer nauwgezet op bijwerkingen. Levensbedreigende en fatale gevallen als gevolg van agranulocytose zijn gemeld bij gelijktijdig gebruik met deferoxamine. Combinatietherapie met deferoxamine wordt niet aangeraden wanneer monotherapie met één van beide ijzerchelatoren adequaat is of wanneer de serumferritinewaarde < 500 microg/l bedraagt. Er zijn beperkte gegevens over het gecombineerd gebruik van deferipron en deferasirox; wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik.
Neurologische aandoeningen (hypotonie, instabiliteit, niet kunnen lopen en hypertonie met onvermogen de ledematen te bewegen) zijn waargenomen bij kinderen die langdurig zijn behandeld met relatief te hoge doseringen, echter ook bij de standaarddosering; zie de rubriek Bijwerkingen. Het gebruik staken indien zich neurologische aandoeningen voordoen.
Lever- of nierfunctiestoornis: Er zijn geen gegevens beschikbaar over toepassing bij patiënten met terminaal nierfalen of een ernstige leverfunctiestoornis, echter omdat deferipron in de lever wordt gemetaboliseerd en renaal wordt uitgescheiden is er mogelijk meer kans op complicaties. Controleer bij deze patiënten de lever- en nierfunctie regelmatig; overweeg bij blijvend toenemende ALAT-waarden de behandeling te onderbreken.
Bij patiënten met hepatitis C de histologie van de lever en leverfuncties nauwkeurig volgen.
Het deferipron-ijzercomplex kan de urine roodbruin verkleuren.
Een carcinogeen potentieel effect kan niet worden uitgesloten.
Voor vruchtbare mannen zie de rubriek Zwangerschap.
Onderzoeksgegevens: gegevens over toepassing bij kinderen van 6-10 jaar zijn beperkt; over toepassing bij kinderen jonger < 6 jaar zijn geen gegevens bekend.
Overdosering
Symptomen
van gastro-intestinale aard. Lever- en nieraandoeningen zijn gemeld, waaronder gevallen met een verhoogde leverenzym- en creatininewaarde die herstelde na het onderbreken van de behandeling. Een foutief toegediende enkele dosis van 90 mg/kg leidde tot het Fanconi-syndroom dat na de behandeling was verdwenen.
Therapie
laten braken of maagspoeling bij recente inname, verder symptomatisch.
Neem voor meer informatie over de symptomen en behandeling van een vergiftiging met deferasirox contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
IJzerchelator. Deferasirox vormt een complex met ijzer in een moleculaire verhouding 2:1. Behandeling met deferasirox bevordert de uitscheiding van ijzer voornamelijk via de feces.
Kinetische gegevens
T max | 1½–4 uur. |
V d | ca. 0,2 l/kg. |
Eiwitbinding | 99%, bijna uitsluitend albumine. |
Overig | deferasirox doorloopt waarschijnlijk een enterohepatische kringloop. |
Metabolisering | voornamelijk via glucuronidering (door UGT1A1 en in mindere mate door UGT1A3) met biliaire uitscheiding. |
Eliminatie | voornamelijk via de feces (84%). |
T 1/2el | 8–16 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Deferipron is een orale ijzerchelator. Het vormt een complex met driewaardige ijzerionen in een moleculaire verhouding van 3:1 (deferipron: ijzer), dat vervolgens wordt uitgescheiden via de urine.
Kinetische gegevens
Resorptie | snel. |
T max | 45–60 min bij nuchtere patiënten, niet-nuchter 2 uur. |
Metabolisering | in de lever via type 2 reacties. |
Eliminatie | voornamelijk via de nieren (75–90%), deels onveranderd, deels als glucuronidemetaboliet, en als ijzer-deferiproncomplex. |
T 1/2el | 2–3 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
deferasirox hoort bij de groep antidota, ijzerbindende middelen.
Groepsinformatie
deferipron hoort bij de groep antidota, ijzerbindende middelen.