Samenstelling
Kaliumchloride-glucose XGVS B. Braun Medical bv
- Toedieningsvorm
- Infusievloeistof '1,5/50' (0,15%/5%)
- Verpakkingsvorm
- 500 ml
Bevat per ml infusievloeistof: kaliumchloride 1,5 mg en glucose 50 mg. De '1,5/50' infusievloeistof bevat: kalium 20 mmol/liter en chloride 20 mmol/liter. Calorische waarde 200 kcal/liter (835 kJ/l).
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Kaliumchloride XGVS Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 74,6 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 10 ml, 20 ml
74,6 mg kaliumchloride komt overeen met 39 mg = 1 mmol kalium.
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 149 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 10 ml
149 mg kaliumchloride komt overeen met 2 mmol kalium.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Voor kaliumchloride/glucose infusievloeistof is geen advies vastgesteld over de plaats in de medicamenteuze behandeling.
Advies
Zie Hypokaliëmie op hetacuteboekje.nl voor het beleid.
Indicaties
- Bij behoefte aan zowel kalium voor het corrigeren of voorkomen van hypokaliëmie als aan glucose voor het dekken van de basisbehoefte aan energie.
Indicaties
- Preventie en behandeling van kaliumdeficiëntie en/of hypokaliëmie.
- Kaliumsuppletie als onderdeel van de parenterale voeding.
Doseringen
Corrigeren of voorkomen van hypokaliëmie:
Volwassenen:
De dosering en infusiesnelheid mede bepalen m.b.v. ECG en serumelektrolytencontrole. Richtlijn dosering voor volwassenen: de benodigde hoeveelheid kalium (K) voor het corrigeren van een matig kaliumtekort en voor het handhaven kan worden berekend met de volgende formule: aantal mmol kalium vereist = (lichaamsgewicht in kg × 0,2) × 2 × (serum K streefwaarde - serum K huidig [beide in mmol/l] ). De maximale streefwaarde is doorgaans 4,5 mmol/l. Maximale dosering kalium: 2–3 mmol/kg lichaamsgewicht/24 uur. Doorgaans niet meer dan 40 ml/kg lichaamsgewicht/dag aan vloeistof toevoeren; overweeg wanneer meer kalium nodig is ook andere sterkten of andere middelen.
Kinderen:
De dosering en infusiesnelheid mede bepalen m.b.v. ECG en serumelektrolytencontrole. Het volume en de infusiesnelheid (zie Toedieningsinformatie) zijn afhankelijk van de behoefte van de individuele patiënt. Maximale dosering kalium: 2–3 mmol/kg lichaamsgewicht/24 uur.
Ouderen: Geen dosisaanpassing nodig; wees voorzichtig bij aandoeningen als hart- of nierfalen.
Toedieningsinformatie:
- i.v. toedienen via een grote perifere of centrale ader. Om plaatselijke hyperkaliëmie te voorkomen dient bij infusie via een centrale ader de katheter zich niet in het atrium of ventrikel te bevinden.
- Richtlijn voor de toedieningssnelheid: volwassenen: max. 5 ml/kg lichaamsgewicht/uur, overeenkomend met 0,25 g glucose/kg lichaamsgewicht/uur en 0,1-0,2 mmol kalium/kg lichaamsgewicht/uur, kinderen: niet meer dan 0,5 mmol kalium/kg lichaamsgewicht/uur.
- NB. In principe dienen infusiepompen gebruikt te worden voor de infusie van kalium. De glucose-bevattende oplossing niet gelijktijdig, vóór of na toediening van bloed(producten) via dezelfde infusie-uitrusting toedienen vanwege de mogelijkheid van pseudoagglutinatie.
Doseringen
Het concentraat voor infusievloeistof vóór gebruik verdunnen tot de gebruikelijke concentratie van 20 mmol/l; doorgaans maximaal 40 mmol/l.
De verdunde en goed gehomogeniseerde oplossing langzaam i.v. toedienen op geleide van de serumkaliumconcentratie en bij een ernstige kaliumdeficiëntie onder controle van het ECG .
Preventie van hypokaliëmie
Volwassenen (incl. ouderen)
i.v. als infusie: max. 50 mmol per dag.
Behandeling van hypokaliëmie
Volwassenen (incl. ouderen)
I.v. als infusie: algemeen: individueel op geleide van de serumkaliumconcentratie en bij een ernstige kaliumdeficiëntie onder controle van een ECG, maximaal 2–3 mmol/kg lichaamsgewicht/dag. De maximale concentratie van de infusievloeistof is doorgaans 40 mmol/l. Nader gespecificeerd per mate van kaliumdeficiëntie: de maximale infusiesnelheid bij een matige kaliumdeficiëntie (kaliumconcentratie > 2,5 mmol/l) is 0,15 mmol/kg lichaamsgewicht/uur, max. 10 mmol/uur; bij een ernstige kaliumdeficiëntie (kaliumconcentratie < 2,5 mmol/l) 0,3 mmol/kg lichaamsgewicht/uur, max. 20 mmol/l . Bij een zeer ernstige kaliumdeficiëntie (kaliumconcentratie < 2,0 mmol/l) is de maximale infusiesnelheid 40 mmol/uur onder continue ECG–monitoring; maximale concentratie van de infusievloeistof is 80 mmol/l.
Kinderen
I.v. als infusie: individueel op geleide van de serumkaliumconcentratie en bij een ernstige kaliumdeficiëntie onder controle van een ECG, maximaal 2–3 mmol/kg lichaamsgewicht/dag. De concentratie van de infusievloeistof is 20–40 mmol/l; de maximale infusiesnelheid is 1 mmol/kg lichaamsgewicht/uur, max. 20 mmol/uur.
Kinderen > 1 maand
Volgens het Kinderformularium van het NKFK: doseren op geleide plasmakaliumconcentratie, maximaal 2–3 mmol/kg lichaamsgewicht/dag. Let op voor aritmieën bij te snelle infusie: maximale concentratie perifere lijn 0,08 mmol/ml, d.w.z. max. 40 mmol toevoegen aan 500 ml.
Als onderdeel van parenterale voeding
Volwassenen (incl. ouderen)
I.v. als infusie: 1–1,5 mmol/kg lichaamsgewicht/dag; maximale infusiesnelheid 0,15 mmol kalium/kg lichaamsgewicht/uur, max. 10 mmol/uur.
Kinderen < 1 maand
I.v. als infusie: aanbevolen maximale dagelijkse dosis kalium: 1e postnatale week: 0–2 mmol/kg lichaamsgewicht/dag. 1e levensmaand voorafgaand aan stabiele groei: voldragen pasgeborenen en prematuren > 1500 g: 1–3 mmol/kg lichaamsgewicht/dag; prematuren < 1500 g: 1–2 mmol/kg lichaamsgewicht/dag. 1e levensmaand met stabiele groei: voldragen pasgeborenen; 1,5–3 mmol/kg lichaamsgewicht/dag; prematuren: 2–5 mmol/kg lichaamsgewicht/dag.
Kinderen > 1 maand
I.v. als infusie: max. 3 mmol/kg lichaamsgewicht/dag.
Verminderde nierfunctie: bij een licht tot matig gestoorde nierfunctie is een lagere dosering aangewezen. Bij een ernstige nierfunctiestoornis is het gebruik gecontra-indiceerd.
Toediening
- Het concentraat eerst verdunnen met infusievloeistof (NaCl 0,9% of glucose 5%) tot de benodigde concentratie, doorgaans max. 40 mmol/l.
- Intraveneus toedienen in een grote perifere of centrale vene om het risico op sclerose te verminderen. Om plaatselijke hyperkaliëmie te voorkomen dient bij infusie via een centrale ader de katheter zich niet in het atrium of ventrikel te bevinden.
- In principe dienen infusiepompen gebruikt te worden voor de infusie van kalium.
Bijwerkingen
Lokale pijn of aderontsteking. Bij ernstige nierfunctie- of stofwisselingsstoornissen of bij te snelle of bovenmatige toediening: overhydratie, hyperglykemie, kaliumintoxicatie. Hyponatriëmie kan optreden, dit kan irreversibel hersenletsel en overlijden veroorzaken door ontwikkeling van hyponatriëmische encefalopathie (zie ook rubriek Waarschuwingen en voorzorgen).
Symptomen van hyperkaliëmie zijn: hypotensie, hartritmestoornissen, hartblok, ECG-afwijkingen (met bifasische curven), hartstilstand; paresthesieën van de extremiteiten, spier- of ademhalingsverlamming, areflexie, algehele zwakte, lusteloosheid, koude huid, grijze gelaatskleur, verwardheid, zwakte en zwaar aanvoelen van de benen.
Bijwerkingen
Infectie en/of pijn op de injectieplaats, flebitis, lokale trombose, extravasatie, hypervolemie, koorts.
Risico van hyperkaliëmie (vooral bij nier- of bijnierschorsinsufficiëntie) met als mogelijke symptomen o.a. paresthesieën van de extremiteiten, spierzwakte, verlamming, lusteloosheid, verwardheid, hypotensie, hartritmestoornissen, hartblok en hartstilstand.
Interacties
Niet met, voor of na bloed toedienen via dezelfde infusie-uitrusting, wegens kans op pseudoagglutinatie veroorzaakt door glucose in de oplossing.
Corticosteroïden kunnen de glucosetolerantie verminderen.
Wees voorzichtig bij combinatie met digoxine, met name bij het beëindigen van de kaliumtoediening omdat hypokaliëmie digoxinetoxiciteit kan veroorzaken. Hyperkaliëmie kan het effect van digoxine afzwakken.
Wees voorzichtig bij geneesmiddelen die kalium bevatten of hyperkaliëmie (en daarmee kans op hartritmestoornissen) kunnen geven, zoals kaliumsparende diuretica (bv. spironolacton, triamtereen), β-blokkers, ACE-remmers, ARB's (angiotensine-II-antagonisten), heparine, NSAID's, ciclosporine en tacrolimus.
Bij combinatie met middelen die een verhoogd vasopressine-effect geven is er kans op (acute) hyponatriëmie. Middelen die de afgifte van vasopressine stimuleren zijn bv. carbamazepine, ifosfamide, vincristine, bepaalde antipsychotica, SSRI's, narcotica, MDMA ('Exstacy'). Middelen die de werking van vasopressine versterken zijn bv. NSAID's, cyclofosfamide. Vasopressine-agonisten zijn bv. desmopressine, oxytocie, terlipressine en vasopressine.
Andere middelen die de kans op hyponatriëmie vergroten zijn diuretica in algemene zin, anti-epileptica zoals oxcarbazepine.
Interacties
In verband met een toegenomen kans op hyperkaliëmie gelijktijdig gebruik van kalium en kaliumsparende diuretica vermijden.
Hyperkaliëmie kan tevens optreden in combinatie met geneesmiddelen die de kaliumconcentratie verhogen en geneesmiddelen die kalium bevatten, zoals ACE-remmers, ARB's (angiotensine-II-antagonisten), NSAID's, ciclosporine, tacrolimus, mannitol (i.v.), heparine en oncolytica.
Een te lage serumkaliumconcentratie kan bij patiënten die digoxine gebruiken leiden tot cardiotoxiciteit; extra controle van de serumkaliumconcentratie is noodzakelijk bij staken van de kaliumtoediening.
Zwangerschap
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren onvoldoende gegevens. Er worden, o.a. omdat alle componenten van nature in het lichaam aanwezig zijn, geen teratogene effecten verwacht.
Farmacologisch effect: Bij gebruik tijdens de bevalling mogelijk foetale hyperglykemie, hyperinsulinemie en acidose, gevolgd door neonatale hypoglykemie.
Advies: Kan in normale therapeutische doseringen gebruikt worden.
Zwangerschap
Farmacologisch effect: Hyperkaliëmie en hypokaliëmie leiden o.a. tot een verminderde hartfunctie bij moeder en foetus.
Advies: Kan worden gebruikt indien de elektrolytspiegels van de moeder binnen de fysiologische grenzen blijven.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Farmacologisch effect: Toxische effecten worden niet verwacht, omdat alle componenten van nature in het lichaam aanwezig zijn.
Advies: Kan worden gebruikt.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja.
Advies: Kan worden gebruikt indien de elektrolytspiegels van de moeder binnen de binnen fysiologische grenzen blijven.
Contra-indicaties
- ernstig nierfalen met oligurie, anurie of uremie;
- hoofdtrauma (eerste 24 uur);
- acuut ischemisch cerebrovasculair accident;
- hyperhydratie;
- hyperkaliëmie;
- hyperglykemie;
- hyperchloremie.
Contra-indicaties
- ernstige nierinsufficiëntie (met oligurie, anurie);
- ziekte van Addison;
- hyperchloremie;
- hyperkaliëmie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Bepaal vooraf of de nierfunctie voldoende is. Behandeling staken bij tekenen van ontwikkeling van nierfalen.
De behandeling volgen met regelmatige controle van serumglucose, elektrolyten- en vochtbalans en periodiek ook van het ECG. Bij kinderen de elektrolyten- en vochtbalans extra nauwlettend volgen.
Hyponatriëmie: in het lichaam kan de glucose-bevattende oplossing zich uitermate hypotoon gedragen door de snelle metabolisering van glucose. Door i.v. glucose kan hypo- of hyperosmotische hyponatriëmie ontstaan, afhankelijk van de toniciteit van de oplossing, volume en snelheid van infusie, onderliggende aandoening en het vermogen om glucose te metaboliseren. In geval van niet-osmotische afgifte van vasopressine (bij acute ziekte, pijn, postoperatieve stress, hart-, lever- of nierziekten en bij blootstelling aan vasopressine-agonisten) is er een toegenomen kans op acute hyponatriëmie. Dit kan leiden tot acute hyponatriëmische encefalopatie (hersenoedeem) gekenmerkt door hoofdpijn, convulsies, lethargie, misselijkheid en braken. Patiënten met hersenoedeem hebben een extra groot risico op ernstig, irreversibel en levensbedreigend (osmotisch) hersenletsel. Kinderen, vrouwen in de vruchtbare leeftijd en patiënten met een verminderde hersenfunctie (bv. bij of ná meningitis, intracraniële bloeding, hersenschudding) hebben een extra groot risico op ernstig en levensbedreigend hersenoedeem door acute hyponatriëmie.
Wees voorzichtig bij patiënten met:
- hartziekte, zoals een voorgeschiedenis van myocardinfarct en/of hartritmestoornissen (vooral bij gebruik van digoxine, zie rubriek Interacties);
- stuwing of longoedeem;
- hypotone dehydratie;
- hyponatriëmie (cave verergering);
- glucose-intolerantie, diabetes (controleer bloedglucose);
- de ziekte van Addison (kans op hyperkaliëmie);
- bij bovenmatige weefselschade (bv. brandwonden).
Waarschuwingen en voorzorgen
Controleer regelmatig de klinische status, plasma elektrolyten, bloedglucoseconcentratie, creatinine- en ureumconcentratie en het zuur-base-evenwicht, vooral bij patiënten met gestoorde hart- en/of nierfunctie. Herhaalde metingen van plasmakaliumconcentratie zijn nodig om te bepalen of verdere infusies nodig zijn en om de ontwikkeling van hyperkaliëmie te vermijden. Tijdens de toediening zorgen voor een goede urineproductie en vochtbalans.
Wees zeer voorzichtig bij cardiale problemen (hartfalen, aritmieën, myocardinfarct) en bij een vergroot risico van hyperkaliëmie zoals bij licht tot matig gestoorde nierfunctie, acute dehydratie, uitgebreide weefselbeschadiging (bv. ernstige brandwonden, uitgebreide hemolyse, een crush-syndroom).
Overdosering
Symptomen
Verschijnselen van verstoring van de kaliumhomeostase, zoals hyperkaliëmie en hyperhydratie. Symptomen van hyperkaliëmie zijn: hypotensie, hartritmestoornissen, hartblok, ECG-afwijkingen, hartstilstand, paresthesieën van de extremiteiten, spier- of ademhalingsverlamming, areflexie, algehele zwakte, lusteloosheid, koude huid, grijze gelaatskleur, verwardheid, zwakte , zwaar aanvoelen van de benen. Als gevolg van te veel chloridetoediening: verlies van bicarbonaat, met verzurend effect.
Therapie
ECG-monitoring. Eventueel: verhoging urinestroom, natriumwaterstofcarbonaat. Eventueel insuline om de cellulaire opname van kalium te verhogen en glucose om hypoglykemie te voorkomen. Eventueel calciumgluconaat (parenteraal) om cardiotoxische effecten van kalium te neutraliseren. Voorzichtig zijn bij digoxinegebruik, omdat snelle verlaging van de kaliumspiegel de digoxine-werking kan versterken. Bij nierfalen: hemodialyse of peritoneale dialyse.
Voor meer informatie over symptomen en behandeling van een vergiftiging met kaliumchloride/glucose cq. hyperkaliëmie zie de monografie kaliumzouten op toxicologie.org.
Overdosering
Symptomen
Symptomen van hyperkaliëmie, zoals paresthesieën van de extremiteiten, algehele zwakte, lusteloosheid, verwardheid, spier- of ademhalingsverlamming, hypotensie, hartritmestoornissen, hartblok en uiteindelijk hartstilstand.
Therapie
Cardiotoxiciteit behandelen met langzame i.v.-toediening van calciumgluconaat (parenteraal) onder controle van ECG (cave: niet bij patiënten die digoxine gebruiken). De behandeling vervolgen met glucose–infuus in combinatie met insuline; tevens de eliminatie van kalium bevorderen door kationenuitwisseling, hemodialyse of peritoneale dialyse.
Voor meer informatie over symptomen en behandeling van een vergiftiging met kaliumchloride/hyperkaliëmie zie de monografie Kaliumzouten op toxicologie.org.
Eigenschappen
Kalium is essentieel voor het zuur-base evenwicht, de isotonie en de elektrodynamische eigenschappen van de cel. Kalium is noodzakelijk bij veel enzymatische reacties en bij tal van fysiologische processen, zoals spiercontractie, overdracht van zenuwimpulsen, eiwitsynthese en koolhydraatmetabolisme. Chloride speelt een belangrijke rol in de regulatie van het zuur-base-evenwicht. Glucose en derivaten ervan worden in het lichaam gebruikt voor energielevering, modificatie van eiwitten en lipiden, vorming van mucopolysacchariden en lactose, als componenten van nucleïnezuren en als conjugaten voor de uitscheiding van diverse verbindingen.
Kinetische gegevens
Metabolisering | Glucose wordt geoxideerd (tot CO2 en water, bij volledige oxidatie), of opgeslagen als glycogeen of omgezet in vet. |
Overig | Kalium wordt actief de cellen in getransporteerd, chloride wordt voornamelijk in de extracellulaire ruimte gedistribueerd. |
Eliminatie | Kalium en chloride vooral via de nieren, kleine hoeveelheden gaan verloren via de huid en het maag-darmkanaal. Na volledige oxidatie tot CO2 via de longen en als water via de nieren. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Kalium is essentieel voor het zuur-base evenwicht, de isotonie en de elektrodynamische eigenschappen van de cel. Kalium is noodzakelijk bij veel enzymatische reacties en bij tal van fysiologische processen, zoals spiercontractie, overdracht van zenuwimpulsen, eiwitsynthese en koolhydraatmetabolisme.
Kinetische gegevens
Eliminatie | vnl. met de urine, waar kalium in de distale tubulus actief tegen natrium- en waterstofionen wordt uitgewisseld. Kleine hoeveelheden kalium worden uitgescheiden via feces en zweet. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
kaliumchloride/glucose hoort bij de groep kaliumzouten.
Groepsinformatie
kaliumchloride (parenteraal) hoort bij de groep kaliumzouten.