Samenstelling
Lorazepam
Bijlage 2
Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 4 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 1 ml
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 0,5 mg, 1 mg, 2,5 mg
Lorazepam FNA XGVS Formularium der Nederlandse Apothekers
- Toedieningsvorm
- Drank
- Sterkte
- 1 mg/ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Dormicum
(als maleaat)
Bijlage 2
Cheplapharm Arzneimittel GmbH
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 7,5 mg, 15 mg
Dormicum (als hydrochloride) Cheplapharm Arzneimittel GmbH
- Toedieningsvorm
- Oplossing voor injectie, infusie of rectaal gebruik
- Sterkte
- 5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 3 ml, 10 ml
Midazolam infusie-/injectievloeistof (als hydrochloride) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Infusie-/injectievloeistof
- Sterkte
- 1 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 5 ml, flacon 50 ml, wegwerpspuit 5 ml
- Toedieningsvorm
- Infusie-/injectievloeistof
- Sterkte
- 2 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 50 ml
- Toedieningsvorm
- Infusie-/injectievloeistof
- Sterkte
- 5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 1 ml, 3 ml, 10 ml
Midazolam neusspray (als hydrochloride) Doorgeleverde bereiding
- Toedieningsvorm
- Neusspray
- Sterkte
- 0,5 mg/dosis, 1,25 mg/dosis, 2,5 mg/dosis
Midazolam oromucosaal (als hydrochloride) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Oplossing voor oromucosaal gebruik
- Sterkte
- 5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit 0,5 ml, 1 ml, 1,5 ml, 2 ml
Ozalin XGVS Primex Pharmaceuticals OY
- Toedieningsvorm
- Drank
- Sterkte
- 2 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 5 ml
Drank in verpakking voor eenmalig gebruik, 'unit dose'.
Senozam EuroCept bv
- Toedieningsvorm
- Oplossing voor infusie
- Sterkte
- 5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- zak 100 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Bij een angststoornis met een geringe ziektelast volstaan voorlichting en zelfhulpadviezen. Bij onvoldoende effect daarvan of bij ernstige ziektelast zijn cognitieve gedragstherapie, een antidepressivum of beide aangewezen. Er is een lichte voorkeur voor SSRI’s boven serotonerge TCA’s vanwege een geringere kans op ernstige bijwerkingen. Bij sociale fobie komen TCA’s niet in aanmerking. Na herstel van de angststoornis is begeleiding bij het stoppen van het antidepressivum en terugvalpreventie belangrijk. Bij examenangst/plankenkoorts kan incidenteel propranolol gegeven worden.
Indien de antidepressiva en cognitieve gedragstherapie niet voldoende effectief zijn, hebben benzodiazepinen een beperkte plaats in de onderhoudsbehandeling van sociale angststoornissen en paniekstoornissen. Daarnaast kunnen benzodiazepinen bij de start van een behandeling met antidepressiva kortdurend worden toegevoegd (maximaal 2–4 weken) om de initieel toenemende angst op te vangen.
De behandeling van slapeloosheid is vooral niet-medicamenteus. Voor een geneesmiddel is alleen plaats in uitzonderingsgevallen, zoals bij acute ernstige slapeloosheid of ernstig disfunctioneren overdag, en dan alleen kortdurend gedurende enkele nachten. De voorkeur gaat uit naar een kortwerkende benzodiazepine-agonist: lormetazepam, temazepam, zolpidem of zopiclon. Met deze middelen bestaat ruime ervaring en bij gebruik in lage dosering is er weinig kans op nawerking de volgende dag.
Offlabel: (dreigende) Status epilepticus: Geef bij een epileptisch insult dat langer dan vijf minuten duurt midazolam nasaal, oromucosaal of intramusculair. Herhaal dit wanneer er vijf minuten na toediening nog symptomen zijn en verwijs met spoed naar de tweedelijnszorg. Diazepam rectiole is tweede keus bij volwassenen en een gelijkwaardig alternatief bij kinderen, en kan voor beide groepen in de thuissituatie soms eerste keus zijn als noodmedicatie. Overweeg in de tweede lijn bij voortdurende convulsieve status epilepticus indien deze niet met een benzodiazepine is onderdrukt: fenytoïne, offlabel valproïnezuur of offlabel levetiracetam (alle intraveneus).
Offlabel: Geef bij langdurig problematisch alcoholgebruik thiaminesuppletie. Behandel matige tot ernstige alcoholonthoudingsverschijnselen met een benzodiazepine, bij voorkeur met lorazepam (offlabel). Terugvalpreventie bestaat uit psychosociale begeleiding, eventueel medicamenteus ondersteund met acamprosaat, disulfiram (voorkeur), of naltrexon bij het doel alcoholabstinentie, of nalmefeen of naltrexon bij het doel minder drinken.
Behandel een acute alcoholintoxicatie volgens het lokale ziekenhuisprotocol.
Bij matig-ernstige onthoudingsverschijnselen bij ouderen of patiënten met een verminderde leverfunctie, heeft naast lorazepam ook oxazepam de voorkeur.
Offlabel: De behandeling van een delier bestaat vooral uit het borgen van een veilige omgeving en het behandelen van de oorzaak (uitlokkende factor). Behandel een alcoholonthoudingsdelier met een benzodiazepine. Voeg haloperidol toe indien het delier persisteert of bij agitatie en perceptuele stoornissen. Behandel somatisch zieke patiënten met een alcoholonthoudingsdelier in eerste instantie met haloperidol en voeg een benzodiazepine toe ter behandeling van de autonome hyperactiviteit als uiting van alcoholonthouding.
Offlabel: Delier bij de ziekte van Parkinson/'Lewy body' dementie: De behandeling van een delier bestaat vooral uit het borgen van een veilige omgeving en het behandelen van de oorzaak (uitlokkende factor). Wanneer deze primaire behandeling onvoldoende effect heeft op symptomen als angst, hallucinaties en motorische onrust kan bij de ziekte van Parkinson (na indien mogelijk staken of verlagen van de antiparkinsonmedicatie) of ‘Lewy body’-dementie in (overleg met) de tweedelijnszorg clozapine (offlabel) of quetiapine (offlabel) overwogen worden. Overweeg bij blijvende onrust een benzodiazepine toe te voegen, bij voorkeur lorazepam oraal of indien nodig parenteraal (offlabel), óf midazolam i.m. of nasaal (offlabel; voorkeur in crisissituaties als orale toediening niet mogelijk is).
Offlabel: Delier, zonder parkinson of 'Lewy body'-dementie: De behandeling van een delier bestaat primair uit het borgen van een veilige omgeving en het behandelen van de oorzaak (uitlokkende factor). Wanneer deze primaire behandeling onvoldoende effect heeft op symptomen als angst, hallucinaties en motorische onrust, overweeg haloperidol ondanks de beperkte wetenschappelijke onderbouwing. Tweede keus is risperidon (offlabel). Overweeg in crisissituaties kortdurend een hogere dosis haloperidol. Overweeg bij blijvende onrust een benzodiazepine toe te voegen, bij voorkeur lorazepam oraal of indien nodig parenteraal (offlabel), óf midazolam i.m. of nasaal (offlabel; voorkeur in crisissituaties als orale toediening niet mogelijk is).
Offlabel: Geef bij een psychose zonder agitatie een antipsychoticum op basis van oorzaak van de psychose, effectiviteit, bijwerkingen en toedieningsvorm (voorkeur olanzapine bij schizofreniespectrum).
Geef een benzodiazepine als agitatie de overhand heeft. Indien dit niet mogelijk is, geef (als noodmedicatie) de combinatie haloperidol en promethazine.
Tβherapieresistente psychose kan, na gebruik van achtereenvolgens twee verschillende antipsychotica, met clozapine worden behandeld. Hierbij zijn intensieve controles geïndiceerd, zoals leukocytencontrole vanwege de kans op agranulocytose. Zie voor meer informatie het NHG-Standpunt Herhalen gespecialiseerde ggz-medicatie en de bijlage Voorzorgen bij patiënten die clozapine gebruiken.
Offlabel: Een multifactoriële aanpak gericht op de behoeften van de individuele patiënt en mantelzorger is vereist bij de behandeling van dementie. Het voorschrijven van cholinesteraseremmers of memantine heeft een beperkte plaats en is bij de meeste patiënten niet effectief.
Bij lichte tot matige Alzheimer-dementie kan in de tweedelijnszorg een proefbehandeling met cholinesteraseremmers overwogen worden, volgens het behandelprotocol. Bij patiënten met ernstige Alzheimer-dementie kan in de tweedelijnszorg eventueel een proefbehandeling met memantine overwogen worden. Bij ‘Lewy body’-dementie of Parkinson-dementie met neuropsychiatrische symptomen heeft, indien medicamenteus behandeld wordt, de cholinesteraseremmer rivastigmine de voorkeur. Overweeg bij onvoldoende effect clozapine.
Probleemgedrag bij dementie vereist een methodische aanpak; consulteer hierbij laagdrempelig een specialist ouderengeneeskunde of een ouderenpsychiater.
In een crisissituatie bij dementie is het soms nodig kortdurend antipsychotica toe te dienen. Bij heftige agitatie, angst of agressie bij dementie, heeft kortdurende medicamenteuze behandeling een plaats indien de patiënt ondanks de-escalerende technieken onderzoek of behandeling weigert en hiermee zichzelf of zijn omgeving schade berokkent. In crisissituaties zonder psychotisch gedrag komt een kortwerkende benzodiazepine (lorazepam) in aanmerking. In crisissituaties met psychotisch gedrag heeft haloperidol de voorkeur (niet bij ‘Lewy body’-dementie en de ziekte van Parkinson).
Aan de vergoeding van lorazepam zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.
Advies
De behandeling van slapeloosheid is vooral niet-medicamenteus. Voor een geneesmiddel is alleen plaats in uitzonderingsgevallen, zoals bij acute ernstige slapeloosheid of ernstig disfunctioneren overdag, en dan alleen kortdurend gedurende enkele nachten. De voorkeur gaat uit naar een kortwerkende benzodiazepine-agonist: lormetazepam, temazepam, zolpidem of zopiclon. Met deze middelen bestaat ruime ervaring en bij gebruik in lage dosering is er weinig kans op nawerking de volgende dag.
(dreigende) Status epilepticus: Geef bij een epileptisch insult dat langer dan vijf minuten duurt midazolam nasaal (offlabel), oromucosaal of intramusculair (offlabel). Herhaal dit wanneer er vijf minuten na toediening nog symptomen zijn en verwijs met spoed naar de tweedelijnszorg. Diazepam rectiole is tweede keus bij volwassenen en een gelijkwaardig alternatief bij kinderen, en kan voor beide groepen in de thuissituatie soms eerste keus zijn als noodmedicatie. Overweeg in de tweede lijn bij voortdurende convulsieve status epilepticus indien deze niet met een benzodiazepine is onderdrukt: fenytoïne, offlabel valproïnezuur of offlabel levetiracetam (alle intraveneus).
Offlabel: De meeste koortsconvulsies zijn goedaardig en stoppen vanzelf. Coupeer een koortsconvulsie met diazepam rectiole of midazolam oromucosaal/nasaal/intramusculair. Een recept voor diazepam rectiole kan ter geruststelling als noodmedicatie worden meegegeven voor behandeling van een recidief koortsconvulsie. Preventief gebruik van antipyretica of diazepam is niet effectief in het voorkomen van een koortsconvulsie en wordt afgeraden.
Offlabel: Geef bij langdurig problematisch alcoholgebruik thiaminesuppletie. Behandel matige tot ernstige alcoholonthoudingsverschijnselen met een benzodiazepine, bij voorkeur met lorazepam (offlabel). Terugvalpreventie bestaat uit psychosociale begeleiding, eventueel medicamenteus ondersteund met acamprosaat, disulfiram (voorkeur), of naltrexon bij het doel alcoholabstinentie, of nalmefeen of naltrexon bij het doel minder drinken.
Behandel een acute alcoholintoxicatie volgens het lokale ziekenhuisprotocol.
Overweeg midazolam (offlabel) nasaal, buccaal of intramusculair, in uitzonderlijke gevallen van het alcoholonthoudingssyndroom waarbij acute sedatie nodig is of orale medicatie niet mogelijk is.
Offlabel: Geef bij een psychose zonder agitatie een antipsychoticum op basis van oorzaak van de psychose, effectiviteit, bijwerkingen en toedieningsvorm (voorkeur olanzapine bij schizofreniespectrum).
Geef een benzodiazepine als agitatie de overhand heeft. Indien dit niet mogelijk is, geef (als noodmedicatie) de combinatie haloperidol en promethazine.
Therapieresistente psychose kan, na gebruik van achtereenvolgens twee verschillende antipsychotica, met clozapine worden behandeld. Hierbij zijn intensieve controles geïndiceerd, zoals leukocytencontrole vanwege de kans op agranulocytose. Zie voor meer informatie het NHG-Standpunt Herhalen gespecialiseerde ggz-medicatie en de bijlage 'Voorzorgen bij patiënten die clozapine gebruiken' die op die pagina is te downloaden.
Offlabel: Een multifactoriële aanpak gericht op de behoeften van de individuele patiënt en mantelzorger is vereist bij de behandeling van dementie. Het voorschrijven van cholinesteraseremmers of memantine heeft een beperkte plaats en is bij de meeste patiënten niet effectief.
Bij lichte tot matige Alzheimer-dementie kan in de tweedelijnszorg een proefbehandeling met cholinesteraseremmers overwogen worden, volgens het behandelprotocol. Bij patiënten met ernstige Alzheimer-dementie kan in de tweedelijnszorg eventueel een proefbehandeling met memantine overwogen worden. Bij ‘Lewy body’-dementie of Parkinson-dementie met neuropsychiatrische symptomen heeft, indien medicamenteus behandeld wordt, de cholinesteraseremmer rivastigmine de voorkeur. Overweeg bij onvoldoende effect clozapine.
Probleemgedrag bij dementie vereist een methodische aanpak; consulteer hierbij laagdrempelig een specialist ouderengeneeskunde of een ouderenpsychiater.
In een crisissituatie bij dementie is het soms nodig kortdurend antipsychotica toe te dienen. Bij heftige agitatie, angst of agressie bij dementie, heeft kortdurende medicamenteuze behandeling een plaats indien de patiënt ondanks de-escalerende technieken onderzoek of behandeling weigert en hiermee zichzelf of zijn omgeving schade berokkent. In crisissituaties zonder psychotisch gedrag komt een kortwerkende benzodiazepine (lorazepam) in aanmerking. In crisissituaties met psychotisch gedrag heeft haloperidol de voorkeur (niet bij ‘Lewy body’-dementie en de ziekte van Parkinson).
Bij agressie of ernstige agitatie zonder psychotisch gedrag bij dementie: Als bij acute agressie of ernstige agitatie zonder psychotisch gedrag bij dementie oraal lorazepam niet mogelijk is, komt midazolam i.m. of nasaal in aanmerking.
De behandeling van een delier bestaat vooral uit het borgen van een veilige omgeving en het behandelen van de oorzaak (uitlokkende factor). Behandel een alcoholonthoudingsdelier met een benzodiazepine. Voeg haloperidol toe indien het delier persisteert of bij agitatie en perceptuele stoornissen. Behandel somatisch zieke patiënten met een alcoholonthoudingsdelier in eerste instantie met haloperidol en voeg een benzodiazepine toe ter behandeling van de autonome hyperactiviteit als uiting van alcoholonthouding.
Offlabel: Delier bij de ziekte van Parkinson/'Lewy body' dementie: De behandeling van een delier bestaat vooral uit het borgen van een veilige omgeving en het behandelen van de oorzaak (uitlokkende factor). Wanneer deze primaire behandeling onvoldoende effect heeft op symptomen als angst, hallucinaties en motorische onrust kan bij de ziekte van Parkinson (na indien mogelijk staken of verlagen van de antiparkinsonmedicatie) of ‘Lewy body’-dementie in (overleg met) de tweedelijnszorg clozapine (offlabel) of quetiapine (offlabel) overwogen worden. Overweeg bij blijvende onrust een benzodiazepine toe te voegen, bij voorkeur lorazepam oraal of indien nodig parenteraal (offlabel), óf midazolam i.m. of nasaal (offlabel; voorkeur in crisissituaties als orale toediening niet mogelijk is).
Offlabel: Delier, zonder parkinson of 'Lewy body'-dementie: De behandeling van een delier bestaat primair uit het borgen van een veilige omgeving en het behandelen van de oorzaak (uitlokkende factor). Wanneer deze primaire behandeling onvoldoende effect heeft op symptomen als angst, hallucinaties en motorische onrust, overweeg haloperidol ondanks de beperkte wetenschappelijke onderbouwing. Tweede keus is risperidon (offlabel). Overweeg in crisissituaties kortdurend een hogere dosis haloperidol. Overweeg bij blijvende onrust een benzodiazepine toe te voegen, bij voorkeur lorazepam oraal of indien nodig parenteraal (offlabel), óf midazolam i.m. of nasaal (offlabel; voorkeur in crisissituaties als orale toediening niet mogelijk is).
Aan de vergoeding van midazolam zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.
Indicaties
Oraal
- Kortdurende symptomatische behandeling van pathologische angst, spanning
- Kortdurende symptomatische behandeling van een slaapstoornis die ernstig is, invaliderend is of ernstig lijden veroorzaakt.
- Sommige fabrikanten: premedicatie bij operatieve ingreep.
- Offlabel: (matig-)ernstige alcoholonthoudingsverschijnselen, alcoholonthoudingsdelier.
- Offlabel: delier.
- Offlabel: ernstige agitatie bij psychose, delier of dementie in crisissituaties indien niet-farmacologische behandelingen hebben gefaald en de kans bestaat dat patiënt een gevaar voor zichzelf of een ander vormt.
Parenteraal
- Symptomatische behandeling van pathologische angst en spanning als orale medicatie niet mogelijk is.
- Premedicatie bij operatieve ingreep.
- Offlabel: status epilepticus.
Gerelateerde informatie
Indicaties
Tablet
- Kortdurende behandeling van ernstige slaapstoornissen, die het normale functioneren verstoren of waaronder ernstig geleden wordt.
Drank
- Als mild sedativum vóór therapeutische of diagnostische ingreep bij kinderen vanaf 6 maanden met gerelateerde angst, onrust of agitatie;
- Premedicatie voor anesthesie.
Oromucosale oplossing
- Langdurige, acute convulsieve aanvallen (status epilepticus) bij kinderen ≥ 3 maanden gediagnosticeerd met epilepsie.
Injectie-/infusievloeistof
- Anesthesie: premedicatie, inleiding en als sedatieve component bij gecombineerde anesthesie;
- Sedatie op intensive care;
- 'Conscious sedation': vóór en tijdens diagnostische of therapeutische ingrepen met of zonder lokale anesthesie;
- Offlabel: ernstige agitatie bij psychose, delier of dementie in crisissituaties, indien niet-farmacologische behandelingen hebben gefaald en de kans bestaat dat patiënt een gevaar voor zichzelf of een ander vormt;
- Offlabel: koortsconvulsies bij kinderen, indien diazepam onvoldoende effectief of niet geschikt is;
- Offlabel: palliatieve sedatie;
- Offlabel: (dreigende) status epilepticus;
- Offlabel: alcoholonthoudingsverschijnselen, indien onmiddellijke werking is vereist of orale medicatie niet mogelijk is.
Neusspray
-
Offlabel: (dreigende) status epilepticus.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Angst en spanning
Volwassenen
Oraal: begindosering 0,5 mg 2–3×/dag.
Onderhoudsdosering 1 mg 2–3×/dag.
Verminderde nier- of leverfunctie; Bij een nier- of leverfunctiestoornis: halveer de dosis. Gebruik is gecontra-indiceerd bij ernstige leverfunctiestoornis.
Ouderen
Bij oudere of verzwakte patiënten: halveer de dosis.
Kinderen 6–18 jaar
Oraal: kortdurend gebruiken en zo laag mogelijk doseren; volgens het Kinderformularium van het NKFK zijn de doseergegevens: 0,02–0,1 mg/kg/dag in 2–3 doses.
Bij ernstige angsttoestanden (psychiatrie)
Volwassenen
Oraal begindosering 1,25 mg 2–3×/dag.
Onderhoudsdosering 2,5 mg 2–3×/dag.
Parenteraal: 0,05 mg/kg lichaamsgewicht, veelal 2–4 mg i.v. of i.m. (i.v. verdient de voorkeur); indien noodzakelijk na 2 uur herhalen.
Verminderde nier- of leverfunctie: Bij lichte tot matige nier- of leverfunctiestoornis is de startdosis 0,05 mg/kg i.v. of i.m., max. 2 mg.
Ouderen
2 mg i.v. of i.m. is gewoonlijk voldoende, tenzij een grote mate van sedatie en/of geheugenverlies gewenst is.
Slaapstoornissen
Volwassenen
Oraal: 1–2 mg vóór het slapen gaan.
Verminderde nier- of leverfunctie; Bij een nier- of leverfunctiestoornis: 0,5–1 mg voor het slapen gaan. Gebruik is gecontra-indiceerd bij ernstige leverfunctiestoornis.
Ouderen
Bij oudere of verzwakte patiënten: 0,5–1 mg voor het slapen gaan.
Premedicatie
Volwassenen
I.v.: 0,044 mg/kg 15–20 min voor de operatieve ingreep; max. 4 mg, patiënten > 50 jaar mogen max. 2 mg.
I.m.: 0,05 mg/kg ten minste 2 uur voor de operatieve ingreep, max. 4 mg.
Oraal: 2-4 mg 1-2 uur voor de ingreep.
Bij lokale anesthesie of diagnostische procedures kan het middel gelijktijdig worden gebruikt met een analgeticum.
Bij ernstige respiratoire- of cardiovasculaire aandoeningen: verminder de dosis.
Verminderde nier- of leverfunctie: Bij een nier- of leverfunctiestoornis: verminder de dosis. Gebruik is gecontra-indiceerd bij ernstige leverfunctiestoornis.
Ouderen
Bij oudere of verzwakte patiënten: halveer de dosis.
Offlabel: alcoholonthoudingsverschijnselen
Volwassenen
Volgens de NHG-Standaard Problematisch alcoholgebruik (2014): oraal: lorazepam 1 mg 3×/dag, indien nodig verhogen naar 2,5 mg 3×/dag.
Verminderde leverfunctie: Bij een leverfunctiestoornis: 1 mg 3×/dag.
Start met afbouwen bij voldoende onderdrukking van de onthoudingsverschijnselen (doorgaans na 2 dagen): verlaag de dosering elke 2 dagen met 1 tablet.
Ouderen
1 mg 3×/dag.
Offlabel: alcoholonthoudingsdelier bij ouderen
Ouderen
Volgens de NHG-Standaard Delier (2014): oraal, i.m. of i.v.: 0,5–2 mg per 2 uur op geleide van de symptomen.
Offlabel: delier
Volwassenen
Volgens de NHG-Standaard Delier (2014): oraal, i.m. of i.v.: 0,5–2 mg per 2 uur op geleide van de symptomen, als toevoeging aan haloperidol. Lorazepam als eerste afbouwen als de patiënt weer tot rust komt.
Offlabel: ernstige agitatie bij psychose, delier ,of bij dementie in crisissituaties
Volwassenen
Volgens de NHG-Behandelrichtlijn Geneesmiddelen en zuurstof in spoedeisende situaties (2020): Oraal: 1-2 mg of 1,25-2,5 mg.
Kinderen > 12 jaar
Volgens de NHG-Behandelrichtlijn Geneesmiddelen en zuurstof in spoedeisende situaties (2020): Oraal: 0,5-1 mg (0,02-0,1 mg/kg/dag in 2-3 doses).
Offlabel: status epilepticus
Volwassenen
Volgens de NVN-richtlijn zijn de doseergegevens: i.v.: 4 mg in een bolus, zo nodig 1× herhalen.
Kinderen ≥ 1 maand
Volgens het Kinderformularium van het NKFK zijn de doseergegevens: i.v.: 0,05–0,1 mg/kg/dosis in een bolus. Max: 4 mg/dosis.
Afbouwen: Bij langdurig gebruik de behandeling geleidelijk staken.
Toediening: tabletten innemen met een ruime hoeveelheid water.
Doseringen
Bij dit geneesmiddel wordt (tevens) gedoseerd op geleide van de bloedspiegel; zie voor meer informatie hierover op tdm-monografie.org/midazolam.
Slaapstoornissen
Volwassenen
Oraal: 7,5–15 mg per dag, innemen vlak vóór het slapen gaan, mits patiënt daarop volgend verzekerd is van minimaal 7–8 uur ongestoorde slaap. Starten met 7,5 mg. Maximaal 2 weken (exclusief afbouwen) gebruiken.
Bij ouderen en verzwakte patiënten: 7,5 mg per dag, indien nodig een lagere dosering overwegen.
Bij lichte tot matige leverfunctiestoornis: max. 7,5 mg per dag. Gecontra-indiceerd bij ernstige leverfunctiestoornis.
Bij ernstige nierfunctiestoornis: max. 7,5 mg per dag. Sedatieve effecten kunnen versterkt zijn en langer aanhouden, mogelijk met klinisch relevante onderdrukking van het cardiorespiratoire systeem.
Bij chronische respiratoire insufficiëntie (vanwege de kans op ademhalingsdepressie) lager dan gewoonlijk doseren.
Milde sedatie voorafgaand aan een therapeutische of diagnostische ingreep (gepaard met angst, onrust of agitatie)
Kinderen > 6 maanden
Oraal: 0,25 mg/kg (drank) als enkelvoudige dosis ca. 30 min vóór de inleiding van de anesthesie; max. 20 mg per keer. Er zijn geen gegevens beschikbaar over herhaalde toediening.
Premedicatie anesthesie
Volwassenen
I.v.: 1–2 mg herhaaldelijk toegediend; i.m. 0,07–0,1 mg/kg (gebruikelijk is 5 mg) 20–60 min voor inleiding van de anesthesie in combinatie met een anticholinergicum en/of een analgeticum.
Ouderen (≥ 60 jaar), verzwakten en chronisch zieken
i.v.-startdosis 0,5 mg, vervolgens indien nodig langzaam optitreren; i.m. 0,025–0,05 mg/kg (gebruikelijk is 2–3 mg); bij gebruik van narcotica de dosering midazolam verlagen.
Kinderen > 6 maanden
Rectaal: 0,3–0,5 mg/kg 15–30 min vóór de inleiding van de anesthesie.
In uitzonderlijke gevallen (omdat toediening pijnlijk is): i.m. 0,08–0,2 mg/kg 15–30 min vóór de inleiding van de anesthesie.
Oraal: 0,25 mg/kg (drank) als enkelvoudige dosis ca. 30 min vóór de inleiding van de anesthesie; max. 20 mg per keer. Er zijn geen gegevens beschikbaar over herhaalde toediening.
Inleiding van anesthesie
Volwassenen
I.v. (behalve Senozam): 0,15–0,2 mg/kg (zonder premedicatie 0,3–0,35 mg/kg); bij ouderen, verzwakten en chronisch zieken: i.v. 0,05–0,15 mg/kg (zonder premedicatie 0,15–0,3 mg/kg). In resistente gevallen max. 0,6 mg/kg gebruiken. Elke stap van max. 5 mg in 20–30 s injecteren, met tussenpozen van 2 minuten tussen opeenvolgende stappen.
Sedatieve component bij gecombineerde anesthesie
Volwassenen
I.v.: via intermitterende doses van 0,03–0,1 mg/kg of continu infuus van 0,03–0,1 mg/kg/uur; bij ouderen, verzwakten of chronisch zieken lager doseren.
'Conscious sedation'
Volwassenen < 60 jaar en kinderen > 12 jaar
I.v.: 2–2,5 mg langzaam (1 mg in 30 s) 5–10 min vóór de ingreep, indien nodig aanvullende doses van 1 mg geven tot in totaal 3,5–7,5 mg.
Ouderen, verzwakten en chronisch zieken
lagere begindosering van i.v. 0,5–1 mg; indien nodig vervolgdoses van 0,5–1 mg zeer langzaam en voorzichtig titreren, een totale dosis van 3,5 mg is in het algemeen voldoende.
Kinderen 6–12 jaar
I.v.: startdosis 0,025–0,05 mg/kg (langzaam in 2–3 min, vervolgens 2–5 minuten wachten alvorens te beginnen met de ingreep of voordat een dosis wordt herhaald), een totale dosis tot 0,4 mg/kg kan nodig zijn, max. 10 mg. Rectaal 0,3–0,5 mg/kg in een dosis.
Kinderen ½–5 jaar
I.v.: startdosis 0,05–0,1 mg/kg (langzaam in 2–3 min, vervolgens 2–5 minuten wachten alvorens te beginnen met de ingreep of voordat een dosis wordt herhaald), een totale dosis tot 0,6 mg/kg kan nodig zijn, max. 6 mg. Rectaal: 0,3–0,5 mg/kg. Senozam alleen gebruiken bij een leeftijd vanaf 2 jaar.
Kinderen: 1–15 jaar
(In uitzonderlijke gevallen) i.m. 0,05–0,15 mg/kg, een totale dosis > 10 mg is gewoonlijk niet nodig. Senozam alleen gebruiken bij een leeftijd vanaf 2 jaar.
Sedatie op de intensive care
Volwassenen
I.v.: oplaaddosis 0,03–0,3 mg/kg langzaam toedienen, elke stap van 1–2,5 mg in 20–30 s toedienen met tussenpozen van 2 min; onderhoudsdosering: 0,03–0,2 mg/kg/uur. Bij hypovolemie, vasoconstrictie, hypothermie en hypotensie lager doseren of oplaaddosis achterwege laten. Bij langdurige sedatie kan als gevolg van gewenning een hogere dosis nodig zijn.
Kinderen > 6 maanden
I.v.: oplaaddosis 0,05–0,2 mg/kg in 2–3 min; onderhoudsdosis 0,06–0,12 mg/kg/uur. Indien nodig kan de infusiesnelheid met 25% verhoogd of verlaagd worden.
Neonaten > 32 weken zwangerschapsduur en kinderen ≤ 6 maanden
I.v.: infuus 0,06 mg/kg/uur. Senozam niet gebruiken bij neonaten (< 28 dagen oud) en preterme zuigelingen.
Neonaten ≤ 32 weken zwangerschapsduur
I.v. (behalve Senozam): infuus 0,03 mg/kg/uur. Gebruik langer dan 14 dagen wordt niet door klinisch onderzoek onderbouwd.
Offlabel: ernstige agitatie bij psychose, delier of bij dementie in crisissituaties
Volwassenen
Volgens de NHG-behandelrichtlijn Geneesmiddelen en zuurstof in spoedeisende situaties zijn de doseergegvens: i.m. 5–10 mg, zo nodig 1× herhalen óf nasaal (MAD): 5 mg (= 1 ml injectievloeistof) in elk neusgat, zo nodig 1× herhalen óf nasaal (neusspray) 10 mg (4 sprays van 2,5 mg/dosis); zo nodig 1× herhalen. Pas op voor ademdepressie.
Kinderen ≥ 12 jaar
Volgens de NHG-behandelrichtlijn Geneesmiddelen en zuurstof in spoedeisende situaties zijn de doseergegvens: i.m. of nasaal (neusspray) 0,1 mg/kg lichaamsgewicht (max. 5 mg), zo nodig na 5 minuten 1× herhalen. Pas op voor ademdepressie.
Offabel: koortsconvulsies
Kinderen
Volgens de NHG-richtlijn Kinderen met koorts zijn de doseergegevens: i.m. of oromucosaal: 0.2 mg/kg lichaamsgewicht per keer, max. 10 mg per keer, zo nodig na 5 minuten éénmalig herhalen.
Offlabel: palliatieve sedatie
Volwassenen
Bolus toediening: S.c.: bij aanvang 10 mg, zo nodig iedere 2 uur 5 mg. Continue toediening: S.c. of i.v.: startdosering: 1,5–2,5 mg/uur. Bij onvoldoende effect na minstens 4 uur de dosis met 50% ophogen, altijd in combinatie met een bolus van 5 mg s.c. Bij doseringen > 20 mg/uur de behandeling combineren met levomepromazine. Bij onvoldoende effect de behandeling staken.
Bij risicofactoren voor versterkte sedatie (leeftijd > 60 jaar, gewicht < 60 kg, ernstige nier- of leverfunctiestoornis, sterk verlaagd serumalbumine, en/of comedicatie): een lagere startdosis (0,5–1,5 mg/uur) en langer ophogingsinterval (6–8 uur) hanteren.
Offlabel: (dreigende) status epilepticus
Volwassenen
Volgens de NVN-richtlijn zijn de doseergegevens: I.v.: 5 mg, zo nodig 1× herhalen. I.m., oromucosaal (injectievloeistof) of nasaal (neusspray): 10 mg.
Kinderen ≥ 3 maanden
Oromucosaal: Volgens de fabrikant: Bij kinderen 3–6 maanden (in het ziekenhuis): 2,5 mg; 0,5–1 jaar: 2,5 mg; 1–5 jaar: 5 mg; 5–10 jaar: 7,5 mg; 10–18 jaar: 10 mg. Ouders mogen slechts één enkele dosis toedienen; als de aanval niet binnen 10 minuten na toediening van midazolam stopt, moet spoedeisende medische hulp worden gezocht, de lege wegwerpspuit moet ter informatie meegenomen worden. Een herhalingsdosis na 10 minuten resulteert in een significante verhoging van de C max; na 30 en 60 minuten is deze stijging minder uitgesproken.
Kinderen > 1 maand
Volgens de NVN-richtlijn zijn de doseergegevens: I.m., oromucosaal (injectievloeistof) of nasaal (neusspray): 0,2–0,25 mg/kg éénmalig. Max. 10 mg. Zo nodig 1× herhalen. Beide doseringen opgeteld max. 0,5 mg/kg of 10 mg in totaal.
Volgens het Kinderformularium van het NKFK zijn de doseergegevens:
Oromucosaal: 1–3 mnd.: In het ziekenhuis: 0,2 mg/kg lichaamsgewicht éénmalig. Zo nodig 1× herhalen na 5 min. 3–6 mnd.: In het ziekenhuis: 2,5 mg/dosis éénmalig. Zo nodig 1× herhalen na 5 min. 6–12 mnd.: 2,5 mg/dosis éénmalig. Zo nodig 1 × herhalen na 5 min. 1–5 jaar: 5 mg/dosis éénmalig Zo nodig 1× herhalen na 5 min. 5–10 jaar: 7,5 mg/dosis éénmalig Zo nodig 1 × herhalen na 5 min. 10–18 jaar: 10 mg/dosis éénmalig Zo nodig 1× herhalen na 5 min.
Nasaal: 0,2 mg/kg lichaamsgewicht éénmalig, max. 10 mg/dosis. Zo nodig 1× herhalen na 5 min. Voor een lichaamsgewicht van 2,5–5 kg is dit 0,5 mg; voor 5–7,5 kg is dit 1 mg; voor 7,5–10 kg is dit 1,5 mg; voor 10–12,5 kg is dit 2 mg; voor 12,5–25 kg is dit 2,5 mg; voor 25–37,5 kg is dit 5 mg; voor 37,5–50 kg is dit 7,5 mg; voor > 50 kg is dit 10 mg.
I.v.: 0,1 mg/kg lichaamsgewicht éénmalig. Max. 5 mg/dosis. Zo nodig 1× herhalen na 5 min. Indien insult persisteert (30–90 min): Oplaaddosis: 0,1 mg/kg gevolgd door een continu infuus 0,1 mg/kg/uur. Verhoog de toedieningssnelheid iedere 5 min met 0,1 mg/kg/uur totdat de status onder controle is. Max 1 mg/kg/uur. Geef bij iedere dosisverhoging ook opnieuw een bolusdosering van 0,1 mg/kg.
Prematuren < 36 weken, tot een postnatale leeftijd van 8 weken
Volgens het Kinderformularium van het NKFK zijn de doseergegevens:
Oplaaddosering: i.v. 0,05 mg/kg/dosis in een bolus.
Onderhoudsdosering: i.v. 0,05–0,3 mg/kg/uur als continu infuus. Ophogen in stappen van 0,05 mg/kg/uur. Voor iedere ophoging eerst een extra oplaaddosis geven. Indien aanvalsvrij: één keer per 24 uur afbouwen met 0,05 mg/kg/uur. Prematuren hebben een verminderde klaring en mogelijk hoger risico op hypotensie en verminderde cerebrale perfusie.
Prematuren ≥ 36 weken met hypothermie
Volgens het Kinderformularium van het NKFK zijn de doseergegevens:
Oplaaddosering: i.v. 0,05 mg/kg/dosis in een bolus.
Onderhoudsdosering: i.v. 0,05–0,1 mg/kg/uur als continu infuus gedurende max. 24 uur. Voor de ophoging eerst een extra oplaaddosis geven.
Prematuren ≥ 36 weken zonder hypothermie
Volgens het Kinderformularium van het NKFK zijn de doseergegevens:
Oplaaddosering: i.v. 0,1 mg/kg/dosis in een bolus.
Onderhoudsdosering: i.v. 0,1–0,3 mg/kg/uur als continu infuus. Ophogen in stappen van 0,1 mg/kg/uur. Voor iedere ophoging eerst een extra oplaaddosis geven. Indien aanvalsvrij: één keer per 24 uur afbouwen met 0,1 mg/kg/uur.
Offlabel: alcoholonthoudingsverschijnselen
Volwassenen
Volgens de NHG-Standaard Problematisch alcoholgebruik: i.m. 5 mg per keer.
Verminderde leverfunctie: Monitoring is aangewezen en een lagere dosis kan nodig zijn. Gecontra-indiceerd bij een ernstige leverfunctiestoornis.
Verminderde nierfunctie: Bij ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min) de dosis voorzichtig instellen, omdat sedatieve effecten versterkt zijn en langer aanhouden met mogelijk klinisch relevante onderdrukking van het cardiorespiratoire systeem.
Bij kinderen met een lichaamsgewicht van < 15 kg mag de concentratie van de oplossingen maximaal 1 mg/ml zijn.
Toediening
- I.v.-injecties en -infusies altijd (zeer) langzaam geven.
- Drank: voor éénmalig gebruik, met orale applicator met schaalverdeling in kg lichaamsgewicht met een bereik van 3 tot 40 kg.
- Oromucosaal: De volledige dosis langzaam toedienen in de ruimte tussen het tandvlees en de wang. Vermijd laryngo-tracheale insertie, om accidentele aspiratie te voorkomen. Indien nodig (bij grotere hoeveelheden en/of kleinere patiënten) een halve dosis langzaam aan één kant van de mond toedienen, daarna de andere helft langzaam aan de andere kant toedienen.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): vermoeidheid.
Vaak (1-10%): slaperigheid overdagsufheid, duizeligheid, ataxie. Spierzwakte.
Soms (0,1-1%): hoofdpijn, verminderde oplettendheid, Emotionele vervlakking, verwardheid, depressie, slaapstoornissen, libidoverandering. Visusstoornis, dubbelzien. Maag-darmstoornissen. Allergische huidreacties.
Zelden: anterograde amnesie. Hypotensie, hypertensie. Bloeddyscrasie. Abnormale leverfunctietesten.
Verder zijn gemeld: tolerantie na herhaald gebruik, fysieke en psychische afhankelijkheid, onthoudings- en rebound-verschijnselen, partiële obstructie van de luchtwegen bij zware sedatie, epileptisch insult en myoklonie bij neonaten met een zeer laag geboortegewicht. Neiging tot vallen. Flebitis, pijn en roodheid op de injectieplaats.
Vooral bij kinderen en ouderen: paradoxale reacties, zoals nervositeit, agitatie, prikkelbaarheid, agressie, woede-aanvallen, hallucinaties, wanen, psychose, nachtmerries.
Bijwerkingen
Vooral in het begin van de behandeling: slaperigheid overdag, moeheid, diplopie, duizeligheid, hoofdpijn, verminderde alertheid, verwardheid, ataxie, emotionele stoornis, euforie, afvlakking van het gevoel, spierzwakte.
Vooral bij kinderen en ouderen: paradoxale reacties, zoals rusteloosheid, angst, nervositeit, agitatie, prikkelbaarheid, opwinding, hyperactiviteit, agressie, vijandigheid, opwinding, gedragsafwijkingen, nachtmerries, abnormale dromen, hallucinaties, wanen, psychose. Onwillekeurige bewegingen (zoals tonisch-klonische bewegingen, tremoren).
Verder zijn gemeld: (postoperatieve) sedatie, desoriëntatie, libidostoornis, gedragsstoornis, depressie, nachtmerries, anterograde amnesie, onthoudingsverschijnselen. Misselijkheid, braken, obstipatie. Ademhalingsdepressie. Hartfalen, hartstilstand. Overgevoeligheid, angio-oedeem, jeuk, huiduitslag, urticaria. Neiging tot vallen waardoor fracturen bij bejaarden.
Daarnaast na parenterale of oromucosale toediening: emotionele stoornis, stemmingsstoornis, convulsies bij prematuren en pasgeborenen, onthoudingsconvulsies. Droge mond. Hik. Hartstilstand. Ademhalingsdepressie, ademstilstand, apneu, dyspneu, spasmen van de larynx. Kounis-syndroom. Bradycardie, hypotensie, vaatverwijding, tromboflebitis, trombose. Pijn en roodheid op de injectieplaats. Anafylactische shock. Vermoeidheid.
Daarnaast na nasale toediening: tranende ogen, droge ogen, wazig zien, diplopie. Loopneus, prikkelend, stekend of pijnlijk gevoel in de neus. Keelirritatie, dysgeusie.
Mogelijke ontwenningsverschijnselen: hoofdpijn, diarree, spierpijn, (extreme) angst, spanning, rusteloosheid, verwardheid, prikkelbaarheid, slaapstoornissen, stemmingsveranderingen, hallucinaties, convulsies. In ernstige gevallen: depersonalisatie, doof gevoel en tintelingen in ledematen, overgevoeligheid voor licht, geluid en aanraking.
Interacties
Alcohol en andere centraal dempende stoffen versterken het centrale effect van benzodiazepinen. Gelijktijdig gebruik met opioïden is niet aanbevolen, vanwege het risico van sedatie, ademhalingsdepressie, coma en overlijden; controleer patiënten nauwlettend en geef uitleg over de symptomen (ook aan de directe omgeving). Daarnaast kan euforie en daarmee de psychische afhankelijkheid van opioïden worden versterkt.
Bij gelijktijdige toediening met clozapine zijn sedatie, overmatige salivatie en ataxie gemeld. Bij gelijktijdige toediening van de injectievloeistof met haloperidol is bradycardie, apneu, coma en overlijden gemeld. Bij toediening van een injectievloeistof de dosering verminderen van eventuele andere centraal dempende middelen.
Interacties
Bij oraal midazolam is gelijktijdig gebruik van sterke CYP3A-inductoren of -remmers (HIV-proteaseremmers, claritromycine, erytromycine, isoniazide, ketoconazol, itraconazol, voriconazol, idelalisib, imatinib, lapatinib) gecontra-indiceerd.
De interactie met CYP3A4-remmers en -inductoren is van meer belang bij orale dan parenterale, oromucosale of rectale toediening, omdat CYP3A4 ook in het bovenste deel van het maag-darmkanaal voorkomt. Matige CYP3A4-remmers (zoals fluconazol, posaconazol, claritromycine, erytromycine, diltiazem, verapamil, aprepitant, netupitant) kunnen leiden tot een versterkte of verlengde sedatie; gelijktijdig gebruik zo mogelijk vermijden of onder zorgvuldige controle toepassen. Gelijktijdig gebruik met zwakke CYP3A-remmers (zoals grapefruit-/pompelmoessap, cimetidine, fentanyl, famotidine, fluvoxamine, everolimus, ciclosporine, bicalutamide) leidt meestal niet tot relevante veranderingen in het klinische effect. Bij gelijktijdig gebruik met sterke CYP3A-inductoren (zoals rifampicine, carbamazepine, fenytoïne, mitotaan, enzalutamide), matige CYP3A-inductoren (zoals sint-janskruid) en zwakke CYP3A-inductoren (zoals ginseng, quercitine (zit o.a. in Ginkgo biloba), vemurafenib, ticagrelor, clobazam, en efavirenz) kan dosisverhoging van midazolam nodig zijn, vooral bij sterke inductoren.
Alcohol en andere centraal dempende middelen versterken het centrale effect van benzodiazepinen; 12 uur vóór of na een i.v.-injectie mogen geen alcoholhoudende dranken worden gedronken. Verzwakte patiënten zijn gevoeliger voor centrale effecten van benzodiazepinen en hebben daarom mogelijk lagere doses nodig. Gelijktijdig gebruik met opioïden is niet aanbevolen, vanwege het risico op sedatie, cardiorespiratoire depressie, coma en overlijden; controleer patiënten nauwlettend en geef uitleg over de symptomen (ook aan de directe omgeving). Daarnaast kan euforie en daarmee de psychische afhankelijkheid van opioïden worden versterkt.
Valproïnezuur kan door verdringing van eiwitbinding de concentratie vrij midazolam verhogen, maar de klinische relevantie is niet bekend.
Gelijktijdige toediening van propofol en midazolam kan een versterkte sedatie geven en ademhalingsdepressie, vanwege verminderde klaring van propofol. Overweeg een dosisverlaging van propofol.
Fysostigmine kan het sedatieve effect teniet doen.
Cimetidine en omeprazol verminderen de klaring van midazolam en versterken daardoor mogelijk de werking.
Xanthinederivaten versnellen het metabolisme van benzodiazepinen.
Midazolam vermindert de minimale alveolaire concentratie van inhalatieanesthetica.
Midazolam kan remming van levodopa veroorzaken.
Midazolam kan potentiëring van spierrelaxantia veroorzaken, met toegenomen centraal depressieve effecten.
Let op, mogelijke interactie met kruidengeneesmiddelen.
Zwangerschap
Teratogenese: Geen aanwijzingen voor een verhoogd risico op aangeboren afwijkingen.
Farmacologisch effect: Bij gebruik van benzodiazepinen aan het eind van de zwangerschap kan de pasgeborene last krijgen van ademhalingsdepressie, voedingsproblemen ("floppy-infant-syndrome") en onthoudingsverschijnselen (zoals prikkelbaarheid, hypertonie, tremoren, onregelmatige ademhaling, braken, diarree, convulsies en hard huilen).
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt. Probeer zo kort mogelijk te behandelen met een lage dosis. Controleer de pasgeborene bij langdurig gebruik in het 3e trimester voor de zekerheid op tekenen van ademhalingsdepressie, voedingsproblemen en onthouding. Propyleenglycol (in injectievloeistof) bij voorkeur niet gebruiken.
Overig: Toediening van ≥ 50 mg/kg/dag propyleenglycol (in injectievloeistof) alleen op strikte indicatie. Benzylalcohol (in injectievloeistof) kan zich ophopen en leiden tot metabole acidose.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: Bij gebruik van benzodiazepinen in het 3e trimester kan de pasgeborene, waarschijnlijk gerelateerd aan de gebruikte dosering, last krijgen van floppy-infantsyndroom (zoals hypotonie, lethargie, verstoorde temperatuurregulatie en slecht drinken). Hoge doses voor de bevalling kunnen neonatale ademhalingsdepressie veroorzaken. Langdurig gebruik tot aan de bevalling kunnen bij de pasgeborene leiden tot onthoudingsverschijnselen (zoals prikkelbaarheid, hypertonie, tremoren, onregelmatige ademhaling, braken, diarree, convulsies en hard huilen). Bij gebruik bij inleiding van anesthesie voor een keizersnede zijn de volgende reacties gemeld: aspiratie bij de moeder, onregelmatige foetale hartslag, hypotonie, slecht drinken, hypothermie en neonatale ademhalingsdepressie.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken. Gebruik ontraden bij inleiding van anesthesie voor een keizersnede, vanwege ongewenste maternale en foetale reacties.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in geringe mate.
Advies: Kan incidenteel worden gebruikt. Wees alert op eventuele bijwerkingen zoals sufheid, slecht drinken en het niet toenemen van gewicht. Let na langdurig gebruik op het optreden van onthoudingsverschijnselen bij het staken van het middel of de borstvoeding.
Overig: Toediening van ≥ 50 mg/kg/dag propyleenglycol (in injectievloeistof) alleen op strikte indicatie.
Lactatie
Overgang in moedermelk: Ja (in geringe mate).
Farmacologisch effect: De halfwaardetijd van benzodiazepinen is bij zuigelingen en jonge kinderen veel langer dan bij volwassenen. Jonge kinderen en zuigelingen zijn extra gevoelig voor benzodiazepinen.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig incidenteel worden gebruikt. Wees alert op bijwerkingen als sufheid, slecht drinken en het niet toenemen van het gewicht en op ontwenningsverschijnselen na langdurig gebruik.
Contra-indicaties
- overgevoeligheid voor benzodiazepinen;
- myasthenia gravis;
- ernstige respiratoire insufficiëntie;
- slaap-apneusyndroom;
- ernstige leverinsufficiëntie;
- drank: neonaten < 1 maand (vanwege propyleenglycol).
Contra-indicaties
- overgevoeligheid voor benzodiazepinen.
Parenteraal en oraal:
- ernstige respiratoire insufficiëntie.
Alleen oraal:
- myasthenia gravis;
- slaap-apneusyndroom;
- ernstige leverinsufficiëntie.
- (drank:) een anatomische afwijking van de luchtwegen of longziekte.
Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Interacties.
Waarschuwingen en voorzorgen
Staak de behandeling bij het optreden van paradoxale reacties.
Risicogroepen: Verlaag de dosering bij chronische respiratoire insufficiëntie. Wees terughoudend met gebruik van lorazepam bij kinderen, de injectievloeistof is gecontra-indiceerd bij kinderen < 12 jaar.
Amnesie: Bij onvoldoende slaapduur is hier meer kans op. Indien minder dan 7–8 uur beschikbaar is om te slapen en bij hogere doseringen is er meer kans op anterograde amnesie. Amnestische effecten kunnen gepaard gaan met onaangepast gedrag.
Afhankelijkheid, tolerantie en rebound: De kans op afhankelijkheid neemt toe bij hogere doseringen, een langere gebruiksduur en bij alcohol- en/of drugsmisbruik in de anamnese; wees terughoudend bij middelenmisbruik in de anamnese. Bij herhaald gebruik gedurende enkele weken kan het hypnotisch effect van benzodiazepinen minder worden (tolerantie). Beperk het gebruik als slaapmiddel in verband met de kans op afhankelijkheid, tolerantie en centrale bijwerkingen tot 1–2 weken, maximaal 4 weken en als anxiolyticum tot maximaal 8–12 weken (incl. uitsluipen). Sluip lorazepam uit bij staken van langdurige behandeling en bij overschakeling van een lang- op een kortwerkend benzodiazepine, om mogelijke onthoudings- en/of rebound-verschijnselen te voorkomen.
Comorbiditeit: Wees voorzichtig bij acuut nauwe-kamerhoekglaucoom. Wees voorzichtig met het gebruik als premedicatie bij ouderen, bij zwaar zieke of verzwakte patiënten en bij patiënten met beperkte longreserves, vanwege de kans op apneu en hypoxische hartstilstand.
Ouderen: Voorzichtig toepassen vanwege meer kans op sedatie en spierzwakte, waardoor het risico op vallen (met ernstige gevolgen) vergroot is.
Specifiek voor injectievloeistof: Na gebruik van de injectievloeistof wordt een observatieperiode van 24 uur aanbevolen. Gebruik geen alcohol en vermijd activiteiten die aandacht vereisen (autorijden) gedurende 24–48 uur na toediening van de injectievloeistof. De injectievloeistof wordt niet aanbevolen bij een nierfunctiestoornis; patiënten met een nierfunctiestoornis zijn gevoeliger voor propyleenglycol. Bij langdurig gebruik van de injectievloeistof is regelmatig bloed- en leverfunctieonderzoek aangewezen, wees voorzichtig bij patiënten bij wie bloeddrukdaling tot cardiovasculaire of cerebrovasculaire complicaties kan leiden.
Hulpstoffen
- Benzylalcohol, in injectievloeistof, bij voorkeur niet gebruiken bij pasgeborenen (< 4 w.) vanwege ernstige bijwerkingen (zoals ‘gasping’-syndroom) én maximaal één week gebruiken bij jonge kinderen (< 3 j.), vanwege stapeling. Gebruik van benzylalcohol bij nier- of leverfunctiestoornis kan door ophoping leiden tot metabole acidose.
- Wees voorzichtig met propyleenglycol, in drank, bij zuigelingen < 4 weken, zeker in combinatie met andere middelen die propyleenglycol of alcohol bevatten.
- De hoge dosis propyleenglycol, in injectievloeistof, bij voorkeur niet gebruiken en alleen met extra medische controle; bij (langdurig) gebruik kunnen ernstige (reversibele) bijwerkingen optreden, zoals hyperosmolaliteit, melkzuuracidose, convulsies, cardiotoxiciteit, hemolytische reacties, ademhalingsdepressie, acuut nierfalen, multiorgaanfalen, coma. Niet gebruiken bij kinderen < 5 jaar.
- Er zijn meldingen geweest van toxiciteit van polyethyleenglycol (macrogol 400), in injectievloeistof, leidend tot acute tubulaire necrose.
Rijvaardigheid: Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Waarschuwingen en voorzorgen
Benzodiazepinen worden niet aanbevolen voor de primaire behandeling van psychotische aandoeningen. Benzodiazepinen niet toepassen bij kinderen voor de behandeling van slaapstoornissen.
Parenterale toedieningsvorm: Toediening moet plaatsvinden in aanwezigheid van monitoring- en reanimatiefaciliteiten, onder supervisie van een ervaren arts. Bij risicopatiënten (ouderen (> 60 j.), chronisch zieke of verzwakte patiënten, verminderde respiratoire, cardiale, lever- of nierfunctie) en kinderen is dosisverlaging en continue bewaking aangewezen. Wees terughoudend met sedatie bij pasgeborenen en preterm-geborenen die niet zijn geïntubeerd, vanwege meer kans op apneu. Gebruik van voorgevulde injectiespuiten is niet aanbevolen bij kinderen < 12 jaar.
Bij gebruik ter coupering van een (febriele) status epilepticus is goede mondelinge én schriftelijke uitleg aan ouders of verzorgers van het kind aanbevolen. Prematuren hebben door een verminderde klaring meer kans op hypotensie en verminderde cerebrale perfusie.
Controleer bij onvoldoende reactie op midazolam eerst de toedieningsweg en sluit storende factoren (volle blaas, obstipatie) uit.
Als paradoxale reacties (zoals rusteloosheid, prikkelbaarheid, tremor, convulsie, hallucinaties, gedragsstoornis) bij kinderen of ouderen optreden, overweeg dan het middel te staken.
Bij slaapapneu de patiënt regelmatig monitoren.
Indien minder dan 7–8 uur beschikbaar is om te slapen en bij hogere doseringen is er meer kans op anterograde amnesie. Amnestische effecten kunnen gepaard gaan met onaangepast gedrag.
Bij een ernstige leverfunctiestoornis kunnen benzodiazepinen encefalopathie veroorzaken of verergeren.
Bij chronisch nierfalen of een leverfunctiestoornis kan midazolam zich ophopen, terwijl een hartfunctiestoornis een verminderde klaring van midazolam kan veroorzaken.
Afhankelijkheid, tolerantie en rebound: Het risico op afhankelijkheid neemt toe bij hogere doseringen, een langere gebruiksduur en bij alcohol- en/of drugsmisbruik in de voorgeschiedenis; wees terughoudend bij middelenmisbruik in de voorgeschiedenis. Bij herhaald gebruik gedurende enkele weken kan het hypnotisch effect van benzodiazepinen minder worden (tolerantie). In verband met de risico's van afhankelijkheid, tolerantie en centrale bijwerkingen dient het gebruik te worden beperkt tot bij voorkeur enkele dagen en max. 2 weken. Om mogelijke onthoudings- en/of rebound-verschijnselen te voorkomen dient men bij staken van de behandeling de dosering geleidelijk te verminderen. Er zijn aanwijzingen dat bij benzodiazepinen met een korte werkingsduur reeds binnen het toedieningsinterval onthoudingsverschijnselen kunnen optreden, vooral bij hoge doseringen.
Hulpstoffen
- Benzylalcohol, in neusspray 1,25 mg/dosis en 2,5 mg/dosis, bij voorkeur niet gebruiken bij pasgeborenen < 4 weken vanwege ernstige bijwerkingen, zoals ‘gasping’-syndroom. Tevens niet langer dan één week gebruiken bij kinderen jonger dan 3 jaar, vanwege stapeling. In grote hoeveelheden kan benzylalcohol zich ophopen in het lichaam en metabole acidose veroorzaken; wees voorzichtig tijdens zwangerschap, lactatie en bij een verminderde lever- of nierfunctie.
- Wees voorzichtig met propyleenglycol, in neusspray, bij zuigelingen < 4 weken, zeker in combinatie met andere middelen die een substraat van alcoholdehydrogenase, zoals propyleenglycol of ethanol, bevatten.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Overdosering
Zie voor symptomen en behandeling vergiftigingen.info en toxicologie.org/benzodiazepinen.
Overdosering
Symptomen
Areflexie, apneu, hypotensie, cardiorespiratoire depressie en coma (vaak kortdurend).
Therapie
Zie voor meer symptomen en behandeling vergiftigingen.info en toxicologie.org.
Eigenschappen
Benzodiazepine, toegepast als hypnoticum en anxiolyticum.
Kinetische gegevens
F | (tablet) ca. 90%. |
T max | oraal 2 uur, i.m. 60–90 min. |
V d | 1–2 l/kg. |
Metabolisering | in de lever via type 2-reacties tot inactieve metabolieten. |
Eliminatie | met de urine hoofdzakelijk als glucuronide. |
T 1/2el | 12–16 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Benzodiazepine, toegepast als hypnoticum. Het heeft tevens anxiolytische, sedatieve en mogelijk spierverslappende en anticonvulsieve eigenschappen. Bij aanwezigheid van benzodiazepinen wordt de affiniteit van de GABA-receptor voor GABA verhoogd door positieve allosterische modulatie, wat leidt tot een verhoogde activiteit van het afgegeven GABA op de chloride-ionenflux door de postsynaptische celmembraan. Vanwege lage toxiciteit, heeft midazolam een breed therapeutisch bereik. Anterograde amnesie tijdens volledige sedatie (i.v.) duurt ca. 1 tot 1½ uur en is afhankelijk van de dosering en van de gevoeligheid van de patiënt. Na rectale toediening treedt de werking binnen 10–20 minuten in, na i.v.-toediening na 1–5 minuten en na i.m.- of nasale toediening binnen 2–3 minuten, met een duur van 1–2 uur.
Kinetische gegevens
Resorptie | snel en volledig. |
F | oraal = 30–70% |
F | oromucosaal = ca. 75% |
F | i.m. > 90%. |
F | rectaal = ca. 50%; bij kinderen lager. |
T max | ½–1½ uur (oraal), ½ uur (rectaal), 2,5 min (i.v.), 20 min (i.m.), 30 min (oromucosaal). |
V d | Volwassenen 4,7 l/kg (1,0–6,6); kinderen centraal: 0,8 l/kg en perifeer: 12,1 l/kg. |
Eiwitbinding | 96–98%. |
Metabolisering | volledig, via hydroxylering door CYP3A4- en CYP3A5-iso-enzymen tot o.a. het minder actieve α-hydroxymidazolam. |
Eliminatie | 60–80% via de nieren als metaboliet. |
T 1/2el | na orale toediening: 1,5–2,5 uur. Na i.v.-toediening: 1,5–2,5 uur, 3,6 uur (jongvolwassenen) 1–1½ uur (kinderen 3–10 j.), 6–12 uur (pasgeborenen), 0,8–1 uur (metaboliet). Na oromucosale toediening: 3,5 uur. De eliminatiehalfwaardetijd is verlengd bij ouderen (tot ca. 2,5 ×), bij obesitas (tot ca. 5,9 uur), bij hartfalen, bij leverfunctiestoornis en bij ernstig zieken (tot ca. 6×). |
Overig | Neonaten met een asfyxie-gerelateerde verminderde lever- of nierfunctiestoornis hebben meer kans op onverwacht hoge serumconcentratie midazolam als gevolg van een significante afgenomen en variabele klaring. Bij patiënten met nierfalen (creatinineklaring < 10 ml/min) is de farmacokinetiek van ongebonden midazolam na een enkelvoudige i.v.-dosis vergelijkbaar met farmacokinetiek bij gezonde vrijwilligers. Bij IC-patiënten met nierfalen was na langdurige infusie de gemiddelde duur van het sedatieve effect aanzienlijk hoger, zeer waarschijnlijk als gevolg van accumulatie van 1'-hydroxymidazolamglucuronide. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
lorazepam hoort bij de groep benzodiazepine-agonisten.
- alprazolam (N05BA12) Vergelijk
- bromazepam (N05BA08) Vergelijk
- brotizolam (N05CD09) Vergelijk
- clobazam (N05BA09) Vergelijk
- clorazepinezuur (N05BA05) Vergelijk
- diazepam (N05BA01) Vergelijk
- flunitrazepam (N05CD03) Vergelijk
- flurazepam (N05CD01) Vergelijk
- loprazolam (N05CD11) Vergelijk
- lormetazepam (N05CD06) Vergelijk
- midazolam (N05CD08) Vergelijk
- nitrazepam (N05CD02) Vergelijk
- oxazepam (N05BA04) Vergelijk
- prazepam (N05BA11) Vergelijk
- remimazolam (N05CD14) Vergelijk
- temazepam (N05CD07) Vergelijk
- zolpidem (N05CF02) Vergelijk
- zopiclon (N05CF01) Vergelijk
Groepsinformatie
midazolam hoort bij de groep benzodiazepine-agonisten.
- alprazolam (N05BA12) Vergelijk
- bromazepam (N05BA08) Vergelijk
- brotizolam (N05CD09) Vergelijk
- clobazam (N05BA09) Vergelijk
- clorazepinezuur (N05BA05) Vergelijk
- diazepam (N05BA01) Vergelijk
- flunitrazepam (N05CD03) Vergelijk
- flurazepam (N05CD01) Vergelijk
- loprazolam (N05CD11) Vergelijk
- lorazepam (N05BA06) Vergelijk
- lormetazepam (N05CD06) Vergelijk
- nitrazepam (N05CD02) Vergelijk
- oxazepam (N05BA04) Vergelijk
- prazepam (N05BA11) Vergelijk
- remimazolam (N05CD14) Vergelijk
- temazepam (N05CD07) Vergelijk
- zolpidem (N05CF02) Vergelijk
- zopiclon (N05CF01) Vergelijk
Kosten
Kosten laden…Kosten
Kosten laden…Zie ook
Geneesmiddelgroep
Indicaties
- (dreigende) status epilepticus
- angststoornissen
- delier bij Parkinson/'Lewy body' dementie
- delier bij alcoholonthouding
- delier, zonder parkinson of 'Lewy body' dementie
- dementie
- problematisch alcoholgebruik
- psychose
- slapeloosheid
Externe links
Zie ook
Geneesmiddelgroep
Indicaties
- (dreigende) status epilepticus
- delier bij Parkinson/'Lewy body' dementie
- delier bij alcoholonthouding
- delier, zonder parkinson of 'Lewy body' dementie
- dementie
- koortsconvulsies
- problematisch alcoholgebruik
- psychose
- slapeloosheid