Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Humalog Eli Lilly Nederland

Toedieningsvorm
Injectievloeistof
Sterkte
100 E/ml
Verpakkingsvorm
flacon 10 ml, patroon 1,5 ml, 3 ml, pen 'Junior Kwikpen' 3 ml, pen 'Kwikpen' 3 ml

De 'Junior Kwikpen' geeft 0,5-30 eenheden af in stappen van 0,5 eenheid. De 'Kwikpen' geeft 1-60 eenheden af in stappen van 1 eenheid.

Toedieningsvorm
Injectievloeistof
Sterkte
200 E/ml
Verpakkingsvorm
pen 'Kwikpen' 3 ml

De 'Kwikpen' geeft 1-60 eenheden af in stappen van 1 eenheid.

Insuline lispro Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Injectievloeistof
Sterkte
100 E/ml
Verpakkingsvorm
flacon 10 ml, patroon 3 ml, pen 'Solostar' 3 ml

De 'Solostar' pen geeft 1-80 eenheden af in stappen van 1 eenheid.

Lyumjev Aanvullende monitoring Eli Lilly Nederland

Toedieningsvorm
Injectievloeistof
Sterkte
100 E/ml
Verpakkingsvorm
flacon 10 ml, patroon 3 ml, pen 'Junior Kwikpen' 3 ml, pen 'Kwikpen' 3 ml

De 'Junior Kwikpen' geeft 0,5-30 eenheden af in stappen van 0,5 eenheid. De 'Kwikpen' geeft 1-60 eenheden af in stappen van 1 eenheid.

Toedieningsvorm
Injectievloeistof
Sterkte
200 E/ml
Verpakkingsvorm
pen 'Kwikpen' 3 ml

De 'Kwikpen' geeft 1-60 eenheden af in stappen van 1 eenheid.

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Advies

De keuze van het insulinepreparaat en de toedieningsvorm wordt voornamelijk individueel bepaald door de behoeften en mogelijkheden van de patiënt.

Door de snelle werking kan insuline lispro vlak vóór of vlak na de maaltijd worden toegediend, waardoor een flexibeler levensstijl mogelijk wordt.

Bij diabetes mellitus type 1 gaat de voorkeur uit naar een basaal-bolusregime waarbij een injectie met kortwerkende insuline voor of bij elke maaltijd gegeven wordt, en voor de basale insulinebehoefte een of twee injecties per dag van een verlengd werkend insulinepreparaat.

Bij de behandeling van diabetes mellitus type 2 komt bloedglucoseverlagende medicatie in aanmerking, indien geen goede bloedglucoseregulatie wordt bereikt met het aanpassen van de leefstijl. Voor patiënten zonder zeer hoog risico op hart- en vaatziekten is metformine eerste keus bij de medicamenteuze behandeling. Bij onvoldoende resultaat kan een kortwerkend sulfonylureumderivaat (voorkeur gliclazide) worden toegevoegd. De volgende stap conform de NHG-Standaard is (toevoeging van) insulinetherapie, of als alternatief een DPP4-remmer of GLP1-agonist. Bij patiënten met een zeer hoog risico op hart- en vaatziekten, blijkend uit een voorgeschiedenis van hart- of vaatziekte, chronische nierschade en/of systolisch hartfalen, is een SGLT2-remmer eerste keus (alternatief GLP1-agonist). Voeg bij onvoldoende effect eerst metformine toe en vervolgens een GLP1-agonist.

Indicaties

  • Diabetes mellitus bij volwassenen en kinderen (Lyumjev: leeftijd ≥ 1 jaar).

Gerelateerde informatie

Doseringen

Klap alles open Klap alles dicht

Diabetes mellitus

Volwassenen en kinderen

Individueel doseren op geleide van de bloedglucosespiegel.

Dosisaanpassing kan nodig zijn bij: overschakelen van een andere insuline, verandering in lichamelijke activiteit of in gelijktijdig gebruikte geneesmiddelen of in maaltijdpatroon (d.w.z. hoeveelheid en type voedsel, tijdstip van voedselinname). De insulinebehoefte kan afnemen bij nierfunctiestoornis en toenemen bij ziekte of emotionele stoornis. Bij leverfunctiestoornis kan de insulinebehoefte toe- of afnemen.

Subcutane toediening

  • Humalog en insuline lispro (biosimilar) toedienen direct voor de maaltijd, eventueel tijdens of direct na de maaltijd.
  • Lyumjev toedienen 0–2 minuten voor het begin van de maaltijd tot max. 20 minuten na het begin van de maaltijd.
  • Geef de injectie in de buik, bovenarm, dij of billen. Wissel de injectieplaats af om de kans op lipodystrofie en cutane amyloïdose te verminderen.
  • Continue subcutane insuline-infusie (alleen injectievloeistof 100 E/ml) via een infuuspomp is mogelijk; hierbij niet verschillende insulinesoorten mengen.
  • Bij gebruik van een voorgevulde pen: bij het overzetten op een andere sterkte of pen met een andere dosisstap, hetzelfde aantal eenheden blijven gebruiken.
  • De injectievloeistof 200 E/ml reserveren voor de behandeling van patiënten die dagelijks meer dan 20 eenheden snelwerkende insuline nodig hebben. Deze injectievloeistof mag niet (vanuit de voorgevulde pen) in enig ander toedieningssysteem worden overgebracht.
  • De voorgevulde pen 'Junior Kwikpen' is geschikt indien fijnere dosisaanpassingen (in stappen van een halve eenheid) gewenst zijn.

Intraveneuze toediening

  • De injectievloeistof 100 E/ml kan indien nodig intraveneus worden toegediend (bv. tijdens ketoacidose, acute ziekte of gedurende of na een operatie); frequent controleren van de bloedglucosespiegel is dan noodzakelijk.

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): hypoglykemie. Reacties op de infusieplaats.

Vaak (1-10%): reacties op de injectieplaats.

Soms (0,1-1%): lipodystrofie op de injectieplaats, vooral bij herhaalde injectie op dezelfde plaats. Oedeem, in het bijzonder wanneer voorafgaande slechte metabole controle werd verbeterd door intensieve insulinetherapie.

Zelden (0,01-0,1%): gegeneraliseerde allergische reacties, incl. anafylaxie, gegeneraliseerde huidreacties, angio-oedeem, bronchospasmen, hypotensie en shock.

Verder is gemeld: cutane amyloïdose op de injectieplaats.

Reacties op de injectie- of infusieplaats zijn o.a. huiduitslag, roodheid, ontsteking, pijn, blauwe plekken of jeuk. Meestal verdwijnen deze reacties bij voortgezette behandeling.

Interacties

De insulinebehoefte kan veranderen door andere stoffen:

Verlaging van de insulinebehoefte door: androgene en anabole steroïden, orale bloedglucoseverlagende middelen, disopyramide, ACE-remmers, angiotensine-II receptor antagonisten, fibraten, fluoxetine, MAO-remmers, pentoxifylline, niet-selectieve β-blokkers, sulfonamiden, hoge doses (> 2 g) salicylaten en alcohol.

Verhoging van de insulinebehoefte door: orale anticonceptiva, glucocorticoïden, HIV-proteaseremmers, danazol, thiazide- en lisdiuretica, sympathicomimetica, fenothiazine–derivaten, schildklierhormonen, groeihormonen en atypische antipsychotica (bv. olanzapine en clozapine).

Somatostatine-analoga (octreotide, lanreotide) kunnen de insulinebehoefte zowel verlagen als verhogen.

Niet-selectieve β-blokkers kunnen de adrenerge symptomen van hypoglykemie maskeren en het herstel van de glucosespiegel na hypoglykemie vertragen. Tevens kan tijdens de hypoglykemie ernstige hypertensie optreden.

Wees voorzichtig bij combinatie met pioglitazon; gevallen van hartfalen zijn gemeld, met name bij patiënten met risicofactoren.

Zwangerschap

Teratogenese: Ruime ervaring met insuline lispro tijdens de zwangerschap wijst niet op schadelijke effecten op de zwangerschap of het kind.

Advies: Kan worden gebruikt. Vrouwen met diabetes mellitus type I en II moeten bij voorkeur al vóór de zwangerschap goed worden ingesteld op insuline.

Overig: Een goede regulatie van de bloedglucosespiegel vermindert de kans op aangeboren afwijkingen. Tijdens zwangerschap verandert de insulinebehoefte sterk; nauwgezette controle is dan ook noodzakelijk.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Onbekend. Insuline wordt bij orale inname (van de moedermelk) geïnactiveerd.

Advies: Kan worden gebruikt.

Overig: Mogelijk is aanpassing van de dosering en/of het dieet vereist.

Contra-indicaties

  • hypoglykemie.

Waarschuwingen en voorzorgen

Er is kans op lipodystrofie en cutane amyloïdose indien de injectieplaats niet wordt afgewisseld. Na insuline-injectie op plaatsen met dergelijke reacties, is er kans op vertraagde insuline-absorptie en verminderde werking. Er is gemeld dat een plotselinge verandering van injectieplaats, van een aangedaan gebied naar een niet-aangedaan gebied, resulteerde in hypoglykemie. Controleer de bloedglucosespiegel na een dergelijke verandering van injectiegebied, en overweeg dosisaanpassing.

Hypoglykemie kan bij snelwerkende insulineanalogen eerder optreden dan bij oplosbare humane insuline.

De waarschuwingssignalen van hypoglykemie kunnen anders worden waargenomen, minder duidelijk of afwezig zijn bij:

  • een aanzienlijke verbetering van de glucosehuishouding;
  • leeftijd > 65 jaar;
  • autonome neuropathie;
  • een lange historie van diabetes;
  • psychiatrische ziekte;
  • combinatie met bepaalde geneesmiddelen (zie rubriek Interacties).

Verandering van insulinebehoefte treedt op bij verandering van het maaltijdschema, (onverwachte) zware fysieke inspanning, het ontstaan van stress–situaties zoals ziekten (bv. griep) en emotionele gebeurtenissen, en verder bij bijkomende aandoeningen die de werking van nieren, lever, bijnier, hypofyse of de schildklier beïnvloeden. Bij gedecompenseerde levercirrose kan de insulinebehoefte afnemen vanwege een verminderde capaciteit voor gluconeogenese en een verminderde insulineafbraak. Soms kan echter meer insuline nodig zijn bij levercirrose om voor de insulineresistentie te compenseren.

Bij ouderen en mensen met nier- of leverinsufficiëntie, de bloedglucosespiegel vaker controleren.

Hyperglykemie kan optreden bij inadequate dosering of onderbreken van de behandeling, vooral bij type 1-diabeten. Symptomen zijn dorst, frequente mictie, misselijkheid, braken, sufheid, een rode, droge huid, droge mond en anorexie. Onbehandelde hyperglykemie kan bij type 1-diabetes tot diabetische ketoacidose leiden.

Overdosering

Symptomen

Hypoglykemie, zich uitend in hongergevoel, zwakte, trillen, transpireren, hartkloppingen, braken, hoofdpijn, duizeligheid en/of cognitieve symptomen zoals concentratieverlies en verwardheid (symptomen veroorzaakt door adrenaline en cortisol). De hypoglykemie kan optreden door relatieve overdosering tijdens o.a. inspanning of door onvoldoende voedseltoevoer of door absolute overdosering.

Zie voor meer informatie over symptomen en behandeling de monografie insulinen op vergiftigingen.info.

Eigenschappen

Kortwerkend humaan insuline-analogon. Insuline verlaagt de bloedglucose, door de opname van glucose door de cellen te verhogen en de afgifte van glucose door de lever te verlagen; het bevordert de glycogeenvorming en vermindert de gluconeogenese. Daarnaast bevordert insuline de eiwitsynthese en remt het de lipolyse (regulering van de mobilisatie van vet uit depots).

Werking: binnen 15-30 min; maximaal effect na 1-3 uur; werkingsduur: 2–6 uur.

Lyumjev is op eenheidsbasis equipotent aan Humalog, maar het effect is sneller en met een kortere werkingsduur. Het middel bevat citraat en treprostinil, hulpstoffen die de absorptie van insuline lispro versnellen.

Insuline lispro Sanofi is een biosimilar van Humalog, en is hiermee in hoge mate vergelijkbaar.

Kinetische gegevens

T max s.c. ca. 30 tot 70 min.
Metabolisering vnl. in de lever en in mindere mate in de nieren en het spierweefsel, tot inactieve metabolieten.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd