Samenstelling
Givlaari
Bijlage 2
Aanvullende monitoring
Alnylam Netherlands bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 189 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 1 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Ravicti Immedica Pharma
- Toedieningsvorm
- Vloeistof voor oraal gebruik
- Sterkte
- 1,1 g/ml
- Verpakkingsvorm
- 25 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Givosiran heeft een therapeutische meerwaarde ten opzichte van best ondersteunende zorg voor patiënten met een bevestigde diagnose van acute hepatische porfyrie met een recente voorgeschiedenis van frequente acute porfyrie aanvallen (≥ 2 acute aanvallen over 6 maanden of op hemine profylaxe).
Aan de vergoeding van givosiran zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering bijlage 2.
Advies
Glycerolfenylbutyraat, een derivaat van natriumfenylbutyraat, kan als alternatief voor natriumfenylbutyraat worden ingezet bij de behandeling van chronische ureumcyclusstoornissen. Natriumfenylbutyraat, eventueel in combinatie met natriumbenzoaat, geldt als standaardbehandeling bij chronische ureumcyclus-stoornissen, toegevoegd aan ondersteunende zorg, bestaande uit een eiwitarm dieet en aminozuursupplementen. Doel van de behandeling is verlaging van de verhoogde ammoniakspiegel in plasma. Door het voorkómen van hyperammoniëmische encefalopathie lijken de bij de meeste patiënten lage cognitieve prestaties relatief stabiel te blijven. Een deel van de patiënten zal ondanks behandeling achteruit blijven gaan.
Indicaties
- Acute hepatische porfyrie (AHP) bij volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Aanvullende chronische behandeling van ureumcyclusstoornissen (UCD) bij volwassenen en kinderen, die niet kunnen worden behandeld met alleen een eiwitarm dieet en/of aminozuursuppletie.
Ureumcyclusstoornissen (UCD) zijn o.a. deficiënties in carbamoylfosfaatsynthase I (CPS), ornithinecarbamoyltransferase (OTC), argininosuccinaatsynthetase (ASS), argininosuccinaatlyase (ASL) en arginase I (ARG), en ornithinetranslocasedeficiënt hyperornithinemie-hyperammoniëmie-homocitrullinemie (HHH)-syndroom.
Doseringen
Acute hepatische porfyrie
Volwassenen (incl. ouderen) en kinderen ≥ 12 jaar
S.c. 2,5 mg/kg lichaamsgewicht 1×/maand.
Bij klinisch relevante verhoogde transaminasewaarden: overweeg de behandeling te onderbreken of te staken. In geval van verbetering, overweeg de behandeling te hervatten met 1,25 mg/kg of 2,5 mg/kg 1×/maand.
Een gemiste dosis zo spoedig mogelijk alsnog toedienen. De dosering daarna hervatten met maandelijkse intervallen.
Bij een licht tot ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring ≥ 15 ml/min) is geen dosisaanpassing nodig. Gebruik is niet onderzocht bij terminale nierinsufficiëntie of dialyse.
Bij een licht verminderde leverfunctie (bilirubine ≤ 1 × ULN en ASAT > 1 × ULN of bilirubine 1-1,5 × ULN) is geen dosisaanpassing nodig. Gebruik is niet onderzocht bij een matig of ernstig verminderde leverfunctie.
Toediening
- Subcutaan injecteren in de buik of anders het dijbeen of de bovenarm.
- Het enkelvoudige injectievolume is max. 1,5 ml. Een dosis > 1,5 ml gelijkmatig verdelen over meerdere injecties, om eventueel ongemak op de injectieplaats te minimaliseren.
- Verander de injectieplaats bij meerdere injecties.
- Niet toedienen in littekenweefsel of gebieden die rood, ontstoken of opgezwollen zijn.
Doseringen
De dagelijkse dosis aanpassen aan de eiwittolerantie en aan de dagelijkse eiwithoeveelheid die nodig is voor de groei en ontwikkeling van de patiënt.
Als aanvullende behandeling van chronische ureumcyclusstoornissen
Volwassenen en kinderen
De aanbevolen totale dagelijkse dosis is 4,5–11,2 ml/m² lichaamsoppervlak (5,3–12,4 g/m²). De totale dagelijkse dosis verdelen in gelijke doses en toedienen bij ieder eetmoment (d.w.z. 3–6×/dag). Iedere dosis naar boven afronden tot de dichtstbijzijnde 0,1 ml voor patiënten < 2 jaar en 0,5 ml voor patiënten ≥ 2 jaar.
Aanbevolen begindosis voor patiënten die nog nooit fenylboterzuur hebben gebruikt: bij een lichaamsoppervlak (BSA) < 1,3 m²: 8,5 ml/m²/dag (9,4 g/m²/dag); bij een lichaamsoppervlak (BSA) ≥ 1,3 m²: 7 ml/m²/dag (8 g/m²/dag).
Bij overstappen van fenylboterzuurtabletten en fenylboterzuurgranulaat naar glycerolfenylbutyraat de totale dosis fenylboterzuur met een factor 0,86, resp. 0,81 verlagen.
Bij overstappen van injectie met natriumbenzoaat/natriumfenylacetaat naar glycerolfenylbutyraat: Zodra stabiliteit is bereikt met een ammoniakspiegel die onder controle is, wordt een dosis glycerolfenylbutyraat uit het hoogste gedeelte van het behandelbereik (11,2 ml/m²/dag) gegeven; verdere dosering op geleide van de ammoniakspiegel. Het doseerschema van 8,5 ml/m²/dag - 11,2 ml/m²/dag gedurende een periode van max. 24 uur voor patiënten die stabiel zijn zonder verdere hyperammoniëmie is als volgt: stap 1) 100% van de dosis natriumbenzoaat/natriumfenylacetaat en 50% van de dosis glycerolfenylbutyraat gedurende 4-8 uur; stap 2) 50% van de dosis natriumbenzoaat/natriumfenylacetaat en 100 % van de dosis glycerolfenylbutyraat gedurende 4-8 uur; stap 3) natriumbenzoaat/natriumfenylacetaat stopzetten en volledige dosis glycerolfenylbutyraat voortzetten volgens het voedingsschema gedurende 4-8 uur.
De onderhoudsdosering individueel aanpassen, leidraad voor een eerste schatting is een dagdosis van 0,6 ml (0,66 g) per gram ingenomen voedingseiwit per dag. Verdere dosisaanpassing kan worden gebaseerd op plasmaspiegels van ammoniak, glutamine, urinaire fenylacetylglutamine en/of fenylacetaat (PAA) en fenylacetylglutamine (PAGN), alsmede de verhouding van PAA tot PAGN.
Bij leverfunctiestoornis: begindosis 4,5 ml/m²/dag (5,3 g/m² per dag), vervolgens individueel aanpassen waarbij de dosering zo laag mogelijk moet worden gehouden.
Bij symptomen van neurotoxiciteit (braken, misselijkheid, hoofdpijn, verwardheid of slaperigheid), in afwezigheid van hoge ammoniakspiegels of andere bijkomende ziekten: overweeg de dosis te verlagen of de frequentie van dosering te verhogen bij een fenylacetaatspiegel > 500 microg/ml en een verhouding van fenylacetaat tot fenylacetylglutamine > 2,5.
Een gemiste dosis zo spoedig mogelijk innemen. Indien echter de volgende dosis binnen 2 uur (voor volwassenen) of binnen 30 minuten (voor kinderen) gepland staat, de dosis overslaan, en de volgende dosis zoals gebruikelijk innemen. Er mag geen dubbele dosis worden ingenomen.
Wijze van toediening: De vloeistof rechtstreeks via een doseerspuit voor orale toediening in de mond toedienen. Niet toevoegen aan een grote hoeveelheid van een andere vloeistof, want glycerolfenylbutyraat is zwaarder dan water, wat kan leiden tot onvolledige toediening. Kan aan een kleine hoeveelheid zacht voedsel worden toegevoegd, zoals appelmoes, ketchup, of pompoenpuree.
Kan via een neus- of maagsonde worden toegediend; voor doses van ≤ 0,5 ml wordt dit echter niet aanbevolen. Gebruik één doseerspuit voor alle doses op een dag. De doseerspuit en dop/spuitconnector tussen de dagelijkse doses niet spoelen met water, omdat water glycerolfenylbutyraat kan afbreken.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): misselijkheid. Stijging transaminasewaarden (voornamelijk tijdens de eerste 3–5 maanden na aanvang van de behandeling). Huiduitslag. Daling glomerulaire filtratiesnelheid (vooral in het begin van de behandeling, met stabilisatie of normalisering in de zesde maand). Reactie op de injectieplaats. Vermoeidheid.
Vaak (1-10%): overgevoeligheid. Pancreatitis. Stijging homocysteïne-gehalte in bloed.
Soms (0,1-1%): anafylactische reactie.
Verder is gemeld: progressie van nierfunctiestoornis bij reeds bestaande nierziekte.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): verandering in eetlust, voedselaversie. Duizeligheid, hoofdpijn, tremoren. Oraal ongemak, misselijkheid, braken, kokhalzen, dyspepsie, buikpijn, opgezette buik, flatulentie, obstipatie, diarree. Abnormale lichaamsgeur, acne. Metrorragie. Vermoeidheid, perifeer oedeem. Stijging van ASAT en ALAT, toegenomen anion gap, afname lymfocytenaantal, daling vitamine D-concentratie.
Soms (0,1-1%): gastro-intestinale virale infectie. Hypothyroïdie. Hypoalbuminemie, hypokaliëmie. Dysgeusie, lethargie, paresthesie, psychomotorische hyperactiviteit, slaperigheid, spraakstoornis. Verwardheid, gedeprimeerde stemming. Ventriculaire aritmie. Opvliegers. Dysfonie, epistaxis, verstopte neus, orofaryngeale pijn, irritatie van de keel. Droge mond, oprispingen, stomatitis, verandering in ontlasting, pijnlijke stoelgang, steatorroe. Galblaaspijn, blaaspijn. Alopecia, hyperhidrose, jeukende huiduitslag. Rugpijn, zwelling van de gewrichten, spierspasmen, pijn in de ledematen, fasciitis plantaris. Amenorroe, onregelmatige menstruatie. Gewichtsverandering, koorts. Stijging kaliumconcentratie en triglyceridenconcentratie, abnormaal ECG, stijging LDL-concentratie, verlengde protrombinetijd, stijging leukocytenaantal.
Verder zijn gemeld: bij kinderen < 2 maanden: anemie, trombocytose, hypofagie, gastro-oesofageale reflux, diarree, obstipatie, flatulentie, huiduitslag, daling aminozuurspiegel, stijging leverenzymwaarden (transaminasen, γ-GT).
Bij kinderen van 2 maanden tot 2 jaar: obstipatie, diarree, huiduitslag, eczeem, nagelrichels.
Interacties
Givosiran is een zwakke tot matige remmer van bepaalde CYP450-enzymen in de lever. De plasmablootstelling neemt toe van coffeïne (factor 3,1), dextromethorfan (factor 2,4), omeprazol (factor 1,6) en midazolam (factor 1,5); resp. door remming via CYP1A2, -2D6, -2C19 en -3A4.
Wees met name voorzichtig met gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die worden omgezet via CYP1A2 of -2D6. Overweeg de dosering te verlagen van deze CYP1A2 of -2D6 substraten.
Interacties
Aangezien glycerolfenylbutyraat door lipase in het spijsverteringsstelsel wordt omgezet, is er een interactie mogelijk met geneesmiddelen die lipase remmen (zoals orlistat).
Corticosteroïden, haloperidol, probenecide en valproïnezuur kunnen de ammoniakconcentratie verhogen, waardoor de werking van glycerolfenylbutyraat wordt tegengegaan.
Glycerolfenylbutyraat en/of metabolieten zijn zwakke inductoren van CYP3A4; de werking van geneesmiddelen die voornamelijk via CYP3A4 worden gemetaboliseerd zou kunnen afnemen. Bij combinatie met het CYP3A4-substraat midazolam daalt de blootstelling aan dit middel met ca. 32%.
Een mogelijk effect op geneesmiddelen die CYP2D6-substraat zijn, kan niet worden uitgesloten.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren, in aanwezigheid van maternale toxiciteit, schadelijk gebleken.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren schadelijk gebleken.
Advies: Gebruik ontraden, tenzij strikt noodzakelijk.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen tijdens de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend bij de mens. Ja, bij dieren. Risico voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Farmacologisch effect: Risico voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
- Ernstige overgevoeligheid (bv. anafylaxie) voor het geneesmiddel.
Contra-indicaties
- behandeling van acute hyperammoniëmie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Anafylaxie is opgetreden bij een patiënt met een voorgeschiedenis van allergisch astma en atopie. Staak de behandeling direct bij het optreden van een anafylactische reactie.
Controleer de leverfunctie vóór aanvang van de behandeling, vervolgens maandelijks tijdens de eerste 6 maanden van de behandeling en daarna indien klinisch geïndiceerd. Bij klinisch relevante verhoogde transaminasewaarden overwegen de behandeling te onderbreken of staken. Bij verbetering, overweeg de behandeling te hervatten met een lagere dosis. Er zijn weinig gegevens over de werkzaamheid en veiligheid van de lagere dosis. Er zijn geen gegevens over het verhogen van deze dosis na dosisonderbreking.
Controleer zorgvuldig de nierfunctie bij patiënten met reeds bestaande nierziekte, omdat progressie van nierfunctiestoornis is waargenomen.
Meet het gehalte homocysteïne in bloed vóór aanvang van de behandeling en tijdens de behandeling, omdat dit gehalte kan stijgen. De klinische relevantie is onbekend, maar een verhoogde waarde is eerder in verband gebracht met een toegenomen kans op trombo-embolische voorvallen. Overweeg bij een verhoogd gehalte, een homocysteïneverlagende behandeling.
Onderzoeksgegevens:
- Er zijn weinig gegevens over de werkzaamheid en veiligheid bij de AHP-subtypen hereditaire coproporfyrie, porphyria variegata en ALA-dehydratasedeficiënte porfyrie.
- Gebruik is niet onderzocht bij een matig of ernstig verminderde leverfunctie, terminale nierinsufficiëntie of dialyse.
- De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 12 jaar zijn niet vastgesteld.
Waarschuwingen en voorzorgen
Gebruik in combinatie met een eiwitarm dieet en soms met voedingssupplementen (bijv. essentiële aminozuren, arginine, citrulline, eiwitvrije caloriesupplementen), afhankelijk van de dagelijkse eiwitconsumptie van voeding die nodig is om groei en ontwikkeling te bevorderen.
Tijdens de behandeling kan acute hyperammoniëmie, waaronder hyperammoniëmische encefalopathie, optreden.
Een lage concentratie of afwezigheid van pancreasenzymen of darmaandoeningen die resulteren in slechte vetopname, kunnen leiden tot verminderde of afwezige omzetting van glycerolfenylbutyraat en/of absorptie van fenylbutyraat; controleer de ammoniakspiegels nauwlettend bij patiënten met pancreasinsufficiëntie of intestinale malabsorptie.
De veiligheid en werkzaamheid bij patiënten met N-acetylglutamaatsynthase (NAGS)- en CITRIN (citrullinemie type 2)-deficiëntie, en bij kinderen < 2 maanden zijn niet vastgesteld. Wees voorzichtig bij ernstige nierinsufficiëntie wegens het ontbreken van gegevens. Er zijn weinig gegevens bij ouderen ≥ 65 jaar.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met givosiran contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
Fenylacetaat, de actieve metaboliet van glycerolfenylbutyraat, kan zich ophopen in patiënten die een overdosering krijgen. Bij hoge spiegels van fenylacetaat kunnen symptomen van neurotoxiciteit optreden (zoals slaperigheid, verwardheid, misselijkheid en lethargie).
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met glycerolfenylbutyraat contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Givosiran is een dubbelstrengs klein interfererend ribonucleïnezuur (siRNA) dat zorgt voor degradatie van messenger-ribonucleïnezuur (mRNA) van aminolevulinezuursynthetase 1 (ALAS1) in hepatocyten door middel van RNA-interferentie. Daarmee wordt de activiteit van het enzym ALAS1 geremd. Dit leidt uiteindelijk tot lagere circulerende niveaus van de neurotoxische heem-tussenproducten aminolevulinezuur en porfobilinogeen. Accumulatie van deze stoffen is de oorzaak van aanvallen en andere ziektemanifestaties van AHP.
Kinetische gegevens
T max | 0,5–2 uur. |
Eiwitbinding | > 90%. |
V d | ca. 0,15 l/kg. |
Overig | Na s.c.-toediening worden givosiran en de actieve metaboliet voornamelijk gedistribueerd naar de lever. |
Metabolisering | Givosiran wordt door nucleasen gemetaboliseerd tot kortere oligonucleotiden. De metaboliet AS(N-1)3’ givosiran is net zo actief als givosiran en heeft een blootstelling (AUC0–24) van 45% ten opzichte van givosiran bij de aanbevolen dosering. |
Eliminatie | met de urine ca. 14% (onveranderd givosiran), ca. 13% (actieve metaboliet). |
T 1/2el | ca. 5 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Glycerolfenylbutyraat wordt door pancreaslipasen gehydrolyseerd tot fenylbutyraat (fenylboterzuur) en glycerol. Fenylbutyraat wordt door bèta-oxidatie omgezet in fenylacetaat (fenylazijnzuur), het actieve deel van glycerolfenylbutyraat. Conjugatie van fenylacetaat aan glutamine leidt tot de vorming van fenylacetylglutamine dat wordt uitgescheiden met de urine. Fenylacetylglutamine is op moleculair vlak vergelijkbaar met ureum, beide bevatten twee stikstofatomen. Op deze manier wordt een alternatieve route voor stikstofuitscheiding geboden.
Kinetische gegevens
T max | in steady state bij volwassen UCD-patiënten: ca. 8 uur (fenylboterzuur), ca. 12 uur (fenylazijnzuur) en ca. 10 uur (fenylacetylglutamine). |
Metabolisering | glycerolfenylbutyraat wordt door pancreaslipasen gehydrolyseerd tot fenylbutyraat (fenylboterzuur), dat vervolgens wordt geoxideerd tot fenylacetaat (fenylazijnzuur). Fenylacetaat wordt in de lever en nieren geconjugeerd met glutamine tot fenylacetylglutamine. Fenylacetaat wordt ook gehydrolyseerd door esterasen in de lever en in het bloed. |
Eliminatie | voornamelijk in de vorm van het conjugatieproduct fenylacetylglutamine, ca. 68,9% bij volwassenen en ca. 66,4% bij pediatrische UCD-patiënten in de steady state. Wordt voor < 1% als fenylazijnzuur en fenylboterzuur uitgescheiden. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
givosiran hoort bij de groep middelen bij metabole aandoeningen, overige.
Groepsinformatie
glycerolfenylbutyraat hoort bij de groep middelen bij metabole aandoeningen, overige.