Samenstelling
Ravicti Immedica Pharma
- Toedieningsvorm
- Vloeistof voor oraal gebruik
- Sterkte
- 1,1 g/ml
- Verpakkingsvorm
- 25 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Revestive XGVS Aanvullende monitoring Takeda Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 1,25 mg
- Verpakkingsvorm
- flacon + solvens 0,5 ml in wegwerpspuit
Bevat na reconstitutie: 2,5 mg/ml.
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 5 mg
- Verpakkingsvorm
- flacon + solvens 0,5 ml in wegwerpspuit
Bevat na reconstitutie: 10 mg/ml.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Glycerolfenylbutyraat, een derivaat van natriumfenylbutyraat, kan als alternatief voor natriumfenylbutyraat worden ingezet bij de behandeling van chronische ureumcyclusstoornissen. Natriumfenylbutyraat, eventueel in combinatie met natriumbenzoaat, geldt als standaardbehandeling bij chronische ureumcyclus-stoornissen, toegevoegd aan ondersteunende zorg, bestaande uit een eiwitarm dieet en aminozuursupplementen. Doel van de behandeling is verlaging van de verhoogde ammoniakspiegel in plasma. Door het voorkómen van hyperammoniëmische encefalopathie lijken de bij de meeste patiënten lage cognitieve prestaties relatief stabiel te blijven. Een deel van de patiënten zal ondanks behandeling achteruit blijven gaan.
Advies
Het belangrijkste behandeldoel bij patiënten met intestinaal falen (IF) is het in balans houden van voeding en vocht en te zorgen voor zo weinig mogelijk complicaties. De beste ondersteunende zorg bestaat uit voeding (voedingsregime waaronder parenterale voeding, ORS) en ondersteunende therapie (zoals maagzuurremmers of motiliteitsremmende middelen).
Bij patiënten met type 3 intestinaal falen door kortedarm-syndroom (SBS-IF) kan teduglutide worden toegepast. Begin de behandeling met teduglutide nadat de patiënt stabiel is geworden na de darmoperatie. De periode van intestinale aanpassing duurt meestal 1 tot 2 jaar.
In een direct vergelijkend studie van 24 weken is bij 63% van de patiënten die teduglutide gebruikten een volumereductie gemeten van ten minste 20% van de parenterale ondersteuning. In de controlegroep met placebo bereikte 30% van de patiënten, door natuurlijke adaptatie, deze resultaten. Tussen de groep die behandeld is met teduglutide en de controlegroep kon geen verschil in de kwaliteit van leven worden gemeten.
Evalueer het behandelingseffect na 6 maanden. Wanneer geen algemene verbetering is bereikt, het nut van voortzetting van de behandeling overwegen.
Indicaties
- Aanvullende chronische behandeling van ureumcyclusstoornissen (UCD) bij volwassenen en kinderen, die niet kunnen worden behandeld met alleen een eiwitarm dieet en/of aminozuursuppletie.
Ureumcyclusstoornissen (UCD) zijn o.a. deficiënties in carbamoylfosfaatsynthase I (CPS), ornithinecarbamoyltransferase (OTC), argininosuccinaatsynthetase (ASS), argininosuccinaatlyase (ASL) en arginase I (ARG), en ornithinetranslocasedeficiënt hyperornithinemie-hyperammoniëmie-homocitrullinemie (HHH)-syndroom.
Indicaties
- Kortedarm-syndroom (SBS) bij volwassenen en kinderen met een gecorrigeerde gestatieleeftijd van ≥ 4 maanden. Na operatief ingrijpen dient de patiënt stabiel te zijn na een periode van intestinale aanpassing.
Doseringen
De dagelijkse dosis aanpassen aan de eiwittolerantie en aan de dagelijkse eiwithoeveelheid die nodig is voor de groei en ontwikkeling van de patiënt.
Als aanvullende behandeling van chronische ureumcyclusstoornissen
Volwassenen en kinderen
De aanbevolen totale dagelijkse dosis is 4,5–11,2 ml/m² lichaamsoppervlak (5,3–12,4 g/m²). De totale dagelijkse dosis verdelen in gelijke doses en toedienen bij ieder eetmoment (d.w.z. 3–6×/dag). Iedere dosis naar boven afronden tot de dichtstbijzijnde 0,1 ml voor patiënten < 2 jaar en 0,5 ml voor patiënten ≥ 2 jaar.
Aanbevolen begindosis voor patiënten die nog nooit fenylboterzuur hebben gebruikt: bij een lichaamsoppervlak (BSA) < 1,3 m²: 8,5 ml/m²/dag (9,4 g/m²/dag); bij een lichaamsoppervlak (BSA) ≥ 1,3 m²: 7 ml/m²/dag (8 g/m²/dag).
Bij overstappen van fenylboterzuurtabletten en fenylboterzuurgranulaat naar glycerolfenylbutyraat de totale dosis fenylboterzuur met een factor 0,86, resp. 0,81 verlagen.
Bij overstappen van injectie met natriumbenzoaat/natriumfenylacetaat naar glycerolfenylbutyraat: Zodra stabiliteit is bereikt met een ammoniakspiegel die onder controle is, wordt een dosis glycerolfenylbutyraat uit het hoogste gedeelte van het behandelbereik (11,2 ml/m²/dag) gegeven; verdere dosering op geleide van de ammoniakspiegel. Het doseerschema van 8,5 ml/m²/dag - 11,2 ml/m²/dag gedurende een periode van max. 24 uur voor patiënten die stabiel zijn zonder verdere hyperammoniëmie is als volgt: stap 1) 100% van de dosis natriumbenzoaat/natriumfenylacetaat en 50% van de dosis glycerolfenylbutyraat gedurende 4-8 uur; stap 2) 50% van de dosis natriumbenzoaat/natriumfenylacetaat en 100 % van de dosis glycerolfenylbutyraat gedurende 4-8 uur; stap 3) natriumbenzoaat/natriumfenylacetaat stopzetten en volledige dosis glycerolfenylbutyraat voortzetten volgens het voedingsschema gedurende 4-8 uur.
De onderhoudsdosering individueel aanpassen, leidraad voor een eerste schatting is een dagdosis van 0,6 ml (0,66 g) per gram ingenomen voedingseiwit per dag. Verdere dosisaanpassing kan worden gebaseerd op plasmaspiegels van ammoniak, glutamine, urinaire fenylacetylglutamine en/of fenylacetaat (PAA) en fenylacetylglutamine (PAGN), alsmede de verhouding van PAA tot PAGN.
Bij leverfunctiestoornis: begindosis 4,5 ml/m²/dag (5,3 g/m² per dag), vervolgens individueel aanpassen waarbij de dosering zo laag mogelijk moet worden gehouden.
Bij symptomen van neurotoxiciteit (braken, misselijkheid, hoofdpijn, verwardheid of slaperigheid), in afwezigheid van hoge ammoniakspiegels of andere bijkomende ziekten: overweeg de dosis te verlagen of de frequentie van dosering te verhogen bij een fenylacetaatspiegel > 500 microg/ml en een verhouding van fenylacetaat tot fenylacetylglutamine > 2,5.
Een gemiste dosis zo spoedig mogelijk innemen. Indien echter de volgende dosis binnen 2 uur (voor volwassenen) of binnen 30 minuten (voor kinderen) gepland staat, de dosis overslaan, en de volgende dosis zoals gebruikelijk innemen. Er mag geen dubbele dosis worden ingenomen.
Wijze van toediening: De vloeistof rechtstreeks via een doseerspuit voor orale toediening in de mond toedienen. Niet toevoegen aan een grote hoeveelheid van een andere vloeistof, want glycerolfenylbutyraat is zwaarder dan water, wat kan leiden tot onvolledige toediening. Kan aan een kleine hoeveelheid zacht voedsel worden toegevoegd, zoals appelmoes, ketchup, of pompoenpuree.
Kan via een neus- of maagsonde worden toegediend; voor doses van ≤ 0,5 ml wordt dit echter niet aanbevolen. Gebruik één doseerspuit voor alle doses op een dag. De doseerspuit en dop/spuitconnector tussen de dagelijkse doses niet spoelen met water, omdat water glycerolfenylbutyraat kan afbreken.
Doseringen
Vóór aanvang van de behandeling moet de intraveneuze vocht- en voedingsondersteuning optimaal en stabiel zijn.
Kortedarm-syndroom
Volwassenen (incl. ouderen)
0,05 mg/kg lichaamsgewicht 1×/dag. Gebruik de injectieflacon 5 mg (na reconstitutie 10 mg/ml). Overweeg voor sommige patiënten geleidelijk verminderen van de dagdosis onder nauwlettende controle, met als doel de behandeling beter te verdragen. Evalueer het effect van de behandeling na 6 maanden en zo nodig opnieuw na 12 maanden. Zet de behandeling voort na staken van de parenterale voeding. Staak de behandeling als geen algemene verbetering van de toestand van de patiënt wordt bereikt.
Kinderen ≥ 4 maanden
0,05 mg/kg lichaamsgewicht 1×/dag. Gebruik bij een lichaamsgewicht > 20 kg de injectieflacon 5 mg (na reconstitutie 10 mg/ml) en bij een lichaamsgewicht ≤ 20 kg de injectieflacon 1,25 mg (na reconstitutie 2,5 mg/ml). Bij kinderen ≥ 2 jaar wordt een behandelduur van 6 maanden aanbevolen, daarna het effect van de behandeling evalueren. Bij kinderen < 2 jaar de behandeling na 12 weken evalueren. Staak de behandeling als geen algemene verbetering van de toestand van de patiënt wordt bereikt.
Verminderde nierfunctie: Er is geen dosisaanpassing nodig bij een creatinineklaring ≥ 50 ml/min. Bij een creatinineklaring < 50 ml/min: verlaag de dagdosis met 50%.
Verminderde leverfunctie: Er is geen dosisaanpassing nodig bij lichte of matige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore ≤ 9). Gebruik is niet onderzocht bij ernstige leverfunctiestoornis.
Een gemiste dosis zo snel mogelijk alsnog toedienen op dezelfde dag.
Toediening
- De gereconstitueerde oplossing toedienen via subcutane injectie bij voorkeur in de buik:
- Wissel de plaats van toediening af tussen 1 van de 4 kwadranten van het abdomen;
- Als een injectie in het abdomen belemmerd wordt door pijn, littekens of verhard weefsel kan ook de dij worden gebruikt.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): verandering in eetlust, voedselaversie. Duizeligheid, hoofdpijn, tremoren. Oraal ongemak, misselijkheid, braken, kokhalzen, dyspepsie, buikpijn, opgezette buik, flatulentie, obstipatie, diarree. Abnormale lichaamsgeur, acne. Metrorragie. Vermoeidheid, perifeer oedeem. Stijging van ASAT en ALAT, toegenomen anion gap, afname lymfocytenaantal, daling vitamine D-concentratie.
Soms (0,1-1%): gastro-intestinale virale infectie. Hypothyroïdie. Hypoalbuminemie, hypokaliëmie. Dysgeusie, lethargie, paresthesie, psychomotorische hyperactiviteit, slaperigheid, spraakstoornis. Verwardheid, gedeprimeerde stemming. Ventriculaire aritmie. Opvliegers. Dysfonie, epistaxis, verstopte neus, orofaryngeale pijn, irritatie van de keel. Droge mond, oprispingen, stomatitis, verandering in ontlasting, pijnlijke stoelgang, steatorroe. Galblaaspijn, blaaspijn. Alopecia, hyperhidrose, jeukende huiduitslag. Rugpijn, zwelling van de gewrichten, spierspasmen, pijn in de ledematen, fasciitis plantaris. Amenorroe, onregelmatige menstruatie. Gewichtsverandering, koorts. Stijging kaliumconcentratie en triglyceridenconcentratie, abnormaal ECG, stijging LDL-concentratie, verlengde protrombinetijd, stijging leukocytenaantal.
Verder zijn gemeld: bij kinderen < 2 maanden: anemie, trombocytose, hypofagie, gastro-oesofageale reflux, diarree, obstipatie, flatulentie, huiduitslag, daling aminozuurspiegel, stijging leverenzymwaarden (transaminasen, γ-GT).
Bij kinderen van 2 maanden tot 2 jaar: obstipatie, diarree, huiduitslag, eczeem, nagelrichels.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): luchtweginfectie. Hoofdpijn. Opgezette buik, buikpijn, misselijkheid, braken. Reacties op de injectieplaats (waaronder erytheem, hematoom, pijn, zwelling en hemorragie). Complicaties van een gastro-intestinaal stoma.
Vaak (1-10%): griepachtige verschijnselen. Verminderde eetlust, overvulling (met name gedurende de eerste vier weken van de behandeling). Angst, slapeloosheid. Congestief hartfalen. Dyspneu, hoesten. Colorectale poliep, pancreatitis, flatulentie, darmobstructie, stenose van de dunne darm, dikke darm of ductus pancreaticus. (Acute) cholecystitis. Perifeer oedeem.
Soms (0,1-1%): syncope. Dunnedarmpoliep.
Verder zijn gemeld: overgevoeligheid. Maagpoliep. Cholangitis, cholelithiase. Vochtretentie. Stijging bloedwaarden amylase en lipase.
Interacties
Aangezien glycerolfenylbutyraat door lipase in het spijsverteringsstelsel wordt omgezet, is er een interactie mogelijk met geneesmiddelen die lipase remmen (zoals orlistat).
Corticosteroïden, haloperidol, probenecide en valproïnezuur kunnen de ammoniakconcentratie verhogen, waardoor de werking van glycerolfenylbutyraat wordt tegengegaan.
Glycerolfenylbutyraat en/of metabolieten zijn zwakke inductoren van CYP3A4; de werking van geneesmiddelen die voornamelijk via CYP3A4 worden gemetaboliseerd zou kunnen afnemen. Bij combinatie met het CYP3A4-substraat midazolam daalt de blootstelling aan dit middel met ca. 32%.
Een mogelijk effect op geneesmiddelen die CYP2D6-substraat zijn, kan niet worden uitgesloten.
Interacties
Er is geen onderzoek naar interacties uitgevoerd.
Gebaseerd op het farmacodynamische effect van teduglutide neemt de absorptie van gelijktijdig toegediende geneesmiddelen mogelijk toe. Controleer daarom nauwlettend bij gelijktijdig gebruik van orale geneesmiddelen die titratie vereisen of die een smalle therapeutische breedte hebben.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren schadelijk gebleken.
Advies: Gebruik ontraden, tenzij strikt noodzakelijk.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen tijdens de therapie.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens geen gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Gebruik ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Farmacologisch effect: Risico voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend bij de mens. Ja, in geringe mate bij dieren.
Farmacologisch effect: Een risico voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
- behandeling van acute hyperammoniëmie.
Contra-indicaties
- overgevoeligheid voor restsporen van tetracycline;
- (vermoeden van) maligniteit;
- voorgeschiedenis, gedurende de voorgaande 5 jaar, van maligniteit in het maag-darmstelsel, waaronder het hepatobiliaire systeem en de pancreas.
Waarschuwingen en voorzorgen
Gebruik in combinatie met een eiwitarm dieet en soms met voedingssupplementen (bijv. essentiële aminozuren, arginine, citrulline, eiwitvrije caloriesupplementen), afhankelijk van de dagelijkse eiwitconsumptie van voeding die nodig is om groei en ontwikkeling te bevorderen.
Tijdens de behandeling kan acute hyperammoniëmie, waaronder hyperammoniëmische encefalopathie, optreden.
Een lage concentratie of afwezigheid van pancreasenzymen of darmaandoeningen die resulteren in slechte vetopname, kunnen leiden tot verminderde of afwezige omzetting van glycerolfenylbutyraat en/of absorptie van fenylbutyraat; controleer de ammoniakspiegels nauwlettend bij patiënten met pancreasinsufficiëntie of intestinale malabsorptie.
De veiligheid en werkzaamheid bij patiënten met N-acetylglutamaatsynthase (NAGS)- en CITRIN (citrullinemie type 2)-deficiëntie, en bij kinderen < 2 maanden zijn niet vastgesteld. Wees voorzichtig bij ernstige nierinsufficiëntie wegens het ontbreken van gegevens. Er zijn weinig gegevens bij ouderen ≥ 65 jaar.
Waarschuwingen en voorzorgen
Bij volwassenen
Voer een coloscopie met verwijdering van poliepen uit bij aanvang van de behandeling, vanwege het trofische effect van teduglutide op de intestinale mucosa. Tijdens de eerste twee jaar van behandeling is een coloscopie (of andere beeldvorming) 1×/jaar aanbevolen en daarna met een minimuminterval van 5 jaar. Vaker controleren kan nodig zijn bij bepaalde patiëntkenmerken (bv. leeftijd, onderliggende ziekte). Als een maligniteit wordt ontdekt, de behandeling met teduglutide staken.
Bij kinderen
Vóór aanvang van de behandeling, een test op fecaal occult bloed uitvoeren. Coloscopie/sigmoïdoscopie is vereist bij tekenen van onverklaard bloed in de ontlasting. Test vervolgens gedurende de behandeling jaarlijks op fecaal occult bloed.
Een coloscopie/sigmoïdoscopie is aanbevolen na één jaar behandeling, vervolgens elke 5 jaar (bij continue behandeling) én bij nieuwe of onverklaarde gastro-intestinale bloedingen.
Gebruik is niet onderzocht bij zuigelingen met een gecorrigeerde gestatieleeftijd van < 4 maanden.
Algemeen
Pas de parenterale ondersteuning zorgvuldig aan bij gebruik van teduglutide. Controleer de elektrolytenbalans en de vochtstatus, vooral tijdens de initiële therapeutische respons en bij staken van de behandeling. Overvulling met vocht kan met name gedurende de eerste vier weken van de behandeling optreden door een toename van de vochtabsorptie. Verlaag de parenterale ondersteuning voorzichtig en zet deze niet abrupt stop, wegens risico op dehydratie (mogelijk leidend tot acuut nierfalen).
Controleer patiënten met cardiovasculaire ziekte, zoals hartfalen of hypertensie, nauwlettend op overvulling met vocht, met name in het begin van de behandeling. Laat de patiënt contact opnemen met de arts in geval van plotse gewichtstoename, een opgezwollen gezicht, opgezwollen enkels en/of dyspneu.
Bij optreden van bijwerkingen gerelateerd aan de galblaas, galwegen of pancreas, de noodzaak tot het voortzetten van de behandeling opnieuw evalueren.
Gebruik is niet onderzocht bij:
- gelijktijdig aanwezige ernstige, klinisch instabiele aandoening (bv. cardiovasculair, respiratoir, renaal, infectieus, endocrien, hepatisch of CZS);
- maligniteit in de voorgaande 5 jaar (zie rubriek Contra-indicaties);
- ernstige leverfunctiestoornis.
Staken van de behandeling moet voorzichtig gebeuren, wegens risico op dehydratie.
Overdosering
Symptomen
Fenylacetaat, de actieve metaboliet van glycerolfenylbutyraat, kan zich ophopen in patiënten die een overdosering krijgen. Bij hoge spiegels van fenylacetaat kunnen symptomen van neurotoxiciteit optreden (zoals slaperigheid, verwardheid, misselijkheid en lethargie).
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met glycerolfenylbutyraat contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met teduglutide contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Glycerolfenylbutyraat wordt door pancreaslipasen gehydrolyseerd tot fenylbutyraat (fenylboterzuur) en glycerol. Fenylbutyraat wordt door bèta-oxidatie omgezet in fenylacetaat (fenylazijnzuur), het actieve deel van glycerolfenylbutyraat. Conjugatie van fenylacetaat aan glutamine leidt tot de vorming van fenylacetylglutamine dat wordt uitgescheiden met de urine. Fenylacetylglutamine is op moleculair vlak vergelijkbaar met ureum, beide bevatten twee stikstofatomen. Op deze manier wordt een alternatieve route voor stikstofuitscheiding geboden.
Kinetische gegevens
T max | in steady state bij volwassen UCD-patiënten: ca. 8 uur (fenylboterzuur), ca. 12 uur (fenylazijnzuur) en ca. 10 uur (fenylacetylglutamine). |
Metabolisering | glycerolfenylbutyraat wordt door pancreaslipasen gehydrolyseerd tot fenylbutyraat (fenylboterzuur), dat vervolgens wordt geoxideerd tot fenylacetaat (fenylazijnzuur). Fenylacetaat wordt in de lever en nieren geconjugeerd met glutamine tot fenylacetylglutamine. Fenylacetaat wordt ook gehydrolyseerd door esterasen in de lever en in het bloed. |
Eliminatie | voornamelijk in de vorm van het conjugatieproduct fenylacetylglutamine, ca. 68,9% bij volwassenen en ca. 66,4% bij pediatrische UCD-patiënten in de steady state. Wordt voor < 1% als fenylazijnzuur en fenylboterzuur uitgescheiden. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Teduglutide is een analoog van humaan glucagon-like-peptide-2 (GLP-2), geproduceerd in Escherichia coli-cellen door middel van recombinante DNA-technologie. GLP-2 is een peptide dat wordt uitgescheiden door de L-cellen van de darm; het verhoogt de intestinale en portale bloeddoorstroming, remt de maagzuursecretie en vermindert de maag-darmmotiliteit. Teduglutide bevordert herstel en normale groei van de darm doordat het de villushoogte en de cryptediepte van het darmepitheel verhoogt.
Teduglutide is resistent tegen afbraak door het dipeptidylpeptidase-IV-(DPP-IV)-enzym, vanwege een aminozuursubstitutie. Dit resulteert in een verlengde halfwaardetijd ten opzichte van het natuurlijk voorkomende GLP-2.
Kinetische gegevens
F | 88%. |
T max | 3–5 uur. |
V d | 0,37 l/kg bij patiënten met SBS. |
Eliminatie | met de urine. |
T 1/2el | ca. 2 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
glycerolfenylbutyraat hoort bij de groep middelen bij metabole aandoeningen, overige.
Groepsinformatie
teduglutide hoort bij de groep middelen bij metabole aandoeningen, overige.