Samenstelling
Glibenclamide Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 5 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Glimepiride Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 1 mg, 2 mg, 3 mg, 4 mg, 6 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Bij de behandeling van diabetes mellitus type 2 komt bloedglucoseverlagende medicatie in aanmerking, indien geen goede bloedglucoseregulatie wordt bereikt met het aanpassen van de leefstijl. Voor patiënten zonder zeer hoog risico op hart- en vaatziekten is metformine eerste keus bij de medicamenteuze behandeling. Bij onvoldoende resultaat kan een kortwerkend sulfonylureumderivaat (voorkeur gliclazide) worden toegevoegd. De volgende stap conform de NHG-Standaard is (toevoeging van) insulinetherapie, of als alternatief een DPP4-remmer of GLP1-agonist. Bij patiënten met een zeer hoog risico op hart- en vaatziekten, blijkend uit een voorgeschiedenis van hart- of vaatziekte, chronische nierschade en/of systolisch hartfalen, is een SGLT2-remmer eerste keus (alternatief GLP1-agonist). Voeg bij onvoldoende effect eerst metformine toe en vervolgens een GLP1-agonist.
Vanwege relatief veel kans op (ernstige, langdurige) hypoglykemie wordt het gebruik van glibenclamide afgeraden.
Advies
Bij de behandeling van diabetes mellitus type 2 komt bloedglucoseverlagende medicatie in aanmerking, indien geen goede bloedglucoseregulatie wordt bereikt met het aanpassen van de leefstijl. Voor patiënten zonder zeer hoog risico op hart- en vaatziekten is metformine eerste keus bij de medicamenteuze behandeling. Bij onvoldoende resultaat kan een kortwerkend sulfonylureumderivaat (voorkeur gliclazide) worden toegevoegd. De volgende stap conform de NHG-Standaard is (toevoeging van) insulinetherapie, of als alternatief een DPP4-remmer of GLP1-agonist. Bij patiënten met een zeer hoog risico op hart- en vaatziekten, blijkend uit een voorgeschiedenis van hart- of vaatziekte, chronische nierschade en/of systolisch hartfalen, is een SGLT2-remmer eerste keus (alternatief GLP1-agonist). Voeg bij onvoldoende effect eerst metformine toe en vervolgens een GLP1-agonist.
Indicaties
- Diabetes mellitus type 2, indien met dieet alléén onvoldoende resultaat wordt verkregen.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Diabetes mellitus type 2, indien met dieet, lichamelijke inspanning of gewichtsvermindering alléén onvoldoende resultaat wordt verkregen.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Sommige tabletten hebben een deelstreep.
Diabetes mellitus type 2
Volwassenen
Begindosering 2,5 mg 1×/dag bij het ontbijt. Zo nodig op geleide van bloed- en urineglucosebepaling elke 8 dagen stapsgewijs verhogen met 2,5 mg, max. 15 mg per dag.
Bij ouderen (≥ 65 j.) kan vaak lager worden gedoseerd. De dosering voorzichtig aanpassen om de kans op hypoglykemie te verminderen.
Bij overschakeling van andere orale bloedglucoseverlagende middelen: in het algemeen met max. 5 mg glibenclamide per dag beginnen. 5 mg glibenclamide komt ongeveer overeen met 1 g tolbutamide.
Toediening
- Dagdoses tot 10 mg kort vóór of tijdens het ontbijt innemen. Dagdoses van meer dan 10 mg in 2 doses kort vóór of tijdens ontbijt en avondmaaltijd toedienen;
- De tabletten zonder kauwen innemen met een ruime hoeveelheid water.
Doseringen
Diabetes mellitus type 2
Volwassenen
Begindosering 1 mg 1×/dag bij het ontbijt. Zo nodig op geleide van bloed- en urineglucosebepaling elke 1–2 weken stapsgewijs met 1 mg verhogen tot 4 mg per dag; max. 6 mg per dag.
Bij toevoeging van insuline aan de behandeling met glimepiride, de dosering van glimepiride handhaven en een lage dosis insuline toevoegen en langzaam verhogen afhankelijk van de gewenste metabole controle.
Verminderde nierfunctie: Volgens de fabrikant is gebruik bij een ernstige nierfunctiestoornis gecontra-indiceerd. Volgens de 'Werkgroep Geneesmiddelen bij verminderde nierfunctie' van KNMP bij een creatinineklaring 10–50 ml/min starten met 50% van de normale begindosering, daarna zo nodig geleidelijk verhogen tot de normale onderhoudsdosering.
In de loop van de behandeling kan de insulinegevoeligheid toenemen; vermindering of onderbreking van de dosering kan dan nodig zijn. Overweeg tevens dosisaanpassing bij gewichtsverandering, verandering van levensgewoonten of andere factoren die de kans op hypo- of hyperglykemie verhogen.
Het vergeten van een dosis niet corrigeren door de volgende dosis te verhogen.
De tabletten kort vóór of tijdens het ontbijt innemen. De tabletten heel doorslikken met wat vloeistof.
Bijwerkingen
Meest voorkomend: hypoglykemie.
Verder zijn gemeld: maag-darmstoornissen (zoals misselijkheid, braken, diarree of obstipatie). Allergische huidreacties (zoals fotosensibilisatie). Afwijkingen in het bloedbeeld (leukopenie, trombocytopenie, agranulocytose). Intolerantie voor alcohol. Cholestatische icterus.
Bijwerkingen
Zelden (0,01-0,1%): hypoglykemie. Trombocytopenie, leukopenie, erytropenie, hemolytische anemie, granulocytopenie, agranulocytose en pancytopenie (in het algemeen reversibel na het staken van de behandeling). Dysgeusie. Alopecia. Gewichtstoename.
Zeer zelden (< 0,01%): misselijkheid, braken, drukkend gevoel in de maag, buikpijn, diarree. Allergische vasculitis, overgevoeligheidsreacties waaronder ernstige reacties met dyspneu, hypotensie en shock. Leverfunctiestoornis (bv. met cholestase en icterus), hepatitis, leverfalen. Hyponatriëmie.
Verder zijn gemeld: trombocytopenische purpura. Voorbijgaande visusstoornis, vooral bij start van de behandeling, als gevolg van verandering in bloedglucosespiegel. Stijging van leverenzymwaarden. Jeuk, huiduitslag, urticaria, fotosensibilisatie.
Interacties
Bij combinatie met bosentan daalt de plasmaspiegel van zowel glibenclamide als bosentan, en kan stijging van leverenzymwaarden optreden; de combinatie vermijden.
De hypoglykemische werking kan worden versterkt door o.a. ACE-remmers, allopurinol, androgene en anabole steroïden, chlooramfenicol, claritromycine, cyclofosfamide, disopyramide, fenylbutazon, fibraten, fluoxetine, ifosfamide, MAO-remmers, miconazol, probenecide, salicylaten (in hoge doses), sommige sulfonamiden (bv. sulfadiazine), tetracyclinen en vitamine K-antagonisten.
De hypoglykemische werking kan worden verminderd door o.a. fenothiazine-derivaten (zoals chloorpromazine), fenytoïne, glucagon, glucocorticoïden, laxantia (bij langdurig gebruik), oestrogenen en progestagenen, rifampicine, sympathicomimetica, (thiazide)diuretica en thyromimetica.
De kans op dysglykemie neemt toe bij de combinatie met fluorchinolonen; controleer zorgvuldig de bloedglucosespiegel.
Het gebruik van alcohol kan leiden tot een disulfiram-achtig effect, versterking van de hypoglykemische werking en afname van de glucosetolerantie bij chronisch alcoholgebruik.
β-Blokkers kunnen de adrenerge symptomen van hypoglykemie maskeren en het herstel van de glucosespiegel na hypoglykemie vertragen. Selectieve β-blokkers hebben deze effecten in mindere mate.
Sulfonylureumderivaten vertragen de eliminatie van vitamine K-antagonisten, waardoor de protrombinetijd wordt verlengd.
Interacties
De hypoglykemische werking kan worden versterkt door o.a. ACE-remmers, allopurinol, androgene en anabole steroïden, chlooramfenicol, claritromycine, cyclofosfamide, disopyramide, fenylbutazon, fibraten, fluconazol, fluoxetine, ifosfamide, MAO-remmers, miconazol, probenecide, salicylaten (in hoge doses), sommige sulfonamiden (bv. sulfadiazine), tetracyclinen en vitamine K-antagonisten.
De hypoglykemische werking kan worden verminderd door o.a. acetazolamide, chloorpromazine, diazoxide, fenobarbital, fenothiazine-derivaten, fenytoïne, glucagon, glucocorticoïden, laxantia (bij langdurig gebruik), nicotinezuurderivaten, oestrogenen en progestagenen, rifampicine, sympathicomimetica, (thiazide)diuretica en thyromimetica.
De kans op dysglykemie neemt toe bij de combinatie met fluorchinolonen; controleer zorgvuldig de bloedglucosespiegel.
Alcohol, β-blokkers, clonidine en H2-antagonisten kunnen de hypoglykemische werking zowel versterken als verzwakken.
Colesevelam bindt zich aan glimepiride, waardoor de absorptie van glimepiride wordt verminderd; adviseer om glimepiride ten minste 4 uur vóór colesevelam in te nemen.
Glimepiride kan het effect van vitamine K-antagonisten doen toenemen of verminderen.
β-Blokkers en clonidine kunnen de adrenerge symptomen van hypoglykemie maskeren.
Zwangerschap
Glibenclamide passeert de placenta in geringe mate; de overdracht is tussen mensen echter sterk variabel.
Teratogenese: Redelijke ervaring met het gebruik tijdens de zwangerschap wijst niet op een toename van aangeboren afwijkingen.
Farmacologisch effect: Hypoglykemie bij de neonaat is mogelijk.
Advies: Gebruik bij voorkeur ontraden.
Zwangerschap
Glimepiride passeert de placenta.
Teratogenese: Bij de mens onvoldoende gegevens. Bij dieren aanwijzingen voor schadelijkheid (waarschijnlijk door opgetreden hypoglykemie).
Farmacologisch effect: Hypoglykemie bij de neonaat is mogelijk.
Advies: Gebruik ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: In een kleine studie was glibenclamide na een eenmalige en na een herhaalde dosis niet meetbaar in de moedermelk. De bloedglucosespiegels bij de zuigelingen waren normaal.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend (bij de mens), ja (bij dieren).
Farmacologisch effect: Hypoglykemie.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
- overgevoeligheid voor sulfonylureumderivaten en verwante stoffen (sulfonamiden, thiazide-diuretica);
- diabetes mellitus type 1;
- ketoacidose en hyperosmolaire ontregeling;
- ernstige nier- of leverfunctiestoornis.
Contra-indicaties
- overgevoeligheid voor sulfonylureumderivaten of sulfonamiden;
- diabetes mellitus type I;
- diabetisch (pre)coma, ketoacidose;
- ernstige nier- of leverfunctiestoornis.
Waarschuwingen en voorzorgen
Wees voorzichtig bij G6PD-deficiëntie vanwege de kans op hemolytische anemie bij behandeling met sulfonylureumderivaten; overweeg een bloedglucoseverlagend middel uit een andere klasse.
Periodieke controle van het bloedbeeld (vooral leukocyten- en trombocytentelling) en de leverfunctie zijn gewenst.
Bij gebruik van sulfonylureumderivaten kan hypoglykemie optreden. De kans op hypoglykemie neemt toe bij: hoge leeftijd, nier- of leverfunctiestoornis, onregelmatige voeding en ondervoeding, ongewone lichamelijke belasting, alcoholgebruik, combinatie met bepaalde geneesmiddelen (zie Interacties) en bepaalde ontregelingen van het endocriene systeem (bv. schildklieraandoening, hypofyse- of bijnierinsufficiëntie). Bij ouderen is het soms moeilijker hypoglykemie te herkennen. Hypoglykemie kan terugkeren na een ogenschijnlijk herstel door gebruik van koolhydraten.
In stress-situaties (koorts, trauma, infectie of operatieve ingreep) kan diabetes ontregelen; tijdelijk overschakelen op insuline kan nodig zijn.
Overschakelen van insuline op een sulfonylureumderivaat als regel in een ziekenhuis uitvoeren.
Waarschuwingen en voorzorgen
Wees voorzichtig bij G6PD-deficiëntie vanwege de kans op hemolytische anemie bij behandeling met sulfonylureumderivaten: Overweeg een bloedglucoseverlagend middel uit een andere klasse.
Periodieke controle van het bloedbeeld (vooral leukocyten- en trombocytentelling) en de leverfunctie zijn gewenst.
Bij gebruik van sulfonylureumderivaten kan hypoglykemie optreden. De kans op hypoglykemie neemt toe bij: nier- of leverfunctiestoornis, onregelmatige voeding en ondervoeding, ongewone lichamelijke belasting, alcoholgebruik, combinatie met bepaalde geneesmiddelen (zie Interacties) en bepaalde ontregelingen van het endocriene systeem (bv. schildklieraandoening, hypofyse- of bijnierinsufficiëntie). Hypoglykemie kan terugkeren na een ogenschijnlijk herstel door gebruik van koolhydraten.
In stress-situaties (bv. trauma, operatieve ingreep, infectie met koorts) kan diabetes ontregelen; tijdelijk overschakelen op insuline kan nodig zijn.
Overschakeling van insuline op een sulfonylureumderivaat als regel in een ziekenhuis uitvoeren.
Gebruik bij kinderen tot 18 jaar wordt niet aanbevolen, vanwege onvoldoende gegevens over werkzaamheid en veiligheid.
Overdosering
Zie voor symptomen en behandeling vergiftigingen.info.
Overdosering
Symptomen
Hypoglykemie, die 12 tot 72 uur kan aanhouden en kan terugkeren na een ogenschijnlijk herstel. Symptomen kunnen tot 24 uur na inname optreden. Verschijnselen zijn misselijkheid, braken, buikpijn, neurologische verschijnselen (onrust, tremor, visusstoornis, coördinatiestoornis, slaperigheid, coma, convulsies).
Zie voor symptomen en behandeling vergiftigingen.info.
Eigenschappen
Oraal bloedglucoseverlagend middel, behorend tot de sulfonylureumderivaten. Sulfonylureumderivaten stimuleren de secretie van insuline uit de β-cellen in de pancreas.
Werking: binnen ½ uur. Werkingsduur: tot 24 uur.
Kinetische gegevens
Resorptie | goed. |
T max | 2–4 uur. |
Eiwitbinding | > 99%. |
Metabolisering | volledig in de lever (vnl. CYP3A4), tot inactieve metabolieten en één zwak werkend metaboliet. |
Eliminatie | als metabolieten via de gal en urine (beide routes ca. 50%). |
T 1/2el | 2–11 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Oraal bloedglucoseverlagend middel, behorend tot de sulfonylureumderivaten. Sulfonylureumderivaten stimuleren de secretie van insuline uit de β-cellen in de pancreas. De hydroxymetaboliet is verantwoordelijk voor een klein deel van de hypoglykemische werking.
De werking is maximaal binnen 2–3 uur en houdt 24 uur aan.
Kinetische gegevens
Resorptie | zeer goed. |
T max | ca. 2½ uur. |
V d | ca. 0,13 l/kg. |
Eiwitbinding | > 99%. |
Metabolisering | in de lever door voornamelijk CYP2C9 tot o.a. actieve hydroxymetaboliet. |
Eliminatie | met de urine en feces volledig als metabolieten. |
T 1/2el | 3–6 uur (hydroxymetaboliet), 5–8 uur (glimepiride). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
glibenclamide hoort bij de groep sulfonylureumderivaten.
Groepsinformatie
glimepiride hoort bij de groep sulfonylureumderivaten.