Samenstelling
Synapause-E3 Aspen Netherlands bv
- Toedieningsvorm
- Ovule
- Sterkte
- 0,5 mg
- Toedieningsvorm
- Crème voor vaginaal gebruik
- Sterkte
- 1 mg/g
- Verpakkingsvorm
- 15 g + applicator
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Cetura (als hemihydraat) ACE Pharmaceuticals bv
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 0,5 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Overweeg, bij hinderlijke vasomotorische klachten tijdens de overgang, hormoontherapie; evalueer na drie maanden. Maak in samenspraak met de vrouw de keuze tussen oraal of transdermaal estradiol. Geef vrouwen met een uterus, naast het oestrogeen, een (oraal) progestageen: cyclisch in de perimenopauze, continu in de postmenopauze. Geef vrouwen zonder uterus alleen oestrogeen. Overweeg bij klachten door urogenitale atrofie, behandeling met een vaginaal oestrogeen en/of een indifferent middel.
Offlabel: Estriol (vaginaal) kan offlabel als profylaxe worden toegepast bij recidiverende cystitis; het beperkt het aantal recidieven bij postmenopauzale vrouwen. Lokale oestrogenen hebben de voorkeur bij postmenopauzale vrouwen indien er geen contra-indicaties zijn.
Advies
Zie voor de behandeling van het Turner-syndroom de geldende klinische richtlijn op vkgn.org.
Indicaties
- Symptomen van vaginale atrofie als gevolg van oestrogeendeficiëntie bij postmenopauzale vrouwen.
- Pre- en postoperatieve therapie bij postmenopauzale vrouwen die een vaginale operatie moeten ondergaan.
- Als diagnostische hulp bij een verdacht cervixuitstrijkje (Pap-klasse IIIa) bij vrouwen in de menopauze, indien afwijkende cellen wijzend op epitheelatrofie worden aangetroffen.
- Offlabel: recidiverende urineweginfecties bij postmenopauzale vrouwen (≥ 3 urineweginfecties per jaar).
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Puberteitsinductie bij meisjes (zoals bij het Turnersyndroom).
Doseringen
Atrofie van het lagere urogenitale gebied in de postmenopauze
Volwassenen
Volgens de fabrikant: 0,5 mg (1 applicatordosis crème of 1 ovule) 1×/dag inbrengen gedurende de eerste weken (max. 4 weken), vervolgens geleidelijk verminderen tot een onderhoudsdosering (max. 0,5 mg 2×/week).
Volgens de NHG-Standaard De overgang (2024): 0,5 mg (1 applicatordosis crème of 1 ovule) 1×/dag inbrengen gedurende 2 weken, daarna overgaan op 0,5 mg 2×/week.
Pre- en postoperatief bij vaginale operaties in de postmenopauze
Volwassenen
0,5 mg (1 applicatordosis crème of 1 ovule) 1×/dag tijdens de 2 weken voorafgaande aan de operatie, vervolgens 0,5 mg 2×/week gedurende 2 weken na de operatie.
Als diagnostische hulp bij een verdacht cervixuitstrijkje
Volwassenen
0,5 mg (1 applicatordosis crème of 1 ovule) elke 2 dagen in de week voorafgaande aan het nemen van de volgende uitstrijk.
Offlabel: recidiverende urineweginfecties bij postmenopauzale vrouwen
Volwassenen
Volgens de NHG-Standaard Urineweginfecties (2020): 0,5 mg (1 applicatordosis crème of 1 ovule) 1×/dag gedurende 2 weken, vervolgens afbouwen tot max. 0,5 mg 2×/week. Evalueer ten minste jaarlijks en overweeg de behandeling te stoppen.
Een gemiste dosis alleen toedienen indien dit op dezelfde dag wordt bemerkt.
Toediening: de crème of ovule 's avonds voor het slapen gaan in liggende houding zo diep mogelijk in de vagina inbrengen.
Doseringen
Puberteitsinductie
Meisjes
Begindosering: 5 microg/kg lichaamsgewicht/dag in 1 dosis. De dosering elke 6–9 maanden verhogen tot een doorbraakbloeding optreedt. Opklimschema: 0,25 mg (½ tablet), 0,5 mg (1 tablet), 1 mg (2 tabletten), 1,5 mg (3 tabletten), 2 mg (4 tabletten). De maximale dosering is 2 mg/dag. Bij het bereiken van een dosering van 2 mg overgaan op een combinatiepil of anticonceptiepil.
Bij kinderen < 50 kg is de startdosering hoger dan 5 microg/kg/dag bij voorschrijven van een ½ tablet. De behandelend arts dient de gewenste startdosering bij deze kinderen te bepalen.
Na 2 jaar of bij het optreden van 'spotting' of doorbraakbloedingen cyclisch een progestageen toevoegen gedurende de eerste 12–14 dagen van de maand (bv. 5–10 mg dydrogesteron/dag of 5–10 mg medroxyprogesteron/dag).
Bijwerkingen
Gemeld zijn: irritatie of jeuk op de toedieningsplaats. Pijnlijke of gevoelige borsten, 'spotting', overvloedige productie van cervixslijm. Misselijkheid. Vochtretentie. Griepachtig beeld.
Bijwerkingen
Er zijn nog onvoldoende gegevens over bijwerkingen bekend. In een kleine studie bij Turnersyndroom werd vaak (1-10%) gemeld: lymfoedeem en toename van frequentie en grootte van moedervlekken. Daarnaast zijn gemeld: misselijkheid, braken. Hoofdpijn, verergering van migraine, stemmingsveranderingen. Irritatie ogen bij dragen van contactlenzen. Erythema nodosum. Spierspasmen. Gevoelige en pijnlijke borsten, vergroting van de borsten, verkleuring van de tepels. Gewichtsveranderingen.
Interacties
Vanwege de minimale systemische absorptie bij vaginale toediening, zijn klinisch relevante geneesmiddelinteracties onwaarschijnlijk. Overweeg echter wel interacties met andere lokaal toegediende vaginale behandelingen.
Interacties
Gelijktijdig gebruik van leverenzyminducerende stoffen (m.n. CYP3A4 en UGT) zoals bosentan, carbamazepine, efavirenz, fenobarbital, fenytoïne, griseofulvine, nevirapine, rifabutine, rifampicine en sint-janskruid kan de werkzaamheid doen afnemen.
Zwangerschap
Gezien de geregistreerde indicatie niet van toepassing.
Advies: Als tijdens behandeling zwangerschap optreedt, de behandeling onmiddellijk staken.
Zwangerschap
Teratogenese: Uit epidemiologische studies geen aanwijzingen voor een teratogeen of foetotoxisch risico.
Advies: Niet toepassen tijdens zwangerschap.
Lactatie
Gezien de geregistreerde indicatie niet van toepassing.
Overgang in de moedermelk: Ja, weinig.
Farmacologisch effect: Oestrogenen kunnen invloed hebben op de productie en samenstelling van de moedermelk. Daarbij kan het gebruik van oestrogenen de kans op trombose (bij de moeder) in de eerste weken na de bevalling verder verhogen.
Advies: kan vanaf 6 weken na de bevalling waarschijnlijk veilig worden gebruikt.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in geringe mate.
Farmacologisch effect: geen nadelige effecten op de zuigeling waargenomen.
Advies: Kan worden gebruikt.
Contra-indicaties
- (voorgeschiedenis van) mammacarcinoom;
- oestrogeenafhankelijke tumor (zoals endometriumcarcinoom);
- onverklaarde vaginale bloedingen;
- onbehandelde endometriumhyperplasie;
- actuele of doorgemaakte veneuze trombo–embolie (diepveneuze trombose, longembolie);
- trombofiele aandoening (zoals proteïne C-, proteïne S- of antitrombinedeficiëntie);
- actuele of recent doorgemaakte arteriële trombo–embolische aandoening (angina pectoris, myocardinfarct);
- acute leveraandoening (in de anamnese) zolang de leverfunctiewaarden niet zijn genormaliseerd;
- acute porfyrie.
Contra-indicaties
- verleden van veneuze trombo-embolie of actieve trombo-embolieën (diepveneuze trombose, longembolie);
- actieve of recent doorgemaakte arteriële trombo-embolische aandoening (angina pectoris, myocardinfarct);
- acute leveraandoeningen (in de anamnese) zolang de leverfuncties niet zijn genormaliseerd;
- oestrogeenafhankelijke tumoren;
- mammacarcinoom in de anamnese;
- hyperplasie van het endometrium;
- onverklaarde vaginale bloedingen;
- acute porfyrie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Beoordeel voortzetting van de behandeling van oestrogeendeficiëntie periodiek, op zijn minst jaarlijks. Controleer de patiënt extra bij één van de volgende aandoeningen in de voorgeschiedenis (vanwege terugkeren of verergeren):
- uterusmyomen of endometriose,
- endometriumhyperplasie,
- risicofactoren voor trombo-embolische aandoeningen,
- risicofactoren voor oestrogeengevoelige tumoren (zoals mammacarcinoom bij eerstegraads familielid),
- hypertensie,
- leveraandoening,
- cholelithiase,
- diabetes mellitus,
- migraine of ernstige hoofdpijn,
- systemische lupus erythematodes,
- epilepsie,
- astma,
- otosclerose.
Staak direct de behandeling in de volgende gevallen:
- tekenen van trombose;
- significante stijging van de bloeddruk;
- geelzucht of achteruitgang van de leverfunctie;
- voor het eerst optreden van migraine–achtige hoofdpijn.
De volgende risico's zijn geassocieerd met systemische oestrogeensuppletie en gelden in mindere mate voor vaginaal gebruik van oestrogenen. Mogelijk neemt de kans op ovariumcarcinoom geleidelijk iets toe. De kans op veneuze trombo–embolie neemt toe, met name in het eerste jaar; risicofactoren zijn een hogere leeftijd, positieve familie-anamnese, immobilisatie, obesitas (BMI > 30 kg/m²), systemische lupus erythematodes, carcinoom en mogelijk varicosis. Indien na een electieve operatieve ingreep langdurige immobilisatie is te verwachten, eventueel de hormoonsuppletie vier tot zes weken vóór de ingreep onderbreken. Systemische oestrogeensuppletie wordt in verband gebracht met een tot 1,5 × hoger risico op een ischemisch CVA. Oestrogenen kunnen vochtretentie veroorzaken; wees voorzichtig bij een verminderde hart- of nierfunctie. Bij een bestaande hypertriglyceridemie heeft oestrogeentherapie in zeldzame gevallen geleid tot een sterke stijging van triglyceriden in plasma, met pancreatitis tot gevolg. Exogene oestrogenen kunnen symptomen van erfelijk en verworven angio-oedeem induceren of verergeren.
De kans op mammacarcinoom lijkt bij gebruik van een lage dosis vaginaal toegediend oestrogeen niet toe te nemen.
Bij vrouwen met een intacte uterus neemt de kans op endometriumhyperplasie en -carcinoom toe wanneer over langere tijd alleen oestrogenen (systemisch) zijn toegediend. Bij lokaal vaginaal gebruik van estriol (2×/week) blijft de systemische blootstelling dicht bij het normale postmenopauzale bereik, en is gelijktijdige progestageenbehandeling niet nodig. De endometriale veiligheid van langdurig (> 1 jaar) of herhaald lokaal gebruik is onzeker. Als doorbraakbloedingen of 'spotting' voorkomen op enig moment gedurende de behandeling, dan nader onderzoek verrichten om maligniteit van het endometrium uit te sluiten.
Bij hysterectomie vanwege endometriose in de voorgeschiedenis, kan het gebruik van oestrogenen leiden tot premaligne en maligne transformatie in achtergebleven endometriosehaarden.
Waarschuwingen en voorzorgen
Vóór toediening een echo van de onderbuik maken om de grootte van de uterus te bepalen en de gonadale disfunctie bevestigen door bepaling van de FSH concentratie in het bloed. Bij een normale FSH-spiegel eventueel een echo van de onderbuik maken, om vast te stellen of er follikels (als voorspeller van de gonadale status) zichtbaar zijn.
Ter preventie van endometriumhyperplasie moet een progestageen aan de behandeling worden toegevoegd. Bij puberteitsinductie is dit na 2 jaar oestrogeentherapie of eerder in geval van het optreden van 'spotting' of doorbraakbloeding. Er wordt niet gelijktijdig gestart met cyclisch progestageen om de borst- en baarmoederontwikkeling normaal te laten verlopen.
Controleer bij diabetes mellitus met name in het begin van de behandeling extra, omdat oestrogenen de perifere insulineresistentie en glucosetolerantie kunnen beïnvloeden.
Er zijn nog onvoldoende gegevens over langetermijngevolgen bekend; het is onbekend of de toegenomen risico's van oestrogenen zoals die zijn gevonden bij gebruik van anticonceptiva (bv. veneuze of arteriële trombo-embolieën, mammacarcinoom) ook gelden voor de toepassing van oestrogenen bij Turnersyndroom.
Eigenschappen
Natuurlijk kortwerkend oestrogeen. Oestrogenen stimuleren de rijping van het vagina-epitheel en de glycogeenhoeveelheid in de cellen, waardoor de normale bacteriële flora verbetert en de pH van de vagina normaliseert.
Kinetische gegevens
Resorptie | door de vaginawand. |
T max | 1–2 uur. |
Eiwitbinding | 90%. |
Overig | ondergaat enterohepatische kringloop. |
Eliminatie | vnl. met de urine als conjugaten. |
T 1/2el | na vaginale toediening 6–9 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Oestrogeen. Geeft aanzet tot de secundaire geslachtskenmerken en houdt deze in stand. Daarnaast hebben ze een gunstig effect op de botmassa.
Kinetische gegevens
Resorptie | snel en volledig. |
T max | binnen 8 uur. |
Eiwitbinding | ca. 98% (aan albumine en in mindere mate aan SHBG). |
Metabolisering | ondergaat een uitgebreid first-pass-effect; het wordt in de lever en andere organen omgezet in de minder actieve oestrogenen estron en estriol. De oestrogenen en metabolieten ondergaan een enterohepatische kringloop. |
Eliminatie | vnl. met de urine in biologisch inactieve vorm. |
T 1/2el | 13–20 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
estriol (vaginaal) hoort bij de groep oestrogenen.
Groepsinformatie
estradiol (bij puberteitsinductie) hoort bij de groep oestrogenen.