Samenstelling
Lansoprazol
Bijlage 2
Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Capsule, maagsapresistent
- Sterkte
- 15 mg, 30 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Pariet
Bijlage 2
Janssen-Cilag bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, maagsapresistent
- Sterkte
- 20 mg
Rabeprazol
Bijlage 2
Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet, maagsapresistent
- Sterkte
- 10 mg, 20 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Maagklachten: Start bij een (eerste) episode van maagklachten empirisch met medicatie, waarbij de mate van maagzuurremming stapsgewijs wordt opgehoogd. Achtereenvolgens is dit: een antacidum (bij voorkeur algeldraat/magnesiumhydroxide) of mucosaprotectivum (sucralfaat), een H2-antagonist (bij voorkeur famotidine), een protonpompremmer (bij voorkeur omeprazol op basis van kosten). Bouw de protonpompremmer of H2-antagonist na 4 weken gebruik af.
Maagklachten bij NSAID-gebruik zonder indicatie voor preventie van maagklachten (Zie hiervoor de tekst Maagbescherming): Probeer het NSAID te staken of te vervangen; overweeg een lokale toedieningsvorm. Als dit niet mogelijk is, geef dan bij maagklachten zonder een indicatie voor maagbescherming een H2-antagonist (bij voorkeur famotidine). Geef bij onvoldoende effect of bij een indicatie voor maagbescherming een protonpompremmer (bij voorkeur omeprazol op basis van kosten).
Eradicatie: Behandel door H. pylori veroorzaakte peptische ulcera (bij een ulcus duodeni is geen positieve test nodig) gedurende 7 dagen met de combinatie van een protonpompremmer (bij voorkeur esomeprazol) en twee antibiotica (bij voorkeur amoxicilline en claritromycine). Continueer daarna gedurende 4 weken alleen de protonpompremmer. Als 2 weken na eradicatie bij blijvende klachten de test op H. pylori positief blijft, geef dan gedurende 14 dagen een antibioticakuur met een hogere dosis amoxicilline en met metronidazol i.p.v. claritromycine.
Endoscopische bevindingen: Geef bij een endoscopisch aangetoonde oesofagitis graad A en B een protonpompremmer (bij voorkeur omeprazol op basis van kosten) gedurende 8 weken en bouw deze vervolgens af. Bij H. pylori-negatieve ulcera en H. pylori-negatieve erosieve gastritis of bulbitis is de behandelduur 4 weken. Bij oesofagitis graad C en D is het gebruik van een protonpompremmer levenslang.
Afbouwen: Halveer de dosis van de protonpompremmer of H2-antagonist wekelijks tot de halve standaarddosis, staak vervolgens na één week helemaal. Dus bij gebruik van de standaarddosis 1 week de dosering halveren en daarna stoppen. Adviseer bij klachten tijdens of na afbouwen zo nodig gedurende max. drie weken een antacidum of mucosaprotectivum. Geef bij hinderlijke of recidiverende klachten een H2-antagonist en staak deze na één maand; probeer bij klachten uit te komen met een antacidum.
Maagbescherming: Bij gebruik van NSAID’s en laaggedoseerde salicylaten (zonder maagklachten) is preventief maagbescherming geïndiceerd bij patiënten met risicofactoren voor maagschade. Geef als maagbeschermer een protonpompremmer, bij voorkeur omeprazol.
Aan de vergoeding van esomeprazol zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.
Advies
Maagklachten: Start bij een (eerste) episode van maagklachten empirisch met medicatie, waarbij de mate van maagzuurremming stapsgewijs wordt opgehoogd. Achtereenvolgens is dit: een antacidum (bij voorkeur algeldraat/magnesiumhydroxide) of mucosaprotectivum (sucralfaat), een H2-antagonist (bij voorkeur famotidine), een protonpompremmer (bij voorkeur omeprazol op basis van kosten). Bouw de protonpompremmer of H2-antagonist na 4 weken gebruik af.
Eradicatie: Behandel door H. pylori veroorzaakte peptische ulcera (bij een ulcus duodeni is geen positieve test nodig) gedurende 7 dagen met de combinatie van een protonpompremmer (bij voorkeur esomeprazol) en twee antibiotica (bij voorkeur amoxicilline en claritromycine). Continueer daarna gedurende 4 weken alleen de protonpompremmer. Als 2 weken na eradicatie bij blijvende klachten de test op H. pylori positief blijft, geef dan gedurende 14 dagen een antibioticakuur met een hogere dosis amoxicilline en met metronidazol i.p.v. claritromycine.
Endoscopische bevindingen: Geef bij een endoscopisch aangetoonde oesofagitis graad A en B een protonpompremmer (bij voorkeur omeprazol op basis van kosten) gedurende 8 weken en bouw deze vervolgens af. Bij H. pylori-negatieve ulcera en H. pylori-negatieve erosieve gastritis of bulbitis is de behandelduur 4 weken. Bij oesofagitis graad C en D is het gebruik van een protonpompremmer levenslang.
Afbouwen: Halveer de dosis van de protonpompremmer of H2-antagonist wekelijks tot de halve standaarddosis, staak vervolgens na één week helemaal. Dus bij gebruik van de standaarddosis 1 week de dosering halveren en daarna stoppen. Adviseer bij klachten tijdens of na afbouwen zo nodig gedurende max. drie weken een antacidum of mucosaprotectivum. Geef bij hinderlijke of recidiverende klachten een H2-antagonist en staak deze na één maand; probeer bij klachten uit te komen met een antacidum.
Aan de vergoeding van rabeprazol zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.
Indicaties
Bij volwassenen:
- Behandeling van ulcus ventriculi en ulcus duodeni;
- Behandeling en profylaxe van reflux-oesofagitis;
- Symptomatische gastro-oesofageale reflux;
- Behandeling van NSAID-gerelateerde ulcera bij voortgezet NSAID-gebruik;
- Preventie van NSAID-gerelateerde ulcera bij risicopatiënten (bv. leeftijd > 65 jaar, maag-darmzweren in de anamnese) bij voortgezet gebruik;
- Eradicatie van H. pylori in combinatie met antibacteriële middelen;
- Zollinger-Ellisonsyndroom.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Behandeling van ulcus duodeni;
- Behandeling van ulcus ventriculi;
- Behandeling van reflux-oesofagitis;
- Recidiefprofylaxe van reflux-oesofagitis;
- Behandeling van gastro-oesofagale reflux;
- Eradicatie van H. pylori bij ulcus pepticum, in combinatie met antibiotica;
- Zollinger-Ellisonsyndroom.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Behandeling van ulcus duodeni, ulcus ventriculi, reflux-oesofagitis en NSAID-gerelateerd ulcus pepticum
Volwassenen
30 mg 1×/dag; bij ulcus duodeni is 2 weken behandelen in het algemeen voldoende, zo nodig nog 2 weken voortzetten; bij ulcus ventriculi, reflux-oesofagitis en NSAID-gerelateerd ulcus pepticum 4 weken behandelen, zo nodig nog 4 weken voortzetten. In geval van NSAID-gerelateerd ulcus pepticum is bij risicopatiënten of moeilijk genezende zweren een langere behandelperiode of hogere dosering aangewezen.
Behandeling van symptomatische gastro-oesofageale reflux
Volwassenen
15–30 mg 1×/dag gedurende 4 weken, eventueel de dosering individueel aanpassen. Bij onvoldoende effect na 4 weken gebruik van 30 mg is verder onderzoek aanbevolen.
Preventie van NSAID-gerelateerde peptische ulcera bij risico-patiënten of van reflux-oesofagitis
Volwassenen
15 mg 1×/dag; zo nodig tijdelijk verhogen tot 30 mg 1×/dag.
Eradicatie van Helicobacter pylori
Volwassenen
(In combinatie met antibiotica): 2×/dag gedurende 7 dagen: 30 mg lansoprazol + 500 mg claritromycine + 1000 mg amoxicilline óf 30 mg lansoprazol + 500 mg claritromycine + 500 mg metronidazol.
Zollinger-Ellisonsyndroom
Volwassenen
De initiële dosis is 60 mg 1×/dag; individueel aanpassen, doseringen tot maximaal 180 mg zijn gebruikt. Een dosering hoger dan 120 mg per dag in 2 doses innemen.
Bij een matig tot ernstig verminderde leverfunctie de dagelijkse dosering halveren. Zie voor het doseeradvies van Stichting Health Base bij levercirrose de webpagina protonpompremmers op geneesmiddelenbijlevercirrose.nl.
Verminderde nierfunctie: een dosisaanpassing is niet noodzakelijk.
Ouderen: vanwege een verminderde klaring is de maximale dagelijkse dosering in het algemeen 30 mg.
Pas bij CYP2C19-polymorfisme zonodig de dosering of het middel aan in overleg met de apotheker.
Toediening
- De capsules heel met water innemen, ten minste 30 minuten vóór het ontbijt; bij inname 2×/dag de capsule ook minstens 30 minuten vóór het avondeten innemen.
- Bij slikproblemen: de capsule kan opengemaakt worden en de korreltjes kunnen vermengd worden met een kleine hoeveelheid vloeistof ( bv. water, appel- of tomatensap) of gestrooid worden op een kleine hoeveelheid zacht voedsel (bv. yoghurt, appelmoes).
- Bij toediening via een nasogastrische sonde: de inhoud van de capsule kan vermengd worden met 40 ml appelsap. Na vermengen het geneesmiddel gelijk toedienen.
Doseringen
Een langdurige behandeling (vooral > 1 j.) regelmatig beoordelen.
Ulcus duodeni
Volwassenen (incl. ouderen)
20 mg 1×/dag gedurende 4 weken; zo nodig verlengen met nog 4 weken.
Ulcus ventriculi
Volwassenen (incl. ouderen)
20 mg 1×/dag gedurende 6 weken; zo nodig verlengen met nog 6 weken.
Reflux-oesofagitis
Volwassenen (incl. ouderen)
20 mg 1×/dag gedurende 4–8 weken. Onderhoudsdosering ter preventie van recidieven 10-20 mg 1× per dag.
Behandeling van gastro-oesofagale reflux
Volwassenen (incl. ouderen)
10 mg 1×/dag. Indien na 4 weken behandelen geen duidelijke verbetering is opgetreden, is nader onderzoek aangewezen. Nadat de symptomen verdwenen zijn zo nodig 10 mg 1×/dag indien klachten optreden ('on demand').
Eradicatietherapie H. pylori
Volwassenen (incl. ouderen)
gedurende 1 week: 20 mg rabeprazol 2×/dag + claritromycine 500 mg 2×/dag + amoxicilline 1 g 2×/dag.
Zollinger-Ellisonsyndroom
Volwassenen (incl. ouderen)
Aanbevolen begindosering: 60 mg 1×/dag; hierna individueel aanpassen, maximaal 120 mg per dag, de behandeling voortzetten zolang dit klinisch noodzakelijk is. Doseringen > 100 mg per dag in 2 doses toedienen.
Nierfunctiestoornis: geen aanpassing van de dosering nodig.
Leverfunctiestoornis: volgens de fabrikant is een aanpassing van de dosering niet noodzakelijk. Wees voorzichtig bij een ernstig verminderde leverfunctie vanwege onvoldoende gegevens. Zie voor het doseeradvies van Stichting Health Base bij levercirrose de webpagina protonpompremmers op geneesmiddelenbijlevercirrose.nl.
Toediening: De tablet niet kauwen of verpulveren maar in zijn geheel innemen. Bij inname 1× per dag: 's ochtends voor het ontbijt innemen.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): hoofdpijn, duizeligheid. Misselijkheid, diarree, buikpijn, constipatie, braken, winderigheid, droge mond of keel, benigne maagpoliepen. Stijging van leverenzymwaarden. Netelroos, jeuk, huiduitslag. Vermoeidheid.
Soms (0,1-1%): trombocytopenie, eosinofilie, leukopenie. Depressie. Artralgie, myalgie, fracturen van heup, pols of wervel. Oedeem.
Zelden (0,01-0,1%): anemie. Slapeloosheid, hallucinaties, verwardheid. Rusteloosheid, vertigo, paresthesie, slaperigheid, rillingen. Visusstoornis. Glossitis, oesofageale candidiase, pancreatitis, smaakstoornis. Hepatitis, geelzucht. Petechiën, purpura, haaruitval, erythema multiforme, fotosensibilisatie. Tubulo-interstitiële nefritis (met mogelijke ontwikkeling tot nierfalen). Gynaecomastie, koorts. Hyperhidrose. Angio-oedeem, anorexia, erectiestoornis.
Zeer zelden (< 0,01%): agranulocytose, pancytopenie. Colitis, stomatitis. Stevens-Johnsonsyndroom (SJS), toxische epidermale necrolyse (TEN). Anafylactische shock. Toename vetstofwisselingswaarden, hyponatriëmie.
Verder zijn gemeld: visuele hallucinaties, hypomagnesiëmie, hypocalciëmie, hypokaliëmie, subacute cutane lupus erythematodes (SCLE), geneesmiddelenreactie met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS).
Bij opvallend meer of ernstiger bijwerkingen kan sprake zijn van een CYP2C19-polymorfisme.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): infectie. Slapeloosheid. Hoofdpijn, duizeligheid. Hoest, faryngitis, rinitis. Diarree, misselijkheid, braken, buikpijn, obstipatie, flatulentie, benigne fundic-gland poliepen. (Rug)pijn. Asthenie, op griep gelijkend syndroom.
Soms (0,1-1%): nervositeit. Slaperigheid. Bronchitis, sinusitis. Dyspepsie, droge mond, oprispingen. Huiduitslag, erytheem. Spierpijn, beenkramp, gewrichtspijn, heup-, pols- en wervelkolomfracturen. Urineweginfectie. Pijn op de borst, rillingen, koorts. Stijging van leverenzymwaarden.
Zelden (0,01-0,1%): neutropenie, leukopenie, trombocytopenie, leukocytose. Acute allergische reacties (zwelling van het gezicht, hypotensie en dyspneu). Anorexie. Depressie. Visusstoornis. Gastritis, stomatitis, smaakstoornis. Hepatitis, geelzucht, hepatische encefalopathie (bij patiënten met onderliggende cirrose). Jeuk, overmatig transpireren, bulleuze reacties. Tubulo-interstitiële nefritis (kan leiden tot nierinsufficiëntie). Gewichtstoename.
Zeer zelden (< 0,01%): erythema multiforme, toxische epidermale necrolyse, Stevens-Johnsonsyndroom.
Verder zijn gemeld: subacute cutane lupus erythematodes (SCLE). Microscopische colitis. Hyponatriëmie, hypomagnesiëmie. Verwardheid. Perifeer oedeem. Gynaecomastie.
Interacties
Gelijktijdige toediening met HIV-proteaseremmers waarvan de absorptie afhankelijk is van de pH van de maag (zoals atazanavir) wordt afgeraden vanwege aanzienlijke vermindering van de biologische beschikbaarheid van de HIV-proteaseremmer.
Doordat protonpompremmers de pH in de maag verhogen, kan de absorptie van andere geneesmiddelen toenemen of afnemen (bv. van itraconazol, ketoconazol).
Lansoprazol kan de plasmaconcentratie van CYP3A4-substraten verhogen.
Gelijktijdige toediening van antacida geeft een significante vermindering van de biologische beschikbaarheid van lansoprazol; daarom bij gelijktijdig gebruik deze middelen met een uur tussenruimte innemen.
Lansoprazol kan de theofyllineklaring sterk doen toenemen; controleer extra de theofylline-plasmaspiegel.
Gelijktijdige toediening met tacrolimus verhoogt de blootstelling aan tacrolimus, controle van de plasmaconcentratie van tacrolimus is aanbevolen.
Gelijktijdige toediening van digoxine kan leiden tot verhoogde spiegels van digoxine in plasma waardoor extra controle en eventuele aanpassing van de digoxine-dosering nodig is.
In combinatie met digoxine of diuretica de magnesiumspiegel controleren.
Lansoprazol kan de orale absorptie van vitamine B12 (cyanocobalamine) reduceren als gevolg van hypo- of achloorhydrie.
Protonpompremmers kunnen in combinatie met methotrexaat de spiegels van methotrexaat verhogen en de werkingsduur ervan verlengen; dit kan leiden tot toxische verschijnselen van methotrexaat; overweeg tijdelijk stoppen met de protonpompremmer bij gebruik van een hoge dosis methotrexaat.
Bij gelijktijdige toediening van fluvoxamine (CYP2C19-remmer) verviervoudigt de plasmaconcentratie van lansoprazol, overweeg een lagere dosering.
Enzyminduceerders van CYP2C19 en CYP3A4, zoals rifampicine en sint-janskruid, kunnen de plasmaconcentraties van lansoprazol aanzienlijk verminderen.
Interacties
Vanwege vermindering van de biologische beschikbaarheid van atazanavir wordt combinatie met atazanavir ontraden.
Door verhoging van de pH in de maag kan de absorptie en werkzaamheid van een aantal stoffen afnemen (cefuroxim, posaconazol, ketoconazol, itraconazol, atazanavir, dasatinib, erlotinib, cyanocobalamine); de combinatie met erlotinib en posaconazol vermijden.
De absorptie van digoxine kan toenemen in combinatie met rabeprazol; zeker bij hoge doses rabeprazol bij ouderen digoxine–spiegels vaker controleren.
Protonpompremmers kunnen in combinatie met (vooral hoge dosering) methotrexaat de spiegels van methotrexaat verhogen en de werkingsduur ervan verlengen; dit kan leiden tot toxische verschijnselen van methotrexaat; overweeg tijdelijk stoppen met de protonpompremmer bij gebruik van hoge doses methotrexaat.
Rabeprazol kan de orale absorptie van vitamine B12 (cyanocobalamine) reduceren als gevolg van hypo- of achloorhydrie.
Zwangerschap
Teratogenese: Ruime ervaring met het gebruik van lansoprazol tijdens de zwangerschap laat geen schadelijke effecten zien.
Advies: Kan veilig worden gebruikt.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: protonpompremmers zijn instabiel in het zure milieu van de maag van de zuigeling en zullen waarschijnlijk snel worden afgebroken.
Advies: Gebruik is gecontra–indiceerd.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja (bij dieren); bij de mens, onbekend.
Farmacologisch effect: protonpompremmers zijn instabiel in het zure milieu van de maag van de zuigeling en zullen waarschijnlijk snel worden afgebroken.
Advies: Gebruik van dit middel of het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, bij dieren.
Advies: Het gebruik van dit middel of het geven van borstvoeding is gecontra–indiceerd.
Contra-indicaties
Zie voor contra-indicaties de rubrieken Zwangerschap en Lactatie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Protonpompremmers worden geassocieerd met zeer zeldzame gevallen van subacute cutane lupus erythematodes (SCLE). Indien laesies optreden, vooral bij aan zonlicht blootgestelde huid én bij gepaardgaande gewrichtspijn, dient men direct medische hulp te zoeken en te overwegen om de behandeling te staken. Bij SCLE na behandeling met een protonpompremmer kan het risico op SCLE na gebruik van een andere protonpompremmer verhoogd zijn.
Informeer over symptomen van ernstige huidreacties (SJS, TEN, DRESS) en controleer op het optreden hiervan. Staak de behandeling direct bij het optreden van een ernstige huidreactie.
Sluit een maligne aandoening uit bij alarmsymptomen zoals fors onbedoeld gewichtsverlies, veelvuldig braken, dysfagie, hematemese of melena). Lansoprazol kan de symptomen van maagcarcinoom maskeren.
Bij verminderde leverfunctie is regelmatige controle aangewezen en kan een dosisaanpassing noodzakelijk zijn, zie ook rubriek Dosering.
Protonpompremmers vermeerderen de kans op gastro-intestinale bacteriële infecties, bijvoorbeeld door Salmonella, Campylobacter en Clostridioides difficile.
Bij langdurig gebruik van protonpompremmers kan ernstige hypomagnesiëmie optreden. Wees alert op tekenen van hypomagnesiëmie zoals tetanie, vermoeidheid, delier, convulsies, duizeligheid en ventriculaire aritmieën. Overweeg regelmatige controle van de magnesiumspiegel bij combinatie met digoxine of andere middelen die de magnesiumspiegel kunnen verlagen (zoals diuretica). Hypomagnesiëmie kan leiden tot hypocalciëmie en hypokaliëmie.
Als gevolg van hypo- of achloorhydrie kan de gastrinespiegelwaarde verdubbelen en de absorptie van vitamine B12 verminderen. Bij langdurig gebruik is het advies om regelmatig te controleren.
Protonpompremmers vermeerderen mogelijk de kans op fracturen, met name bij ouderen of bij aanwezigheid van andere risicofactoren.
Een langdurige behandeling (vooral > 1 jaar) regelmatig beoordelen.
Indien bij langdurig gebruik (> 1 j.) oogklachten optreden, een oogarts raadplegen.
Bij optreden van ernstige of aanhoudende diarree overwegen de behandeling te staken, vanwege de mogelijkheid van een colitis.
Staak de behandeling bij vermoeden van acute tubulo-interstitiële nefritis (TIN).
Ten minste 5 dagen voor chromogranine A-metingen de behandeling met lansoprazol tijdelijk staken. Als de CgA- en gastrinespiegel na 5 dagen niet is genormaliseerd, deze 14 dagen na staken met esomeprazol opnieuw bepalen.
Gebruik bij kinderen wordt afgeraden wegens de beperkte hoeveelheid gegevens; niet gebruiken bij kinderen jonger dan 1 jaar.
Waarschuwingen en voorzorgen
Kruisovergevoeligheid met andere gesubstitueerde benzimidazolen kan niet worden uitgesloten.
Maligniteiten: Bij alarmsymptomen zoals fors onbedoeld gewichtsverlies, veelvuldig braken, dysfagie, hematemese of melena) een maligne aandoening uitsluiten. Rabeprazol kan de symptomen van maag- of slokdarmcarcinoom maskeren.
Subacute cutane lupus erythematodes (SCLE): Protonpompremmers worden geassocieerd met zeer zeldzame gevallen van SCLE. Indien laesies optreden, vooral bij aan zonlicht blootgestelde huid én bij gepaardgaande gewrichtspijn, dient men direct medische hulp te zoeken en te overwegen om de behandeling te staken. Bij SCLE na behandeling met een protonpompremmer kan het risico op SCLE na gebruik van een andere protonpompremmer verhoogd zijn.
Acute tubulo-interstitiële nefritis (TIN): Bij het vermoeden van TIN rabeprazol direct staken en een gepaste behandeling starten. TIN kan zich op elk moment tijdens de behandeling voordoen.
Bacteriële infecties: Protonpompremmers kunnen de kans op gastro-intestinale bacteriële infecties door bijvoorbeeld Salmonella spp., Campylobacter en Clostridioides difficile vergroten.
Hypomagnesiëmie: Bij langdurig gebruik van protonpompremmers kan ernstige hypomagnesiëmie optreden. Wees alert op tekenen van hypomagnesiëmie zoals tetanie, vermoeidheid, delier, convulsies, duizeligheid en ventriculaire aritmieën. Overweeg regelmatige controle van de magnesiumspiegel bij combinatie met digoxine of andere middelen die de magnesiumspiegel kunnen verlagen (zoals diuretica).
Vitamine-B12: Tevens kunnen de waarden van de gastrinespiegel verdubbelen en kan de absorptie van vitamine B12 verminderen als gevolg van hypo- of achloorhydrie. Bij langdurig gebruik is het advies om regelmatig te controleren.
Fracturen: Protonpompremmers vermeerderen mogelijk de kans op fracturen, met name bij ouderen of bij aanwezigheid van andere risicofactoren.
Chromogranine A (CgA): De behandeling met rabeprazol tijdelijk stopzetten gedurende ten minste 5 dagen voor CgA-metingen. Als de CgA- en gastrinespiegel na 5 dagen niet is genormaliseerd, deze 14 dagen na stoppen met rabeprazol opnieuw bepalen.
Onderzoeksgegevens: Wees voorzichtig bij ernstig gestoorde leverfunctie vanwege onvoldoende gegevens. Er zijn onvoldoende gegevens over werkzaamheid en veiligheid bij kinderen.
Overdosering
Zie voor symptomen en behandeling de monografie op vergiftigingen.info.
Overdosering
Zie voor symptomen en/of behandeling de monografie op Vergiftigingen.info.
Eigenschappen
Gesubstitueerd benzimidazolderivaat. Remt selectief het maagzuurproducerende enzym H+/K+-ATP-ase (de zogenaamde protonpomp) in de pariëtale cel van de maag (mucosa). Zowel de basale als de gestimuleerde maagzuursecretie wordt (dosisafhankelijk) geremd. Werkingsduur: 24 uur.
Kinetische gegevens
Resorptie | snel. |
F | 80–90%; verminderd met ca. 50% bij inname met voedsel. |
T max | 1,5–2 uur. De max. plasmaspiegel neemt sterk toe bij een leverfunctiestoornis. |
Eiwitbinding | 97%. |
Metabolisering | in de lever tot inactieve metabolieten. Het metabolisme verloopt voornamelijk via CYP2C19, in mindere mate via CYP3A4. |
Eliminatie | vnl. met de feces, ca. 33% met de urine. Lansoprazol wordt niet significant verwijderd door hemodialyse. |
T 1/2el | 1–2 uur, bij gestoorde leverfunctie of hoge leeftijd langer. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Gesubstitueerd benzimidazolderivaat. Remt selectief het maagzuurproducerende enzym H+/K+-ATP-ase (de zgn. protonpomp) in de pariëtale cel van de maagmucosa. In de pariëtale cel vindt omzetting plaats in de actieve sulfonamidevorm. Zowel de basale als de gestimuleerde maagzuursecretie wordt (dosisafhankelijk) geremd. Het effect van protonpompremmers bij de eradicatie van Helicobacter pylori berust waarschijnlijk op een verhoging van de lokale pH, waardoor de effectiviteit van antibiotica toeneemt. Het secretieremmend effect begint binnen 1 uur en houdt maximaal 48 uur aan.
Kinetische gegevens
Resorptie | snel, in de dunne darm. |
F | ca. 52%, met name vanwege first-pass-effect. |
T max | ca. 3,5 uur. |
Eiwitbinding | ca. 97%. |
Metabolisering | vrijwel volledig door de lever (via de iso-enzymen CYP3A4 en CYP2C19) tot voornamelijk inactieve metabolieten. |
Eliminatie | ca. 90% als metabolieten met de urine, de rest met de feces. Rabeprazol kan niet makkelijk worden gedialyseerd. |
T 1/2el | ca. 1 uur, verlengd bij gestoorde leverfunctie (tot ca. 12 uur). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
lansoprazol hoort bij de groep protonpompremmers.
Groepsinformatie
rabeprazol hoort bij de groep protonpompremmers.