Samenstelling
Fevarin (maleaat) Mylan bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 50 mg, 100 mg
Fluvoxamine (maleaat) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 50 mg, 100 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Paroxetine (als hydrochloride) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 10 mg, 20 mg, 30 mg, 40 mg
Paroxetine (als hydrochloridehemihydraat) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 20 mg, 30 mg
Paroxetine (als mesilaat) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 20 mg
Seroxat (als hydrochloridehemihydraat) GlaxoSmithKline bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 20 mg, 30 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
De initiële behandeling van depressieve klachten bestaat uit voorlichting. Bij een depressie ook uit dagstructurering, activiteitenplanning en een kortdurende psychologische behandeling. Start in de eerstelijnszorg alleen een antidepressivum bij onvoldoende effect van niet-medicamenteus beleid bij een depressie zonder ernstig sociaal disfunctioneren, grote lijdensdruk of ernstige psychische comorbiditeit én als er een voorkeur voor antidepressiva boven psychotherapie bestaat. Bij (jong)volwassenen zijn de serotonineheropnameremmers (SSRI’s) citalopram, escitalopram, fluoxetine en sertraline voorkeursmiddelen; bij ouderen zijn dit citalopram of sertraline. Switch bij onvoldoende of geen respons naar een andere SSRI van voorkeur. Bij goede respons de behandeling ten minste 6 maanden (ten minste 1 jaar bij recidief depressie) voortzetten na bereiken van remissie. Bouw daarna het antidepressivum af.
Start in de tweedelijnszorg (basis gegeneraliseerde GGZ of gespecialiseerde GGZ) eventueel met een tricyclisch antidepressivum (TCA), een SSRI, een niet-selectieve serotonineheropnameremmer (SNRI), bupropion, mirtazapine of vortioxetine. Bij klinisch opgenomen patiënten heeft een TCA de voorkeur.
Fluvoxamine is ten opzichte van andere antidepressiva minder werkzaam en het heeft meer bijwerkingen, volgens het NHG.
Bij een angststoornis met een geringe ziektelast volstaan voorlichting en zelfhulpadviezen. Bij onvoldoende effect daarvan of bij ernstige ziektelast zijn cognitieve gedragstherapie, een antidepressivum of beide aangewezen. Er is een lichte voorkeur voor SSRI’s boven serotonerge TCA’s vanwege een geringere kans op ernstige bijwerkingen. Bij sociale fobie komen TCA’s niet in aanmerking. Na herstel van de angststoornis is begeleiding bij het stoppen van het antidepressivum en terugvalpreventie belangrijk. Bij examenangst/plankenkoorts kan incidenteel propranolol gegeven worden.
De plaats van een antidepressivum bij de behandeling van een depressieve episode van een bipolaire stoornis is in algemene zin controversieel vanwege relatief weinig bewijs voor effectiviteit. Als een antidepressivum wordt toegevoegd, hebben SSRI’s (uitgezonderd paroxetine) en bupropion de voorkeur. Het toevoegen van een serotonine-noradrenaline-heropnameremmer (SNRI) of een tricyclisch antidepressivum (TCA) (uitgezonderd imipramine) pas overwegen als andere antidepressiva niet effectief zijn gebleken. Antidepressiva kunnen een manie uitlokken. Voor de standaardbehandeling van een bipolaire stoornis, zie Bipolaire stoornis.
Advies
De initiële behandeling van depressieve klachten bestaat uit voorlichting. Bij een depressie ook uit dagstructurering, activiteitenplanning en een kortdurende psychologische behandeling. Start in de eerstelijnszorg alleen een antidepressivum bij onvoldoende effect van niet-medicamenteus beleid bij een depressie zonder ernstig sociaal disfunctioneren, grote lijdensdruk of ernstige psychische comorbiditeit én als er een voorkeur voor antidepressiva boven psychotherapie bestaat. Bij (jong)volwassenen zijn de serotonineheropnameremmers (SSRI’s) citalopram, escitalopram, fluoxetine en sertraline voorkeursmiddelen; bij ouderen zijn dit citalopram of sertraline. Switch bij onvoldoende of geen respons naar een andere SSRI van voorkeur. Bij goede respons de behandeling ten minste 6 maanden (ten minste 1 jaar bij recidief depressie) voortzetten na bereiken van remissie. Bouw daarna het antidepressivum af.
Start in de tweedelijnszorg (basis gegeneraliseerde GGZ of gespecialiseerde GGZ) eventueel met een tricyclisch antidepressivum (TCA), een SSRI, een niet-selectieve serotonineheropnameremmer (SNRI), bupropion, mirtazapine of vortioxetine. Bij klinisch opgenomen patiënten heeft een TCA de voorkeur.
Paroxetine is volgens het NHG geen voorkeursmiddel omdat het lastiger af te bouwen is dan de andere SSRI’s. Het kan in specifieke gevallen in de tweedelijnszorg worden voorgeschreven.
Bij een angststoornis met een geringe ziektelast volstaan voorlichting en zelfhulpadviezen. Bij onvoldoende effect daarvan of bij ernstige ziektelast zijn cognitieve gedragstherapie, een antidepressivum of beide aangewezen. Er is een lichte voorkeur voor SSRI’s boven serotonerge TCA’s vanwege een geringere kans op ernstige bijwerkingen. Bij sociale fobie komen TCA’s niet in aanmerking. Na herstel van de angststoornis is begeleiding bij het stoppen van het antidepressivum en terugvalpreventie belangrijk. Bij examenangst/plankenkoorts kan incidenteel propranolol gegeven worden.
Indicaties
- Depressie, vooral met vitale kenmerken;
- Obsessieve-compulsieve stoornis (OCS).
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Depressie;
- Obsessieve-compulsieve stoornis (OCS);
- Paniekstoornis met of zonder agorafobie;
- Sociale fobie (sociale angststoornis);
- Gegeneraliseerde-angststoornis;
- Posttraumatische-stressstoornis.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Bij dit geneesmiddel wordt (tevens) gedoseerd op geleide van de bloedspiegel; zie voor meer informatie hierover op SSRI (Selectieve Serotonine Heropnameremmers) van tdm-monografie.org.
Depressie
Volwassenen
begindosering 50–100 mg 1×/dag, bij voorkeur 's avonds , indien nodig geleidelijk verhogen tot 300 mg/dag. De aanbevolen dosering is gewoonlijk 100 mg/dag. Bij een dagdosis van > 150 mg wordt deze in 2–3 giften over de dag verdeeld. Bij een goede respons de behandeling voortzetten totdat de patiënt minstens 6 maanden symptoomvrij is.
Obsessieve-compulsieve stoornis
Volwassenen
begindosering 50 mg/dag, na 3–4 dagen geleidelijk verhogen tot effectieve dosering; max. 300 mg/ dag. Doseringen tot 150 mg kunnen als eenmaaldaagse gift bij voorkeur 's avonds gegeven worden. Bij een dagdosis van > 150 mg wordt deze in 2–3 giften over de dag verdeeld. Indien de symptomen na 10 weken niet zijn verbeterd, de behandeling heroverwegen. Werkzaamheid op de lange termijn (> 24 weken) is bij OCS niet aangetoond.
Kinderen > 8 jaar
begindosering 25 mg per dag, elke 4–7 dagen met 25 mg verhogen tot werkzame dosering; maximaal 200 mg per dag. Een dagdosis van > 50 mg over 2 giften verdelen, waarbij de hoogste dosis voor het slapen gaan wordt ingenomen.
Ouderen: de dosering voorzichtig aanpassen.
Verminderde nier- of leverfunctie: beginnen met een lagere dosering onder zorgvuldige begeleiding.
Afbouwen: Zie voor informatie over geleidelijk afbouwen het multidisciplinair document het afbouwen van SSRI's en SNRI's van het Nederlands Huisartsen Genootschap. Voorbeelden van afbouwschema's zijn weergegeven in tabel 2 en 3 van het document.
Overschakelen: Zie voor informatie over overschakelen van en naar andere antidepressiva de switchtabel van psychiatrienet.nl.
Toediening: De tabletten zonder kauwen doorslikken met een ruime hoeveelheid water. De breukstreep op de tablet is alleen bedoeld om het inslikken makkelijker te maken; niet om in gelijke doses te verdelen.
Doseringen
Bij dit geneesmiddel wordt (tevens) gedoseerd op geleide van de bloedspiegel; zie voor meer informatie hierover op SSRI (selectieve serotonine heropnameremmers) van tdm-monografie.org.
Depressie
Volwasssenen
Begindosering: 20 mg 1×/dag; indien nodig de dosering geleidelijk verhogen in stappen van 10 mg, tot max. 50 mg/dag;
De behandeling voortzetten totdat de symptomen zijn verdwenen, ten minste 6 maanden.
Obsessieve-compulsieve stoornis
Volwassenen
Begindosering: 20 mg 1×/dag, geleidelijk in stappen van 10 mg verhogen tot aanbevolen dosering van 40 mg 1×/dag; soms tot max. 60 mg/dag. De behandeling enkele maanden of langer voortzetten totdat de symptomen verdwenen zijn.
Paniekstoornis
Volwassenen
Begindosering: 10 mg 1×/dag (om te voorkomen dat een achteruitgang optreedt zoals men in het begin van de behandeling kan verwachten), vervolgens geleidelijk verhogen in stappen van 10 mg tot aanbevolen dosering van 40 mg/dag; soms tot max. 60 mg/dag. De behandeling voortzetten totdat de symptomen zijn verdwenen, enkele maanden of langer.
Sociale fobie, gegeneraliseerde-angststoornis en posttraumatische-stressstoornis
Volwassenen
Begindosering: 20 mg 1×/dag, indien nodig na een aantal weken in stappen van 10 mg verhogen tot max. 50 mg/dag. Bij langdurig gebruik regelmatig evalueren.
Bij CYP2D6-polymorfisme: Pas zo nodig de dosering of het middel aan in overleg met de apotheker.
Bij ouderen is de max. dosering 40 mg/dag.
Bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min): dosis beperken tot het lage uiteinde van het doseringsbereik.
Bij een verminderde leverfunctie: dosis beperken tot het lage uiteinde van het doseringsbereik.
Zie voor informatie over geleidelijk afbouwen het multidisciplinaire document het afbouwen van SSRI's en SNRI's (2018) van het Nederlands Huisartsen Genootschap. Voorbeelden van afbouwschema's zijn weergegeven in tabel 2 en 3 van het document.
Zie voor informatie over overschakelen naar andere antidepressiva de switchtabel van psychiatrienet.nl.
Toediening: Bij voorkeur 's ochtends met voedsel innemen; de tabletten heel innemen, niet kauwen of vermalen.
Bijwerkingen
Ademhalingsstelsel, borstkas en mediastinum
Geeuwen | - |
---|
Algemeen en toedieningsplaats
Asthenie | Vaak |
---|---|
Geneesmiddelontwenningsverschijnselen-syndroom, neonataal | ? |
Malaise | Vaak |
Ontwenningssyndroom bij staken van antidepressiva | ? |
Perifeer oedeem | - |
Slijmvliesbloeding | - |
Verwardheid | Soms |
Bloed en lymfestelsel
Gynaecologische bloeding | ? |
---|---|
Leukopenie | - |
Trombocytopenie | - |
Bloedvaten
Bloeding | - |
---|---|
Hypotensie | Soms |
Orthostatische hypotensie | Soms |
Verandering in bloeddruk | - |
Endocrien
Abnormale secretie van antidiuretisch hormoon | ? |
---|---|
Hyperprolactinemie | ? |
Hart
Bradycardie | - |
---|---|
Tachycardie | - |
Huid en onderhuid
Angio-oedeem | Soms |
---|---|
Cutane overgevoeligheidsreactie | Soms |
Ecchymose | ? |
Erythema multiforme | ? |
Fotosensitiviteitsreactie | Zelden |
Huidbloeding | - |
Hyperhidrose | Vaak |
Overmatig zweten | - |
Pruritus | Soms |
Purpura | ? |
Rash | Soms |
Stevens-Johnson-syndroom | ? |
Toxische epidermale necrolyse | ? |
Urticaria | - |
Immuunsysteem
Anafylactische reactie | - |
---|
Letsels, intoxicaties en complicaties
Botbreuk | ? |
---|
Lever en galwegen
Ernstige leverfunctiestoornis | - |
---|---|
Leverfunctie afwijkend | Zelden |
Maagdarmstelsel
Braken | Vaak |
---|---|
Buikpijn | Vaak |
Colitis microscopisch | - |
Diarree | Vaak |
Droge mond | Vaak |
Dyspepsie | Vaak |
Gastro-intestinale bloeding | ? |
Nausea | Vaak |
Obstipatie | Vaak |
Nieren en urinewegen
Incontinentie | - |
---|---|
Nachtelijke mictie | ? |
Plasproblemen | ? |
Pollakisurie | ? |
Urine-incontinentie | ? |
Urineretentie | ? |
Onderzoeken
Bloed cholesterol verhoogd | - |
---|---|
Elektrocardiogram QT verlengd | - |
Gestegen leverenzymen | - |
Gewicht verhoogd | ? |
Gewicht verlaagd | ? |
Gewichtstoename | - |
Oog
Acuut glaucoom | - |
---|---|
Glaucoom | ? |
Mydriase | ? |
Visuele stoornis | - |
Oor en evenwichtsorgaan
Tinnitus | - |
---|
Psyche
Abnormale dromen | - |
---|---|
Agitatie | Vaak |
Agressie | Soms |
Angst | Vaak |
Anorgasmie | ? |
Bedplassen | ? |
Bruxisme | - |
Hallucinatie | Soms |
Insomnia | Vaak |
Manie | Zelden |
Rusteloosheid | ? |
Suïcidaal gedrag | ? |
Suïcidale gedachten | ? |
Verwarring | - |
Zenuwachtigheid | Vaak |
Skeletspieren en bindweefsel
Artralgie | Soms |
---|---|
Myalgie | Soms |
Spierzwakte | - |
Stofwisseling en voeding
Anorexie | Vaak |
---|---|
Hyponatriëmie | ? |
Verminderde eetlust | - |
Voortplantingsstelsel en borst
(reversibel) veranderde spermakwaliteit | - |
---|---|
Abnormale ejaculatie | Soms |
Amenorroe | ? |
Galactorroe | Zelden |
Hypomenorrhoea | ? |
Menorragie | ? |
Menstruatiestoornis | ? |
Metrorragie | ? |
Priapisme | - |
Seksuele disfunctie | - |
Vaginale bloeding | - |
Vertraagde ejaculatie | Soms |
Zenuwstelsel
Acathisie | ? |
---|---|
Ataxie | Soms |
Concentratie gestoord | - |
Convulsie | Zelden |
Duizeligheid | Vaak |
Dysgeusie | ? |
Extrapiramidale aandoening | Soms |
Hoofdpijn | Vaak |
Neuroleptisch maligne syndroom | ? |
Orofaciale dyskinesie | - |
Paresthesie | ? |
Restless legs-syndroom | - |
Sensorische aandoening | - |
Serotoninesyndroom | ? |
Somnolentie | Vaak |
Tremor | Vaak |
Zwangerschap, perinataal en postpartum
Postpartumbloeding | ? |
---|
Toelichting
- Botbreuk: vooral boven een leeftijd van 50 jaar (bij gebruik van een SSRI of TCA).
- Misselijkheid: vermindert gewoonlijk binnen de eerste twee weken van de behandeling.
Bij kinderen en adolescenten met OCS: meer kans op agitatie, asthenie, dyspepsie, hyperkinesie, hypomanie, slapeloosheid, slaperigheid.
Bijwerkingen
Ademhalingsstelsel, borstkas en mediastinum
Geeuwen | Vaak |
---|
Algemeen en toedieningsplaats
Asthenie | Vaak |
---|---|
Geneesmiddelontwenningsverschijnselen-syndroom, neonataal | - |
Malaise | - |
Ontwenningssyndroom bij staken van antidepressiva | - |
Perifeer oedeem | Zeer zelden |
Slijmvliesbloeding | Soms |
Verwardheid | - |
Bloed en lymfestelsel
Gynaecologische bloeding | - |
---|---|
Leukopenie | Soms |
Trombocytopenie | Zeer zelden |
Bloedvaten
Bloeding | Soms |
---|---|
Hypotensie | - |
Orthostatische hypotensie | Soms |
Verandering in bloeddruk | Soms |
Endocrien
Abnormale secretie van antidiuretisch hormoon | - |
---|---|
Hyperprolactinemie | Zelden |
Hart
Bradycardie | Zelden |
---|---|
Tachycardie | Soms |
Huid en onderhuid
Angio-oedeem | Zeer zelden |
---|---|
Cutane overgevoeligheidsreactie | - |
Ecchymose | Soms |
Erythema multiforme | Zeer zelden |
Fotosensitiviteitsreactie | Zeer zelden |
Huidbloeding | Soms |
Hyperhidrose | - |
Overmatig zweten | Vaak |
Pruritus | Soms |
Purpura | - |
Rash | Soms |
Stevens-Johnson-syndroom | Zeer zelden |
Toxische epidermale necrolyse | Zeer zelden |
Urticaria | Zeer zelden |
Immuunsysteem
Anafylactische reactie | Zeer zelden |
---|
Letsels, intoxicaties en complicaties
Botbreuk | ? |
---|
Lever en galwegen
Ernstige leverfunctiestoornis | Zeer zelden |
---|---|
Leverfunctie afwijkend | - |
Maagdarmstelsel
Braken | - |
---|---|
Buikpijn | - |
Colitis microscopisch | ? |
Diarree | Vaak |
Droge mond | Vaak |
Dyspepsie | - |
Gastro-intestinale bloeding | Soms |
Nausea | Zeer vaak |
Obstipatie | Vaak |
Nieren en urinewegen
Incontinentie | Soms |
---|---|
Nachtelijke mictie | - |
Plasproblemen | - |
Pollakisurie | - |
Urine-incontinentie | - |
Urineretentie | Soms |
Onderzoeken
Bloed cholesterol verhoogd | Vaak |
---|---|
Elektrocardiogram QT verlengd | ? |
Gestegen leverenzymen | Zelden |
Gewicht verhoogd | - |
Gewicht verlaagd | - |
Gewichtstoename | Vaak |
Oog
Acuut glaucoom | Zeer zelden |
---|---|
Glaucoom | - |
Mydriase | Soms |
Visuele stoornis | Vaak |
Oor en evenwichtsorgaan
Tinnitus | ? |
---|
Psyche
Abnormale dromen | Vaak |
---|---|
Agitatie | Vaak |
Agressie | ? |
Angst | Zelden |
Anorgasmie | - |
Bedplassen | - |
Bruxisme | ? |
Hallucinatie | Soms |
Insomnia | Vaak |
Manie | Zelden |
Rusteloosheid | - |
Suïcidaal gedrag | ? |
Suïcidale gedachten | - |
Verwarring | Soms |
Zenuwachtigheid | - |
Skeletspieren en bindweefsel
Artralgie | Zelden |
---|---|
Myalgie | Zelden |
Spierzwakte | Vaak |
Stofwisseling en voeding
Anorexie | - |
---|---|
Hyponatriëmie | Zelden |
Verminderde eetlust | Vaak |
Voortplantingsstelsel en borst
(reversibel) veranderde spermakwaliteit | ? |
---|---|
Abnormale ejaculatie | - |
Amenorroe | - |
Galactorroe | Zelden |
Hypomenorrhoea | - |
Menorragie | - |
Menstruatiestoornis | Zelden |
Metrorragie | - |
Priapisme | Zeer zelden |
Seksuele disfunctie | Zeer vaak |
Vaginale bloeding | Soms |
Vertraagde ejaculatie | - |
Zenuwstelsel
Acathisie | Zelden |
---|---|
Ataxie | - |
Concentratie gestoord | Vaak |
Convulsie | Zelden |
Duizeligheid | Vaak |
Dysgeusie | - |
Extrapiramidale aandoening | Soms |
Hoofdpijn | Vaak |
Neuroleptisch maligne syndroom | - |
Orofaciale dyskinesie | Zeer zelden |
Paresthesie | - |
Restless legs-syndroom | Zelden |
Sensorische aandoening | Vaak |
Serotoninesyndroom | Zeer zelden |
Somnolentie | Vaak |
Tremor | Vaak |
Zwangerschap, perinataal en postpartum
Postpartumbloeding | Soms |
---|
Toelichting
- Botbreuk: vooral boven de leeftijd van 50 jaar (bij gebruik van een SSRI of TCA); vooral gedurende de eerste drie maanden van de behandeling.
- Hyponatriëmie: vooral bij ouderen en bij gebruik van diuretica; kan gepaard gaan met SIADH.
- Menstruatiestoornis: zoals menorragie, metrorragie, amenorroe en onregelmatige menstruatie.
- Verandering in bloeddruk: voorbijgaande stijging of daling.
Interacties
Algemene informatie: Fluvoxamine is een sterke remmer van CYP1A2 en CYP2C19 ,en een matige remmer van CYP2C9, CYP2D6 en CYP3A4.
Gecontra-indiceerd: Gelijktijdig gebruik met tizanidine. Gelijktijdig gebruik met pimozide, vanwege smalle therapeutische index van pimozide én het vermogen om het QT-interval te verlengen. Gelijktijdig gebruik of gebruik binnen één dag met een reversibele MAO-remmer (zoals moclobemide) óf gebruik binnen twee weken met een irreversibele MAO-remmer (zoals tranylcypromine), vanwege meer kans op het serotoninesyndroom. Vanwege de lange halfwaardetijd niet binnen een week na staken van fluvoxamine starten met een MAO-remmer.
Niet aanbevolen: Gelijktijdig gebruik van serotonerge geneesmiddelen, bv. 5HT-agonisten zoals sumatriptan, (andere) SSRI's, antipsychotica, tramadol, buprenorfine en preparaten die sint-janskruid bevatten vermijden, omdat de serotonerge werking mogelijk wordt versterkt door SSRI's. Gelijktijdig gebruik van SSRI's met lithium of tryptofaan kan leiden tot een hogere incidentie van bijwerkingen.
Overige interacties: De plasmaconcentratie van geneesmiddelen die voornamelijk door CYP1A2 worden omgezet, zoals TCA's (clomipramine, imipramine, amitriptyline), antipsychotica (bv. clozapine, olanzapine), propranolol, middelen met een smalle therapeutische breedte (theofylline, methadon, mexiletine), vitamine K-antagonisten en ropinirol kan worden verhoogd, waardoor bij starten met fluvoxamine een dosisverlaging van deze middelen moet worden overwogen. Bij geneesmiddelen die voornamelijk door CYP2C worden omgezet en een smalle therapeutische breedte hebben, zoals fenytoïne, is bewaking aangewezen. De plasmaconcentratie van geneesmiddelen die voornamelijk door CYP3A4 worden omgezet, zoals sommige benzodiazepinen (midazolam, alprazolam en diazepam), carbamazepine, ciclosporine, kinidine, kan worden verhoogd. Clopidogrel wordt gedeeltelijk gemetaboliseerd door CYP2C19; vermijd combinatie met fluvoxamine.
De spiegel van coffeïne kan stijgen.
De spiegel van propranolol kan stijgen, overweeg dosisverlaging van propranolol.
In hogere doses kan de werking van alcohol worden versterkt. Gebruik van alcohol in combinatie met fluvoxamine wordt afgeraden.
Wees voorzichtig met gelijktijdig gebruik met geneesmiddelen die de kans op bloedingen vermeerderen (zoals vitamine K-antagonisten, NSAID's, acetylsalicylzuur, TCA's, atypische antipsychotica en fenothiazinen).
Interacties
Algemene informatie:
Paroxetine is een krachtige remmer van CYP2D6.
Gecontra-indiceerd:
Gelijktijdig gebruik met pimozide, omdat via remming van CYP2D6 paroxetine de bloedspiegel van pimozide (met smalle therapeutische index) kan verhogen en dit het QT-interval kan verlengen.
Gelijktijdig gebruik – en gebruik binnen twee weken na behandeling – met een niet-selectieve, irreversibele MAO-remmer, vanwege de kans op het 'serotoninesyndroom' met ernstige en mogelijk fatale verschijnselen.
Vermijden:
Niet binnen 24 uur na een reversibele MAO-remmer (moclobemide, linezolid, methylthionine) gebruiken. Niet binnen een week na staken van paroxetine starten met een MAO-remmer. Gelijktijdig gebruik met moclobemide en selegiline wordt sterk ontraden, vanwege de kans op het serotoninesyndroom en omdat beiden via CYP2D6 worden gemetaboliseerd. Vermijd gelijktijdig gebruik met tamoxifen; paroxetine kan door CYP2D6-remming een afname van de plasmaspiegel van de actieve metaboliet (endoxifen) veroorzaken. Vermijd vanwege de kans op een serotoninesyndroom de combinatie met serotonineprecursors (L-tryptofaan, oxitriptan) Linezolid alleen gelijktijdig gebruiken indien er strikte controle is op symptomen van het serotoninesyndroom en de bloeddruk.
Overige interacties:
Het risico op QT-verlenging en/of ventriculaire aritmie (zoals 'torsade de pointes') kan verhoogd zijn bij gelijktijdig gebruik van andere geneesmiddelen die het QT-interval verlengen (zoals bepaalde antiaritmica en antipsychotica).
Paroxetine kan de werking van middelen die via CYP2D6 worden gemetaboliseerd, zoals klasse IC-anti-aritmica, andere SSRI's, antipsychotica (risperidon, perfenazine), atomoxetine en tricyclische antidepressiva mogelijk versterken.
Gelijktijdig gebruik met serotonerge geneesmiddelen (zoals andere SSRI's, SNRI's, TCA's, triptanen, tramadol, pethidine, buprenorfine, lithium, preparaten met sint-janskruid) verhoogt het risico op het potentieel levensbedreigende serotoninesyndroom. Wees ook voorzichtig met fentanyl bij algehele anesthesie of behandeling van chronische pijn. Bij gelijktijdig gebruik met serotonerge geneesmiddelen, met name bij de start en bij elke dosisverhoging, de patiënt nauwlettend controleren op veranderingen in mentale status, autonome instabiliteit, neuromusculaire abnormaliteiten en gastro-intestinale symptomen.
Middelen die het microsomale enzymsysteem van de lever remmen, zoals cimetidine, kunnen de biologische beschikbaarheid doen verhogen.
Gelijktijdig gebruik van fenytoïne en andere anticonvulsiva kan leiden tot stijging van de incidentie van bijwerkingen.
Fosamprenavir of ritonavir kan de plasmaconcentratie met 55% verlagen.
Wees voorzichtig met gelijktijdig gebruik van orale anticoagulantia, NSAID's, acetylsalicylzuur, COX-2-remmers, atypische antipsychotica zoals clozapine, de meeste TCA's, fenothiazinen; deze middelen kunnen de functie van bloedplaatjes beïnvloeden en/of de kans op een bloeding verhogen.
Bij gebruik van middelen die de bloedstolling verminderen (zoals orale anticoagulantia, NSAID's, acetylsalicylzuur, COX-2-remmers, atypische antipsychotica zoals clozapine, de meeste TCA's, fenothiazine), dient men rekening te houden met een mogelijk verlengde bloedingstijd door SSRI's.
Bij gelijktijdig gebruik met pravastatine kan de bloedglucosespiegel stijgen.
Met de suspensie voorzichtig zijn met gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die de pH van de maag verhogen.
Zwangerschap
Teratogenese: Een licht verhoogd risico op specifieke (hart)afwijkingen is niet uitgesloten.
Farmacologisch effect: Het optreden van persisterende pulmonale hypertensie bij de neonaat (PPHN) is beschreven bij het gebruik van SSRI’s. Na langdurig gebruik van antidepressiva tot aan de bevalling kunnen neonatale onthoudingsverschijnselen optreden (zoals prikkelbaarheid, hypertonie, tremoren, onregelmatige ademhaling, slecht drinken en hard huilen); de verschijnselen zijn doorgaans mild, van voorbijgaande aard en dosisafhankelijk. Er is onvoldoende bekend over lange-termijneffecten bij het kind na gebruik van een SSRI tijdens de zwangerschap. Observationele gegevens laten een verschil zien van post-partumbloedingen, namelijk bijna tweemaal vaker na blootstelling aan een SSRI/SNRI in de maand voorafgaand aan de geboorte.
Advies: Maak een zorgvuldige afweging tussen de nadelige gevolgen van de depressie voor moeder en kind, tegen die van het geneesmiddel. Het abrupt staken of switchen van een antidepressivum tijdens de zwangerschap wordt afgeraden. Het niet behandelen van een depressie tijdens de zwangerschap kan nadelige gevolgen hebben voor moeder en kind, zoals vroeggeboorte of een te laag geboortegewicht. In verband met veranderende farmacokinetiek in de zwangerschap is het aan te raden om regelmatig plasmaspiegels te bepalen. In het 2e en met name het 3e trimester kunnen de plasmaspiegels dalen en is dosisverhoging misschien noodzakelijk. Controleer de pasgeborene op onthoudingsverschijnselen en verschijnselen van PPHN, zoals blauwe verkleuring en ademhalingsproblemen.
Vruchtbaarheid: Er zijn aanwijzingen dat sommige SSRI's bij mannen de kwaliteit van het sperma (reversibel) veranderen. Er is geen effect op de vruchtbaarheid bij de mens waargenomen.
Zwangerschap
Teratogenese: Een licht verhoogd risico op specifieke (hart)afwijkingen is niet uitgesloten.
Farmacologisch effect: Het optreden van persisterende pulmonale hypertensie bij de neonaat (PPHN) is beschreven bij het gebruik van SSRI’s. Na langdurig gebruik van antidepressiva tot aan de bevalling kunnen neonatale onthoudingsverschijnselen optreden (zoals prikkelbaarheid, hypertonie, tremoren, onregelmatige ademhaling, slecht drinken en hard huilen); de verschijnselen zijn doorgaans mild, van voorbijgaande aard en dosisafhankelijk. Er is onvoldoende bekend over lange-termijneffecten bij het kind na gebruik van een SSRI tijdens de zwangerschap. Observationele gegevens laten een verschil zien van post-partumbloedingen, namelijk bijna tweemaal vaker na blootstelling aan een SSRI/SNRI in de maand voorafgaand aan de geboorte.
Advies: Maak een zorgvuldige afweging tussen de nadelige gevolgen van de depressie voor moeder en kind, tegen die van het geneesmiddel. Het abrupt staken of switchen van een antidepressivum tijdens de zwangerschap wordt afgeraden. Het niet behandelen van een depressie tijdens de zwangerschap kan nadelige gevolgen hebben voor moeder en kind, zoals vroeggeboorte of een te laag geboortegewicht. In verband met veranderende farmacokinetiek in de zwangerschap is het aan te raden om regelmatig plasmaspiegels te bepalen. In het 2e en met name het 3e trimester kunnen de plasmaspiegels dalen en is dosisverhoging misschien noodzakelijk. Controleer de pasgeborene op onthoudingsverschijnselen en verschijnselen van PPHN, zoals blauwe verkleuring en ademhalingsproblemen.
Vruchtbaarheid: Er zijn aanwijzingen dat sommige SSRI's bij mannen de kwaliteit van het sperma (reversibel) veranderen. Er zijn geen aanwijzingen voor een verhoogd risico op vroeggeboorte en aangeboren afwijkingen bij gebruik van een SSRI door de vader.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja; in geringe hoeveelheden. Relatieve kinddosis is < 2%.
Farmacologisch effect: Bloedspiegels van fluvoxamine bij de zuigeling waren zeer laag of niet aantoonbaar.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt. Controleer voor de zekerheid de zuigeling de eerste weken op slecht slapen, sufheid, geïrriteerdheid, veel huilen, koliek, slecht drinken en slecht groeien.
Overige: Met alle antidepressiva is onvoldoende ervaring opgedaan om een uitspraak te kunnen doen over de effecten op de lange termijn.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja; in geringe hoeveelheden. Relatieve kinddosis is < 3%.
Farmacologisch effect: Bloedspiegels van paroxetine bij de zuigeling waren in verschillende studies zeer laag of niet aantoonbaar.
Advies: Kan veilig worden gebruikt. Controleer voor de zekerheid de zuigeling de eerste weken op slecht slapen, sufheid, geïrriteerdheid, veel huilen, koliek, slecht drinken en slecht groeien.
Overige: De periode na de bevalling zijn vrouwen extra gevoelig voor het ontwikkelen van een depressie of andere psychische stoornis; 10–15% van de vrouwen krijgt een post partum-depressie. Het gebruik van antidepressiva hoeft geen reden te zijn om met het geven van borstvoeding te stoppen. Bij gelijktijdig gebruik van psychofarmaca en het geven van borstvoeding, gaat de voorkeur gaat uit naar monotherapie in een zo laag mogelijke dosering. Met alle antidepressiva is onvoldoende ervaring opgedaan om een uitspraak te kunnen doen over de effecten op de lange termijn.
Contra-indicaties
Zie voor contra-indicaties de rubriek Interacties.
Contra-indicaties
Zie voor contra-indicaties de rubriek Interacties.
Waarschuwingen en voorzorgen
Acathisie: Indien acathisie ontstaat, kan een verhoging van de dosering schadelijk zijn.
Psychiatrische effecten: Een onderliggende manie kan manifest worden of verergeren; de behandeling dan staken.
Suïciderisico: Bij suïcidaal gedrag in de voorgeschiedenis, evenals bij patiënten jonger dan 25 jaar is extra controle aangewezen, met name in de eerste weken van de therapie (als het middel nog onvoldoende effectief is) en na dosisaanpassingen. Er is een groter suïciderisico in het vroege stadium van herstel.
Seksuele disfunctie: SSRI's en SNRI's kunnen symptomen van langdurige seksuele disfunctie geven met symptomen die blijven aanhouden nadat de behandeling is gestaakt.
Serotoninesyndroom: Zelden is bij SSRI's een serotoninesyndroom gemeld; bij een combinatie van symptomen als agitatie, tremoren, myoklonieën en hyperthermie dient men hierop verdacht te zijn en de behandeling te staken.
Bloedingen: Toegenomen bloedingstijd en/of abnormale bloedingen, zoals ecchymose, gynaecologische, gastro-intestinale, cutane en mucosale en post-partumbloeding zijn gemeld bij gebruik van SSRI's. Wees voorzichtig bij een verhoogde bloedingsneiging en bij gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die de bloedplaatjesfunctie beïnvloeden (zie ook de rubrieken Interacties en Zwangerschap).
Ernstige huidreacties: Staak de behandeling direct bij het optreden van ernstige huidreacties, zoals Stevens-Johnsonsyndroom, toxische epidermale necrolyse en erythema multiforme. De meeste kans op deze huidreacties is aan het begin van de behandeling.
Metabole effecten: Vooral in het begin van de behandeling kan de glykemische controle verstoord raken en kan aanpassing van de dosering van een bloedglucoseverlagend middel nodig zijn.
Comorbiditeit: Wees voorzichtig bij epilepsie in de anamnese. Bij optreden van convulsies, bij een toename van aanvallen en bij stijging van leverenzymwaarden de behandeling staken. Wees voorzichtig bij ouderen en bij patiënten met bloedingsstoornissen in de anamnese of met risicofactoren hiervoor, vanwege een toegenomen bloedingsrisico door SSRI's. Wees voorzichtig na een myocardinfarct en tijdens ECT vanwege gebrek aan klinische ervaring.
Afbouwen: Vanwege onthoudingsverschijnselen een behandeling niet plotseling staken, maar de dosis afbouwen gedurende ten minste 2–4 weken, zie ook de rubriek Dosering. Bij afbouwen niet om de dag doseren, omdat door de relatief korte halfwaardetijd van dit middel dan onthoudingsverschijnselen kunnen optreden. Risicofactoren voor het krijgen van onthoudingsverschijnselen zijn: behandeling met hogere doses dan de minimale effectieve dosis; het ervaren van onthoudingsverschijnselen bij een gemiste dosis; eerdere mislukte stoppoging.
Kinderen: Bij kinderen niet behandelen voor depressie, vanwege een toegenomen risico van suïcidaal gedrag en vijandigheid. Bij kinderen is de werkzaamheid onvoldoende vastgesteld. De gegevens bij kinderen op lange termijn over groei, seksueel functioneren, cognitieve - en gedragsontwikkeling ontbreken. Bij een obsessieve-compulsieve stoornis wordt bij kinderen zorgvuldige bewaking aanbevolen.
Rijvaardigheid: Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Waarschuwingen en voorzorgen
Staak de behandeling bij optreden van insulten, gestoorde leverfunctie, manie, het 'serotoninesyndroom' of het neuroleptisch maligne syndroom. Bij optreden van een combinatie van symptomen als agitatie, tremoren, myoklonieën en hyperthermie dient men verdacht te zijn op het serotoninesyndroom.
Indien acathisie ontstaat, kan een verhoging van de dosering schadelijk zijn.
Comorbiditeit: Wees voorzichtig bij epilepsie, diabetes mellitus, hartaandoeningen en risico op hyponatriëmie. Een onderliggende manie kan verergeren of manifest worden.
Er is een groter suïciderisico in het vroege stadium van herstel. Bij suïcidaal gedrag in de voorgeschiedenis, evenals bij patiënten jonger dan 25 jaar is extra controle aangewezen, met name in de eerste weken van de therapie (als het middel nog onvoldoende effectief is) en na dosisaanpassingen. Ter preventie van suïcidepogingen dient de patiënt niet over grote hoeveelheden antidepressiva te kunnen beschikken.
QT-verlenging is gemeld. Wees voorzichtig bij (familiaire) voorgeschiedenis van QT-verlenging of relevante hartziekten (zoals hartfalen, ischemische hartziekten, hartblok of ventriculaire aritmie, bradycardie), hypokaliëmie of hypomagnesiëmie en gelijktijdig gebruik met antiaritmische geneesmiddelen en geneesmiddelen die het QT-interval kunnen verlengen.
Abnormale bloedingen, zoals ecchymose, purpura, gynaecologische, gastro-intestinale en post-partumbloeding zijn gemeld bij gebruik van SSRI's. Ouderen kunnen een verhoogd risico hebben op bloedingen die niet gerelateerd zijn aan de menstruatie. Wees voorzichtig bij een verhoogde bloedingsneiging en bij gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die de bloedstolling verminderen, zie ook de rubriek Interacties.
SSRI's kunnen symptomen van langdurige seksuele disfunctie geven, met symptomen die blijven aanhouden nadat de behandeling is gestaakt.
De dosis afbouwen gedurende ten minste 2–4 weken om onthoudingsverschijnselen te voorkomen, zie ook de rubriek Doseringen. Bij afbouwen niet om de dag doseren, omdat door de relatief korte halfwaardetijd van dit middel dan onthoudingsverschijnselen kunnen optreden. Risicofactoren voor het krijgen van onthoudingsverschijnselen zijn: behandeling met hogere doses dan de minimale effectieve dosis, het ervaren van onthoudingsverschijnselen bij een gemiste dosis, eerdere mislukte stoppoging.
Bij overschakelen van tablet naar suspensie dient men rekening te houden dat bij de suspensie het vrijkomen van de actieve stof afhankelijk is van de zuurgraad van de maag.
Onderzoeksgegevens: Niet gebruiken bij kinderen < 18 jaar vanwege meer kans op suïcidaal gedrag en vijandigheid, terwijl de werkzaamheid niet voldoende is aangetoond en er onvoldoende gegevens zijn over het effect op groei en op de seksuele, cognitieve, emotionele ontwikkeling. De werkzaamheid op de lange termijn is bij sociale angststoornis, gegeneraliseerde-angststoornis en posttraumatische-stressstoornis nog onvoldoende aangetoond. Met gelijktijdige toepassing van ECT ('electro convulsive therapy') bestaat weinig ervaring.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Overdosering
Symptomen
In enkele gevallen zijn cardiale symptomen (bradycardie, tachycardie, hypotensie), leverfunctiestoornissen, convulsies en coma waargenomen.
Zie voor meer symptomen en behandeling de monografie op vergiftigingen.info en toxicologie.org.
Overdosering
Zie voor symptomen en behandeling de monografie op vergiftigingen.info en toxicologie.org/SSRI's.
Eigenschappen
Specifieke serotonineheropnameremmer (SSRI). Het werkingsmechanisme berust waarschijnlijk op specifieke remming van de heropname van serotonine in het neuron. Werking: na 2–4 weken merkbaar.
Kinetische gegevens
Resorptie | volledig. |
F | 53%. |
T max | 3–8 uur. |
V d | 25 l/kg. |
Metabolisering | in de lever via type 2-reactie, o.a. via CYP2D6 tot inactieve metabolieten. |
Eliminatie | via de nieren als metaboliet, 4% onveranderd. |
T 1/2el | 13–15 uur na enkelvoudige en 17–22 uur na meervoudige toediening. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Specifieke serotonineheropnameremmer (SSRI). Het remt selectief de heropname van serotonine. Het bezit zwak anticholinerge eigenschappen. Werking: na twee weken merkbaar.
Kinetische gegevens
Resorptie | goed. |
Overig | 'first pass'-effect. |
Eiwitbinding | 95%. |
Metabolisering | in de lever tot inactieve metabolieten. |
Eliminatie | 64% als metaboliet met de urine en 2% onveranderd. |
T 1/2el | 1 dag. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
fluvoxamine hoort bij de groep serotonineheropnameremmers, selectief.
Groepsinformatie
paroxetine hoort bij de groep serotonineheropnameremmers, selectief.