Samenstelling
Hydroxychloroquine (sulfaat) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet, filmomhuld
- Sterkte
- 200 mg
Plaquenil (sulfaat) Sanofi SA
- Toedieningsvorm
- Tablet, filmomhuld
- Sterkte
- 200 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Atovaquon/Proguanil Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet, filmomhuld
Bevat per tablet: atovaquon 250 mg, proguanil(hydrochloride) 100 mg.
- Toedieningsvorm
- Tablet, filmomhuld
Bevat per tablet: atovaquon 62,5 mg, proguanil(hydrochloride) 25 mg.
Malarone GlaxoSmithKline bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, filmomhuld
Bevat per tablet: atovaquon 250 mg, proguanil(hydrochloride) 100 mg.
Malarone Junior XGVS GlaxoSmithKline bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, filmomhuld
Bevat per tablet: atovaquon 62,5 mg, proguanil(hydrochloride) 25 mg.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Start bij (een vermoeden van) reumatoïde artritis (RA) in de eerstelijnszorg met een NSAID en verwijs zo snel mogelijk naar de reumatoloog. Behandel in de tweedelijnszorg volgens de ‘treat-to-target’-strategie; pas medicatie aan op basis van intensieve monitoring van de ziekteactiviteit, met als doel het bereiken van remissie of lage ziekteactiviteit. Methotrexaat is de hoeksteen van de behandeling, in de initiële fase gecombineerd met een systemisch glucocorticoïd. Switch bij onvoldoende resultaat naar een andere ‘conventional synthetic disease modifying antirheumatic drug’ (csDMARD) of voeg een andere csDMARD, een biological (bDMARD) of een ‘targeted synthetic’ DMARD (tsDMARD) toe. Overweeg onder intensieve monitoring van de ziekteactiviteit om, wanneer het behandeldoel is bereikt, de dosis van geneesmiddelen bij combinatietherapie te reduceren of volledig af te bouwen.
Hydroxychloroquine heeft bij RA een positief effect op de ziekteactiviteit, maar geen aangetoonde effectiviteit op radiologische progressie. Het kan bij RA een plaats hebben in combinatie met een csDMARD. Houd hierbij rekening met de zeldzame bijwerking retinopathie, zie ook het NVR-standpunt hydroxy)chloroquine en retinopathiescreening.
Voor de behandeling van SLE kan hydroxychloroquine belangrijk zijn omdat het gebruik van corticosteroïden kan afnemen. Zie voor meer informatie over de behandeling van systemische lupus erythematodes (SLE) de richtlijnmodule 'Medicamenteuze behandeling – basis SLE' via richtlijnendatabase.nl.
De behandeling van malaria wordt bepaald aan de hand van de aangetoonde verwekker, en de ernst van de ziekte, en gebeurt in overleg met een gespecialiseerd centrum.
Hydroxychloroquine heeft geen plaats in de profylaxe of behandeling van malaria bij volwassenen, het komt niet voor in de richtlijnen. Bij kinderen is het tweedekeusmiddel bij malaria veroorzaakt door Plasmodium malariae (malaria quartana). Voor de keuze van de juiste profylaxe, zie malaria.
Advies
Profylaxe van malaria: Bij het bestrijden van malaria staat voorkómen van muggenbeten voorop, in gebieden met een lage transmissie van malaria is dit de enige te nemen maatregel. Bij reizen van meer dan 7 dagen naar gebieden met een middelmatige transmissie wordt aanbevolen een noodbehandeling mee te nemen; kies artemether/lumefantrine of atovaquon/proguanil. Bij reizen naar gebieden met een hoge transmissie wordt de keuze van de profylactische behandeling bepaald door de reisbestemming, karakteristieken van de persoon en de duur van het verblijf. In aanmerking komen atovaquon/proguanil, doxycycline en mefloquine. Bij zwangere en lacterende vrouwen en bij kinderen < 5 kg eventueel ook chloroquine. De GGD's en overige bij het Landelijk Coördinatiecentrum Reizigersadvisering (LCR) aangesloten gespecialiseerde centra beschikken over de meest recente gegevens van resistentie in malariagebieden. De behandeling van malaria wordt bepaald aan de hand van de aangetoonde verwekker, en de ernst van de ziekte, en gebeurt in overleg met een gespecialiseerd centrum.
Atovaquon/proguanil is het middel van tweede keus in de behandeling van niet-ernstige malaria tropica en malaria veroorzaakt door Plasmodium vivax/ovale (malaria tertiana) en bij kinderen ook initieel als de verwekker nog onbekend is. Bij kinderen is het de eerste keus bij malaria tertiana indien deze is opgelopen in ZO-Azië. Daar bestaat veel resistentie van P. vivax voor chloroquine, dat het eerstekeusmiddel is bij malaria tertiana bij kinderen indien dit elders is opgelopen.
Indicaties
- Reumatoïde artritis;
- Juveniele idiopathische artritis;
- Systemische lupus erythematodes (SLE);
- Discoïde lupus erythematodes;
- Fotodermatosen;
- Behandeling van acute aanvallen en profylaxe van malaria veroorzaakt door Plasmodium vivax, P. falciparum, P. ovale en P. malariae.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Profylaxe van Plasmodium falciparum malaria;
- Behandeling van acute ongecompliceerde Plasmodium falciparum malaria.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Gebruik van het absolute lichaamsgewicht als geleide voor de dosering, kan leiden tot overdosering bij obese mensen. Het overschrijden van de aanbevolen dagelijkse dosering geeft een sterk verhoogd risico op retinatoxiciteit. Houd bij langdurige therapie de dagelijkse dosering zo laag mogelijk, hierbij wordt door de fabrikant een totale dosering van 400 mg/dag over de duur van een jaar als bovengrens aangehouden, wat overeenkomt met 6 mg/kg lichaamsgewicht 'ideal body weight' (IBW).
Reumatoïde artritis
Volwassenen
Begindosering: 400 mg per dag, de behandeling 6–8 weken voortzetten voordat het effect kan worden beoordeeld. Bij een goede respons na 3 maanden kan de dosering worden verminderd tot een onderhoudsdosering van 200 mg/dag en later eventueel tot 200 mg om de dag.
Juveniele idiopathische artritis
Alleen bij kinderen met een 'ideal body weight' (IBW) ≥ 31 kg
Gebruik de laagst mogelijke effectieve dosering. Gebaseerd op het IBW mag de dosering maximaal 6,5 mg/kg lichaamsgewicht/dag bedragen.
Systemische en Discoïde lupus erythematodes
Volwassenen
Begindosering: 400–600 mg/dag, zo nodig gedurende enige weken; onderhoudsdosering: 200–400 mg/dag.
Polymorfe fotodermatosen
Volwassenen
400 mg/dag gedurende de periode van maximale blootstelling aan licht.
Acute malaria-aanval
Volwassenen
Begindosering: 800 mg, gevolgd door 400 mg na 6–8 uur en daarna 400 mg op elk van de 2 volgende dagen; totaal 2 g. Om een acute aanval van Plasmodium falciparum- of P. vivax-infectie te couperen voldoet een eenmalige dosis van 800 mg. Behandeling van P. malariae, P. vivax en P. ovale afsluiten met 15 mg primaquine per dag gedurende 10 dagen teneinde de extra-erytrocytaire fase van de Plasmodiumcyclus te elimineren.
Kinderen met lichaamsgewicht > 35 kg
Begindosering: 13 mg/kg lichaamsgewicht (max. eenmalig 800 mg), gevolgd door 6,5 mg/kg (max. 400 mg) na 6 uur; deze dosering herhalen 18 uur na de tweede en 24 uur na de derde dosering; maximaal 2 g over 3 dagen.
Malariaprofylaxe
Algemeen
De profylaxe beginnen 1 week voor aankomst in malariagebied en ten minste tot 4–8 weken na vertrek voortzetten.
Volwassenen
400 mg 1×/week op dezelfde dag.
Kinderen met lichaamsgewicht > 35 kg
6,5 mg/kg lichaamsgewicht 1×/week, max. 400 mg.
Verminderde lever- of nierfunctie: Een reductie in dosering kan nodig zijn. Het is onduidelijk of bij een verminderde nierfunctie het risico op dosisgerelateerde bijwerkingen (bv. retinopathie) verhoogd is. Overweeg bij creatinineklaring < 30 ml/min of langdurig gebruik gerechtvaardigd is: het risico op (retina)toxiciteit moet worden afgewogen tegen het beoogde effect.
Toediening: De tabletten bij voorkeur innemen na de maaltijd.
Doseringen
Als profylaxe; volgens de fabrikant: start 24–48 uur vóór aankomst in malaria-gebied met atovaquon/proguanil; het advies volgens het LCR is om op de dag van aankomst te starten. Innemen tijdens het verblijf én continueren tot 7 dagen ná vertrek uit malariagebied.
Profylaxe van Plasmodium falciparum-malaria
Volwassenen (incl. ouderen) en kinderen > 40 kg
250/100 mg (= 1 tablet) 1×/dag.
Verminderde nierfunctie: Bij een licht tot matig verminderde nierfunctie is geen dosisaanpassing nodig, gebaseerd op een farmacokinetische studie bij volwassenen. Voor kinderen is zo'n studie niet verricht. Bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min) is gebruik als profylaxe gecontra-indiceerd bij volwassenen en kinderen, vanwege onvoldoende gegevens over de juiste dosering.
Kinderen 11–20 kg
62,5/25 mg (= 1 Junior tablet) 1×/dag.
Kinderen 21–30 kg
125/50 mg (= 2 Junior tabletten) 1×/dag.
Kinderen 31–40 kg
187,5/75 mg (= 3 Junior tabletten) 1×/dag.
Behandeling van acute malaria-aanval
Volwassenen (incl. ouderen) en kinderen > 40 kg lichaamsgewicht
1000/400 mg (= 4 tabletten) 1×/dag gedurende 3 opeenvolgende dagen.
Verminderde nierfunctie: Bij een licht tot matig verminderde nierfunctie is geen dosisaanpassing nodig, gebaseerd op een farmacokinetische studie bij volwassenen. Voor kinderen is zo'n studie niet verricht. Bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min) dient voor de behandeling van P. falciparum malaria, zo mogelijk, een alternatief voor atovaquon/proguanil te worden gekozen. Als dit niet kan dan wordt volgens de fabrikant het aanpassen van de dosering niet aanbevolen.
Kinderen 5–8 kg
125/50 mg (= 2 Junior tabletten ) 1×/dag gedurende 3 opeenvolgende dagen.
Kinderen 9–10 kg
187,5/75 mg (= 3 Junior tabletten) 1×/dag gedurende 3 opeenvolgende dagen.
Kinderen 11–20 kg
250/100 mg (= 1 tablet) 1×/dag gedurende 3 opeenvolgende dagen.
Kinderen 21–30 kg
500/200 mg (= 2 tabletten) 1×/dag gedurende 3 opeenvolgende dagen;
Kinderen 31–40 kg
750/300 mg (= 3 tabletten) 1×/dag gedurende 3 opeenvolgende dagen.
Bij braken binnen één uur na inname, een nieuwe dosering innemen.
Verminderde leverfunctie
- Bij een licht tot matig verminderde leverfunctie is geen dosisaanpassing nodig, gebaseerd op een farmacokinetische studie bij volwassenen. Voor kinderen is zo'n studie niet verricht.
- Bij een ernstig verminderde leverfunctie zijn een dosisaanpassing of speciale voorzorgen naar verwachting niet nodig, hoewel er hiervoor geen studie is verricht.
Verminderde nierfunctie: Zie het voorschrift binnen iedere indicatie, omdat ze verschillen.
Toediening
- Heel innemen, bij voorkeur op hetzelfde tijdstip van de dag, met voedsel of een zuiveldrank om de maximale absorptie te garanderen.
- Bij slikproblemen bij kleine kinderen kunnen de tabletten vlak voor inname worden fijngemaakt en met voedsel of een zuiveldrank worden ingenomen.
- Indien geen voedsel wordt verdragen kunnen de tabletten ook zonder voedsel worden ingenomen; de systemische blootstelling aan atovaquon is dan echter met een factor 2–3 verlaagd.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): anorexie. Beïnvloedt emotionele labiliteit.
Soms (0,1–1%): nervositeit. Maag-darmstoornis zoals misselijkheid, diarree, buikpijn. Huiduitslag.
Zelden (0,01–0,1%): braken. Cardiomyopathie eventueel resulterend in (fataal) hartfalen, T-top-afwijkingen op het ECG. Convulsies. Retinopathie met veranderingen in pigmentatie en gezichtsveldsdefecten. Psychose. Beenmergdepressie.
Zeer zelden: (irreversibel) gehoorverlies. Acute gegeneraliseerde exanthematische pustulose (AGEP) wat gepaard kan gaan met koorts en hyperleukocytose; erythema multiforme, Stevens-Johnsonsyndroom (SJS) en toxische epidermale necrolyse (TEN).
Frequentie niet bekend:
- cardiaal: bi-ventriculaire hypertrofie, hartgeleidingsstoornis (bundeltak- of AV-blok), verlengde QT-tijd bij patiënten met een toegenomen kans daarop, mogelijk leidend tot aritmie ('torsade de pointes', ventriculaire tachycardie);
- allergische reacties, als urticaria, angio-oedeem en bronchospasmen;
- abnormale leverfunctiewaarden, ernstige geneesmiddelgeïnduceerde leverschade (waaronder hepatocellulaire en/of cholestatische leverschade, acute hepatitis en fulminante leverinsufficiëntie, incl. gevallen met fatale afloop);
- neuropsychiatrisch: hoofdpijn, tinnitus, duizeligheid, vertigo, sneller geëmotioneerd zijn, suïcidaal gedrag, depressie, hallucinaties, angst, agitatie, verwardheid, wanen, manie, slaapstoornissen. Myopathie, neuromyopathie, atrofie en spierzwakte, gevoelsstoornissen, verminderde peesreflexen, afwijkende zenuwgeleiding. Vergering van myasthenia gravis;
- ogen: veranderingen in het hoornvlies, waaronder oedeem en troebelingen (voorbijgaand of reversibel na het staken), veranderingen in het netvlies (patiënten kunnen scomatateus zicht hebben met paracentrale en pericentrale ringtypes, tijdelijke scotomas en afwijkende kleurwaarneming), verstoring van de accommodatie (dosisafhankelijk en reversibel);
- huidaandoeningen (jeuk, pigmentveranderingen, alopecia, lichter worden van het haar, fotosensibilisatie, exfoliatieve dermatitis, Sweet-syndroom, geneesmiddelenreactie met eosinofilie en systemische symptomen; DRESS), lichen planus-achtige huidreacties, (verergering van) psoriasis;
- afwijkingen in het bloedbeeld (anemie, trombocytopenie, leukopenie, agranulocytose), remming van de werking van monocyten;
- reversibele fosfolipidose (toegenomen accumulatie van intracellulaire fosfolipiden), waaronder renale fosfolipidose (in dit geval kan een verminderde nierfunctie verergeren) en fosfolipidose in het hart of de spieren, die kan leiden tot hart- of spiertoxiciteit.
- verergering van porfyrie.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hoofdpijn. Misselijkheid, braken, diarree, buikpijn.
Vaak (1-10%): allergische reacties. Koorts, anorexie. Hoesten. Abnormale dromen, depressie. Slapeloosheid, duizeligheid. Huiduitslag, jeuk. Anemie, neutropenie. Hyponatriëmie, verhoogde leverenzymspiegels.
Soms (0,1-1%): hartkloppingen. Angst. Stomatitis. Haaruitval, urticaria. Verhoogde amylasespiegels.
Zelden (0,01-0,1%): hallucinaties.
Verder zijn gemeld: angio-oedeem, anafylaxie, vasculitis. Tachycardie. Paniekaanval, huilen, nachtmerries, psychotische aandoening. Insult. Maagpijn, ulcera van de mond- en keelholte. Hepatitis, cholestase. Fotosensibilisatie, blaren, huidexfoliatie, Stevens-Johnsonsyndroom, erythema multiforme. Pancytopenie (bij ernstig verminderde nierfunctie).
Interacties
Hydroxychloroquine is een CYP2D6–remmer. De blootstelling aan een enkele dosis metroprolol (een CYP2D6-substraat) neemt met ca. 1,7× toe, wat suggereert dat hydroxychloroquine een milde remmer van CYP2D6 is. Wees voorzichtig (d.w.z. controleer op bijwerkingen, of op de plasmaconcentratie waar nodig) bij gebruik van CYP2D6-substraten met een smalle therapeutische breedte, zoals flecaïnide en propafenon.
Voorzichtig met comedicatie die het QT-interval verlengt/hartritmestoornissen kan induceren, vanwege het toegenomen risico op ventriculaire ritmestoornissen. Voorbeelden zijn:
- antiaritmica: amiodaron, disopyramide, flecaïnide, ibutilide, kinidine, procaïnamide, sotalol;
- fluorchinolonen (bv. levofloxacine, moxifloxacine);
- macroliden (bv. azitromycine, claritromycine, erytromycine);
- sommige HIV-middelen (bv. atazanavir, lopinavir/ritonavir);
- imidazool- en triazoolantimycotica (bv. fluconazol, posaconazol, voriconazol);
- pentamidine;
- (es)citalopram, methadon, tricyclische antidepressiva, sommige antipsychotica (bv. haloperidol, pimozide, sertindol, sulpiride);
- droperidol, ondansetron.
De werkzaamheid van anti-epileptica kan worden beïnvloed, omdat hydroxychloroquine de gevoeligheid voor epileptische aanvallen kan verhogen.
Dosisverlaging van insuline en orale bloedglucoseverlagende middelen kan nodig zijn; hydroxychloroquine kan bij diabetes type 1 en 2 hypoglykemie veroorzaken.
Gebruik met cimetidine, een aspecifieke remmer van verschillende CYP-enzymen , resulteert in een ca. tweevoudige verhoging van de blootstelling aan hydroxychloroquine. Wees daarom voorzichtig; controleer op bijwerkingen bij gebruik van (matig-)sterke CYP2C8- en/of CYP3A4 of CYP2D6-remmers, zoals claritromycine, clopidogrel, gemfibrozil, itraconazol, lopinavir, ritonavir, fluoxetine, paroxetine, kinidine en bij gebruik van grapefruit-/pompelmoessap.
Met rifampicine (een krachtige CYP2C8- en 3A4-inductor) is een gebrek aan werkzaamheid van hydroxychloroquine gemeld. Wees voorzichtig bij gebruik van andere sterke CYP2C8- en -3A4-inductoren, zoals carbamazepine, fenytoïne, fenobarbital en sint-janskruid.
Gelijktijdig gebruik van fenylbutazon wordt afgeraden vanwege een verhoogd risico op dermatitis.
Gelijktijdig gebruik van magnesiumbevattende antacida of kaoline, kan resulteren in verminderde absorptie van chloroquine. Dien hydroxychloroquine daarom 2 uur voor óf na dergelijke antacida of kaoline toe.
Comedicatie die retinale toxiciteit induceert, zoals tamoxifen (verhoogt het risico met een factor 5), wordt niet aanbevolen.
Bij combinatie met andere immunosuppressiva is reactivering van het hepatitis B-virus gemeld.
De antilichaamrespons op het humane diploïde rabiësvaccin kan volgens de fabrikant mogelijk afnemen wanneer dit intracutaan wordt toegediend. Dit is waargenomen bij gebruik van chloroquine in doseringen voor malariaprofylaxe. De respons na intramusculaire toediening wordt over het algemeen als voldoende beschouwd. Geef dit vaccin vóór het starten van hydroxychloroquine, om zo een verminderde effectiviteit van dit vaccin te vermijden.
Hydroxychloroquine is een aminochinolon. In vitro observaties tonen aan dat de andere aminochinolinen die zijn onderzocht, P-glycoproteïne (Pgp) remmen. Het is daarom mogelijk dat de plasmaconcentratie van Pgp-substraten toeneemt. Verhoogde plasmaconcentraties zijn al gemeld van ciclosporine en digoxine (Pgp-substraten). Wees voorzichtig, monitor op bijwerkingen en op plasmaconcentraties waar nodig, bij gelijktijdig gebruik van Pgp-substraten met een smalle therapeutische breedte, zoals ciclosporine, dabigatran en digoxine. Controleer regelmatig de digoxinespiegel.
In vitro wordt CYP3A4 geremd. Een verhoogde plasmaspiegel van ciclosporine, dat CYP3A4- en Pgp-substraat is, is gemeld bij gelijktijdig gebruik. Wees voorzichtig, bv. door te monitoren op bijwerkingen, wanneer CYP3A4-substraten (bv. ciclosporine, sommige statinen) gelijktijdig met hydroxychloroquine worden gebruikt, mede wegens gebrek aan in vivo interactiestudies met gevoelige CYP3A4-substaten.
Interacties
Atovaquon is in grote mate aan plasma-eiwitten gebonden; wees voorzichtig bij gelijktijdige toediening van andere geneesmiddelen met een grote plasma-eiwitbinding én een geringe therapeutische breedte.
Gelijktijdige toediening van metoclopramide (50%), tetracycline, rifampicine (50%), rifabutine (34%), efavirenz (75%), nevirapine of gebooste HIV-proteaseremmers (75%) reduceert de plasmaconcentraties (gemiddeld % reductie) van atovaquon; vermijd deze combinaties omdat ze kunnen resulteren in subtherapeutische spiegels van atovaquon. Als bij de behandeling van malaria toch voor dergelijke geneesmiddelcombinaties wordt gekozen, controleer dan op parasitemie en monitor de klinische conditie van de patiënt.
Proguanil kan het effect van vitamine K–antagonisten versterken. Dosisaanpassing van de VKA tijdens, of na het staken van de behandeling, kan nodig zijn, afhankelijk van de INR.
De spiegels van etoposide en zijn metaboliet etoposidecatechol kunnen toenemen (mediane toename 8,6% resp. 28,4%) door atovaquon.
Geneesmiddelen die het CYP2C19 remmen, remmen de omzetting van proguanil naar de werkzame metaboliet; wees alert op een verminderde werking bij matige tot sterke remmers.
De immuunrespons op het orale (buik)tyfusvaccin kan verminderen.
Zwangerschap
Hydroxychloroquine passeert de placenta, de bloedconcentraties bij de foetus zijn vergelijkbaar met die bij de moeder.
Teratogenese: Ruime ervaring (bij > 4000 zwangerschappen) met gebruik van hydroxychloroquine bij doseringen tot 400 mg per dag, wijst niet op meer kans op aangeboren afwijkingen.
Farmacologisch effect: Bij direct gebruik kan hydroxychloroquine toxisch zijn voor oog en oor. In meerdere studies is gekeken naar de ogen en het gehoor van neonaten, waarbij geen nadelige effecten gezien zijn. Meer onderzoek hiernaar is wenselijk.
Advies: Hydroxychloroquine in een dagdosis tot 400 mg, kan volgens Lareb waarschijnlijk veilig gebruikt worden voor reumatische aandoeningen. Staken van de behandeling is niet wenselijk, vanwege het risico op verergering van de aandoening en de negatieve effecten hiervan op de zwangerschap. Bovendien is het niet zinvol, omdat hydroxychloroquine een zeer lange halfwaardetijd heeft (30-50 dagen) en de foetale blootstelling dus blijft bestaan. De fabrikant adviseert na langdurige behandeling tijdens de zwangerschap het kind te controleren op oogheelkundige bijwerkingen van hydroxychloroquine. Voor de profylaxe van malaria kan hydroxychloroquine volgens Lareb veilig worden gebruikt. Voor de behandeling van malaria kan hydroxychloroquine volgens de fabrikant na een risico-batenanalyse gebruikt worden, aangezien de malaria-infectie zelf een groot risico is voor moeder en kind. De ernst van de ziekte en het risico op sterfte van moeder nemen toe. Daarnaast is er meer risico op anemie, een preterme bevalling, intra-uteriene groeivertraging, spontane abortus en intra-uteriene vruchtdood.
Vruchtbaarheid: In dieronderzoek is een afname van de mannelijke vruchtbaarheid aangetoond.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens, uit de beperkte hoeveelheid gegevens (van enkele honderden zwangerschappen) blijkt geen kanstoename op teratogene afwijkingen. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Volgens de fabrikant alleen op strikte indicatie gebruiken. Volgens het LCR kan atovaquon/proguanil geadviseerd worden indien géén andere profylaxe mogelijk is na zorgvuldige afweging of het voordeel voor de moeder groter is dan het risico voor de foetus.
Overig: Bij kinderwens: Volgens het LCR kan, gezien de halfwaardetijd, na inname van de laatste dosis één menstruatie afgewacht worden alvorens zwanger te worden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja (< 2% van de maternale dosis, na correctie voor het lichaamsgewicht).
Farmacologisch effect: Er zijn geen nadelige effecten op de zuigeling bekend bij gebruik van hydroxychloroquine als malariaprofylaxe. Er is onvoldoende informatie over de effecten op de zuigeling beschikbaar bij dagelijkse blootstelling via de moedermelk. Hydroxychloroquine heeft een lange eliminatiehalfwaardetijd en na langdurige blootstelling tijdens de borstvoeding is er een (theoretisch) risico van retentie in specifieke weefsels van de zuigeling, zoals de retina. Er zijn echter nog geen bijwerkingen op ogen (of oren of de groei) beschreven bij kinderen die alleen via de moedermelk zijn blootgesteld.
Advies: Bij dosering voor de profylaxe van malaria kan borstvoeding worden gegeven. De behandeling van malaria met hydroxychloroquine is waarschijnlijk veilig tijdens lactatie. Bij langdurig dagelijks gebruik van hoge doses, de borstvoeding staken.
Overig: De via de melk uitgescheiden hoeveelheid hydroxychloroquine is onvoldoende voor een profylactisch effect tegen malaria bij de zuigeling.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Proguanil: ja, in kleine hoeveelheden. Atovaquon: onbekend. Ja, bij dieren.
Farmacologisch effect: Proguanil wordt door zuigelingen goed verdragen.
Advies: De fabrikant adviseert het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding te ontraden. Volgens het LCR kan de combinatie offlabel worden meegegeven als profylaxe/noodbehandeling tegen malaria, indien de zuigeling een lichaamsgewicht heeft van meer dan 5 kg.
Contra-indicaties
- Myasthenia gravis;
- Maculopathie van het oog en retinitis pigmentosa;
- Lichaamsgewicht < 35 kg;
- Overgevoeligheid voor 4-aminochinolinederivaten.
Contra-indicaties
- Als profylacticum: het gebruik bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min).
Waarschuwingen en voorzorgen
Let op! Wees voorzichtig bij:
- aangeboren of gedocumenteerd verworven verlengde QT-tijd en/of bekende risicofactoren voor verlenging van het QT-interval (met het oog op het risico op ventriculaire ritmestoornissen, soms met fatale afloop) zoals:
- hartaandoeningen, zoals hartfalen of na een myocardinfarct;
- proaritmische aandoeningen, bv. bradycardie < 50 slagen/min;
- een voorgeschiedenis van ventriculaire ritmestoornissen;
- niet-gereguleerde hypokaliëmie en/of hypomagnesiëmie;
- gelijktijdige toediening van QT-tijd-verlengende geneesmiddelen; zie ook rubriek Interacties.
- verminderde leverfunctie, een reductie in dosering kan nodig zijn. Naar verwachting zal de blootstelling aan hydroxychloroquine toenemen bij leverinsufficiëntie.
- verminderde nierfunctie, een reductie in dosering kan nodig zijn; het is onduidelijk of bij een verminderde nierfunctie het risico op dosisgerelateerde bijwerkingen (bv. retinopathie) verhoogd is. De blootstelling aan hydroxychloroquine kan tot 46% toenemen bij patiënten met matige of ernstige nierinsufficiëntie. Overweeg of langdurig gebruik gerechtvaardigd is. Zie ook Symptomen in rubriek Overdosering.
- ernstige gastro-intestinale, hematologische of neurologische aandoeningen (waaronder epilepsie);
- psoriasis, vanwege meer kans op huidreacties;
- myasthenia gravis of porfyrie; verergering van deze ziekten kan optreden;
- G6PD-deficiëntie;
- overgevoeligheid voor kinine.
De QT-tijd verlenging kan toenemen met een toenemende concentratie van hydroxychloroquine.
Bij het optreden van hartgeleidingsstoornissen het gebruik staken.
Chronische cardiale toxiciteit kan ook optreden. Gevallen van hartfalen als gevolg van cardiomyopathie zijn waargenomen, in enkele gevallen met fatale afloop. Onderzoek periodiek naar signalen/symptomen van cardiomyopathie en staak het gebruik als dit optreedt. Wees bedacht op chronische toxiciteit bij geleidingsstoornissen (bundeltakblok/AV-blok) of biventriculaire hypertrofie. Het staken van dit middel kan tot herstel leiden.
Hydroxychloroquine-geïnduceerde fosfolipidose is gemeld. Deze accumulatie van intracellulaire fosfolipiden kan in verschillende orgaansystemen optreden, zoals het hart, de nieren of spieren. Controleer op toxiciteit; staak het gebruik indien hart-, nier- of spiertoxiciteit wordt vermoed, of door weefselbiopsie wordt aangetoond.
Vooral jonge kinderen zijn gevoelig voor 4-aminochinolinederivaten en betrekkelijk geringe doses kunnen zeer ernstige intoxicaties met zich meebrengen, zoals dodelijk verlopende ademhaling- en circulatie-insufficiëntie, zie ook rubriek Overdosering.
Verricht klinische evaluatie en leverfunctietesten bij klachten die wijzen op leverschade. Weeg bij patiënten met significante afwijkingen in de leverfunctie de voordelen en risico's van voortgezet gebruik af. Ernstige gevallen van geneesmiddelgeïnduceerde leverschade, waaronder hepatocellulaire en/of cholestatische leverschade, acute hepatitis en fulminante leverinsufficiëntie (incl. fatale gevallen) zijn gemeld. Risicofactoren zijn een al bestaande leveraandoening of predisponerende aandoeningen zoals uroporfyrinogeendecarboxylasedeficiëntie of gelijktijdig gebruik van hepatotoxische middelen.
Reactivering van hepatitis B is gemeld bij patiënten die behandeld zijn met hydroxychloroquine in combinatie met andere immunosuppressiva.
Ernstige hypoglykemie kan optreden, inclusief bewustzijnsverlies dat levensbedreigend kan zijn, zowel bij patiënten die bloedglucoseverlagende middelen gebruiken, als bij hen die ze niet gebruiken. Wijs de patiënt op het risico hiervan en op de bijbehorende symptomen. Heroverweeg zo nodig het gebruik van dit middel.
Adviseer de patiënt om bij psychiatrische symptomen (zie rubriek Bijwerkingen) onmiddellijk contact op te nemen. Ook bij mensen die geen psychiatrische voorgeschiedenis hebben, kan dit gebeuren. Psychische bijwerkingen treden meestal op binnen de eerste maand na aanvang van hydroxychloroquine.
Oogheelkundig onderzoek is geïndiceerd voorafgaand aan de behandeling en daarna periodiek. Aandachtspunten:
- Retinatoxiciteit is dosisafhankelijk; bij dosering < 6,5 mg/kg 'ideal body weight' (IBW)/dag is er weinig kans op. Gebruik van het absolute lichaamsgewicht als geleide voor de dosering, kan leiden tot overdosering bij obese mensen. Het overschrijden van de aanbevolen dagelijkse dosering geeft een sterk verhoogd risico op retinatoxiciteit. Houd bij langdurige therapie de dagelijkse dosering zo laag mogelijk, zie rubriek Doseringen.
- De fabrikant adviseert 2×/jaar te controleren op gezichtsscherpte, -veld, kleurenzien en verrichting van fundoscopie en om dergelijk onderzoek frequenter te doen bij mensen met verminderde nierfunctie, afgenomen gezichtsscherpte, bij ouderen, bij een cumulatieve dosis > 200 g of bij gebruik (vooral langdurig) van dagdoseringen > 6,5 mg/kg mager lichaamsgewicht (IBW). In geval van scotomen, nyctalopie of andere retinaveranderingen behandeling staken en het onderzoek elke 3 maanden herhalen.
- Gespecialiseerde artsen adviseren 2×/jaar controle bij een dosering hoger dan 800 mg per dag, of 1×/jaar bij 400–800 mg per dag en verder alleen bij klachten bij 400 mg per dag of lager. Voor de screening op retinopathie bij gebruik van hydroxychloroquine bij de indicatie reumatoïde artritis zie de link naar het NVR-standpunt in de rubriek Advies.
- Bij de eerste tekenen van retinopathie (bv. verstoring van gezichtsscherpte, kleurenzien) het gebruik onmiddellijk staken. Visusstoornissen kunnen ook na beëindiging progressie vertonen.
Controleer het bloedbeeld bij langdurige therapie regelmatig d.m.v. een 'full blood count', in verband met enige kans op beenmergdepressie. Bij het optreden van bloedbeeldafwijkingen het gebruik staken.
Controleer bij langdurige behandeling de skeletspierfunctie en peesreflexen periodiek. Bij het optreden van spierzwakte, het gebruik staken.
De symptomen van myasthenia gravis kunnen verergeren, zo kan gegeneraliseerde zwakte optreden, waaronder dyspneu, dysfagie, diplopie en ptose. Staak in zo'n geval dit middel.
Ernstige huidbijwerkingen zijn gemeld (zie Bijwerkingen), en kunnen mogelijk fataal verlopen. Als er tekenen en symptomen zijn die wijzen op ernstige huidreacties (bv. huiduitslag met koorts, malaise, vermoeidheid, spier- en/of gewrichtspijn, blaren, pustels, laesies in de mond, conjunctivitis, hepatitis en/of eosinofilie), het gebruik onmiddellijk staken en een andere behandeling overwegen.
Potentieel carcinogeen risico: Bij mensen zijn er onvoldoende gegevens om een verhoogd risico op kanker bij langdurig gebruik uit te sluiten. Bij dieren is er een onderzoek beschikbaar bij één diersoort met het verwante chloroquine, in dit onderzoek werd geen verhoogd risico gevonden.
Bij malaria
- Kruisresistentie met proguanil en pyrimethamine is opgetreden. In veel gebieden bestaat chloroquine-resistentie van Plasmodium falciparum en in toenemende mate van Plasmodium vivax, wat de bruikbaarheid van hydroxychloroquine (ook) beperkt. Hydroxychloroquine is niet effectief tegen de exo-erytrocytaire vormen van P. vivax, P. ovale en P. malariae. Neem de officiële richtlijnen en lokale informatie over resistentie in acht.
Waarschuwingen en voorzorgen
Atovaquon/proguanil is effectief tegen stammen van Plasmodium falciparum die gevoelig en ongevoelig zijn voor andere malariamiddelen. Bij een recidiverende infectie met P. falciparum, een ander bloedschizonticide toepassen. Kies bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min) zo mogelijk voor een andere therapie bij een acute infectie met P. falciparum.
Diarree en braken kan gepaard gaan met significant lagere plasmaspiegels van atovaquon; overweeg bij acute malaria met diarree of braken, een andere therapie. Als in deze situatie toch wordt gekozen voor atovaquon/proguanil, volg dan het normale doseerschema, controleer op parasitemie en monitor de klinische conditie van de patiënt.
Beperkingen onderzoeksgegevens: De werkzaamheid en veiligheid van de tablet 250/100 zijn niet onderzocht als profylaxe voor patiënten die < 40 kg wegen of voor de behandeling bij patiënten die < 11 kg wegen. De werkzaamheid en veiligheid van de Junior tablet zijn niet onderzocht voor profylaxe bij kinderen die < 11 kg wegen of voor de behandeling bij kinderen die < 5 kg wegen. De werkzaamheid en veiligheid bij profylaxe zijn vastgesteld in studies van 27 dagen bij niet–immune personen en van 12 weken bij semi–immune inwoners van risicogebieden. Atovaquon/proguanil is niet onderzocht voor de behandeling van cerebrale malaria of andere ernstige manifestaties van gecompliceerde malaria, waaronder hyperparasitemie, pulmonaal oedeem of nierfalen.
Overdosering
Vooral gevaarlijk voor jonge kinderen. Hoeveelheden van 1–2 g zijn fataal gebleken.
Symptomen
Hoofdpijn, visusstoornissen, cardiovasculaire collaps, convulsies, hypokaliëmie en hartritme- en geleidingsstoornissen, inclusief verbreding van het QRS-complex, bradyaritmieën, nodaal ritme, AV-blok, QT-verlenging, 'torsade de pointes', ventriculaire tachycardie en ventrikelfibrilleren, gevolgd door plotseling vroeg en mogelijk fataal optredende ademhalings- en hartstilstand.
Therapie
Hydroxychloroquine wordt snel geabsorbeerd en is zeer toxisch bij overdosering. Snelle absorptieverminderende therapie is van belang. Opname op een intensivecare-afdeling is (mogelijk) geïndiceerd. Ammoniumchloride kan worden toegediend om via aanzuring van de urine de uitscheiding te versnellen. Bij ernstige intoxicatie (om de cardiotoxiciteit te verminderen): diazepam i.v. 2 mg/kg lichaamsgewicht in 30 min, daarna 1–2 mg/kg lichaamsgewicht/dag. Bestrijd hypotensie met adrenaline i.v.
Voor meer informatie zie vergiftigingen.info.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met atovaquon/proguanil contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Hydroxychloroquine is van oorsprong een malariamiddel; chemisch is het een derivaat van 4-aminochinoline.
Het werkingsmechanisme bij reumatoïde artritis is onbekend.
Hydroxychloroquine heeft bij malaria een bloedschizonticide en een geringe gametocide werking waardoor de aseksuele erytrocytaire vormen van Plasmodia worden gedood. Hydroxychloroquine is niet effectief tegen de exo-erytrocytaire vormen van P. vivax, P. ovale en P. malariae. Chloroquine-resistente P. falciparum, en in toenemende mate ook resistentie van P. vixax, komt in vele gebieden voor, dit beperkt (ook) de bruikbaarheid van hydroxychloroquine in die gebieden.
Het is ook werkzaam tegen de extra-intestinale vorm van Entamoeba histolytica (het betreft een weefselamoebicide werking).
Kinetische gegevens
F | gem. 79% (SD 12%); niet beïnvloed door voedsel. |
T max | 3–4 uur. |
Overig | Hydroxychloroquine wordt in hoge concentraties onveranderd opgeslagen in weefsels zoals de lever, nieren, longen, de melaninebevattende cellen in de ogen en in erytrocyten. |
Metabolisering | gedeeltelijk in de lever tot actieve metabolieten; voornamelijk N-desethylhydroxychloroquine en 2 andere metabolieten die het gemeen heeft met chloroquine: desethylchloroquine en bidesethylchloroquine. Hydroxychloroquine kan in vitro mogelijk gemetaboliseerd worden door CYP's (CYP2C8, CYP3A en in mindere mate CYP2D6), evenals door MAO-A en FMO-1. |
Eliminatie | langzaam, vnl. met de urine als metabolieten en voor 20–25% onveranderd, ca. 20% met de feces. |
T 1/2el | 30-50 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Atovaquon/proguanil is een malariamiddel; schizonticide in het bloed en werkzaam tegen leverschizonten van Plasmodium falciparum. Het is niet werkzaam tegen hypnozoïeten (van P. vivax of P. ovale).
Het werkingsmechanisme van atovaquon berust waarschijnlijk op het vermogen selectief het mitochondriale elektronentransport (ter hoogte van het cytochroom bc1-complex) in de protozoën te remmen met als consequentie remming van de 'de novo' synthese van pyrimidinen, resulterend in remming van de synthese van nucleïnezuren en adenosinetrifosfaat (ATP).
Proguanil is werkzaam tegen het exo-erytrocytaire stadium van Plasmodium falciparum-infecties; de actieve metaboliet cycloguanil remt de dihydrofolaatreductase-activiteit van de parasiet. Daarnaast versterkt proguanil zelf de werking van atovaquon.
Kinetische gegevens
Resorptie | atovaquon snel en hoog bij inname met vetrijk voedsel, proguanil snel en goed, en onafhankelijk van voedselinname. |
V d | ca. 8,8 l/kg (atovaquon), 20–42 l/kg (proguanil). |
Eiwitbinding | > 99% (atovaquon). |
Metabolisering | atovaquon: niet; proguanil gedeeltelijk, voornamelijk via CYP2C19 tot o.a. de actieve metaboliet cycloguanil. |
Eliminatie | atovaquon > 90% onveranderd met de feces, proguanil deels onveranderd (< 40%) en als metabolieten met de urine. |
T 1/2el | volwassenen: 2–3 dagen en kinderen: 1–2 dagen (atovaquon), 12–15 uur (proguanil en cycloguanil). De T½el wordt verlengd tot ca. 39 uur bij een ernstig verminderde nierfunctie (proguanil), en tot ca. 37 uur (cycloguanil). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
hydroxychloroquine hoort bij de groep malariamiddelen.
Groepsinformatie
atovaquon/proguanil hoort bij de groep malariamiddelen.