Samenstelling
Besponsa XGVS Pfizer bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 1 mg
- Verpakkingsvorm
- flacon
Bevat na reconstitutie 0,25 mg/ml inotuzumab ozogamicine.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Tecvayli Aanvullende monitoring Janssen-Cilag bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 10 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 3 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 90 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 1,7 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Voor de behandeling van acute lymfatische leukemie staat op hovon.nl de geldende behandelrichtlijn (2020).
Advies
Dit geneesmiddel is geregistreerd onder voorwaardelijke toelating om het versneld beschikbaar te maken; er zijn echter nog onvoldoende gegevens over de werkzaamheid en de veiligheid.
Zie voor de behandeling van multipel myeloom de geldende behandelrichtlijn op hematologienederland.nl.
Indicaties
- Gerecidiveerde of refractaire CD22-positieve precursor-B-cel acute lymfoblastische leukemie (ALL) bij volwassenen als monotherapie.
- Philadelphiachromosoom-positieve (Ph+) gerecidiveerde of refractaire CD22-positieve precursor-B-cel acute lymfoblastische leukemie (ALL) bij volwassenen als monotherapie, indien ten minste één tyrosinekinaseremmer niet werkzaam is gebleken.
Indicaties
Recidiverend en refractair multipel myeloom als monotherapie bij volwassenen die minimaal drie eerdere behandelingen hebben gekregen, waaronder een immunomodulerend middel, een proteasoomremmer en een anti-CD38-antilichaam en die tijdens de laatste therapie ziekteprogressie hebben vertoond.
Doseringen
Vóór aanvang van de behandeling vaststellen dat de baseline CD22-positiviteit > 0% is met behulp van een gevalideerde en gevoelige test.
Premedicatie ter vermindering van infusiereacties voorafgaand aan de toediening wordt aanbevolen: een corticosteroïd, H1-antihistaminicum en paracetamol geven.
Bij een hoge tumorlast vóór en tijdens de behandeling maatregelen nemen ter preventie van uraatnefropathie zoals een adequate hydratie, alkaliseren van de urine en zonodig toedienen van allopurinol of rasburicase. Tevens de nierfunctie bewaken. Dit vanwege het mogelijk optreden van het tumorlysissyndroom.
Het wordt aanbevolen om bij circulerende lymfoblasten vóór de eerste dosis een cytoreductie uit te voeren met een combinatie van hydroxycarbamide, corticosteroïden en/of vincristine tot het aantal blasten in perifeer bloed ≤ 10 × 109/l.
Gerecidiveerde of refractaire CD22-positieve precursor-B-cel ALL:
Volwassenen (incl. ouderen):
Eerste cyclus: i.v.- infusie: 1,8 mg/m² lichaamsoppervlak per cyclus, gegeven als 3 doses verdeeld over dag 1 (0,8 mg/m²), dag 8 (0,5 mg/m²) en dag 15 (0,5 mg/m²). De duur van cyclus 1 bedraagt 3 weken, maar kan worden verlengd tot 4 weken (dus met een behandelvrije week) bij het bereiken van een complete remissie (CR) of van een complete remissie met incompleet hematologisch herstel (CRi) en/of om tijd te geven voor herstel van een toxiciteit. Volgende cycli: 1,5 mg/m² lichaamsoppervlak per cyclus, gegeven als 3 doses verdeeld over dag 1 (0,5 mg/m²), dag 8 (0,5 mg/m²) en dag 15 (0,5 mg/m²) indien bij de vorige cyclus een CR/CRi bereikt is óf 1,8 mg/m² lichaamsoppervlak per cyclus, gegeven als 3 doses verdeeld over dag 1 (0,8 mg/m²), dag 8 (0,5 mg/m²) en dag 15 (0,5 mg/m²) indien géén CR/CRi bereikt is. De duur van de vervolgcyclus is 4 weken. Indien wordt overgegaan tot een hematopoëtische stamceltransplantatie (HSCT) is de aanbevolen behandelduur in totaal twee cycli; overweeg een derde cyclus indien géén CR óf CRi en minimale residuale ziekte-negativiteit bereikt is. Indien niet wordt overgegaan tot een HSCT kunnen max. 6 cycli worden toegediend; staak de behandeling indien binnen 3 cycli géén CR/CRi is bereikt.
Nierfunctiestoornis: een dosisaanpassing is niet nodig bij een licht, matig of ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring ≥ 15 ml/min). Er kan geen dosisaanbeveling worden gedaan bij ESRD (creatinineklaring < 15 ml/min).
Leverfunctiestoornis: een dosisaanpassing is niet nodig bij een verminderde leverfunctie met totaal bilirubine ≤ 1,5 × 'upper limit of normale range' (ULN) en ASAT/ALAT ≤ 2,5 × ULN. Inotuzumab ozogamicine niet toedienen bij bilirubinewaarden en ASAT/ALAT-waarden die hoger zijn dan de hiervoor genoemde, tenzij het een gevolg is van hemolyse of van het syndroom van Gilbert; zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen/hepatotoxiciteit.
(Ernstige bijwerkingen): zie voor richtlijnen voor onderbreking/uitstel, dosisverlaging of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (neutropenie, trombocytopenie, stijging leverenzymwaarde en bilirubine, VOD/SOS of andere ernstige levertoxiciteit, infusiegerelateerde bijwerkingen, andere ernstige of levensbedreigende niet-hematologische toxiciteiten (CTCAE graad ≥ 2)) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2, tabellen 2, 3 en 4). Indien de dosis is verlaagd vanwege een toxiciteit, mag de dosis niet meer worden verhoogd.
Toedieningsinformatie: de verdunde oplossing als i.v.-infusie toedienen over een periode van 1 uur. Niet als snelle i.v.-injectie of bolus toedienen.
Doseringen
Dien premedicatie toe tijdens de opstartfase 1-3 uur voorafgaand aan elke dosis, bestaande uit een corticosteroïd, antihistaminicum en antipyreticum, ter vermindering van de kans op het 'cytokine release syndroom' (CRS). Bij latere doses ook premedicatie toedienen bij patiënten bij wie een opstartdosis wordt herhaald vanwege dosisuitstel, of bij wie CRS optrad bij een vorige dosis.
Recidiverend en refractair multipel myeloom
Volwassenen (incl. ouderen)
Opstartfase: s.c. 0,06 mg/kg lichaamsgewicht op dag 1, gevolgd door 0,3 mg/kg op dag 3 en 1,5 mg/kg op dag 5. Onderhoudsfase: 1,5 mg/kg 1×/week. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt. Overweeg om bij patiënten met een complete respons of beter gedurende 6 maanden de onderhoudsdosering te verlagen tot s.c. 1,5 mg/kg 1×/2 weken.
Bij optreden van bijwerkingen in de opstartfase mag de volgende dosis tot 7 dagen na de vorige dosis worden toegediend. Bij een langer uitgestelde dosis de behandeling opnieuw beginnen (incl. premedicatie) en de wekelijkse of tweewekelijkse dosering dienovereenkomstig hervatten. Zie voor specifieke aanbevelingen de officiële productinformatie CBG/EMA rubriek 4.2 tabel 2. Zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij ernstige bijwerkingen (waaronder CRS en neurologische toxiciteit) de officiële productinformatie CBG/EMA rubriek 4.2 tabel 3 en rubriek 4.4 tabel 4 en 5.
Verminderde nierfunctie: bij een licht of matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring ≥ 30-89 ml/min) is geen dosisaanpassing nodig. Er zijn relatief weinig gegevens over het gebruik bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min).
Verminderde leverfunctie: bij een licht verminderde leverfunctie (totaal bilirubine > 1 tot 1,5 keer de bovengrens van normaal (ULN) en ASAT, of totaal bilirubine ≤ ULN en ASAT > ULN) is geen dosisaanpassing nodig. Er zijn geen gegevens over gebruik bij een matig of ernstig verminderde leverfunctie.
Toediening: voor subcutaan gebruik. Injecteer bij voorkeur in de buik of dij. Als er meerdere injecties nodig zijn, deze op minimaal 2 cm van elkaar zetten. Injecteer niet in tatoeages, littekens of gebieden waar de huid rood, gekneusd, gevoelig, hard of niet intact is.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): infusiegerelateerde reacties. Bacteriëmie, sepsis. Luchtweginfecties. Koorts, vermoeidheid, koude rillingen. Hoofdpijn. Stomatitis, misselijkheid, braken, diarree, obstipatie, buikpijn. Verminderde eetlust. Bloedneus. (Febriele) neutropenie (bij resp. ca. 26 en 49%), leukopenie, lymfopenie, trombocytopenie (bij ca. 51%), anemie. Stijging ASAT, ALAT, γ-GT, alkalische fosfatase en hyperbilirubinemie.
Vaak (1-10%): overgevoeligheid. Bloeding in centraal zenuwstelsel. Maag-darmbloeding, abdominale distensie, ascites. Veno-occlusieve leverziekte of sinusoïdaal-obstructie syndroom (VOD/SOS). Tumorlysissyndroom, hyperurikemie. QT-verlenging. Pancytopenie. Stijging amylase, lipase.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): pneumonie, COVID-19, bovensteluchtweginfectie. Neutropenie, trombocytopenie, lymfopenie, anemie, leukopenie. 'Cytokine release'-syndroom, hypogammaglobulinemie. Hypercalciëmie, hypokaliëmie, hypofosfatemie, hypomagnesiëmie, verminderde eetlust. Perifere neuropathie, hoofdpijn. Bloeding, hypertensie. Dyspneu, hoesten. Diarree, braken, misselijkheid, obstipatie. Spierpijn, gewrichtspijn. Koorts, injectieplaatsreactie (zoals cellulitis, erytheem, oedeem, ontsteking, verharding, hematoom), pijn (bv. oorpijn, tandpijn, liespijn), gezichtsoedeem, perifeer oedeem, vermoeidheid, asthenie. Stijging alkalische fosfatase in het bloed.
Vaak (1-10%): sepsis, cellulitus. Febriele neutropenie, hypofibrinogenemie. Hyperamylasemie, hyperkaliëmie, hypocalciëmie, hyponatriëmie, hypoalbuminemie, hypoglykemie. Acuut nierletsel. Immuun-effectorcelgeassocieerd neurotoxiciteits-syndroom, encefalopathie. Hypoxie. Stijging creatinine in het bloed, stijging ALAT, ASAT en lipase in het bloed, stijging gamma-glutamyltransferase, verlengde geactiveerde partiële tromboplastinetijd, stijging INR.
Interacties
Vaccinatie met levende virale vaccins wordt niet aanbevolen gedurende ten minste 2 weken vóór de start van de behandeling, tijdens de behandeling en tot het herstel van B-lymfocyten na de laatste behandelcyclus.
Wees voorzichtig met de combinatie met andere geneesmiddelen die het QT–interval verlengen zoals amiodaron, kinidine, disopyramide, sotalol, domperidon, tricyclische antidepressiva, sommige antipsychotica, methadon, macrolide antibiotica, fluorchinolonen, enkele antimycotica, selectieve serotonine 5HT3- receptorantagonisten (granisetron, ondansetron). Bij combinatie het QT-interval nauwgezet controleren.
Er zijn van dit middel verder geen interacties bekend. Het is onwaarschijnlijk dat andere geneesmiddelen via een invloed op de bekende CYP-enzymen een interactie geven met inotuzumab ozogamicine. Inotuzumab ozogamicine had bij in vitro testen geen noemenswaardige invloed op de bekende enzymsystemen en transporters.
Interacties
Controleer extra nauwlettend op toxiciteit bij gelijktijdig gebruik van een CYP450-substraat met een smalle therapeutische breedte (bv. ciclosporine), en pas zo nodig de dosis van het substraat aan. Teclistamab veroorzaakt het vrijkomen van cytokinen die de activiteit van CYP-enzymen kunnen onderdrukken, wat kan leiden tot een verhoogde blootstelling aan CYP450-substraten. De meeste kans op deze interactie bestaat naar verwachting vanaf het begin van de teclistamab-opstartfase tot 7 dagen na de eerste onderhoudsdosis en tijdens en na CRS.
Vaccinatie met levende virale vaccins vermijden gedurende ten minste 4 weken voor het begin van de behandeling, tijdens de behandeling en ten minste 4 weken na de behandeling. De immuunrespons op vaccins kan verminderd zijn. De veiligheid van immunisatie met levende virale vaccins tijdens of na behandeling met teclistamab is niet onderzocht.
Zwangerschap
Teratogenese: Onbekend. Bij dieren schadelijk gebleken vooral bij doses toxisch voor het moederdier.
Advies: Gebruik ontraden.
Vruchtbaarheid: Op basis van niet-klinische bevindingen wordt aangenomen dat inotuzumab ozogamicine de voortplantingsfunctie en vruchtbaarheid kan aantasten. Bij supratherapeutische doseringen is bij dieren een verminderde vruchtbaarheid waargenomen: bij mannelijke dieren testiculaire degeneratie (in combinatie met hypospermie), atrofie van de prostaat en de zaadblaasjes; bij vrouwelijke dieren atrofie van de eierstokken, uterus, vagina en borstklieren. Raad een man of vrouw voorafgaand aan de behandeling aan om advies in te winnen over cryopreservatie van sperma of eicellen.
Overig: Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptie toe te passen tijdens en na de therapie; vrouwen tot 8 maanden en mannen tot 5 maanden na de therapie.
Zwangerschap
Van menselijk IgG is bekend dat het na het 1e trimester van de zwangerschap de placenta passeert.
Teratogenese: Onbekend.
Advies: Gebruik ontraden.
Overig: Sluit bij vruchtbare vrouwen voorafgaand aan de behandeling een zwangerschap uit. Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 5 maanden na de therapie. Overweeg meting van de immunoglobulinespiegels bij een pasgeborene van een moeder die wordt behandeld met teclistamab.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden gedurende en tot ten minste 2 maanden na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend, een risico voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Geef geen borstvoeding gedurende en tot ten minste vijf maanden na de therapie.
Contra-indicaties
- (een geschiedenis van) bevestigde diagnose van ernstige of aanhoudende veno-occlusieve leverziekte/sinusoïdaal-obstructiesyndroom (VOD/SOS);
- ernstig aanhoudende leverziekte zoals cirrose, nodulaire regeneratieve hyperplasie, actieve hepatitis.
Contra-indicaties
Van dit middel zijn geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Waarschuwingen en voorzorgen
Hematologische toxiciteit: ernstige bloedbeeldafwijkingen met levensbedreigende en fataal verlopende infecties en bloedingen komen voor. Daarom vóór iedere dosis inotuzumab ozogamicine en regelmatig tijdens en na de behandeling een complete bloedceltelling uitvoeren. Controleer nauwgezet op klachten en symptomen van infectie tijdens de behandeling en na hematopoëtische stamceltransplantatie (HSCT), bloeding en andere complicaties van beenmergremming. Het kan nodig zijn een dosis uit te stellen, te verlagen of de behandeling definitief te staken. Zonodig profylactisch middelen tegen infecties geven.
Hepatotoxiciteit: levensbedreigend en fataal leverfalen en hepatische veno-occlusieve ziekte/sinusoïdaal obstructiesyndroom (VOD/SOS) zijn gemeld. Controleer bij alle patiënten vóór en na elke dosis ALAT, ASAT, totaal bilirubine en alkalische fosfatase; bij afwijkende waarden frequenter levertesten uitvoeren en controleren op symptomen van leverziekte. Controleer bij alle patiënten tevens nauwgezet op klachten en symptomen van VOD/SOS zoals hepatomegalie, snelle gewichtstoename en het ontstaan van ascites. Risicofactoren voor het optreden van VOD/SOS zijn een leeftijd van ≥ 55 jaar, een voorgeschiedenis van leverziekte en/of hepatitis, een eerdere HSCT, een groter aantal behandelcycli, salvagebehandelingen opgestart in een later stadium. De kans op VOD/SOS is vooral significant groter indien ná inotuzumab ozogamicine een HSCT wordt uitgevoerd; VOD/SOS treedt bij ≥ 50% van de patiënten op indien sprake is van een leeftijd ≥ 65 jaar, een serumbilirubine ≥ ULN (voor aanvang van de HSCT) of een HSCT-conditioneringsschema met 2 alkylerende middelen. De behandeling definitief staken indien VOD/SOS optreedt.
Infusiereacties: klachten en verschijnselen die tijdens en na de toediening kunnen optreden zijn koorts, koude rillingen, hypotensie, tachycardie, dyspneu, bronchospasme en anafylaxie. Daarom de infusie toedienen onder nauwlettende klinische controle en het wordt aanbevolen vóór toediening pre-medicatie te geven (corticosteroïd, H1-antihistaminicum en paracetamol). De patiënt gedurende ten minste 1 uur na het einde van de infusie controleren op deze reacties. Een onderbreking van de infusie of definitief staken van de behandeling kan nodig zijn.
Tumorlysissyndroom: bij hoge tumorlast kunnen ernstige complicaties optreden zoals acuut nierfalen. Daarom vóór en tijdens de behandeling maatregelen nemen ter preventie van uraatnefropathie zoals een adequate hydratie, alkaliseren van de urine en zonodig toedienen van allopurinol of rasburicase. Tevens de nierfunctie bewaken. Het wordt aanbevolen om bij circulerende lymfoblasten vóór de eerste dosis een cytoreductie uit te voeren met een combinatie van hydroxycarbamide, corticosteroïden en/of vincristine tot het aantal blasten in perifeer bloed ≤ 10 × 109/l.
Wees voorzichtig bij risicofactoren voor QT-verlenging zoals hypocalciëmie, hypokaliëmie, hypomagnesiëmie, relevante hartziekte, bradycardie, comedicatie met geneesmiddelen die QT-interval verlengen en congenitaal of verworven QT-verlenging. Vóór aanvang van de behandeling en regelmatig tijdens de behandeling elektrolyten controleren en ECG beoordelen.
Controleer regelmatig op verhogingen van amylase en lipase.
Onderzoeksgegevens: De werkzaamheid en veiligheid zijn niet vastgesteld bij kinderen (< 18 j.). Er zijn weinig gegevens over het gebruik bij een verminderde leverfunctie met totaal bilirubine > 1,5 × 'upper limit of normale range' (ULN) en ASAT/ALAT > 2,5 × ULN. Het gebruik is niet onderzocht bij ESRD (creatinineklaring < 15 ml/min). Zie ook de informatie onder Hepatotoxiciteit: in deze rubriek.
Waarschuwingen en voorzorgen
Vanwege kans op het 'cytokine release'-syndroom (CRS), dat mogelijk fataal kan zijn, tijdens de opstartfase van de behandeling premedicatie geven, zie ook de rubriek Dosering. Bij latere doses ook premedicatie toedienen bij patiënten bij wie een opstartdosis wordt herhaald vanwege dosisuitstel, of bij wie CRS optrad bij een vorige dosis. Controleer na toediening nauwlettend op tekenen van CRS, zoals koorts, hypotensie, koude rillingen, hypoxie, hoofdpijn, tachycardie en verhoogde transaminasewaarden, en adviseer patiënten contact op te laten nemen als dergelijke symptomen zich voordoen. Bij optreden van CRS, teclistamab onderbreken totdat de symptomen zijn verdwenen en onmiddellijk ondersteunende zorg geven, zoals tocilizumab en/of corticosteroïden, afhankelijk van de ernst. Bij voortzetten van teclistamab voorafgaand aan de eerstvolgende dosis opnieuw premedicatie toedienen.
Ernstige of levensbedreigende neurologische bijwerkingen, waaronder het mogelijke fatale ‘immune effector cell-associated neurotoxicity syndrome’ (ICANS), zijn gemeld. Controleer nauwletten op symptomen van ICANS, zoals verwardheid, verlaagd bewustzijnsniveau, desoriëntatie, slaperigheid, lethargie en bradyfrenie. Bij de eerste tekenen van ICANS de patiënt onmiddellijk onderzoeken, andere neurologische oorzaken uitsluiten en ondersteunende zorg bieden op basis van de ernst. Bij optreden van ICANS of andere neurologische bijwerkingen teclistamab onderbreken of staken, totdat symptomen zijn verdwenen. Patiënten die ICANS van graad 2 of hoger krijgen, instrueren om gedurende 48 uur na de volgende dosis teclistamab in de nabijheid van een zorginstelling te blijven. Controleer hen in die 48 uur nauwlettend op klachten. ICANS kan tegelijk met CRS, na het verdwijnen van CRS of in afwezigheid van CRS ontstaan.
Ernstige infecties, waaronder levensbedreigende of fatale infecties, zijn gemeld. Overweeg voor aanvang van de behandeling infectieprofylaxe volgens lokale richtlijnen. Controleer voorafgaand en tijdens de behandeling regelmatig op klachten en symptomen van infecties en behandel zoals klinisch aangewezen. Teclistamab niet starten bij patiënten met een actieve ernstige infectie. Bij optreden van een infectie gedurende de behandeling, teclistamab onderbreken.
Controleer het complete bloedbeeld voorafgaand aan de behandeling en tijdens de behandeling periodiek.
Overweeg voor aanvang van de behandeling antivirale profylaxe om reactivatie van het herpes zoster-virus te voorkomen.
Bij aanwijzingen voor positieve HBV-serologie tijdens de behandeling de patiënt gedurende ten minste zes maanden na de therapie controleren op tekenen van HBV-reactivatie. Als tijdens de behandeling reactivatie van HBV optreedt, teclistamab onderbreken.
Vanwege de kans op hypogammaglobulinemie de immunoglobulineconcentratie regelmatig controleren.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen.
Er is geen toepassing bij kinderen < 18 jaar.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met inotuzumab ozogamicine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met teclistamab contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Antilichaam-geneesmiddelconjugaat, dat is samengesteld uit een recombinant gehumaniseerd IgG4κ-antilichaam gericht tegen CD22 (geproduceerd door celkweek in NS0-zoogdiercellen), covalent gebonden aan N-acetyl-γ-calicheamicinedimethylhydrazine. Het CD22-antigeen is een transmembraan glycoproteïne dat specifiek op het oppervlak van B-cellen voorkomt. N-acetyl-γ-calicheamicinedimethylhydrazine is een cytotoxische stof. Na binding aan CD22 ontstaat een antilichaam-geneesmiddelconjugaat-CD22-complex, waarna het N-acetyl-γ-calicheamicinedimethylhydrazide intracellulair wordt afgegeven. Na activering induceert N-acetyl-γ-calicheamicine breuken in dubbelstrengs DNA, met als gevolg een stilstand van de celcyclus en apoptotische celdood.
Kinetische gegevens
V d | ca. 0,17 l/kg (inotuzumab ozogamicine). |
Metabolisering | IgG4κ waarschijnlijk op dezelfde wijze als endogeen IgG via katabolische routes tot kleine peptiden en aminozuren. N-acetyl-γ-calicheamicine(dimethylhydrazide) wordt uitgebreid gemetaboliseerd via niet-enzymatische reductie van de disulfidecomponent. |
T 1/2el | ca. 12 dagen (inotuzumab ozogamicine). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Teclistamab is een IgG4-PAA bispecifiek antilichaam dat aangrijpt op de CD3-receptor die tot expressie komt op het oppervlak van T-cellen, op het B-cel-maturatieantigeen (BCMA) dat tot expressie komt op het oppervlak van maligne multipelmyeloomcellen en op B-cellen in een laat stadium en plasmacellen. Teclistamab stimuleert hiermee T-cel-gemedieerde cytotoxiciteit en antilichaamafhankelijke cellulaire cytotoxiciteit (ADCC).
Kinetische gegevens
F | 72% (s.c.). |
T max | ca. 139 uur na eerste wekelijkse onderhoudsdosis; ca. 72 uur na dertiende wekelijkse onderhoudsdosis. |
V d | ca. 0,080 l/kg. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
inotuzumab ozogamicine hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- avelumab (L01FF04) Vergelijk
- bevacizumab (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
- cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
- cetuximab (L01FE01) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
- durvalumab (L01FF03) Vergelijk
- elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
- pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
- rituximab (L01FA01) Vergelijk
- sacituzumab govitecan (L01FX17) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- talquetamab (L01FX29) Vergelijk
- teclistamab (L01FX24) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
- trastuzumab-deruxtecan (L01FD04) Vergelijk
- trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk
Groepsinformatie
teclistamab hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- avelumab (L01FF04) Vergelijk
- bevacizumab (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
- cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
- cetuximab (L01FE01) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
- durvalumab (L01FF03) Vergelijk
- elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
- inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
- pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
- rituximab (L01FA01) Vergelijk
- sacituzumab govitecan (L01FX17) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- talquetamab (L01FX29) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
- trastuzumab-deruxtecan (L01FD04) Vergelijk
- trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk