Samenstelling
Recarbrio XGVS Aanvullende monitoring Merck Sharp & Dohme bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor infusievloeistof
Bevat per flacon: imipenem (als monohydraat) 500 mg, cilastatine (als Na-zout) 500 mg, relebactam (als monohydraat) 250 mg.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Meropenem (als trihydraat) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Poeder voor infusie–/injectievloeistof
- Sterkte
- 500 mg, 1000 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Voor dit geneesmiddel is geen advies vastgesteld.
Advies
In het algemeen: Toepassing van meropenem dient te worden gereserveerd voor ernstige infecties waarbij penicillinen of cefalosporinen onvoldoende effectief zijn. Toepassing komt met name in aanmerking bij ernstige abdominale infecties en bij neutropene patiënten. Meropenem heeft als voordeel ten opzichte van imipenem/cilastatine dat het ook bij meningitis (minder neurotoxisch) en bij ernstige nierfunctiestoornissen kan worden gebruikt.
Ook bij gecompliceerde urineweginfecties, bacteriële huidinfecties of een pneumonie (CAP) komt meropenem pas in aanmerking op basis van onderzoek naar de aard en de gevoeligheid van de verwekker; dit onderzoek is noodzakelijk bij onvoldoende effect van de middelen die geadviseerd worden voor de initiële empirische behandeling (zie hieronder).
Ga bij een cystitis bij personen behorend tot een risicogroep, waaronder zwangeren en mannen, direct over tot behandeling met antibiotica om complicaties te voorkomen. Start de behandeling ‘blind’, en pas het beleid zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling. De belangrijkste middelen zijn: nitrofurantoïne (bijna altijd eerste keus), fosfomycine (oraal), trimethoprim en bij zwangeren ook amoxicilline/clavulaanzuur.
Ga bij een cystitis bij personen behorende tot een risicogroep, waaronder kinderen < 12 jaar, direct over tot medicamenteuze behandeling met antibiotica om complicaties te voorkomen. Start de behandeling ‘blind’, en pas het beleid zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling. Bij kinderen met cystitis is nitrofurantoïne eerste keus, en is amoxicilline/clavulaanzuur het alternatief. Bij kinderen met een urineweginfectie met tekenen van weefselinvasie is amoxicilline/clavulaanzuur eerste keus, tweede keus is cotrimoxazol.
Start bij een urineweginfectie met tekenen van weefselinvasie bij volwassenen met antibiotica met voldoende weefselpenetratie, zoals in de eerstelijnszorg met ciprofloxacine, cotrimoxazol of amoxicilline/clavulaanzuur. Start in de tweedelijnszorg met intraveneuze toediening van amoxicilline óf een tweede generatie cefalosporine mét een aminoglycoside óf een i.v. derde generatie cefalosporine als monotherapie. Neem altijd een kweek af, start daarna de behandeling ‘blind’ en pas deze zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling.
Meropenem is een ‘last line’ i.v. reserve-antibioticum bij de behandeling van een urineweginfectie met systemische symptomen. Net als andere reserve-antibiotica kan het effectief zijn bij een gecompliceerde urineweginfectie, maar door neveneffecten zoals selectie van resistente micro-organismen en kolonisatie of infectie met multidrug-resistente micro-organismen, wordt het niet aangeraden als empirische therapie.
Kijk in bacteriële huidinfecties voor informatie over de empirische behandeling ervan.
Bij een bacteriële community-acquired pneumonie (CAP) is behandeling met antibiotica altijd aangewezen. De verwekker van de pneumonie is bepalend voor de keuze van het antibioticum, maar bij een onbekende verwekker is de ernst van de pneumonie bepalend voor de keuze van het antibioticum. Bij behandeling van een milde pneumonie (C(U)RB-65 score: 0–1, PSI klasse: I-II) heeft orale toediening van amoxicilline de voorkeur. Bij een matig-ernstige pneumonie (CURB-65 score: 2, PSI klasse: III-IV) is intraveneuze toediening van benzylpenicilline of amoxicilline aangewezen. Bij een ernstige pneumonie (CURB-65 score: > 2, PSI klasse: V) die op een normale afdeling wordt behandeld is monotherapie met een i.v. cefalosporine (cefotaxim, ceftriaxon of cefuroxim) aangewezen. Bij een ernstige pneumonie (CURB-65 score: > 2, PSI klasse: V) die op een intensivecare-afdeling wordt behandeld is monotherapie met i.v. moxifloxacine dan wel i.v. combinatietherapie van antibiotica aangewezen (ciprofloxacine met ofwel cefotaxim of ceftriaxon of cefuroxim). Zie voor meer informatie community-acquired pneumonie. Bij een nosocomiale pneumonie wordt de keuze voor een specifiek antibioticum bepaald door de lokale situatie met betrekking tot de aard en de resistentie van de ziekenhuisflora.
Indicaties
- Behandeling van infecties veroorzaakt door aerobe Gram-negatieve bacteriën bij volwassenen met beperkte behandelingsopties.
Indicaties
Infecties bij personen van 3 maanden of ouder, veroorzaakt door micro-organismen gevoelig voor meropenem:
- ernstige pneumonie, waaronder nosocomiale pneumonie en beademingspneumonie ('ventilator-associated pneumonia'; VAP);
- bronchopulmonale infecties bij cystische fibrose;
- gecompliceerde urineweginfecties;
- gecompliceerde intra-abdominale infecties;
- infecties tijdens en na de bevalling (intra en post partum);
- gecompliceerde infecties van huid en weke delen;
- acute bacteriële meningitis;
- als empirische therapie van een (vermoedelijk) bacteriële infectie bij patiënten met febriele neutropenie;
- bacteriëmie die optreedt in samenhang met of geassocieerd wordt met één van de hierboven vermelde infecties.
Gerelateerde informatie
Doseringen
De dosering hangt af van de nierfunctie van de patiënt. Raadpleeg voor de behandelduur zo nodig ook relevante richtlijnen, zoals die van SWAB via de pagina Therapie en kies daar de pagina behorende bij de indicatie.
Infecties veroorzaakt door Gram-negatieve bacteriën bij patiënten met beperkte behandelingsopties
Volwassenen
I.v.-infusie: Bij patiënten met een creatinineklaring ≥ 90 tot < 150 ml/min is de aanbevolen dosering 500 mg/500 mg/250 mg (uitgedrukt als imipenem/cilastatine/relebactam) iedere 6 uur. Deze aanbevolen dosering kan onvoldoende zijn om patiënten met een creatinineklaring van ≥ 150 ml/min te behandelen. Behandelduur: De duur is in overeenstemming met de plaats van infectie. Bijvoorbeeld bij gecompliceerde urineweginfecties, waaronder pyelonefritis, en gecompliceerde intra-abdominale infecties, 5–10 dagen, tot max. 14 dagen. Bij in het ziekenhuis opgelopen pneumonie (HAP)/ventilator-geassocieerde pneumonie (VAP) is de aanbevolen behandelduur 7–14 dagen.
Ouderen: Er is geen dosisaanpassing nodig op basis van alleen de leeftijd.
Verminderde nierfunctie
- creatinineklaring 60–89 ml/min: 400/400/200 mg iedere 6 uur;
- creatinineklaring 30–59 ml/min: 300/300/150 mg iedere 6 uur;
- creatinineklaring 15–29 ml/min: 200/200/100 mg iedere 6 uur;
- creatinineklaring < 15 ml/min: niet toepassen, tenzij binnen 48 uur met hemodialyse wordt gestart;
- eindstadium nierfalen (ESRD) op hemodialyse: 200/200/100 mg iedere 6 uur, toedienen na de hemodialysesessie, omdat imipenem, cilastatine en relebactam tijdens dialyse uit de circulatie worden geklaard;
- peritoneale dialyse: onvoldoende informatie beschikbaar om het gebruik aan te bevelen;
- monitor bij patiënten met een fluctuerende nierfunctie de creatinineklaring.
Verminderde leverfunctie: Geen dosisaanpassing nodig.
Toediening
- Toedienen via i.v.-infusie gedurende 30 minuten.
- Voor informatie over de reconstitutie en verdunning, bereiding en de verenigbaarheid met andere geneesmiddelen zie rubriek 6.6 van de officiële productinformatie CBG/EMA via 'Zie ook'.
Doseringen
Houd bij de toe te dienen dosis meropenem en behandelduur rekening met het type en de ernst van de infectie en met de klinische respons. Raadpleeg voor de behandelduur zo nodig relevante richtlijnen, zoals die van SWAB.
Bij dit geneesmiddel wordt (ook) gedoseerd op geleide van de bloedspiegel; zie voor meer informatie hierover op Meropenem van tdm-monografie.org.
Ernstige pneumonie, waaronder nosocomiale pneumonie en beademingspneumonie
Volwassenen en kinderen ≥ 50 kg lichaamsgewicht
I.v.: 500 of 1000 mg iedere 8 uur.
Kinderen 3 mnd.–11 jaar en tot 50 kg lichaamsgewicht
I.v.: 10 of 20 mg/kg lichaamsgewicht iedere 8 uur.
Bronchopulmonale infecties bij cystische fibrose
Volwassenen en kinderen ≥ 50 kg lichaamsgewicht
I.v.: 2000 mg iedere 8 uur.
Kinderen 3 mnd.–11 jaar en tot 50 kg lichaamsgewicht
I.v.: 40 mg/kg lichaamsgewicht iedere 8 uur.
Gecompliceerde urineweginfecties
Volwassenen en kinderen ≥ 50 kg lichaamsgewicht
I.v.: 500 of 1000 mg iedere 8 uur.
Kinderen 3 mnd.–11 jaar en tot 50 kg lichaamsgewicht
I.v.: 10 of 20 mg/kg lichaamsgewicht iedere 8 uur.
Gecompliceerde intra–abdominale infecties
Volwassenen en kinderen ≥ 50 kg lichaamsgewicht
I.v.: 500 of 1000 mg iedere 8 uur.
Voor de dosering bij volwassenen met een necrotiserende pancreatitis zie het SWAB-advies necrotiserende pancreatitis.
Kinderen 3 mnd.–11 jaar en tot 50 kg lichaamsgewicht
I.v.: 10 of 20 mg/kg lichaamsgewicht iedere 8 uur.
Infecties tijdens de bevalling of post partum
Volwassenen en kinderen ≥ 50 kg lichaamsgewicht
I.v.: 500 of 1000 mg iedere 8 uur.
Gecompliceerde infecties van de huid en weke-delen
Volwassenen en kinderen ≥ 50 kg lichaamsgewicht
I.v.: 500 of 1000 mg iedere 8 uur.
Voor de dosering en behandelduur bij volwassenen met een fasciitis necroticans zie het SWAB-advies fasciitis necroticans.
Kinderen 3 mnd.–11 jaar en tot 50 kg lichaamsgewicht
I.v.: 10 of 20 mg/kg lichaamsgewicht iedere 8 uur.
Acute bacteriële meningitis
Volwassenen en kinderen ≥ 50 kg lichaamsgewicht
I.v.: 2000 mg iedere 8 uur.
Behandelduur: afhankelijk van de aangetoonde verwekker. Bij aantoning van E. coli bij volwassenen: zie het SWAB-advies meningitis - E. coli. Zie eventueel voor aanvullende informatie de tekst vanaf p. 11 en tabel op p. 15 in de SWAB-richtlijn CZS-infecties (2012, voor volwassenen en kinderen).
Voor de behandelduur bij kinderen zie het SWAB-advies primaire meningitis onder Opmerkingen. Zie voor kinderen met een secundaire meningitis (na chirurgie of trauma, bij aanwezigheid drain) het SWAB-advies secundaire meningitis.
Kinderen 3 mnd.–11 jaar en tot 50 kg lichaamsgewicht
I.v.: 40 mg/kg lichaamsgewicht iedere 8 uur.
Behandelduur: afhankelijk van de aangetoonde verwekker, zie voor meer informatie het SWAB-advies primaire meningitis onder Opmerkingen. Zie bij een secundaire meningitis (na chirurgie of trauma, bij aanwezigheid drain) het SWAB-advies secundaire meningitis. Zie eventueel voor aanvullende informatie de tekst vanaf p. 11 en tabel op p. 15 in de SWAB-richtlijn CZS-infecties (2012, voor kinderen en volwassenen).
(Vermoedelijk) bacteriële infectie bij febriele neutropenie
Volwassen en kinderen ≥ 50 kg lichaamsgewicht
I.v.: 1000 mg iedere 8 uur.
Voor de behandelduur bij volwassenen met sepsis bij neutropenie, zie het SWAB-advies sepsis bij neutropenie.
Kinderen 3 mnd.–11 jaar en tot 50 kg lichaamsgewicht
I.v.: 20 mg/kg lichaamsgewicht iedere 8 uur.
Zeer ernstige infecties óf infecties veroorzaakt door minder gevoelige organismen (bv. Enterobacteriaceae, Pseudomonas aeruginosa, Acinetobacter spp.)
Volwassenen en kinderen ≥ 50 kg lichaamsgewicht
I.v.: tot 2000 mg iedere 8 uur.
Kinderen 3 mnd.–11 jaar en tot 50 kg lichaamsgewicht
I.v.: tot 40 mg/kg lichaamsgewicht iedere 8 uur.
Kinderen < 3 mnd.: Volgens de fabrikant: beperkte farmacokinetische gegevens (gebaseerd op farmacokinetisch modelleren en simulatie) geven aan dat i.v. 20 mg/kg lichaamsgewicht elke 8 uur een geschikte dosering kán zijn bij deze leeftijdscategorie. Zie ook de pagina meropenem op het Kinderformularium van het NKFK.
Ouderen: Geen dosisaanpassing nodig op basis van de leeftijd alleen.
Nierfunctiestoornissen
-
Volwassenen
- Verminderde nierfunctie: Volgens de fabrikant:
- bij een creatinineklaring van 26–50 ml/min: de gebruikelijke dosis bij de indicatie iedere 12 uur (i.p.v. iedere 8 uur);
- creatinineklaring 10–25 ml/min: een halve dosis iedere 12 uur;
- creatinineklaring < 10 ml/min: een halve dosis iedere 24 uur.
- Nierfunctie-vervangende therapie: Volgens de fabrikant: bij hemodialyse de vereiste dosis na beëindiging van de dialyse toedienen; bij peritoneale dialyse zijn geen vastgestelde dosisaanbevelingen. Zie voor doseeradvies de SWAB-pagina over meropenem.
- Verminderde nierfunctie: Volgens de fabrikant:
- Kinderen: Er is volgens de fabrikant onvoldoende ervaring bij kinderen met een verminderde nierfunctie. Zie voor doseeradvies de pagina meropenem op het Kinderformularium van het NKFK.
Verminderde leverfunctie: Geen dosisaanpassing nodig, controleer wel regelmatig de transaminasen en bilirubinespiegel.
Toediening
- Toediening geschiedt gewoonlijk als i.v. infusie gedurende 15–30 min.
- Eventueel als alternatief doseringen tot 1 g (volwassenen) en 20 mg/kg lichaamsgewicht (kinderen > 3 mnd. en tot 50 kg lichaamsgewicht) toedienen via een i.v. bolusinjectie gedurende ca. 5 minuten.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): misselijkheid, braken, diarree. Huiduitslag (bv. exanthemateus). Eosinofilie. Verhoogde waarden van ALAT, ASAT, alkalische fosfatase. Tromboflebitis.
Soms (0,1-1%): hypotensie. Verlaagde creatinineklaring, verhoogd serumcreatinine. Duizeligheid, slaperigheid, verwardheid, hallucinaties, convulsies, myoklonische activiteit. Urticaria, jeuk. Koorts, lokale pijn en induratie op de injectieplaats. Leukopenie, neutropenie, trombocytose, trombocytopenie, pancytopenie. Afname hemoglobineconcentratie, verlengde protrombinetijd, verhoogde waarden van bilirubine, ureum, positieve Coombs-test.
Zelden (0,01-0,1%): anafylactische reacties. Angio-oedeem, toxische epidermale necrolyse (TEN), Stevens-Johnsonsyndroom (SJS), erythema multiforme, exfoliatieve dermatitis. Candidiasis, pseudomembraneuze colitis. Leverfalen, hepatitis. Smaakvervorming, paresthesie, focale tremor, encefalopathie. Polyurie, oligurie/anurie, acuut nierfalen, verkleuring urine (onschadelijk, niet te verwarren met hematurie). Gehoorverlies. Verkleuring van tanden en/of tong. Agranulocytose.
Zeer zelden (< 0,01%): tachycardie, hartkloppingen, cyanose. Dyspneu, hyperventilatie, keelpijn. Gastro-enteritis. Buikpijn, dyspepsie, glossitis, tongpapillenhypertrofie, verhoogde speekselvloed, hemorragische colitis. Fulminante hepatitis. Hoofdpijn, verergering van myasthenia gravis. Vertigo, tinnitus. Polyartralgie, pijn in de thoracale wervelkolom. Borstongemak, asthenie/zwakheid. Vulvovaginale jeuk. Overmatig blozen. Overmatig zweten, verandering in huidtextuur. Hemolytische anemie, beenmergdepressie.
Verder zijn gemeld: agitatie, dyskinesie. Geelzucht. Verhoogde LDH-waarde.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): hoofdpijn. Misselijkheid, braken, diarree, buikpijn. Ontstekingsverschijnselen en pijn op de toedieningsplaats. Huiduitslag, jeuk. Trombocytemie, stijgingen van de serum transaminasen, alkalische fosfatase of LDH.
Soms (0,1-1%): angio-oedeem, anafylaxie. Orale en vaginale candidiasis. Paresthesie. Colitis geassocieerd met antibiotica (variërend van licht tot levensbedreigend). Urticaria, ernstige huidreacties zoals toxische epidermale necrolyse (TEN), Stevens-Johnsonsyndroom (SJS), erythema multiforme. Tromboflebitis. Trombocytopenie, eosinofilie, leukopenie, neutropenie, agranulocytose, hemolytische anemie. Stijging van waarden bilirubine, creatinine en/of ureum in het bloed.
Zelden (0,01-0,1%): convulsies. Delier.
Verder zijn gemeld: andere ernstige huidreacties zoals acute gegeneraliseerde exanthemateuze pustulose (AGEP) en geneesmiddelexantheem met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS-syndroom).
Interacties
Vermijd zo mogelijk de combinatie met ganciclovir en valganciclovir vanwege de toegenomen kans op gegeneraliseerde convulsies.
Carbapenems verlagen de plasmaconcentratie van valproïnezuur tot onder het therapeutisch bereik; de combinatie vermijden. Als toediening van imipenem/cilastatine/relebactam toch noodzakelijk is bij een goed ingestelde behandeling met valproïnezuur, overweeg dan aanvullende behandeling met anti-epileptica.
Combinatie met vitamine K–antagonisten kan leiden tot een versterkt bloedverdunnend effect; controleer regelmatig(er) de INR tijdens en kort na de gelijktijdige toediening.
Het is onwaarschijnlijk dat de componenten van de combinatie betrokken zijn bij geneesmiddelinteracties in geval van gelijktijdige toediening met CYP-remmers of -inductoren. Het is ook onwaarschijnlijk dat relebactam via CYP-gemedieerde routes klinisch relevante geneesmiddelinteracties veroorzaakt. In klinisch onderzoek ontbraken klinisch betekenisvolle OAT-gemedieerde geneesmiddelinteracties; de combinatie kan gelijktijdig met OAT-remmers toegediend worden. In vitro remt relebactam de volgende hepatische en renale transporteiwitten niet in klinisch relevante concentraties: OCT2, P-glycoproteïne, BCRP, MATE1, MATE2K en BSEP. Relebactam wordt actief uitgescheiden in de urine en is substraat van de OAT3-, OAT4-, MATE1- en MATE2K-transporteiwitten. Actieve tubulaire secretie is goed voor ca. 30% van de totale klaring van relebactam. Daarom wordt verwacht dat geneesmiddelinteracties als gevolg van remming van de tubulaire transporteiwitten minimale klinische significantie hebben, wat bevestigd werd in klinisch geneesmiddelinteractieonderzoek met deze combinatie.
Interacties
Antibiotica met een bacteriostatisch effect kunnen (in vitro) het bactericide effect van meropenem antagoneren; het klinisch belang hiervan is alleen aannemelijk gemaakt bij levensbedreigende infecties als meningitis, endocarditis, sepsis en daarnaast bij patiënten met ernstige neutropenie.
Vermijd gelijktijdig gebruik met valproïnezuur, omdat meropenem de bloedspiegel ervan binnen 2 dagen met 60–100% kan verlagen.
Probenecide remt de renale uitscheiding van meropenem waardoor de plasmaconcentratie daarvan toeneemt. Wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik.
Wees voorzichtig bij gelijktijdige toediening van potentieel nefrotoxische stoffen.
Mogelijk interfereert meropenem met het anticoagulerende effect van vitamine K-antagonisten, ook is mogelijk dat het ziekteproces zelf zorgt voor een hogere afbraak van stollingsfactoren.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens over gebruik van imipenem, cilastatine of relebactam. Een studie over gebruik van imipenem en cilastatine in het 3e trimester met 100 blootgestelde zwangerschappen laat geen aanwijzingen op een verhoogd risico op nadelige effecten zien. Bij dieren geen aanwijzingen voor structurele malformaties, bij onderzoek met een hoge dosering van imipenem/cilastatine was er wel sprake van toename van embryoverlies.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Vruchtbaarheid: Dieronderzoek wijst niet op schadelijke effecten op de vruchtbaarheid.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Gegevens uit een paar case reports met toepassing van meropenem na het 1e trimester laten geen aanwijzingen zien voor een verhoogd risico op nadelige effecten. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid in therapeutische doseringen.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, imipenem en cilastatine in kleine hoeveelheden. Relebactam: onbekend bij de mens. Ja, bij dieren.
Farmacologisch effect: Imipenem en cilastatine worden in geringe mate geabsorbeerd vanuit het maag–darmkanaal; nadelige effecten van deze stoffen zijn niet waarschijnlijk. In theorie is het mogelijk dat de darmflora van de zuigeling beïnvloed wordt, dit leidt hooguit tot diarree. Een risico voor de zuigeling door de toepassing van relebactam tijdens lactatie kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in geringe mate.
Farmacologisch effect: Meropenem wordt echter nauwelijks geabsorbeerd. Systemische effecten bij de zuigeling zijn daardoor onwaarschijnlijk. In theorie is het mogelijk dat de darmflora van de zuigeling wordt beïnvloed; dit leidt hooguit tot diarree, en mogelijk kan kolonisatie met gisten of schimmels optreden.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig gebruikt worden.
Contra-indicaties
- Overgevoeligheid voor een ander carbapenem-antibioticum;
- Ernstige overgevoeligheidsreacties (zoals anafylactische reacties en ernstige huidreacties) na eerdere toediening van een ander type β-lactamantibioticum (bv. penicilline, cefalosporine of monobactam).
Contra-indicaties
- Overgevoeligheid voor andere carbapenemantibiotica;
- Ernstige overgevoeligheid voor andere β-lactamantibiotica (penicillinen, cefalosporinen).
Waarschuwingen en voorzorgen
De aanbevolen dosis is mogelijk niet optimaal voor de behandeling van patiënten met neutropenie of met een zeer ernstige infectie; overweeg bij hen een andere behandeling.
Vóór toediening zorgvuldig nagaan of de patiënt overgevoelig is voor β–lactamantibiotica of andere allergenen; er bestaat kruisovergevoeligheid met andere β–lactamantibiotica zoals cefalosporinen, penicillinen en andere carbapenems. Er is meer kans op overgevoeligheidsreacties bij patiënten met een voorgeschiedenis van overgevoeligheid voor meerdere allergenen. Bij het optreden van allergische reacties de behandeling met imipenem/cilastatine/relebactam onmiddellijk staken.
Monitor bij patiënten met een fluctuerende nierfunctie de creatinineklaring, een dosisaanpassing wordt aanbevolen bij een nierfunctiestoornis (zie rubriek Dosering). Overweeg bij patiënten met een creatinineklaring van ≥ 150 ml/min een andere behandeling, omdat de aanbevolen dosis onvoldoende kan zijn (dit is gebaseerd op farmacokinetische-farmacodynamische analyses). Er zijn onvoldoende gegevens om het gebruik aan te bevelen bij patiënten die peritoneale dialyse ondergaan.
Controleer de leverfunctie vóór en tijdens de behandeling, gezien de kans op levertoxiciteit zoals verhoging van levertransaminasen, fulminante hepatitis en leverfalen.
Bijwerkingen op het CZS zoals myoklonieën, convulsies of verwardheid zijn gemeld tijdens behandeling met imipenem/cilastatine, met name wanneer de aanbevolen dosering imipenem werd overschreden. Deze bijwerkingen komen vooral voor bij bestaande aandoeningen van het CZS (hersenlaesies, voorgeschiedenis van insulten) en/of accumulatie van imipenem, bv. bij een verminderde nierfunctie; daarom in dit geval de dosis aanpassen, zie rubriek Dosering.
Gebruik kan leiden tot overmatige groei van niet-gevoelige micro-organismen, wat mogelijk onderbreking van de behandeling of andere passende maatregelen noodzakelijk maakt.
Als tijdens of na toepassing diarree ontstaat de diagnose Clostridioides difficile-geassocieerde diarree (CDAD) overwegen. De ernst kan variëren van lichte diarree tot fatale colitis. CDAD kan nog ruim 2 maanden na de toediening van antibacteriële middelen optreden. Als CDAD wordt vermoed of bevestigd de behandeling met de combinatie staken en een specifieke behandeling gericht tegen C. difficile instellen. Geef in deze situatie geen middelen die de peristaltiek remmen.
Er kan een fout-positieve directe of indirecte Coombs-test ontstaan.
De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen (< 18 jaar) zijn nog niet vastgesteld; er zijn geen gegevens beschikbaar.
Waarschuwingen en voorzorgen
Overgevoeligheids- en ernstige huidreacties: Ga alvorens de behandeling te beginnen na of er eerder overgevoeligheidsreacties op β-lactamantibiotica zijn opgetreden bij de patiënt (zie ook rubriek Contra-indicaties). Ernstige en soms fatale overgevoeligheidsreacties zijn gemeld. Ernstige huidreacties waaronder het Stevens-Johnsonsyndroom (SJS), toxische epidermale necrolyse (TEN), erythema multiforme, acuut gegeneraliseerde exanthemateuze pustulose (AGEP) en het DRESS-syndroom zijn ook gemeld; als zich symptomen van overgevoeligheid of ernstige huidreacties ontwikkelen (huiduitslag met koorts, malaise, vermoeidheid, spier- en/of gewrichtspijn, blaren, laesies in de mond, conjunctivitis, hepatitis en/of eosinofilie), het gebruik van meropenem onmiddellijk staken en een andere behandeling overwegen.
Controleer de leverfunctie regelmatig tijdens de behandeling vanwege het risico op hepatotoxiciteit (leverfunctiestoornis met cholestase en cytolyse).
Bij aanhoudende ernstige diarree de diagnose pseudomembraneuze colitis overwegen. Bij vermoeden of bevestigen van deze diagnose staken van de behandeling met meropenem en een specifieke behandeling gericht tegen Clostridioides difficile overwegen. Geneesmiddelen die de peristaltiek remmen, mogen in deze situatie niet worden gegeven.
Door gebruik kan de Coombs-test fout-positief worden.
De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 3 maanden en bij kinderen met een verminderde nierfunctie zijn niet vastgesteld.
Hulpstoffen: Let op het natrium, in het poeder voor infusie-/injectievloeistof, bij een natriumarm dieet.
Overdosering
Symptomen
Bekend van imipenem/cilastatine is dat de volgende symptomen mogelijk zijn: hypotensie, bradycardie, verwardheid, tremoren, convulsies, misselijkheid, braken.
Neem voor meer informatie over een overdosering van imipenem/cilastatine/relebactam contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een overdosering van meropenem contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Imipenem is een bactericide β-lactamantibioticum, behorend tot de carbapenems. Het remt de peptidoglycaansynthese van de bacteriële celwand door binding aan penicillinebindende eiwitten (PBP's).
Cilastatine is een competitieve, reversibele remmer van dehydropeptidase-1, het nierenzym dat imipenem metaboliseert en inactiveert. Dit verhoogt de concentratie van imipenem, vooral in de urinewegen. Cilastatine bezit zelf geen antibacteriële activiteit. Er zijn aanwijzingen dat cilastatine de nefrotoxiciteit van imipenem vermindert door opname van imipenem in de tubuluscellen te voorkómen. Imipenem is ongevoelig voor de meeste β-lactamasen (waaronder penicillinasen en cefalosporinasen); het kan wel β-lactamasevorming induceren. Species die resistent zijn tegen andere carbapenems zijn meestal ook resistent tegen imipenem.
Relebactam is een non-β-lactamremmer van Ambler klasse A- en klasse C-β-lactamasen, waaronder klasse A Klebsiella pneumoniae-carbapenemase (KPC) en 'extended spectrum β-lactamasen' (ESBL's) en klasse C (AmpC-type)-β-lactamasen waaronder 'Pseudomonas-Derived-Cephalosporinase' (PDC). Relebactam remt geen klasse B-enzymen (metallo-β-lactamasen) of klasse D-carbapenemasen. Relebactam heeft zelf geen antibacteriële activiteit.
In vitro onderzoeken suggereren dat de volgende pathogenen gevoelig zijn voor imipenem, cilastatine en relebactam, in afwezigheid van verworven resistentiemechanismen:
- Gram-negatief aeroob: Acinetobacter baumannii, Citrobacter spp. (waaronder C. freundii, C. koseri), Enterobacter spp. (waaronder E. asburiae, E. cloacae), Escherichia coli, Klebsiella spp. (waaronder K. aerogenes, K. oxytoca, K. pneumoniae), Pseudomonas aeruginosa, Serratia marcescens.
- Gram-negatief anaeroob: Bacteroides spp. (waaronder B. fragilis), Fusobacterium spp. (waaronder F. nucleatum en F. necrophorum), Prevotella spp. (waaronder P. melaninogenica, P. bivia, P. buccae).
- Gram-positief aeroob: Enterococcus faecalis, Staphylococcus aureus (alleen meticilline-gevoelige isolaten; 'MSSA'), Streptococcus viridans–groep (waaronder S. anginosus en S. constellatus).
In vitro onderzoeken geven aan, dat de volgende pathogenen niet gevoelig zijn voor imipenem/cilastatine en relebactam: Legionella spp., Stenotrophomonas maltophilia. Imipenem is niet werkzaam tegen meticilline-resistente Staphylococcus aureus (MRSA) en Staphylococcus epidermidis (MRSE), en ook niet tegen Enterococcus faecium.
Kinetische gegevens
V d | ca. 0,35 l/kg (imipenem), ca. 0,20 l/kg cilastatine), ca. 0,27 l/kg (relebactam). |
Overig | De penetratie in de pulmonale epitheelvloeistof (ELF), weergegeven als de verhouding totale ELF vs. de ongebonden plasmablootstelling, is ca. 55% voor imipenem en relebactam. |
Metabolisering | imipenem (wanneer individueel toegediend) in de nieren door het enzym dehydropeptidase-1; dit enzym wordt echter bij gebruik van de combinatie effectief geremd door cilastatine. Cilastatine wordt voor ca. 10% gemetaboliseerd in de even actieve N-acetylmetaboliet. Relebactam wordt minimaal gemetaboliseerd. |
Overig | Door de remming van het renale metabolisme van imipenem door cilastatine worden therapeutische concentraties in de urine en in het plasma bereikt. |
Eliminatie | allen hoofdzakelijk via de urine; waarvan ca. 63% onveranderd (imipenem), ca. 77% onveranderd (cilastatine), > 90% onveranderd (relebactam), bij gezonde proefpersonen. Ca. 10% van de dosis cilastatine wordt in de urine teruggevonden als metaboliet. De renale excretie van deze stoffen bestaat uit zowel glomerulaire filtratie als actieve tubulaire secretie. Actieve tubulaire secretie van relebactam is goed voor ca. 30% van de klaring van relebactam. Hemodialyse kan zowel imipenem, cilastatine als relebactam uit de circulatie verwijderen. |
T 1/2el | ca. 1 uur (imipenem, cilastatine), langer bij verminderde nierfunctie. 1,2 (± 0,7) uur (relebactam). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Meropenem is een bactericide β-lactamantibioticum, behorend tot de carbapenems. Het remt de synthese van de bacteriecelwand door binding aan penicillinebindende eiwitten (PBP's). Het werkingsspectrum is zeer breed en omvat Gram-positieve en Gram-negatieve, aerobe en anaerobe bacteriën. Meropenem is ongevoelig voor alle serine β-lactamasen, ook is het bestand tegen afbraak door het nierenzym dehydropeptidase-1. De tijd dat de concentratie meropenem hoger is dan de minimum remmende concentratie (T>MIC) correleert het best met de werkzaamheid van meropenem.
Doorgaans gevoelig zijn o.a.:
- Aeroob Gram-positief: meticilline-gevoelige stafylokokken (o.a. S. aureus ('MSSA') en S. epidermidis), Streptococcus agalactiae (groep B-streptokok; GBS), Streptococcus milleri groep (S. anginosis, S. constellatus, S. intermedius), Streptococcus pneumoniae en Streptococcus pyogenes (groep A-streptokok; GAS).
- Aeroob Gram-negatief: Citrobacter freudii, Citrobacter koseri, Enterobacter spp. (E. cloacae), Escherichia coli, Haemophilus influenzae, Klebsiella spp. (K. aerogenes, K. oxytoca, K. pneumoniae), Morganella morganii, Neisseria meningitidis, Proteus spp. (P. mirabilis, P. vulgaris) en Serratia marcescens,
- Anaeroob Gram-positief: Clostridium perfringens, Peptoniphilus asaccharolyticus, Peptostreptococcus spp. (incl. P. anaerobius, P. micros, P. magnus).
- Anaeroob Gram-negatief: Bacteroides caccae, Bacteroides fragilis groep, Prevotella bivia en Prevotella disiens.
Een verworven resistentie kan een probleem zijn bij:
- Aeroob Gram-negatief: Acinetobacter spp., Burkholderia cepacia en Pseudomonas aeruginosa.
Inherent resistent zijn:
- Aeroob Gram-positief: alle meticilline-resistente stafylokokken, Enterococcus faecalis en Enterococcus faecium.
- Aeroob Gram-negatief: Legionella spp. en Stenotrophomonas maltophilia.
- Overig: Chlamydophila pneumoniae en Chlamydophila psittaci, Coxiella burneti en Mycoplasma pneumoniae.
Kinetische gegevens
V d | ca. 0,39 l/kg. |
Overig | Meropenem penetreert goed in de meeste weefsels en lichaamsvloeistoffen (longen, bronchussecreet, gal, gynaecologische weefsels, huid, bindweefsel, spieren en peritoneale exsudaten), en ook in de liquor cerebrospinalis bij bacteriële meningitis. Bij kinderen met meningitis zijn de spiegels in cerebrospinaalvocht ca. 20% van de gelijktijdige plasmaspiegel, met een significante interindividuele variabiliteit. |
Metabolisering | door hydrolyse van de β-lactamring tot een inactieve metaboliet. |
Eliminatie | vnl. met de urine door glomerulaire filtratie en tubulaire secretie, binnen 12 uur ca. 70% (50–75%) onveranderd, en ca. 28% als inactieve metaboliet (bij kinderen ca. 12%), en voor < 2% met de feces. Meropenem wordt door hemodialyse en hemofiltratie verwijderd uit de circulatie. De klaring door hemodialyse is ca. 4× hoger dan bij patiënten met anurie. |
T 1/2el | ca. 1-1½ uur, bij kinderen < 2 jaar ca. 1½–3 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
imipenem/cilastatine/relebactam hoort bij de groep carbapenems.
Groepsinformatie
meropenem hoort bij de groep carbapenems.
Kosten
Kosten laden…Kosten
Kosten laden…Zie ook
Geneesmiddelgroep
Externe links
Zie ook
Geneesmiddelgroep
Indicaties
- bacteriële huidinfecties
- community-acquired pneumonie (CAP)
- cystitis bij risicogroepen ouder dan 12 jaar
- urineweginfectie bij kinderen jonger dan 12 jaar
- urineweginfectie met weefselinvasie (pyelonefritis, acute prostatitis)