Samenstelling
Mylotarg XGVS Pfizer bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 5 mg
Na reconstitutie bevat het concentraat 1 mg/ml gemtuzumab ozogamicine.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Talvey Aanvullende monitoring Janssen-Cilag bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 2 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 1,5 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 40 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 1 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Voor de behandeling van acute myeloïde leukemie (AML) staat op HOVON de geldende behandelrichtlijn en de concept-richtlijn 2018.
Advies
Dit geneesmiddel is geregistreerd onder voorwaardelijke toelating om het versneld beschikbaar te maken; er zijn echter nog onvoldoende gegevens over de werkzaamheid en de veiligheid.
Zie voor de behandeling van multipel myeloom de geldende behandelrichtlijn op hematologienederland.nl.
Indicaties
- Niet eerder behandelde de novo CD33-positieve acute myeloïde leukemie (AML), met uitzondering van acute promyelocytaire leukemie (APL), in combinatie met daunorubicine en cytarabine (AraC), bij volwassenen en kinderen ≥ 15 jaar.
Indicaties
Recidiverend en refractair multipel myeloom, als monotherapie bij volwassenen die minimaal drie eerdere behandelingen hebben gekregen, waaronder een immunomodulerend middel, een proteasoomremmer en een anti-CD38-antilichaam en die tijdens de laatste therapie ziekteprogressie hebben vertoond.
Doseringen
Premedicatie ter vermindering van infusiereacties wordt aanbevolen: 1 uur voorafgaand aan de toediening een corticosteroïd, H1-antihistaminicum en paracetamol geven.
Bij een hoge tumorlast vóór en tijdens de behandeling maatregelen nemen ter preventie van uraatnefropathie zoals een adequate hydratie, alkaliseren van de urine en zo nodig toedienen van allopurinol of rasburicase. Tevens de nierfunctie bewaken. Dit vanwege het mogelijk optreden van het tumorlysissyndroom.
Bij hyperleukocytaire AML (leukocytentelling ≥ 30 × 10⁹/l) wordt aanbevolen 48 uur vóór de start van de behandeling met gemtuzumab ozogamicine cytoreductie uit te voeren met leukaferese, oraal hydroxyureum óf cytarabine met of zonder hydroxyureum.
Niet eerder behandelde de novo CD33-positieve acute myeloïde leukemie (AML)
Volwassenen (incl. ouderen) en kinderen ≥ 15 jaar
Inductiefase: 3 mg/m² lichaamsoppervlak (tot max. één injectieflacon van 5 mg) via een i.v.-infusie over een periode van 2 uur toedienen op dag 1, 4 en 7. Daunorubicine 60 mg/m² via een i.v.-infusie over een periode van 30 min geven op dag 1 tot en met dag 3 en cytarabine (AraC) 200 mg/m²/dag via continue i.v.-infusie op dag 1 tot en met dag 7.
Mocht een tweede inductiebehandeling nodig zijn, dan mag gemtuzumab ozogamicine hierbij niet worden toegediend. Dien alléén daunorubicine en cytarabine toe: daunorubicine 35 mg/m²/dag op dag 1 en 2 en cytarabine 1000 mg/m² elke 12 uur op dag 1 tot en met dag 3.
Consolidatiefase: na inductie van een complete remissie: max. 2 kuren: 3 mg/m² gemtuzumab ozogamicine (tot max. één injectieflacon van 5 mg) via een i.v.-infusie over een periode van 2 uur toedienen op dag 1, 4 en 7. Daunorubicine 60 mg/m² via een i.v.-infusie over een periode van 30 min geven op dag 1 (eerste kuur) óf op dag 1 én dag 2 (tweede kuur) en cytarabine (AraC) 1000 mg/m² elke 12 uur via een i.v.-infusie over een periode van 2 uur op dag 1 tot en met dag 4. Er is sprake van een complete remissie na de inductiefase bij < 5% blasten in normocellulair beenmerg en een ANC > 1,0 × 10⁹ cellen/l, met een plaatsjestelling ≥ 100 × 10⁹/l in perifeer bloed zonder transfusie.
Verminderde nierfunctie: bij lichte tot matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring ≥ 30 ml/min) is geen dosisaanpassing nodig. Er kan geen doseeradvies worden gegeven bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min) vanwege onvoldoende gegevens.
Verminderde leverfunctie: op basis van farmacokinetische gegevens is de verwachting dat een dosisaanpassing niet nodig is bij een licht verminderde leverfunctie (totaal bilirubine ≤ 2× 'upper limit of normale range' (ULN) en ASAT/ALAT ≤ 2,5 × ULN. Gemtuzumab ozogamicine niet toedienen bij bilirubinewaarden en ASAT/ALAT-waarden die hoger zijn dan de hiervoor genoemde; zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen/hepatotoxiciteit.
Ernstige bijwerkingen: zie voor richtlijnen voor onderbreking/uitstel of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (persisterende trombocytopenie en/of neutropenie, stijging leverenzymwaarden, infusiegerelateerde bijwerkingen, andere ernstige of levensbedreigende niet-hematologische toxiciteiten) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabellen 3 en 4).
Toediening: na reconstitutie verder verdunnen met steriel NaCl-oplossing 0,9% volgens de handleiding van de fabrikant. De verdunde oplossing onmiddellijk als i.v.-infusie toedienen over een periode van 2 uur, onder nauwlettende klinische bewaking van o.a. hartslag, bloeddruk en temperatuur. Niet als snelle i.v.-injectie of bolus toedienen.
Doseringen
Dien tijdens de opstartfase 1-3 uur voorafgaand aan elke dosis premedicatie toe, bestaande uit corticosteroïd, antihistaminicum en antipyreticum, ter vermindering van de kans op het 'cytokine release syndroom' (CRS). Bij latere doses ook premedicatie toedienen bij patiënten bij wie een opstartdosis wordt herhaald vanwege dosisuitstel, of bij wie CRS optrad bij een vorige dosis.
Multipel myeloom
Volwassenen (incl. ouderen)
Subcutaan toedienen volgens wekelijks of tweewekelijks doseerschema. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of tot onaanvaardbare toxiciteit optreedt. Overweeg bij patiënten die het wekelijks doseerschema volgen en bij wie bij ≥ 2 opeenvolgende ziektebeoordelingen een bevestigde, adequate klinische respons is bereikt, om over te schakelen naar het tweewekelijks doseerschema.
Wekelijks schema: Opstartfase: s.c. 0,01 mg/kg lichaamsgewicht op dag 1, gevolgd door 0,06 mg/kg op dag 3 en 0,4 mg/kg op dag 5. Onderhoudsfase: 0,4 mg/kg 1×/week.
Tweewekelijks schema: Opstartfase: s.c. 0,01 mg/kg lichaamsgewicht op dag 1, gevolgd door 0,06 mg/kg op dag 3, 0,4 mg/kg op dag 5 en 0,8 mg/kg op dag 7. Onderhoudsfase: 0,8 mg/kg 1×/2 weken.
Bij optreden van bijwerkingen in de opstartfase mag de volgende dosis tot 7 dagen na de vorige dosis worden toegediend. Bij een langer uitgestelde dosis de behandeling opnieuw starten (incl. premedicatie) en de wekelijkse of tweewekelijkse dosering dienovereenkomstig hervatten, Zie voor specifieke aanbevelingen de officiële productinformatie CBG/EMA rubriek 4.2 tabel 2. Zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij ernstige bijwerkingen (waaronder CRS, neurologische toxiciteit, ernstige infectie, cytopenie, orale toxiciteit, huidreacties) de officiële productinformatie CBG/EMA rubriek 4.2 tabel 3 t/m 6.
Verminderde nierfunctie: bij een licht of matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring ≥ 30-89 ml/min) is geen dosisaanpassing nodig. Er zijn relatief weinig gegevens over het gebruik bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min).
Verminderde leverfunctie: bij een licht verminderde leverfunctie (totaal bilirubine > 1 tot 1,5 keer de bovengrens van normaal (ULN) en ASAT, of totaal bilirubine ≤ ULN en ASAT > ULN) is geen dosisaanpassing nodig. Er zijn geen gegevens over gebruik bij een matig of ernstig verminderde leverfunctie.
Toediening: voor subcutaan gebruik. Injecteer bij voorkeur in de buik of dij. Als er meerdere injecties nodig zijn, deze op minimaal 2 cm van elkaar zetten. Injecteer niet in tatoeages, littekens of gebieden waar de huid rood, gekneusd, gevoelig, hard of niet intact is.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hypertensie, hypotensie. Tachycardie. Hemorragie (bij ca. 90%; waaronder bloedneus,bloedbraken, bloedplassen, subcutane bloeding, bloeding in het maag-darmkanaal of CZS). Dyspneu. Sepsis/bacteriëmie (bij ca. 53%), schimmelinfecties. Stomatitis, misselijkheid, braken, diarree, obstipatie, buikpijn. Hoofdpijn. Huiduitslag (erythemateus, bulleus, (maculo-)papuleus, vesiculeus, exfoliatief, allergisch). Koorts, koude rillingen, vermoeidheid, oedeem. Verminderde eetlust, hyperglykemie (bij ca. 92%). Stijging ASAT (bij ca. 89%), ALAT (ca. 78%), alkalische fosfatase (ca. 80%), bilirubine (ca. 52%). Verhoging lactaatdehydrogenase. Hyperurikemie. (Febriele) neutropenie, leukopenie, trombocytopenie, anemie. Verhoging protrombinetijd (PT; bij ca. 85%), verlenging aPTT (bij ca. 80%).
Vaak (1-10%): infusiereactie (waaronder anafylaxie). Tumorlysissyndroom. Veno-occlusieve leverziekte, icterus, hepatomegalie. Ascites. Dyspepsie, oesofagitis. 'Multiple organ disfunction syndrome' (MODS). Jeuk. Lymfocytopenie, pancytopenie. Afwijkende leverfunctiewaarden, verhoogd γ-GT.
Soms (0,1-1%): leverfalen. Budd-Chiarisyndroom.
Verder zijn gemeld: interstitiële pneumonie. Neutropene colitis. Hemorragische cystitis.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): bacteriële infectie, schimmelinfectie, COVID-19, bovensteluchtweginfectie. Neutropenie, anemie, trombocytopenie, lymfopenie, leukopenie. 'Cytokine release' syndroom, hypogammaglobulinemie. Verminderde eetlust, hypokaliëmie, hypofosfatemie, hypomagnesiëmie. ‘Immune effector cell-associated neurotoxicity syndrome’, encefalopathie, hoofdpijn, motore disfunctie, duizeligheid, sensorische neuropathie. Hoesten, dyspneu, orale pijn, dysgeusie, droge mond, dysfagie, diarree, stomatitis, misselijkheid, obstipatie, buikpijn, braken. Huiduitslag, huidaandoening, xerose, jeuk, nagelafwijking. Spierpijn. Vermoeidheid, gewichtsverlies, koorts, pijn, gezichtsoedeem, perifeer oedeem, injectieplaatsreactie (zoals cellulitis, erytheem, oedeem, ontsteking, verharding, hematoom), koude rillingen. Daling fibrinogeen, verlengde geactiveerde partiële tromboplastinetijd (aPTT), stijging ASAT, ALAT en γ-GT in het bloed, stijging INR.
Vaak (1-10%): sepsis, pneumonie, virale infectie. Bloeding, febriele neutropenie. Alopecia.
Interacties
Er zijn van dit middel geen interacties bekend. Het is onwaarschijnlijk dat andere geneesmiddelen via een invloed op de bekende CYP-enzymen een interactie geven met gemtuzumab ozogamicine. Gemtuzumab ozogamicine had bij in vitro testen geen noemenswaardige invloed op de bekende enzymsystemen en transporters.
Interacties
Controleer extra nauwlettend op toxiciteit bij gelijktijdig gebruik van een CYP-substraat (bv. CYP2C9, CYP2C19, CYP3A4/5, CYP2D6) met een smalle therapeutische breedte, en pas zo nodig de dosis van het substraat aan. Talquetamab veroorzaakt het vrijkomen van cytokinen die de activiteit van CYP-enzymen kunnen onderdrukken, wat kan leiden tot een verhoogde blootstelling aan CYP-substraten. De meeste kans op deze interactie bestaat naar verwachting vanaf het begin van de talquetamab-opstartfase tot 9 dagen na de eerste onderhoudsdosis en tijdens en na CRS.
Vaccinatie met levende virale vaccins vermijden gedurende ten minste 4 weken voor het begin van de behandeling, tijdens de behandeling en ten minste 4 weken na de behandeling. De immuunrespons op vaccins kan verminderd zijn. De veiligheid van immunisatie met levende virale vaccins tijdens of na behandeling met talquetamab is niet onderzocht.
Zwangerschap
Teratogenese: Onbekend. Bij dieren aanwijzingen voor schadelijkheid bij supratherapeutische doseringen (o.a. afwezigheid van de aortaboog, misvormingen van de vingers, afwijkingen in de lange botten in de voorpoten, misvormde scapula, aan elkaar vastgegroeide sternebrae).
Advies: Gebruik ontraden.
Vruchtbaarheid: bij supratherapeutische doseringen is bij dieren een verminderde vruchtbaarheid waargenomen. Bij mannelijke dieren o.a. een verminderd aantal spermatocyten, een afname van testiculaire spermatiden en epididymaal sperma, vacuolisering van de nucleus in spermatiden en/of het verschijnen van reuscellen. De effecten waren gedeeltelijk reversibel of niet reversibel. Bij vrouwelijke dieren zijn atrofie van de eierstokken, eileiders, uterus en cervix gezien bij gebruik van zeer hoge doses. Raad een man of vrouw voorafgaand aan de behandeling aan om advies in te winnen over cryopreservatie van sperma of eicellen.
Overig: Een vruchtbare vrouw of man dient twee vormen van anticonceptie toe te passen tijdens en na de therapie; vrouwen tot 7 maanden en mannen tot 4 maanden na de therapie.
Zwangerschap
Van menselijk IgG is bekend dat het na het 1e trimester van de zwangerschap de placenta passeert.
Teratogenese: Onbekend.
Advies: Gebruik ontraden.
Overig: Sluit bij vruchtbare vrouwen voorafgaand aan de behandeling een zwangerschap uit. Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 3 maanden na de therapie. Stel bij een pasgeborene van een moeder die talquetamab heeft gebruikt tijdens de zwangerschap, vaccinaties met levende vaccins, zoals het BCG-vaccin, uit tot 4 weken, vanwege een mogelijk verminderd effect.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden gedurende en tot ten minste 1 maand na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend, een risico voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden gedurende en tot ten minste 3 maanden na de therapie.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
Van dit middel zijn geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Waarschuwingen en voorzorgen
Ernstige hematologische toxiciteitmet levensbedreigende en fataal verlopende infecties en bloedingen komen voor. Daarom vóór iedere dosis gemtuzumab ozogamicine en regelmatig tijdens en na de behandeling een complete bloedtelling uitvoeren. Controleer nauwgezet op klachten en symptomen van infectie, bloeding en andere complicaties van beenmergremming. Het kan nodig zijn een dosis uit te stellen of de behandeling definitief te staken.
Ernstige hepatotoxiciteit met evensbedreigend en fataal leverfalen en hepatische veno-occlusieve ziekte/sinusoïdaal obstructiesyndroom (VOD/SOS) zijn gemeld. Toediening van gemtuzumab ozogamicine bij een matig tot ernstig verminderde leverfunctie vermeerdert de kans op VOD. Controleer bij alle patiënten vóór elke dosis ALAT, ASAT, totaal bilirubine en alkalische fosfatase; bij afwijkende waarden frequenter controleren. Het kan nodig zijn een dosis uit te stellen of de behandeling definitief te staken. Controleer nauwgezet op klachten en symptomen van VOD/SOS zoals hepatomegalie, snelle gewichtstoename en het ontstaan van ascites. Indien bij een complete remissie besloten wordt een hematopoëtische stamceltransplantatie (HSCT) uit te voeren, wordt voor de zekerheid aanbevolen tussen de laatste dosis gemtuzumab ozogamicine en de HSCT een interval van 2 maanden aan te houden.
Vanwege de kans op infusiereacties de infusie toedienen onder nauwlettende klinische bewaking (o.a. hartslag, bloeddruk en lichaamstemperatuur). Het wordt daarnaast aanbevolen ca. 1 uur vóór toediening pre-medicatie te geven (corticosteroïd, H1-antihistaminicum en paracetamol). De patiënt bewaken totdat alle verschijnselen volledig zijn verdwenen. Een onderbreking van de infusie of definitief staken van de behandeling kan nodig zijn. Klachten en verschijnselen die binnen 24 uur na toediening kunnen optreden zijn koorts, koude rillingen, hypotensie, tachycardie, dyspneu, bronchospasme en anafylaxie.
Vanwege de kans op het tumorlysissyndroom vóór en tijdens de behandeling maatregelen nemen ter preventie van uraatnefropathie zoals een adequate hydratie, alkaliseren van de urine en zo nodig toedienen van allopurinol of rasburicase. Tevens de nierfunctie bewaken. Bij hyperleukocytaire AML (leukocytentelling ≥ 30 × 10⁹/l) wordt aanbevolen 48 uur vóór de start van de behandeling met gemtuzumab ozogamicine een cytoreductie uit te voeren met leukaferese, oraal hydroxyureum óf cytarabine met of zonder hydroxyureum. Bij een hoge tumorlast zijn fatale gevallen van het tumorlysissyndroom gemeld, met acuut nierfalen als complicatie.
Onderzoeksgegevens: de werkzaamheid van gemtuzumab ozogamicine is aangetoond bij AML met gunstige en intermediaire cytogenetische risicokenmerken; de werkzaamheid is nog onvoldoende onderzocht bij AML met ongunstige cytogenetische risicokenmerken. De werkzaamheid en veiligheid bij kinderen < 15 jaar, met niet eerder behandelde AML óf met gerecidiveerde of refractaire AML, zijn niet vastgesteld. Gemtuzumab ozogamicine is niet onderzocht bij een verminderde nier- of leverfunctie; er zijn ook geen farmacokinetische onderzoeken uitgevoerd. De aanbevelingen van het gebruik bij een verminderde nier- of leverfunctie zijn gebaseerd op een farmacokinetische populatieanalyse.
Waarschuwingen en voorzorgen
Vanwege kans op het 'cytokine release' syndroom (CRS), dat mogelijk fataal kan zijn, tijdens de opstartfase van de behandeling premedicatie geven, zie ook de rubriek Dosering. Bij latere doses ook premedicatie toedienen bij patiënten bij wie een opstartdosis wordt herhaald vanwege dosisuitstel, of bij wie CRS optrad bij een vorige dosis. Controleer na toediening nauwlettend op tekenen van CRS, zoals koorts, hypotensie, koude rillingen, hypoxie, hoofdpijn, tachycardie en verhoogde transaminasewaarden, en adviseer patiënten contact op te laten nemen als dergelijke symptomen zich voordoen. Onderbreek de behandeling met talquetamab bij optreden van CRS totdat de symptomen zijn verdwenen en geef, afhankelijk van de ernst, direct ondersteunende zorg, zoals tocilizumab en/of corticosteroïden. Bij voortzetten van talquetamab voorafgaand aan de eerstvolgende dosis opnieuw premedicatie toedienen. In klinisch onderzoek werden patiënten uitgesloten die graad 3 of hoger CRS ondervonden bij een eerdere T-cel-heroriëntatietherapie.
Ernstige of levensbedreigende neurologische bijwerkingen, waaronder het mogelijke fatale ‘immune effector cell-associated neurotoxicity syndrome’ (ICANS), zijn gemeld. Controleer nauwlettend op symptomen van ICANS, zoals verwardheid, verlaagd bewustzijnsniveau, desoriëntatie, slaperigheid, lethargie en bradyfrenie. Bij eerste tekenen van ICANS de patiënt direct onderzoeken en ondersteunende zorg bieden op basis van de ernst. Bij optreden van ICANS of andere neurologische bijwerkingen talquetamab staken of onderbreken totdat symptomen zijn verdwenen. Patiënten die ICANS van graad 2 of hoger krijgen, instrueren om gedurende 48 uur na de volgende dosis talquetamab in de nabijheid van een zorginstelling te blijven. Controleer hen in die 48 uur nauwlettend op klachten. Er zijn geen gegevens over de toepassing bij een myeloom met betrokkenheid van het CZS of anderszins klinisch relevante pathologie van het CZS. ICANS kan tegelijk met CRS, na het verdwijnen van CRS of in afwezigheid van CRS ontstaan.
Controleer op symptomen van orale bijwerkingen, waaronder dysgeusie, droge mond, dysfagie en stomatitis. Controleer tevens op gewichtsverlies. Bij optreden van orale bijwerkingen talquetamab onderbreken of een minder frequente dosis overwegen.
Ernstige infecties, waaronder levensbedreigende of fatale infecties, zijn gemeld. Controleer voorafgaand en tijdens de behandeling regelmatig op klachten en symptomen van infecties en behandel zoals klinisch aangewezen. Overweeg voor aanvang van de behandeling infectieprofylaxe volgens lokale richtlijnen. Talquetamab niet toedienen bij patiënten met een actieve ernstige infectie. Bij optreden van een infectie gedurende de behandeling, talquetamab onderbreken.
Controleer het complete bloedbeeld voorafgaand aan de behandeling en tijdens de behandeling periodiek.
Vanwege de kans op hypogammaglobulinemie de immunoglobulineconcentratie regelmatig controleren.
Bij huidreacties en nagelafwijkingen talquetamab onderbreken op basis van de ernst en een behandeling geven zoals klinisch aangewezen.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen.
Er is geen toepassing bij kinderen < 18 jaar.
Overdosering
Symptomen
Bij doses tot 9 mg/m² is geen overdosering vastgesteld. Hogere doses zijn niet getest.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met gemtuzumab ozogamicine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergifiting met talquetamab contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Gemtuzumab ozogamicine is een antilichaam-geneesmiddelconjugaat, dat is samengesteld uit een gehumaniseerd IgG4κ-antilichaam gericht tegen CD33 (geproduceerd door celkweek in NS0-zoogdiercellen), covalent gebonden aan het cytotoxische middel N-acetyl-γ-calicheamicine. Het CD33-antigeen is een adhesie-eiwit dat zich op het oppervlak van myeloïde leukemische blastcellen en onrijpe normale cellen van de myelomonocytaire cellijn bevindt, maar niet op normale hematopoëtische stamcellen. N-acetyl-γ-calicheamicine is een semisynthetisch product. Na binding aan CD33 ontstaat een antilichaam-geneesmiddelconjugaat-CD33-complex, waarna het N-acetyl-γ-calicheamicine(dimethylhydrazide) intracellulair wordt afgegeven. Na activatie veroorzaakt N-acetyl-γ-calicheamicine breuken in dubbelstrengs DNA, met als gevolg een stilstand van de celcyclus en apoptotische celdood.
Kinetische gegevens
Metabolisering | IgG4κ waarschijnlijk op dezelfde wijze als endogeen IgG via katabolische routes tot kleine peptiden en aminozuren. N-acetyl-γ-calicheamicine(dimethylhydrazide) wordt uitgebreid gemetaboliseerd via niet-enzymatische reductie van de disulfidecomponent. |
T 1/2el | ca. 160 uur (IgG4κ). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Talquetamab is een immunoglobuline G4-proline, alanine, alanine (IgG4-PAA) bispecifiek antilichaam gericht tegen GPRC5D-receptor (G-eiwitgekoppelde receptorfamilie C groep 5 lid D) op voornamelijk multipel myeloomcellen en keratinebevattende weefsels en de CD3-receptor op T-cellen. Talquetamab stimuleert hierdoor T-cel-gemedieerde cytotoxiciteit en antilichaamafhankelijke cellulaire cytotoxiciteit (ADCC).
Kinetische gegevens
F | ca. 62% na s.c. toediening. |
T max | Bij het wekelijks doseren van 0,4 mg/kg was de mediane Tmax (bereik) na de eerste en zevende behandeldosis respectievelijk 3 (1–8) dagen en 2 (1–6) dagen. Bij het tweewekelijks doseren van 0,8 mg/kg was de mediane Tmax (bereik) na de eerste en vijfde behandeldosis respectievelijk 3 (2–14) dagen en 3 (1–8) dagen. |
V d | centrale compartiment: 0,061 l/kg. Perifere compartiment: 0,083 l/kg. |
T 1/2el | opstartfase: ca. 7,56 dagen. 'Steady-state': ca. 12,2 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
gemtuzumab ozogamicine hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- avelumab (L01FF04) Vergelijk
- bevacizumab (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
- cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
- cetuximab (L01FE01) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
- durvalumab (L01FF03) Vergelijk
- elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
- pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
- rituximab (L01FA01) Vergelijk
- sacituzumab govitecan (L01FX17) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- talquetamab (L01FX29) Vergelijk
- teclistamab (L01FX24) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
- trastuzumab-deruxtecan (L01FD04) Vergelijk
- trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk
Groepsinformatie
talquetamab hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- avelumab (L01FF04) Vergelijk
- bevacizumab (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
- cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
- cetuximab (L01FE01) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
- durvalumab (L01FF03) Vergelijk
- elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
- inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
- pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
- rituximab (L01FA01) Vergelijk
- sacituzumab govitecan (L01FX17) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- teclistamab (L01FX24) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
- trastuzumab-deruxtecan (L01FD04) Vergelijk
- trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk