Samenstelling
Erythrocine (als lactobionaat) Amdipharm Ltd
- Toedieningsvorm
- Poeder voor i.v.-infusievloeistof
- Sterkte
- 1000 mg
Erythrocine (als stearaat) Amdipharm Ltd
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 250 mg
Erythrocine-ES (als ethylsuccinaat) Amdipharm Ltd
- Toedieningsvorm
- Granulaat voor suspensie (kersensmaak)
- Sterkte
- 25 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 100 ml
- Toedieningsvorm
- Granulaat voor suspensie (kersensmaak)
- Sterkte
- 50 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 100 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Claritromycine Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Granulaat voor suspensie
- Sterkte
- 25 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 60 ml
- Toedieningsvorm
- Granulaat voor suspensie
- Sterkte
- 50 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 60 ml
- Toedieningsvorm
- Tablet, sommige omhuld
- Sterkte
- 250 mg, 500 mg
- Toedieningsvorm
- Tablet met gereguleerde afgifte
- Sterkte
- 500 mg
Klacid Mylan bv
- Toedieningsvorm
- Tablet met gereguleerde afgifte 'SR'
- Sterkte
- 500 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
In het algemeen: Bij infecties met Gram-positieve kokken zijn de penicillinen, voor zover geen resistentie of β-lactamasevorming optreedt, nog steeds de middelen van eerste keus. Erytromycine (of een andere macrolide) komt in aanmerking indien er sprake is van penicillineresistentie of penicillineovergevoeligheid en voorts bij de onder Eigenschappen genoemde verwekkers, daar waar penicillinen niet werkzaam zouden zijn.
Bij acute faryngotonsillitis is bestrijding van de pijn met paracetamol, eerste keus. Antibiotica zijn zelden geïndiceerd. Bij ernstige faryngotonsillitis, bij immuundeficiëntie of op advies van de GGD kan gekozen worden voor een smalspectrum-penicilline zoals feneticilline of fenoxymethylpenicilline. Bij een penicilline-overgevoeligheid is azitromycine gedurende 3 dagen eerste keus. Bij een peritonsillair infiltraat of bij onvoldoende effect van een behandeling met smalspectrum penicillinen wordt gekozen voor amoxicilline/clavulaanzuur. Erytromycine heeft vanwege de meeste ervaring de voorkeur bij penicilline-overgevoeligheid in combinatie met zwangerschap of borstvoeding.
Een acute rinosinusitis geneest vrijwel altijd vanzelf. Pijnstillers (paracetamol), stomen en de nasale toediening van een zoutoplossing of een decongestivum kunnen verlichting geven van de klachten. Antibiotica zijn doorgaans niet nodig. Geef antibiotica bij vermoeden van een bacteriële ontsteking en ernstig ziek zijn en overweeg antibiotica bij een verminderde weerstand en bij koorts die langer dan 5 dagen aanhoudt of opnieuw optreedt. Voor de keuze van antibiotica voor de empirische therapie zie acute rinosinusitis.
Bij een bacteriële community-acquired pneumonie (CAP) is behandeling met antibiotica altijd aangewezen. De verwekker van een pneumonie is bepalend voor de keuze van het antibioticum, maar bij een onbekende verwekker is de ernst van de pneumonie bepalend voor de keuze van het antibioticum. Bij behandeling van milde pneumonie (C(U)RB-65 score: 0–1, PSI-klasse: I-II) heeft orale toediening van amoxicilline de voorkeur; bij overgevoeligheid of een contra-indicatie hiervoor komen bij zwangeren/vrouwen in de lactatieperiode azitromycine of claritromycine in aanmerking. Bij een matig-ernstige pneumonie (CURB-65 score: 2, PSI-klasse III-IV) is intraveneuze toediening van benzylpenicilline of amoxicilline aangewezen. Bij een ernstige pneumonie (CURB-65 score: > 2, PSI-klasse: V) die op een normale afdeling wordt behandeld is monotherapie met een i.v.-cefalosporine (cefotaxim, ceftriaxon of cefuroxim) aangewezen. Bij een ernstige pneumonie (CURB-65 score: > 2, PSI-klasse: V) die op een intensivecare-afdeling wordt behandeld is monotherapie met i.v.-moxifloxacine dan wel i.v.-combinatietherapie van antibiotica aangewezen (ciprofloxacine met ofwel cefotaxim of ceftriaxon of cefuroxim).
Erytromycine i.v. is geen voorkeursmiddel bij CAP, in verband met ongunstige farmacodynamische eigenschappen en bijwerkingen (incl. QT-verlenging en CYP3A4-geneesmiddelinteracties).
De medicamenteuze behandeling van soa’s is afhankelijk van het type verwekker en het resistentiepatroon. Geef voorlichting over veilig vrijen en partnerwaarschuwing.
Eerste keus bij een urogenitale chlamydia-infectie bij mannen is azitromycine. Tweede keus is doxycycline. Eerste keus bij mannen met een rectale chlamydia-infectie en vrouwen (ongeacht locatie) is doxycycline. Tweede keus is azitromycine. Bij contra-indicaties komen amoxicilline (offlabel) en levofloxacine (offlabel) in aanmerking. Bij een chlamydia-infectie tijdens de zwangerschap is azitromycine eerste keus en amoxicilline tweede keus.
Erytromycine is het middel van eerste keus (offlabel) bij lymphogranuloma venereum (LGV) tijdens de zwangerschap en bij een (andere) contra-indicatie voor doxycycline.
De behandeling van acne vulgaris in de eerstelijnszorg wordt bepaald door de ernst van de acne en de eerder toegepaste (zelf)behandeling. Behandel milde acne in eerste instantie met benzoylperoxide 5% of een lokaal retinoïde; combineer dit bij onvoldoende effect met een lokaal antibioticum. Bij matig-ernstige acne direct starten met een lokaal antibioticum in combinatie met benzoylperoxide 5% of een lokaal retinoïde. Vervang bij onvoldoende effect het lokaal antibioticum door een oraal antibioticum. Bij ernstige acne direct starten met een oraal antibioticum in combinatie met benzoylperoxide 5% of een lokaal retinoïde. Overweeg bij ernstige of therapieresistente matig ernstige acne bij onvoldoende effect van een oraal antibioticummonotherapie met isotretinoïne; verwijs hiervoor naar de dermatoloog of behandel eventueel zelf.
Van de orale antibiotica toegepast bij acne vulgaris, gaat de voorkeur uit naar doxycycline. Bij zwangerschap is erytromycine eerste keus.
In de tweedelijnszorg is bij milde tot matig ernstige acne een lokaal combinatiepreparaat eerste keus: kies uit adapaleen/benzoylperoxide, tretinoïne/clindamycine of benzoylperoxide/clindamycine. Geef bij (matig) ernstig acne een combinatie van oraal doxycycline met adapaleen/benzoylperoxide of met azelaïnezuur. Overweeg bij therapieresistente (matig-)ernstige acne monotherapie met isotretinoïne. Zie voor meer informatie de NVDV-richtlijn Acne vulgaris op richtlijnendatabase.nl.
Probeer met hygiënische maatregelen uitbreiding van bacteriële huidinfecties of besmetting van anderen tegen te gaan. Behandel oppervlakkige bacteriële huidinfecties met een lokaal antimicrobieel middel. Bij impetigo en impetiginisatie heeft lokaal fusidinezuur de voorkeur. Bij diepe huidinfecties zijn meestal orale antibiotica geïndiceerd of is operatief ingrijpen noodzakelijk. Bij orale antimicrobiële behandeling heeft een smalspectrum-penicilline de voorkeur. Macroliden (met name azitromycine of claritromycine) zijn een alternatief wanneer bijvoorbeeld penicillinen niet worden verdragen. Bij bijtwonden heeft een breedspectrum-penicilline de voorkeur. Erytromycine heeft ten opzichte van de andere macroliden een ongunstiger farmacokinetisch profiel (variabele orale biologische beschikbaarheid, korte eliminatiehalfwaardetijd) en geeft relatief vaak gastro-intestinale problemen.
Na een tekenbeet kan worden afgewacht of preventief worden behandeld met een eenmalige dosering doxycycline of azitromycine. Erythema migrans behandelen met doxycycline. Amoxicilline of azitromycine zijn een alternatief indien doxycycline gecontra-indiceerd is.
Advies
In het algemeen: claritromycine heeft o.a. als voordeel boven erytromycine, een gunstiger farmacokinetisch profiel, zodat het geschikt is voor een dosering tweemaal per dag.
Bij acute faryngotonsillitis is bestrijding van de pijn met paracetamol, eerste keus. Antibiotica zijn zelden geïndiceerd. Bij ernstige faryngotonsillitis, bij immuundeficiëntie of op advies van de GGD kan gekozen worden voor een smalspectrum penicilline zoals feneticilline of fenoxymethylpenicilline. Bij een penicilline-overgevoeligheid is azitromycine gedurende 3 dagen eerste keus. Claritromycine is een alternatief voor azitromycine bij penicilline-overgevoeligheid. Alle macroliden zijn even effectief tegen streptokokken, maar azitromycine heeft de voorkeur vanwege de korte gebruiksduur en kosten. Bij een peritonsillair infiltraat of bij onvoldoende effect van een behandeling met smalspectrum penicillinen wordt gekozen voor amoxicilline/clavulaanzuur.
Kijk in acute rinosinusitis voor informatie over de empirische behandeling ervan en juiste keuze van antibiotica; het geneest vrijwel altijd vanzelf. Pijnstillers (paracetamol), stomen, en de nasale toediening van een zoutoplossing of een decongestivum kunnen verlichting geven van de klachten. Antibiotica zijn doorgaans niet nodig. Geef antibiotica bij vermoeden van een bacteriële ontsteking en ernstig ziek zijn en overweeg antibiotica bij een verminderde weerstand en bij koorts die langer dan 5 dagen aanhoudt of opnieuw optreedt.
Bij de behandeling van otitis media acuta gaat de voorkeur uit naar een afwachtend beleid met adequate pijnbestrijding. Is na 3 dagen het effect op pijn en/of koorts onvoldoende dan wordt gestart met een antimicrobiële behandeling met amoxicilline. Bij risicogroepen en bij forse algemene ziekteverschijnselen direct starten met een antimicrobiële behandeling. Bij contra-indicatie voor amoxicilline komt cotrimoxazol in aanmerking.
Bij een bacteriële community-acquired pneumonie (CAP) is behandeling met antibiotica altijd aangewezen. De verwekker van een pneumonie is bepalend voor de keuze van het antibioticum, maar bij een onbekende verwekker is de ernst van de pneumonie bepalend voor de keuze van het antibioticum. Bij behandeling van een milde pneumonie (C(U)RB-65 score 0–1, PSI klasse I–II) heeft orale toediening van amoxicilline de voorkeur, bij een penicilline-allergie komen macroliden als claritromycine in aanmerking bij kinderen < 10 jaar en bij zwangeren of vrouwen in de lactatieperiode. Bij het vermoeden van een (milde) pneumonie veroorzaakt door Legionella pneumophilia komt claritromycine wel als initiële behandeling in aanmerking (deze macrolide is daarin tweede keus, levofloxacine en moxifloxacine als fluorchinolonen zijn, ook als orale toediening, de eerste keus hierbij). Bij een matig-ernstige pneumonie (CURB-65 score 2, PSI klasse III–IV) is intraveneuze toediening van benzylpenicilline of amoxicilline aangewezen. Bij een ernstige pneumonie (CURB-65 score > 2, PSI klasse V) die op een normale afdeling wordt behandeld is monotherapie met een i.v. cefalosporine (cefotaxim, ceftriaxon of cefuroxim) aangewezen. Bij een ernstige pneumonie (CURB-65 score > 2, PSI klasse V) die op een intensivecare-afdeling wordt behandeld is monotherapie met i.v. moxifloxacine dan wel i.v. combinatietherapie van antibiotica aangewezen (ciprofloxacine met ofwel cefotaxim of ceftriaxon of cefuroxim). Bij een nosocomiale pneumonie wordt de keuze voor een specifiek antibioticum bepaald door de lokale situatie met betrekking tot de aard en de resistentie van de ziekenhuisflora.
Probeer met hygiënische maatregelen zowel uitbreiding van een bacteriële huidinfectie als besmetting van anderen tegen te gaan. Behandel oppervlakkige bacteriële huidinfecties met een lokaal antimicrobieel middel. Bij impetigo en impetiginisatie heeft lokaal fusidinezuur de voorkeur. Bij diepe huidinfecties zijn meestal orale antibiotica geïndiceerd of is operatief ingrijpen noodzakelijk. Bij orale antimicrobiële behandeling heeft een smalspectrum-penicilline de voorkeur. Macroliden als claritromycine en azitromycine zijn een alternatief wanneer bijvoorbeeld penicillinen niet worden verdragen. Bij bijtwonden heeft een breedspectrum-penicilline de voorkeur.
Na een tekenbeet kan worden afgewacht of preventief worden behandeld met een eenmalige dosering doxycycline of azitromycine. Erythema migrans behandelen met doxycycline. Azitromycine of amoxicilline zijn een alternatief indien doxycycline gecontra-indiceerd is.
Eradicatie van H. pylori: Behandel door H. pylori veroorzaakte peptische ulcera (bij een ulcus duodeni is geen positieve test nodig) gedurende 7 dagen met de combinatie van een protonpompremmer (bij voorkeur esomeprazol) en twee antibiotica (bij voorkeur claritromycine en amoxicilline). Continueer daarna gedurende 4 weken alleen de protonpompremmer. Als 2 weken na eradicatie bij blijvende klachten de test op H. pylori positief blijft, geef dan gedurende 14 dagen een antibioticakuur met een hogere dosis amoxicilline en met metronidazol (oraal) i.p.v. claritromycine. Voor verdere informatie zie Stappenplan 3: Eradicatie van H. pylori in Maagklachten.
Indicaties
Infecties veroorzaakt door voor erytromycine gevoelige micro-organismen:
- faryngitis, sinusitis;
- community-acquired pneumonie (CAP); in het bijzonder (als infusie) indien de CAP is veroorzaakt door atypische pathogenen (zoals Chlamydia en Mycoplasma) en legionellose door Legionella pneumophila);
- kinkhoest; als postexpositieprofylaxe of behandeling;
- ongecompliceerde infecties van huid en weke delen (zoals cellulitis, erysipelas, furunkels en karbunkels);
- non-gonokokkenurethritis;
- offlabel: bij lymphogranuloma venereum (veroorzaakt door Chlamydia trachomatis);
- offlabel: infecties door Chlamydia trachomatis bij kinderen.
Profylaxe van:
- reumatische koorts.
En verder:
- acne (vulgaris).
Gerelateerde informatie
Indicaties
Infecties veroorzaakt door micro-organismen gevoelig voor claritromycine:
- van de hogere luchtwegen, met name (streptokokken-)faryngitis, acute sinusitis;
- van de lagere luchtwegen (m.n. acute exacerbatie van chronische bronchitis en buiten het ziekenhuis verkregen milde tot matig ernstige pneumonie (CAP));
- acute otitis media bij kinderen;
- milde tot matig ernstige infecties van de huid en weke delen (m.n. folliculitis, cellulitis, ecthyma ulcus, erysipelas, erysipeloïd, erythrasma, furunkel, impetigo, impetiginisatie van andere dermatosen, (traumatische) wondinfectie);
- in combinatie met amoxicilline en omeprazol voor de eradicatie van Helicobacter pylori gerelateerd aan een ulcus duodeni.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Infecties, profylaxe van reumatische koorts
Volwassenen en kinderen vanaf 15 jaar
Oraal: Bij lichte tot matige infecties 2 g per dag in verdeelde doses. Bij ernstige infecties tot 4 g per dag in verdeelde doses.
Kinderen van 1–14 jaar
Oraal: Bij lichte tot matig infecties 30–50 mg/kg lichaamsgewicht per dag in verdeelde doses; max. dosis per dag: 1500 mg (12–15 jaar), 1000 mg (8–12 jaar), 750 mg (4–8 jaar), 500 mg (1–4 jaar). Bij ernstige infecties kan de dosis (en de max. dosis) worden verdubbeld.
Volwassenen en kinderen vanaf 8 jaar
I.v.: Bij lichte tot matige infecties 25 mg/kg lichaamsgewicht/dag, bij voorkeur door middel van continue i.v.-infusie, max. 2 g/24 uur. Als intermitterende i.v.-infusie 250-500 mg elke 6 uur (toedienen gedurende 60 minuten voor elke afzonderlijke dosis). Bij ernstige infecties en bij immuungecompromitteerden 50 mg/kg/dag, bij voorkeur door middel van continue i.v.-infusie, max. 4 g/24 uur.
Kinderen van 2–7 jaar
I.v.: 30-50 mg/kg lichaamsgewicht/dag als intermitterende infusie gedurende 60 min in 2-4 verdeelde doses, max. 1 g/24 uur.
Kinderen van < 2 jaar
I.v.: 30–50 mg/kg lichaamsgewicht/dag als intermitterende infusie gedurende 60 min in 2–4 verdeelde doses, max. 500 mg/24 uur.
Kinderen tot 1 maand
I.v.: 10–12,5 mg/kg lichaamsgewicht elke 6 uur als intermitterende infusie gedurende 60 min, max. 500 mg/24 uur.
Kinkhoest
Bij zwangerschap en lactatie
Volgens de LCI-richtlijn Kinkhoest (versie juli 2024): 500 mg 4×/dag gedurende 7 dagen als alternatief voor azitromycine. De keuze van het antibioticum en de behandelduur zijn voor de behandeling en postexpositieprofylaxe gelijk.
Offlabel: lymphogranuloma venereum (veroorzaakt door Chlamydia trachomatis)
Volwassenen
Oraal: Volgens de multidisciplinaire richtlijn Seksueel Overdraagbare Aandoeningen (juli 2024, deel C1) op richtlijnendatabase.nl: 500 mg 4×/dag, gedurende 21 dagen.
Offlabel: Chlamydia trachomatis-infectie bij kinderen
Kinderen vanaf 1 maand
Oraal: Volgens de multidisciplinaire richtlijn Seksueel Overdraagbare Aandoeningen (juli 2024, deel C1) op richtlijnendatabase.nl: 30-50 mg/kg lichaamsgewicht/dag in 3-4 verdeelde doses, gedurende 10-14 dagen. Voor de max. dosis per dag (conform de registratietekst) zie onder Kinderen 1-14 jaar onder het voorschrift infecties, profylaxe van reumatische koorts.
Neonaten
Oraal: Volgens de multidisciplinaire richtlijn Seksueel Overdraagbare Aandoeningen (juli 2024, deel C1) op richtlijnendatabase.nl: 50 mg/kg lichaamsgewicht/dag in 3-4 verdeelde doses, gedurende 10-14 dagen.
Acne
Volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar
Oraal: Volgens de NHG-Standaard Acne (versie juni 2024): 2×/dag 250-500 mg. Behandelduur: Minimaal 6 weken, en om resistentie te voorkomen max. 3 maanden. Evalueer na 6 weken. Staak de behandeling, zonder afbouwen, als er geen verbetering meer optreedt.
Ouderen: Geen dosisaanpassing nodig.
Lever- en/of nierfunctiestoornis: Geen dosisaanpassing nodig, zie wel de rubrieken Waarschuwingen en voorzorgen en Contra-indicaties.
Toediening
- Intraveneus: Niet toedienen als een i.v.-push- of bolusinjectie, omdat te snelle i.v.-toediening kan leiden tot hypotensie, verlenging van het QT-interval en mogelijk aritmie. Continue infusie verdient de voorkeur vanwege de langzamere infusiesnelheid (volw. max. 500 mg/uur) en de lagere concentraties erytromycine. Intermitterende infusie (infunderen gedurende 60 min) met intervallen die niet groter zijn dan 6 uur is eveneens mogelijk. Intraveneuze toediening zo spoedig mogelijk vervangen door orale toediening.
- Oraal: De suspensie tijdens of direct na de maaltijd innemen, de tablet 1 uur ervóór.
Doseringen
Algemene richtlijn voor infecties van luchtwegen, huid en weke delen; tevens acute otitis media bij kinderen
Volwassenen en kinderen > 12 jaar (≥ 30 kg)
Gewone tablet/suspensie: Standaarddosering 250 mg 2×/dag; bij ernstige infecties behandelen met hoge dosering: 500 mg 2×/dag. Tablet gereguleerde afgifte: 500 mg 1×/dag, bij ernstige infecties 1000 mg 1×/dag. Behandelduur: 6–14 dagen. De behandeling voortzetten tot ten minste 2 dagen nadat de symptomen zijn verdwenen; bij β-hemolytische streptokokkeninfecties (bv. S. pyogenes) ten minste 10 dagen behandelen ter preventie van complicaties zoals reumatische koorts en glomerulonefritis.
Verminderde nierfunctie: Bij een creatinineklaring ≥ 30 ml/min is geen dosisaanpassing nodig; bij creatinineklaring < 30 ml/min: gewone tablet/suspensie: 250 mg 1×/per dag, bij ernstige infecties 250 mg 2×/dag; gedurende max. 14 dagen. Tablet gereguleerde afgifte: Alleen bij ernstige infecties gebruiken; 500 mg 1×/dag, max. 14 dagen. Bij een patiënt met een verminderde nierfunctie, die gelijktijdig geneesmiddelen gebruikt zoals atazanavir en/of ritonavir, de dosering van claritromycine verlagen: met 50% bij een creatinineklaring 30–60 ml/min, en met 75% bij een creatinineklaring < 30 ml/min, max. 1 g/dag.
Kinderen 6 maanden tot 12 jaar
Aanbevolen dosering 7,5 mg/kg lichaamsgewicht 2×/dag, max. 500 mg 2×/dag. Richtlijn voor het gebruik van de suspensies: voor kinderen van 8–11 kg: 62,5 mg 2×/dag, 12–19 kg: 125 mg 2×/dag, 20–29 kg: 187,5 mg 2×/dag en > 30 kg: 250 mg 2×/dag. Behandelduur: 5–10 dagen. De behandeling voortzetten tot ten minste 2 dagen nadat de symptomen zijn verdwenen.
Verminderde nierfunctie: Kinderen 6 maanden tot 12 jaar: bij een creatinineklaring < 30 ml/min: 7,5 mg/kg lichaamsgewicht 1×/dag, gedurende 5–10 dagen.
Community-acquired pneumonie (CAP)
Volwassenen
Volgens SWAB-advies CAP (mild), onbekende verwekker (2020): 500 mg 2×/dag. Behandelduur: 7 dagen. Bij een β-hemolytische streptokokkeninfectie ten minste 10 dagen behandelen. Indien een andere specifieke verwekker wordt aangetoond is de behandelduur volgens de SWAB-adviezen als volgt: voor een pneumokok 7 dagen (2017), voor Legionella 7 tot 10 dagen (2017), voor Chlamydia (2017), Mycoplasma (2018) en voor Q-koorts: 14 dagen (2017).
Erythrasma
Volwassenen
Volgens de NHG-Standaard Bacteriële huidinfecties (juni 2024): eenmalig 1000 mg.
Eradicatie van Helicobacter pylori
Volwassenen
Claritromycine is een standaard onderdeel van de tripeltherapie, bestaande uit 500 mg (gewone tablet) claritromycine 2×/dag in combinatie met een protonpompremmer en een ander oraal antibioticum (amoxicilline of metronidazol). Volgens de NHG-Standaard Maagklachten (2021) voor de eerste behandeling: dosering claritromycine 500 mg 2× per dag (en amoxicilline 1000 mg 2×/dag; bij penicillineallergie amoxicilline vervangen door metronidazol (oraal) 500 mg 2×/dag) gedurende 7 dagen. Geef, voor een tweede behandeling, naar aanleiding van een positieve uitslag van een controletest amoxicilline 1000 mg 3×/dag gedurende 14 dagen, en geef dan metronidazol in plaats van claritromycine. De dosering metronidazol is volgens het NHG 500 mg 2×/dag. Volgens het SWAB-advies Helicobacter pylori (2023) is de dosering claritromycine 500 mg 2×/dag (met amoxicilline 1000 mg 2×/dag) en de behandelduur 10–14 dagen; bij falen van de therapie: geef amoxicilline 1000 mg 3×/dag met metronidazol 500 mg 3×/dag gedurende 14 dagen. De tripeltherapie bestaat verder uit een protonpompremmer (meestal esomeprazol, overweeg bij ouderen pantoprazol). Voor meer informatie, waaronder over de duur van de therapie met een protonpompremmer, raadpleeg de rubriek Advies of zie in de indicatietekst over Maagklachten Stappenplan 3: Eradicatie van H. pylori. De officiële productinformatie van claritromycine (gewone tablet) vermeldt als dosering voor claritromycine: 500 mg elke 12 uur, in combinatie met een protonpompremmer en een ander oraal antibioticum (amoxicilline of metronidazol) en geeft een behandelduur van 7 dagen op, een enkele fabrikant geeft op 7–10 dagen.
Kinderen vanaf 1 maand tot 18 jaar
Volgens de pagina claritromycine van het Kinderformularium van het NKFK: claritromycine 20–30 mg/kg lichaamsgewicht/dag in 2 doses, max. 1000 mg/dag. Behandelduur: 14 dagen. Het betreft tripeltherapie met amoxicilline (oraal 50 mg/kg/dag in 2 doses, max. 2000 mg/dag) óf als alternatief metronidazol (oraal) (20–30 mg/kg/dag in 2 doses, max. 1000 mg/dag), tenzij er sprake is van claritromycine- of metronidazolresistentie, geef dan een hoge dosis amoxicilline van 80-90 mg/kg/dag. Combineer dit met een protonpompremmer (bv. (es)omeprazol oraal 1,5-2,5 mg/kg/dag in 2 doses, voor beide stoffen geldt een max. van 80 mg/dag). Volgens het SWAB-advies Helicobacter pylori (2020) is de dosering voor omeprazol 1 mg/kg lichaamsgewicht/24 uur (in 1–2 doses, max. 40 mg/dag) en de behandelduur voor de tripeltherapie 10–14 dagen (voor de eerste behandeling) of 14 dagen (voor een tweede behandeling, naar aanleiding van controle op eradicatie, dan met de andere keus eradicatietherapie, d.w.z. vervang claritromycine door metronidazol of vice versa).
Ouderen: Er is geen dosisaanpassing nodig op basis van alleen de leeftijd.
Verminderde leverfunctie: Geen dosisaanpassing nodig, wel voorzichtig toepassen omdat claritromycine voornamelijk hepatisch wordt geëlimineerd. Zie ook de rubriek Contra-indicaties.
Verminderde nierfunctie: Zie voor dosisreductie de voorschriften onder de indicatie Algemene richtlijn voor infecties.
Bij combinatie met HIV-proteaseremmers
- Max. 1000 mg claritromycine/dag (zoals bij atazanavir, ritonavir, saquinavir).
- Bij een verminderde nierfunctie bij het gebruik van atazanavir of een regime dat ritonavir bevat, de dosering van claritromycine verminderen: de dosering verlagen met 50% bij creatinineklaring 30–60 ml/min, en met 75% bij creatinineklaring < 30 ml/min, max. 1000 mg/dag.
Als er tabletresidu in de ontlasting aangetroffen wordt (bv. bij ileo- of colostomie, of functionele maag-darmstoornissen met korte passagetijden) én er is geen verbetering van de aandoening, schakel dan over op een andere formulering (bv. suspensie) of ander antibioticum.
Toediening
- Het is aan te raden bij kinderen tot 12 jaar gebruik te maken van de suspensie.
- De tablet met gereguleerde afgifte is niet bestemd voor kinderen < 12 jaar.
- De suspensie en tabletten 's ochtends en 's avonds voor of na de maaltijd innemen; de tabletten met gereguleerde afgifte elke dag op hetzelfde tijdstip in hun geheel (zonder kauwen) innemen met voedsel.
- De suspensie schudden voor gebruik. Inname van de suspensie kan een bittere nasmaak geven, dat kan worden voorkómen door direct na de inname iets te eten of te drinken.
Bijwerkingen
Zelden: (0,01-0,1%): pseudomembraneuze colitis.
Zeer zelden (< 0,01%): voorbijgaande verwardheid, stuipen, convulsies, vertigo. Vooral bij gebruik van hoge doses (voorbijgaande) doofheid.
Verder zijn gemeld (frequentie van optreden onbekend):
- cardiovasculair: hypotensie, hartritmestoornissen inclusief ventriculaire tachyaritmie, ventrikelfibrilleren, hartstilstand, palpitaties, QTc–interval-verlenging, 'torsade de pointes';
- angio-oedeem, anafylactische reacties;
- gastro-intestinaal: misselijkheid, braken, buikpijn, diarree (incl. Clostridioides difficile-geassocieerde), anorexie, infantiele hypertrofische pylorusstenose. Pancreatitis. Cholestatische hepatitis, icterus, hepatomegalie, hepatocellulaire hepatitis, stijging van leverenzymwaarden, leverfalen;
- nierinsufficiëntie, interstitiële nefritis;
- dermaal: huiduitslag, jeuk, urticaria, Stevens–Johnsonsyndroom (SJS), toxische epidermale necrolyse (TEN), erythema multiforme, acute gegeneraliseerde exanthemateuze pustulose (AGEP);
- hypermagnesiëmie (tablet met erytromycinestearaat), met name bij nierinsufficiëntie;
- overig: hallucinaties; (aspecifieke) pijn op de borst; koorts; malaise; verminderd gezichtsvermogen; oorsuizen; verergering van symptomen van zwakte (bij patiënten met myasthenia gravis); eosinofilie.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): misselijkheid, braken, dyspepsie, diarree, buikpijn, smaakverandering. Hoofdpijn. Huiduitslag, hyperhidrose. Slapeloosheid. Abnormale waarden leverfunctietesten, verhoogde ureumwaarde.
Soms (0,1-1%): overgevoeligheid. Palpitaties, verlenging QT-interval. Candidiasis. Anorexie, stomatitis, glossitis, droge mond, oprispingen, gastro-oesofageale reflux, gastritis, gastro-enteritis, abdominale distensie, flatulentie, obstipatie, proctalgie. Cholestase, hepatitis. (Draai)duizeligheid, slaperigheid, tremor. Spierpijn, spierspasmen. Angst, nervositeit. Neusbloeding. Oorsuizen, verminderd gehoor. Vaginale infectie. Jeuk, urticaria, maculopapuleuze huiduitslag, bulleuze dermatitis. Vermoeidheid, asthenie, malaise, koorts, rillingen, pijn op de borst. Leukopenie, neutropenie, trombocytose, eosinofilie. Verhoogde waarden in het bloed van ASAT, ALAT, γ-GT, AF, bilirubine en/of lactaatdehydrogenase.
Verder zijn gemeld: ventriculaire tachycardie, 'torsade de pointes', ventrikelfibrilleren. Anafylactische reactie, angio-oedeem. Myopathie, rabdomyolyse. Interstitiële nefritis, nierfalen, abnormaal gekleurde urine. Cholestatische of hepatocellulaire hepatitis met of zonder geelzucht (kan ernstig zijn, meestal reversibel), leverfalen. Acute pancreatitis. Pseudomembraneuze colitis. Acne, erysipelas, ernstige cutane bijwerkingen zoals: acute gegeneraliseerde exanthemateuze pustulose (AGEP), Stevens-Johnsonsyndroom (SJS), toxische epidermale necrolyse (TEN), DRESS-syndroom. Convulsies, paresthesie, vervorming/afwezigheid van het reukvermogen, verlies van smaakzin. Visusstoornis, wazig zicht. Doofheid. Verwardheid, abnormale dromen, depressie, hallucinaties, psychose, desoriëntatie, manie, depersonalisatie. Reversibele verkleuring van de tong en/of tanden. Hypoglykemie. Bloedingen, verhoogde INR-waarde, verlengde PT. Agranulocytose, trombocytopenie.
Interacties
Erytromycine is een matig-sterke remmer van CYP3A4 en is zelf substraat voor CYP3A4.
Gecontra-indiceerd is combinatie met:
- vaatvernauwende ergot-alkaloïden (zoals ergotamine);
- lomitapide, vanwege de mogelijkheid van aanmerkelijk verhoogde levertransaminasewaarden;
- pimozide of domperidon, vanwege mogelijk fatale cardiovasculaire events (waaronder QT-verlenging);
- simvastatine, vanwege rabdomyolyse.
Wees voorzichtig (controleer de serumspiegels) bij combinatie met geneesmiddelen die voornamelijk door CYP3A4 worden gemetaboliseerd en ook een nauwe therapeutische breedte hebben (bv. bromocriptine, fentanyl, alprazolam, midazolam, kinidine, ciclosporine, tacrolimus en sommige HIV–proteaseremmers). Controleer op bijwerkingen van corticosteroïden (ook voor inhalatie) die voornamelijk door CYP3A4 worden gemetaboliseerd, omdat een verhoogde systemische blootstelling kan optreden.
Matige tot sterke CYP3A4-remmers, bv. fluconazol, itraconazol, ketoconazol, ritonavir, grapefruit-/pompelmoessap, claritromycine (na recent gebruik), verhogen de plasmaspiegels van erytromycine.
Vermijd combinatie met sterke inductoren van CYP3A4 (bv. fenytoïne, fenobarbital, carbamazepine, oxcarbazepine, rifampicine, rifabutine, sint–janskruid), omdat dit tot subtherapeutische spiegels van erytromycine kan leiden. Houd er rekening mee dat het inducerende effect gedurende 2 weken na het staken van deze middelen aanhoudt.
Voorbeelden van middelen die additionele QT-verlenging kunnen geven zijn:
- antiaritmica klasse Ia (zoals disopyramide, kinidine, procaïnamide), flecaïnide;
- antiaritmica klasse III (zoals amiodaron, ibutilide, sotalol);
- bepaalde antipsychotica (zoals haloperidol, pimozide, sertindol);
- bepaalde antidepressiva (zoals citalopram, escitalopram);
- andere antibiotica (zoals azitromycine en claritromycine (na recent gebruik), levofloxacine, moxifloxacine);
- bepaalde antimycotica (zoals fluconazol, pentamidine);
- bepaalde antimalariamiddelen (zoals chloroquine, hydroxychloroquine, lumefantrine);
- bepaalde antihistaminica (zoals mizolastine);
- overig: levomepromazine, ketoconazol, methadon, ondansetron, prucalopride, vandetanib.
Sommige van bovenstaande middelen remmen daarnaast het metabolisme van erytromycine (voor voorbeelden zie achter CYP3A4-remmers, hierboven in Interacties); wees extra voorzichtig met die combinaties. Bij gelijktijdig gebruik van chloroquine of hydroxychloroquine kunnen naast hartritmestoornissen ook ernstige (andere) cardiovasculaire bijwerkingen optreden.
Erytromycine antagoneert de werking van clindamycine, tetracyclinen, colistine, chlooramfenicol en mogelijk ook van penicillinen en cefalosporinen (waarbij in ieder geval in vitro antagonisme bestaat).
Gelijktijdig gebruik met verapamil kan leiden tot hypotensie, bradyaritmieën en lactaatacidose.
De digoxinespiegel kan stijgen.
Er zijn meldingen van een toegenomen antistollende werking van vitamine K-antagonisten en van rivaroxaban.
De serumspiegel van theofylline neemt toe door erytromycine; gelijktijdige orale inname kan bovendien de erytromycinespiegel verlagen tot subtherapeutische waarden.
Er zijn meldingen van toxiciteit van colchicine bij gelijktijdig gebruik.
Cimetidine kan leiden tot verhoogde plasmaconcentraties van erytromycine.
Door alkalisering van de urine als gevolg van de magnesiumhydroxide in de tablet met erytromycinestearaat kan de uitscheiding van geneesmiddelen tonemen, bv. van salicylaten.
Interacties
Claritromycine is een sterke CYP3A-remmer en een matig-sterke remmer van P-glycoproteïne (Pgp).
Gecontra-indiceerd is gelijktijdig gebruik van:
- ticagrelor, vanwege bloedingsrisico;
- domperidon of pimozide, vanwege risico op QT-verlenging en aritmie, waaronder ventriculaire tachycardie, 'torsade de pointes' en ventrikelfibrilleren;
- ivabradine;
- oraal toegediend midazolam, vanwege het risico van sedatie en ademhalingsdepressie;
- quetiapine;
- ergotamine, vanwege risico van ergotisme, gekenmerkt door vasospasme en ischemie van de ledematen en andere weefsels, incl. het CZS;
- colchicine, vanwege eerder toxische spiegels van colchicine, mogelijk met fatale gevolgen, met name bij patiënten met nier- of leverfunctiestoornissen;
- lomitapide, vanwege duidelijk verhoogde transaminasewaarden;
- een statine die voor een belangrijk deel via CYP3A4 wordt gemetaboliseerd (atorvastatine, simvastatine) vanwege een verhoogd risico op myopathie, waaronder rabdomyolyse.
Gebruik van fluvastatine, pravastatine of rosuvastatine kan worden overwogen; deze statinen zijn minder of niet afhankelijk van CYP3A-metabolisme; controleer bij deze combinaties op myopathie.
In verband met het eerder bereiken van toxische spiegels door remming van het CYP3A4-gemedieerde metabolisme en van Pgp door claritromycine, zeer voorzichtig zijn met gelijktijdige toediening van onder andere de volgende middelen:
- amlodipine, diltiazem, nifedipine, verapamil;
- digoxine (cave digoxinetoxiciteit met potentieel fatale aritmieën);
- disopyramide, kinidine;
- ivacaftor;
- buspiron, carbamazepine, lurasidon;
- cinacalcet;
- darifenacine;
- eletriptan (bij voorkeur niet gebruiken);
- lomitapide;
- maraviroc;
- rilpivirine (overweeg azitromycine als alternatief);
- ciclosporine, sirolimus, tacrolimus;
- tolvaptan;
- rifabutine;
- sildenafil, tadalafil, vardenafil;
- theofylline;
- ibrutinib;
- tyrosinekinaseremmers;
- vincristine (vermijd gelijktijdig gebruik) en vinblastine.
Let bij gebruik van bovengenoemde cardiale middelen op verlenging van de QTc-tijd. Gelijktijdig gebruik met verapamil kan daarnaast leiden tot hypotensie, bradyaritmieën en lactaatacidose. Bij gelijktijdig gebruik met disopyramide is o.a. hypoglykemie gemeld; bepaal, als het gebruik noodzakelijk is, de plasmaspiegel van disopyramide en verlaag evt. de dosis. Ook bij gebruik van kinidine de plasmaspiegel ervan, en het ECG, regelmatig controleren tijdens de behandeling.
Bij gelijktijdig gebruik met corticosteroïden voor inhalatie, of systemische, die substraat zijn voor CYP3A4 (bv. budesonide, hydrocortison, methylprednisolon, triamcinolonacetonide) controleren op ongewenste effecten, omdat de systemische blootstelling aan deze corticosteroïden kan toenemen.
Claritromycine verhoogt de kans op bijwerkingen van omeprazol bij CYP2C19-poor metabolizers en van tolterodine bij CYP2D6-poor metabolizers, omdat de biologische beschikbaarheid ervan aanzienlijk kan toenemen; de metabolische route van deze stoffen verloopt hier via CYP3A4. Wees voorzichtig met andere middelen waarvan bekend is dat zij substraat zijn van CYP3A, met name wanneer ze een smalle therapeutische breedte hebben en/of wanneer ze extensief worden gemetaboliseerd door dit enzym. Neem dosisaanpassingen in overweging en wanneer mogelijk, controleer de serumconcentraties van middelen die primair door CYP3A worden gemetaboliseerd.
Gelijktijdig gebruik van benzodiazepinen die door CYP3A4 worden gemetaboliseerd, zoals alprazolam of midazolam, kan het sedatieve effect van deze middelen verlengen en versterken. Oraal gebruik van midazolam is gecontra-indiceerd. Bij parenterale toediening van midazolam de patiënt zorgvuldig controleren om in eventuele dosisaanpassing te voorzien. Wees voorzichtig met de buccale (oromucosale) toediening van midazolam; deze interactie is waarschijnlijk vergelijkbaar met parenterale toediening door een mogelijke omzeiling van de pre-systemische eliminatie. Dezelfde voorzorgsmaatregelen gelden voor andere benzodiazepinen die via CYP3A worden gemetaboliseerd, inclusief alprazolam. Voor benzodiazepinen die niet via CYP3A worden gemetaboliseerd (lorazepam, nitrazepam, temazepam) is een klinisch relevante interactie met claritromycine onwaarschijnlijk.
Voorbeelden van middelen die additionele QT-verlenging kunnen geven zijn:
- antiaritmica klasse Ia (bv. disopyramide, kinidine, procaïnamide);
- flecaïnide;
- antiaritmica klasse III (bv. amiodaron, ibutilide, sotalol);
- bepaalde antipsychotica (zoals haloperidol, pimozide, sertindol);
- bepaalde antidepressiva (zoals citalopram, escitalopram);
- andere antibiotica (bv. azitromycine en erytromycine (na recent gebruik), levofloxacine, moxifloxacine);
- bepaalde antimycotica (zoals fluconazol, pentamidine);
- bepaalde antimalariamiddelen (zoals chloroquine, hydroxychloroquine, lumefantrine);
- bepaalde antihistaminica (zoals mizolastine);
- levomepromazine, methadon;
- ketoconazol;
- ondansetron;
- prucalopride;
- vandetanib.
Van sommige van de hierboven genoemde QT-tijd-verlengde middelen wordt het metabolisme geremd door claritromycine (zie verder naar boven); wees extra voorzichtig met die combinaties.
In vitro kan de bactericide werking van β-lactamantibiotica worden geantagoneerd; dit is klinisch alleen van belang gebleken bij levensbedreigende infecties, zoals endocarditis, meningitis, sepsis en daarnaast bij patiënten met ernstige neutropenie.
Voorzichtig bij comedicatie die:
- hepatotoxisch is; mogelijk kan combinatie resulteren in fulminante hepatitis en levensbedreigend leverfalen.
- ototoxisch is (vooral aminoglycosiden); controleer bij toepassing van een dergelijke combinatie zowel tijdens als na de behandeling het gehoor en de vestibulaire functie.
Itraconazol en claritromycine verhogen elkaars spiegels.
Verhoogde concentraties fenytoïne en valproïnezuur zijn gemeld.
Middelen die CYP3A4 sterk induceren, zoals efavirenz, nevirapine, sint-janskruid, carbamazepine, fenytoïne, fenobarbital, rifampicine en rifabutine, kunnen de plasmaspiegel van claritromycine (zelf ook substraat voor CYP3A4) doen afnemen tot subtherapeutische spiegels. De combinatie met rifabutine verhoogt daarnaast het risico op uveïtis. Etravirine kan de werkzaamheid van claritromycine tegen Mycobacterium avium-complex (MAC) verminderen; overweeg een alternatief voor claritromycine.
Controleer bij gebruik van een vitamine K-antagonist de INR en/of PT zorgvuldig. Wees ook voorzichtig als gelijktijdig DOAC's, zoals dabigatran en edoxaban (Pgp-substraten) of apixaban of rivaroxaban (CYP3A4 en Pgp-substraten) worden gebruikt, met name bij patiënten met een hoog risico op bloedingen.
Door gebruik van sommige HIV-proteaseremmers (o.a. atazanavir, ritonavir, saquinavir) en cobicistat kan de plasmaconcentratie van claritromycine toenemen, ook de plasmaconcentratie van de proteaseremmers kan toenemen.
Combinatie met bepaalde orale bloedglucoseverlagende middelen, nl. de sulfonylureumderivaten en repaglinide, kan leiden tot significante hypoglykemie; controleer de bloedglucosespiegel zorgvuldig.
Houd bij gebruik van zidovudine een interval van 4 uur tussen de inname van claritromycine en zidovudine aan, omdat bij HIV-geïnfecteerde volwassenen bij gebruik van tabletten is waargenomen dat de absorptie van zidovudine afneemt. Bij kinderen lijkt dit bij gebruik van de suspensie niet op te treden.
Zwangerschap
Erytromycine passeert de placenta. De foetale circulatie bevat 6–20% van de serumconcentratie van de moeder.
Teratogenese: Gegevens uit een groot aantal zwangerschappen (verschillende studies met in totaal > 10.000 blootstellingen in het 1e trimester) duiden niet op schadelijke effecten op de zwangerschap of het kind. Iets meer kans op cardiovasculaire afwijkingen en pylorushypertrofie is in een enkele studie van beperkte omvang gezien, maar niet bevestigd in verschillende grotere studies.
Advies: Kan worden gebruikt als de eventuele voorkeursmiddelen (bv. penicillinen, cefalosporinen) niet gebruikt kunnen worden.
Zwangerschap
Teratogenese: Ruime ervaring bij de mens (> 1500 blootstellingen aan claritromycine in het 1e trimester) heeft geen eenduidige aanwijzingen voor een toegenomen kans op aangeboren afwijkingen door claritromycine laten zien. Een studie laat een licht verhoogd risico op spontane miskramen zien bij gebruik van claritromycine dan wel azitromycine tijdens de zwangerschap in vergelijking met geen of ander antibioticagebruik tijdens dezelfde periode (in het 1e en/of 2e trimester).
Advies: Kan worden gebruikt als de eventuele voorkeursmiddelen (bv. penicillinen, cefalosporinen) niet gebruikt kunnen worden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in beperkte mate. De relatieve kinddosis is ca. 1,5%.
Farmacologisch effect: Of er meer kans op infantiele hypertrofische pylorusstenose (IHPS) bestaat, door blootstelling via de borstvoeding staat ter discussie, een oorzakelijk verband is niet aangetoond. Voor meer informatie zie de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen achter infantiele hypertrofische pylorusstenose.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in zeer kleine hoeveelheden. Een zuigeling die uitsluitend borstvoeding krijgt, krijgt ca. 1,7% van de dosis claritromycine binnen, aangepast aan het gewicht van de moeder.
Farmacologisch effect: In theorie is het mogelijk dat de darmflora van de zuigeling wordt beïnvloed. Dit kan hooguit leiden tot diarree, en mogelijk kan kolonisatie met gisten en schimmels optreden.
Advies: Kan desondanks waarschijnlijk veilig worden gebruikt.
Contra-indicaties
- Ernstige leverinsufficiëntie;
- Voorgeschiedenis van QT-verlenging (congenitaal of gedocumenteerde verworven QT-verlenging) of ventriculaire ritmestoornissen, waaronder 'torsade de pointes';
- Overgevoeligheid voor macroliden.
Zie ook de rubriek Interacties.
Contra-indicaties
- Ernstig leverfalen in combinatie met een nierfunctiestoornis;
- Aandoening of stoornis die kan leiden tot QT-intervalverlenging, zoals:
- hypokaliëmie of hypomagnesiëmie;
- congenitale of bewezen verworven QT-intervalverlenging;
- (een voorgeschiedenis van) ventriculaire aritmieën, waaronder 'torsade de pointes';
- Het gebruik van andere geneesmiddelen die het QT-interval kunnen verlengen; zie de rubriek Interacties;
- Overgevoeligheid voor macroliden.
Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Interacties.
Waarschuwingen en voorzorgen
Er bestaat kruisresistentie tussen de macroliden onderling en met lincomycinen, zoals clindamycine.
Bij licht tot matig gestoorde leverfunctie en nierfunctie voorzichtig zijn; controleer tijdens de therapie nauwlettend op tekenen van cumulatie van erytromycine.
Er is een zeldzaam kortetermijnrisico op aritmie, myocardinfarct en cardiovasculaire sterfte aangetoond in verband met macroliden, in observationeel onderzoek. Uit epidemiologisch onderzoek naar het risico op ongewenste cardiovasculaire uitkomsten bij gebruik van macroliden, waaronder erytromycine, blijken variabele resultaten. Weeg dit bij het voorschrijven van erytromycine af tegen de voordelen van de behandeling.
Verlenging van het QT-interval is geassocieerd met het gebruik van erytromycine, door effecten ervan op de cardiale repolarisatie. Wees voorzichtig bij coronaire aandoeningen, ernstig hartfalen, geleidingsstoornissen of klinisch relevante bradycardie (< 50 slagen/min). Uiteraard ook bij gebruik van andere geneesmiddelen die het QT-interval kunnen verlengen (zie Interacties). Ouderen kunnen gevoeliger zijn voor deze effecten op het QT-interval. Vermijd gebruik van erytromycine bij patiënten met actuele pro-aritmische aandoeningen zoals niet gecorrigeerde hypokaliëmie of hypomagnesiëmie. Zie ook de rubriek Contra-indicaties. Bij i.v.-toediening wordt hartbewaking aanbevolen.
Het gezichtsvermogen kan afnemen na blootstelling aan erytromycine. Voor sommige patiënten kan pre-existent aanwezige disfunctie van het mitochondriaal metabolisme door genetische oorzaken, zoals Lebers erfelijke optische neuropathie (LHON) en autosomaal dominante opticusatrofie (ADOA), een aanvullende rol spelen.
Op infantiele hypertrofische pylorusstenose (IHPS) is meer kans bij neonaten, na orale toediening van erytromycine. Epidemiologische gegevens, o.a. uit meta-analyses, wijzen op een twee- tot drievoudige toename van de kans op IHPS na blootstelling tijdens de zuigelingentijd; meeste kans is er in de eerste 14 dagen van het leven (2,6% kans vs. tot 0,2% in de algemene bevolking). Overweeg deze diagnose bij overgeven of irritatie bij het voeden (incidentie ca. 5%) en instrueer ouders in dit geval contact op te nemen met de behandelend arts. Soms vereist IHPS pyloromyetomie.
Er zijn aanwijzingen dat erytromycine de foetus niet in adequate hoeveelheden bereikt om congenitale syfilis te voorkomen. Behandel een kind van een moeder die tijdens de zwangerschap tegen vroege syfilis behandeld is met oraal erytromycine, met een passende penicillinekuur.
Bij myasthenia gravis kan erytromycine de symptomen van zwakte verergeren.
Superinfecties: langdurige of herhaalde toediening kan de overgroei door ongevoelige micro-organismen (m.n. bacteriën of schimmels) in de hand werken. Bij het optreden van ernstige aanhoudende diarree, de diagnose pseudomembraneuze colitis overwegen; bij een vastgestelde diagnose hiervan geen peristaltiek-remmende middelen geven; deze zijn dan gecontra-indiceerd.
Beïnvloeding diagnostische testen: erytromycine interfereert met de fluorometrische bepaling van catecholaminen in de urine.
Hulpstoffen
- Let op het natrium, in de suspensies, bij een natriumarm dieet.
Waarschuwingen en voorzorgen
Resistentie: Kruisresistentie met andere macroliden kan optreden, evenals met lincomycinen zoals clindamycine. Aandachtspunten m.b.t. resistente verwekkers:
- Bepaal bij de behandeling van milde tot matig ernstige huid- en weke deleninfecties, de gevoeligheid van de verwekker, gezien Staphylococcus aureus en Streptococcus pyogenes beide resistent kunnen zijn.
- Houd rekening met de in sommige Europese landen hoge resistentiepercentages van Streptococcus pneumoniae bij de behandeling van infecties (zoals CAP) veroorzaakt door deze verwekker; bepaal dus ook de gevoeligheid van deze verwekker voor claritromycine.
- Bij de behandeling van Helicobacter pylori gerelateerde recidiverende ulcus duodeni rekening houden met het ontstaan van resistente stammen van H. pylori.
- Zie voor meer informatie over (mogelijk) resistente micro-organismen ook de rubriek Eigenschappen.
Wees voorzichtig bij leverfunctiestoornis. Onderzoek de leverfunctie indien zich snel relevante tekenen en symptomen ontwikkelen, zoals: anorexie, geelzucht, donkere urine, een bloedingsneiging, hepatische encefalopathie, asthenie, jeuk of een gevoelige buik. De leverfunctiestoornissen die kunnen optreden (verhoogde leverenzymwaarden, hepatocellulaire en/of cholestatische hepatitis, met of zonder geelzucht) kunnen ernstig zijn, en zijn meestal reversibel.
Wees ook voorzichtig bij een matig-ernstig tot ernstig verminderde nierfunctie en pas de dosering aan.
Er is een zeldzaam kortetermijnrisico op aritmie (incl. 'torsades de pointes'), myocardinfarct en cardiovasculaire sterfte aangetoond in verband met macroliden, in observationeel onderzoek. Uit epidemiologisch onderzoek naar het risico van ongewenste cardiovasculaire uitkomsten bij gebruik van macroliden, waaronder claritromycine, blijken variabele resultaten. Weeg dit bij het voorschrijven van claritromycine af tegen de voordelen van de behandeling.
Verlenging QT-interval: Dit is geassocieerd met het gebruik van claritromycine, door effecten ervan op de cardiale repolarisatie. Wees voorzichtig bij risicofactoren voor verlenging van het QT-interval zoals coronair vaatlijden, ernstig hartfalen, cardiale aritmie, geleidingsstoornissen, klinisch relevante bradycardie (< 50 slagen/min) en uiteraard ook bij comedicatie met geneesmiddelen die het QT-interval kunnen verlengen (zie ook Interacties). Ouderen kunnen gevoeliger zijn voor deze effecten op het QT-interval. Zie ook de rubriek Contra-indicaties.
Bij het optreden van ernstige diarree de diagnose pseudomembraneuze colitis overwegen; staak het gebruik als deze diagnose wordt vastgesteld en gebruik geen middelen die de peristaltiek remmen, omdat deze hierbij gecontra-indiceerd zijn. Diarree geassocieerd met Clostridioides difficile kan tot meer dan 2 maanden na gebruik van een antibioticum nog optreden.
Als de kans op ototoxiciteit toeneemt (zie ook de rubriek Interacties), de vestibulaire en auditieve functie gedurende en na afloop van de behandeling nauwlettend volgen.
Toename van de symptomen van myasthenia gravis is gemeld.
Het is mogelijk dat resten van tabletten in de ontlasting worden teruggevonden, vooral bij patiënten met anatomische of functionele gastro-intestinale stoornissen die zorgen voor verkorte passagetijd. Als er tabletresten worden gezien én er geen sprake is van verbetering van de klinische toestand, overstappen op een andere formulering (suspensie) of ander antibioticum.
Bij kinderen < 6 maanden is er volgens de fabrikant van de suspensie beperkt ervaring met een behandeling met claritromycine.
Hulpstoffen: Let op de sucrose, in sommige suspensies, bij diabetes mellitus, vanwege het suikergehalte.
Overdosering
Symptomen
Gastro-intestinale klachten (misselijkheid, braken, diarree, acute pancreatitis, cholestase), QT-verlenging en gehoorverlies.
Therapie
Na ingestie: toediening van geactiveerde kool
Neem voor meer informatie over de symptomen en behandeling van een vergiftiging met erytromycine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
Met name gastro-intestinale klachten. Bij één casus met een pre-existente bipolaire stoornis na inname van 8 gram: veranderde gemoedstoestand, paranoïde gedrag, hypokaliëmie en hypoxie.
Neem voor meer informatie over de symptomen en behandeling van een vergiftiging met claritromycine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Bacteriostatisch antibioticum behorend tot de macroliden. Erytromycine onderdrukt de eiwitsynthese door zich te binden aan de 50S ribosomale subunits van gevoelige bacteriën. Het is het meest werkzaam in een alkalisch milieu. Erytromycine als base of stearaat wordt snel ontleed door maagzuur, als ethylsuccinaat slechts gedeeltelijk. Resistentie van bacteriën tegen erytromycine kan zich snel ontwikkelen, en wordt vaak geassocieerd met kruisresistentie tegen andere macroliden, en clindamycine. Tussen macroliden onderling bestaat vrijwel volledige kruisresistentie, met clindamycine kan er sprake zijn van onvolledige kruisresistentie.
Doorgaans gevoelig zijn:
- Gram-positief: Corynebacterium diphtheriae, Staphylococcus aureus, Streptococcus pyogenes en Streptococcus viridans.
- Overig: Chlamydia pneumoniae, Chlamydia trachomatis, Legionella pneumophila* (* bij i.v. gebruik), Mycoplasma genitalium, Mycoplasma pneumoniae en Ureaplasma urealyticum.
Verworven resistentie kan een probleem zijn bij:
- Gram-positief: Streptococcus pneumoniae.
- Gram-negatief: Haemophilus influenzae en Moraxella catarrhalis.
Inherent resistent is: Neisseria gonorrhoeae.
Kinetische gegevens
Resorptie | Erytromycine-base en erytromycine–ethylsuccinaat worden in het duodenum geabsorbeerd. |
Overig | Na orale inname wordt erytromycinestearaat tijdens de darmpassage volledig omgezet in erytromycine-base. Erytromycine–ethylsuccinaat wordt zowel in de darm als in het bloed door hydrolase omgezet in erytromycine-base. |
T max | oraal 1–2 uur. |
Overig | Penetratie in weefsels: goed. Percentages van serumconcentraties: in pleuraal, peritoneaal en synoviaal vocht: 15–30%, in ascitesvocht 25–50%, in spierweefsel, colon, nieren en prostaatweefsel: 30–60%. Er is ook penetratie in de gal. Bij ontstoken hersenvliezen bedraagt de concentratie in de liquor 10–20% van de serumconcentratie. |
Eiwitbinding | ca. 90%, met name aan α-globulinen. |
Metabolisering | ruim 50% in de lever via CYP3A4 tot inactieve metabolieten. Bij gestoorde leverfunctie kan cumulatie optreden. |
Eliminatie | vnl. (ca. 90%) met de feces; ca. 5% onveranderd met de urine. Hemodialyse en peritoneale dialyse hebben weinig invloed op de eliminatie van erytromycine. |
T 1/2el | 1–1,5 uur bij normale nierfunctie; bij anurische patiënten verlengd van 4,5 tot 5,8 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Claritromycine is een bacteriostatisch (tegen sommige species bactericide) werkend macrolide. Derivaat van erytromycine. Het remt de intracellulaire eiwitsynthese van gevoelige bacteriën door binding aan de 50S subunit van de ribosomen. Voor claritromycine is de AUC/MIC de belangrijkste PK/PD-parameter, omdat deze het best correleert met de effectiviteit van claritromycine.
Claritromycine werkt tegen een breed spectrum van aerobe, anaerobe, Gram-positieve, Gram-negatieve en zuurresistente bacteriën.
Gewoonlijk gevoelig zijn:
- Gram-positief: Corynebacterium diphtheriae, Corynebacterium minutissimum, Cutibacterium acnes (voorheen Propionibacterium acnes), Listeria monocytogenes en Streptococcus groep F.
- Gram-negatief aeroob: Bordetella pertussis, Legionella pneumophila, Moraxella catarrhalis en Pasteurella multocida.
- Anaeroob: Bacteroides spp., Clostridium spp. (zoals Clostridium perfringens), Peptococcus (incl. P. niger) en Peptostreptococcus spp.
- Overig: Borrelia burgdorferi, Chlamydia pneumoniae (TWAR), Chlamydia trachomatis, Chlamydophila psittaci, Mycobacterium avium, Mycobacterium chelonae, Mycobacterium fortuitum, Mycobacterium intracellulare, Mycobacterium kansasii, Mycobacterium leprae en Mycoplasma pneumoniae.
Een verworven resistentie kan een probleem zijn bij:
- Gram-positief aeroob: Enterococcus spp., Staphylococcus aureus (meticilline sensitief; 'MSSA'; resistentie tot ca. 18% in de EU), Staphylococcus (coagulase negatief), Streptococcus pneumoniae (resistentie tot ca. 38% in de EU), Streptococcus pyogenes, Streptococcus groep A, B, C, G en andere Streptococcus spp.
- Gram-negatief aeroob: Haemophilus influenzae en Helicobacter pylori (resistentie tot ca. 14% in de EU).
- Anaeroob: Clostridioides difficile.
Vaak ongevoelig zijn:
- Gram-positief aeroob: Staphylococcus aureus (MRSA of resistent tegen erytromycine).
- Gram-negatief: Acinetobacter spp., Pseudomonas aeruginosa en niet-lactose fermenterende Gram-negatieve staafjes.
- Anaeroob: Fusobacterium spp.
Inherent resistent zijn:
- Gram-negatief aeroob: Enterobacteriaceae.
- Overig: Mycobacterium tuberculosis, schimmels, virussen.
Kinetische gegevens
Resorptie | voedsel heeft geen invloed op de mate van absorptie, wel op de snelheid; voedsel vertraagt de absorptie enigszins. |
F | ca. 50–55% door 'first pass'-effect. Bij een preparaat met gereguleerde afgifte 30% lager indien toegediend op een lege maag. |
T max | ca. 2 uur. |
V d | 2,9–5,7 l/kg. |
Overig | Er is penetratie in alle weefsels en vochten behalve in het CZS. De concentratie van claritromycine in de weefsels is enkele malen hoger dan in de circulatie, waarbij de hoogste concentraties worden aangetroffen in de lever en longen. |
Metabolisering | uitgebreid in de lever, o.a. via CYP3A tot o.a. de eveneens actieve 14-hydroxymetaboliet. |
Eliminatie | met feces (70–80%) en urine (20–30%, onveranderd); bij hogere doseringen toenemend meer met de urine (claritromycine). Hemodialyse en peritoneale dialyse hebben waarschijnlijk weinig invloed op de serumspiegels. |
T 1/2el | 2–5 uur (bij een dosis van 250 mg; 5 uur bij hogere doses), 5–6 uur (eveneens actieve 14-hydroxymetaboliet). |
T 1/2el | ca. 3 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
erytromycine (systemisch) hoort bij de groep macroliden.
Groepsinformatie
claritromycine hoort bij de groep macroliden.
Kosten
Kosten laden…Kosten
Kosten laden…Zie ook
Geneesmiddelgroep
Indicaties
- acne vulgaris
- acute faryngotonsillitis
- acute rinosinusitis
- bacteriële huidinfecties
- community-acquired pneumonie (CAP)
- seksueel overdraagbare aandoeningen
Externe links
Zie ook
Geneesmiddelgroep
Indicaties
- acute rinosinusitis
- bacteriële huidinfecties
- community-acquired pneumonie (CAP)
- maagklachten
- otitis media acuta