Samenstelling
Trajenta
Bijlage 2
Boehringer Ingelheim bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 5 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Onglyza
(als hydrochloride)
Bijlage 2
AstraZeneca bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 2,5 mg, 5 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Bij de behandeling van diabetes mellitus type 2 komt bloedglucoseverlagende medicatie in aanmerking, indien geen goede bloedglucoseregulatie wordt bereikt met het aanpassen van de leefstijl. Voor patiënten zonder zeer hoog risico op hart- en vaatziekten is metformine eerste keus bij de medicamenteuze behandeling. Bij onvoldoende resultaat kan een kortwerkend sulfonylureumderivaat (voorkeur gliclazide) worden toegevoegd. De volgende stap conform de NHG-Standaard is (toevoeging van) insulinetherapie, of als alternatief een DPP4-remmer of GLP1-agonist. Bij patiënten met een zeer hoog risico op hart- en vaatziekten, blijkend uit een voorgeschiedenis van hart- of vaatziekte, chronische nierschade en/of systolisch hartfalen, is een SGLT2-remmer eerste keus (alternatief GLP1-agonist). Voeg bij onvoldoende effect eerst metformine toe en vervolgens een GLP1-agonist.
Aan de vergoeding van linagliptine zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.
Advies
Bij de behandeling van diabetes mellitus type 2 komt bloedglucoseverlagende medicatie in aanmerking, indien geen goede bloedglucoseregulatie wordt bereikt met het aanpassen van de leefstijl. Voor patiënten zonder zeer hoog risico op hart- en vaatziekten is metformine eerste keus bij de medicamenteuze behandeling. Bij onvoldoende resultaat kan een kortwerkend sulfonylureumderivaat (voorkeur gliclazide) worden toegevoegd. De volgende stap conform de NHG-Standaard is (toevoeging van) insulinetherapie, of als alternatief een DPP4-remmer of GLP1-agonist. Bij patiënten met een zeer hoog risico op hart- en vaatziekten, blijkend uit een voorgeschiedenis van hart- of vaatziekte, chronische nierschade en/of systolisch hartfalen, is een SGLT2-remmer eerste keus (alternatief GLP1-agonist). Voeg bij onvoldoende effect eerst metformine toe en vervolgens een GLP1-agonist.
Behandeling met saxagliptine wordt afgeraden, vanwege een mogelijk verhoogde kans op ziekenhuisopname in verband met hartfalen.
Aan de vergoeding van saxagliptine zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.
Indicaties
Diabetes mellitus type 2 bij volwassenen, als aanvulling op dieet en lichaamsbeweging, om de glykemische controle te verbeteren:
- als monotherapie indien metformine ongeschikt is vanwege contra-indicatie of intolerantie;
- in combinatie met andere bloedglucoseverlagende middelen, waaronder insuline, indien deze middelen geen adequate glykemische controle geven.
Gerelateerde informatie
Indicaties
Diabetes mellitus type 2 bij volwassenen, als aanvulling op dieet en lichaamsbeweging, om de bloedglucoseregulatie te verbeteren:
- als monotherapie indien metformine niet geschikt is vanwege contra-indicatie of intolerantie;
- in combinatie met andere bloedglucoseverlagende middelen, met inbegrip van insuline, wanneer deze geen adequate verbetering van de bloedglucoseregulatie geven.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Diabetes mellitus type 2
Volwassenen (incl. ouderen)
5 mg 1×/dag. Indien toegevoegd aan metformine, de dosering van metformine niet veranderen en linagliptine gelijktijdig met metformine innemen. In combinatie met een sulfonylureumderivaat of met insuline: overweeg een lagere dosis sulfonylureumderivaat of insuline te geven, om de kans op hypoglykemie te verminderen.
Bij verminderde nier- of leverfunctie is geen dosisaanpassing nodig.
Bij vergeten van een dosis, deze innemen zodra eraan wordt gedacht, echter géén dubbele dosis op dezelfde dag innemen.
Doseringen
Diabetes mellitus type 2
Volwassenen (incl. ouderen)
5 mg 1×/dag. In combinatie met een sulfonylureumderivaat of met insuline kan een lagere dosering van resp. het sulfonylureumderivaat of de insuline nodig zijn om de kans op hypoglykemie te verminderen.
Verminderde nierfunctie: bij een creatinineklaring ≥ 45 ml/min is geen dosisaanpassing nodig. Bij een creatinineklaring < 45 ml/min: 2,5 mg 1×/dag. Niet aanbevolen bij eindstadium nierziekte (ESRD), waarbij hemodialyse is vereist.
Verminderde leverfunctie: bij milde tot matige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 5–9) is geen dosisaanpassing nodig. Bij ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 10–15) wordt volgens de fabrikant gebruik niet aanbevolen. Zie voor het advies van Stichting Health Base bij levercirrose met een Child-Pughscore van 10-15 de webpagina DPP4-remmers op geneesmiddelenbijlevercirrose.nl.
Bij vergeten van een dosis, deze innemen zodra eraan wordt gedacht, echter géén dubbele dosis op dezelfde dag innemen.
De tablet niet breken of delen.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hypoglykemie (in combinatie met een sulfonylureumderivaat).
Vaak (1-10%): stijging lipasewaarde.
Soms (0,1-1%): nasofaryngitis, hoesten. Overgevoeligheid (bv. bronchiale hyperreactiviteit). Huiduitslag. Obstipatie (in combinatie met insuline). Stijging amylasewaarde.
Zelden (0,01-0,1%): acute pancreatitis. Bulleus pemfigoïd, angio-oedeem, urticaria.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): in combinatie met een sulfonylureumderivaat (glibenclamide): hypoglykemie.
Vaak (1-10%): bovensteluchtweginfectie, urineweginfectie, gastro-enteritis, sinusitis. Hoofdpijn, duizeligheid, vermoeidheid. Misselijkheid, braken, buikpijn, diarree. Huiduitslag. In combinatie met metformine: nasofaryngitis, dyspepsie, gastritis, spierpijn. In combinatie met pioglitazon: perifeer oedeem. In combinatie met metformine plus een sulfonylureumderivaat: flatulentie.
Soms (0,1-1%): overgevoeligheidsreacties, acute pancreatitis. Dermatitis, urticaria, jeuk. In combinatie met metformine: gewrichtspijn, erectiestoornis. In combinatie met een sulfonylureumderivaat (glibenclamide): dyslipidemie, hypertriglyceridemie.
Zelden (0,01-0,1%): angio-oedeem, anafylactische reacties en anafylactische shock.
Verder zijn gemeld: obstipatie. Bulleus pemfigoïd.
Interacties
Bij gelijktijdige toediening van sterke Pgp-inductoren zoals rifampicine is de werkzaamheid van linagliptine mogelijk niet volledig.
Interacties
Er zijn van dit middel geen klinisch relevante interacties bekend.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Gebruik ontraden.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren bij zeer hoge doses schadelijk gebleken (verminderde botvorming).
Advies: Gebruik ontraden.
Lactatie
Overgang in moedermelk: Onbekend bij de mens. Ja, bij dieren.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend (bij de mens), ja (bij dieren).
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
- Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
- Ernstige overgevoeligheidsreacties in de voorgeschiedenis na gebruik van een DPP4-remmer.
Waarschuwingen en voorzorgen
Wees voorzichtig bij een voorgeschiedenis van pancreatitis. Bij vermoeden van pancreatitis, met als kenmerkend symptoom aanhoudende, ernstige buikpijn, de behandeling met linagliptine staken. Bij bevestiging van de diagnose acute pancreatitis, de behandeling niet opnieuw beginnen.
Bij verdenking op bulleus pemfigoïd, de behandeling staken.
Bij mensen met leverinsufficiëntie is het gebruik niet klinisch onderzocht.
Behandel kinderen niet met linagliptine. In klinisch onderzoek bij kinderen van 10-17 jaar is geen werkzaamheid aangetoond.
Waarschuwingen en voorzorgen
Vóór instelling therapie en periodiek daarna de nierfunctie controleren. Vanwege onvoldoende gegevens wordt het gebruik bij eindstadium nierziekte (ESRD), waarbij nierdialyse is vereist en bij ernstige leverfunctiestoornis niet aanbevolen. Wees voorzichtig bij matige leverfunctiestoornis.
Tijdens de behandeling controleren op huidaandoeningen zoals blaarvorming, ulceratie of uitslag (in lijn met de standaard diabeteszorg).
Gevallen van bulleus pemfigoïd, waarvoor hospitalisatie nodig was, zijn gemeld. Bij ontstaan van blaren of erosies en vermoeden van bulleus pemfigoïd, de behandeling met saxagliptine onderbreken en verwijzing naar een dermatoloog overwegen.
Bij vermoeden van een ernstige overgevoeligheidsreactie het gebruik staken en een alternatieve behandeling instellen.
Wees voorzichtig bij een voorgeschiedenis van pancreatitis. Bij vermoeden van pancreatitis (met als kenmerkend symptoom aanhoudende, ernstige buikpijn) de behandeling met saxagliptine staken. Bij bevestiging van de diagnose acute pancreatitis, de behandeling niet opnieuw beginnen.
Bij gebruik van DPP4-remmers kan (ernstige) gewrichtspijn optreden; overweeg staken van de behandeling in geval van ernstige gewrichtspijn.
Wees voorzichtig bij een voorgeschiedenis van hartfalen; in onderzoek is een kleine toename in ziekenhuisopnamen als gevolg van hartfalen waargenomen tijdens gebruik van saxagliptine.
Het werkzaamheids- en veiligheidsprofiel van saxagliptine is niet vastgesteld bij verlaagde immunocompetentie (orgaantransplantatie, aids).
Behandel kinderen niet met saxagliptine. In klinisch onderzoek bij kinderen van 10-17 jaar is geen werkzaamheid aangetoond.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met linagliptine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met saxagliptine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Selectieve remmer van dipeptidylpeptidase 4 (DPP-4). Voorkomt hydrolyse van incretinehormonen door het enzym DPP-4. Hierdoor stijgen de plasmaconcentraties van de actieve vorm van GLP-1 (glucagon-like-peptide-1) en GIP (glucose-afhankelijke insulinotrope polypeptide). Door deze toename van GLP-1 en GIP wordt de insulineafgifte verhoogd en de glucagonconcentratie verlaagd op glucoseafhankelijke wijze. Dit leidt bij diabetes mellitus type 2 tot een lager HbA1c-gehalte en lagere nuchtere en postprandiale glucosewaarden.
Kinetische gegevens
F | ca. 30%. |
T max | 1,5 uur. |
V d | 15,9 l/kg. |
Eliminatie | ca. 95% met de feces en ca. 5% met de urine. |
T 1/2el | > 100 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Selectieve remmer van dipeptidylpeptidase 4 (DPP-4). Voorkomt hydrolyse van incretinehormonen door het enzym DPP-4. Hierdoor stijgen de plasmaconcentraties van de actieve vorm van GLP-1 (glucagon-like-peptide-1) en GIP (glucose-afhankelijke insulinotrope polypeptide). Door deze toename van GLP-1 en GIP verhoogt de insulineafgifte en verlaagt de glucagonconcentratie op glucoseafhankelijke wijze. Dit leidt bij diabetes mellitus type 2 tot een lager HbA1c-gehalte en lagere nuchtere en postprandiale glucosewaarden. Werkingsduur: 24 uur.
Kinetische gegevens
T max | 2 uur, 4 uur (belangrijkste metaboliet). |
Metabolisering | vnl. door CYP3A4/5 tot o.a. een half zo werkzame actieve metaboliet. |
Eliminatie | ca. 75% met de urine (24% onveranderd) en 22% met de feces. |
T 1/2el | 2,5 uur (3,1 uur belangrijkste metaboliet). |
Overig | kan door hemodialyse uit de circulatie worden verwijderd (23% van de dosis gedurende 4 uur). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
linagliptine hoort bij de groep DPP4-remmers.
Groepsinformatie
saxagliptine hoort bij de groep DPP4-remmers.