Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Methadon drank/injectie FNA (hydrochloride) Formularium der Nederlandse Apothekers

Toedieningsvorm
Drank
Sterkte
5 mg/ml
Verpakkingsvorm
100 ml
Toedieningsvorm
Injectievloeistof
Sterkte
10 mg/ml
Verpakkingsvorm
2 ml

Methadon tablet (hydrochoride) Diverse fabrikanten

Toedieningsvorm
Tablet
Sterkte
5 mg, 10 mg, 20 mg, 40 mg, 50 mg

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Advies

Bij acute nociceptieve pijn

Paracetamol is in adequate dosering de pijnstiller van eerste keus. Begin bij lokale spier- of gewrichtspijn eventueel met een cutane NSAID, en combineer deze eventueel met paracetamol. Overweeg bij onvoldoende effect, d.w.z. als de patiënt te veel beperkingen in het dagelijks leven ervaart, (de combinatie met) een systemisch NSAID: diclofenac, ibuprofen of naproxen. Houd bij de keuze van het NSAID rekening met patiëntkenmerken en met de verschillen in bijwerkingenprofiel tussen de NSAID’s; zie NSAID's systemisch, Typerende bijwerkingen. Vermijd NSAID’s zo veel mogelijk bij kwetsbare patiënten met een verhoogd risico op gastro-intestinale, renale of cardiovasculaire bijwerkingen, bv. bij ouderen. Pas het NSAID zo kort mogelijk toe. Overweeg bij onvoldoende effect (de combinatie met) kortdurend gebruik van tramadol. Houd rekening met de bijwerkingen; de plaats van tramadol is beperkt. Overweeg bij onvoldoende effect (de combinatie van een niet- opioïde pijnstiller met) kortdurend gebruik van een sterkwerkend opioïd. Kies een opioïd op basis van ervaring, toedieningsvorm en prijs.

Bij acute hevige nociceptieve pijn

(bv. in spoedeisende situaties): Geef kortdurend een sterkwerkend opioïd, bv. morfine of fentanyl.

Bij chronische niet-kanker-gerelateerde pijn

Probeer pijnstillers te vermijden. Bij chronische pijn zijn ze minder effectief, terwijl de kans op bijwerkingen toeneemt. Als toch een pijnstiller gewenst is, heeft paracetamol de voorkeur.

Bij chronische kanker-gerelateerde pijn

Combineer een sterkwerkend opioïd (kies op basis van ervaring, toedieningsvorm en prijs) al dan niet met ‘zo nodig’-gebruik van paracetamol en/of een oraal NSAID. Voeg een bij de patiënt en de situatie passende toedieningsvorm van een opioïd voor doorbraakpijn toe.

Het voorschrijven van methadon vereist specifieke ervaring, vanwege een relevant risico op cumulatie bij gebruik langer dan enkele dagen, door grote variatie in de eliminatiehalfwaardetijd.

Zie voor de behandeling van ontwenningsverschijnselen na het staken van het gebruik van heroïne en andere opioïden én de onderhoudsbehandeling bij opioïdverslaafden de richtlijn Opiaatverslaving (2013) van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie op richtlijnendatabase.nl.

Indicaties

  • Chronische matige tot zeer hevige pijn.
  • Behandeling ontwenningsverschijnselen na het staken van het gebruik van heroïne en andere opioïden, gericht op het ontgiften.
  • Onderhoudsbehandeling bij opioïdverslaafden die geen directe ontwenningsperspectieven hebben.

Gerelateerde informatie

Doseringen

Let op: Voorschrijven van dit middel alleen door of in overleg met artsen die ervaring hebben met dit middel. Overdoseringsproblemen komen voor, o.a. vanwege een relevant risico op cumulatie bij gebruik langer dan enkele dagen als gevolg van grote variatie in de eliminatiehalfwaardetijd.

Klap alles open Klap alles dicht

Chronische matige tot zeer hevige pijn (bij maligniteit)

Volwassenen

Conversiefactor van oraal morfine naar oraal methadon: tussen 5:1 en 10:1. Omrekenschema naar oraal methadon is als volgt: < 90 mg morfine oraal/rectaal per 24 uur: dosering delen door 4; 90-300 mg morfine oraal/rectaal per 24 uur: dosering delen door 6; > 300 mg morfine oraal/rectaal per 24 uur: dosering delen door 8.

Oraal: begindosering volgens de fabrikant 5–10 mg iedere 4–8 uur op geleide van het effect. Bij voldoende pijnstilling gedurende 3–5 dagen, de toedieningsfrequentie aanpassen naar iedere 8–12 uur. Maximaal 90–150 mg/dag in 4–6 doses. Let op: In de praktijk wordt ook wel veel lager gestart, bv. met 2×/dag 2-5 mg, of 3×/dag 2,5 mg; dosisverhogingen maximaal 5 mg/dag om de 5 tot 7 dagen. Zie American pain Society.

I.v., i.m. en s.c.: 2,5–10 mg elke 8–12 uur, zo nodig verhogen, bij patiënten die worden omgezet van oraal methadon naar parenteraal methadon, orale dosering aanvankelijk halveren. Stel de startdosering vast in overleg met een ervaren arts.

Behandeling ontwenningsverschijnselen

Volwassenen

Oraal: Aan de hand van de ernst van de onthoudingsverschijnselen (bij voorkeur als drank): begindosering gewoonlijk 20 mg, eventueel na 3–4 uur herhalen: vervolgens 30–50 mg/dag en in 3 weken de dosis langzaam verminderen.

I.v., i.m. en s.c.: een kwart van de totale orale dagdosis 2×/dag.

Onderhoudsbehandeling opioïdverslaafden

Volwassenen

Oraal: Individueel op geleide van het effect (bij voorkeur als drank): begindosering veelal 20–30 mg zo nodig elke 4–5 dagen verhogen met 10 mg tot een onderhoudsdosis van veelal 60–120 mg per dag. De behandelduur is in de regel 6 maanden, soms langer. In de praktijk worden doseringen van 200 mg per dag of hoger gegeven. Bij verbeterde lichamelijke en psychosociale toestand kan daarna een ontwenningskuur worden overwogen.

I.v., i.m. en s.c.: een kwart van de totale orale dagdosis 2×/dag.

Verminderde nierfunctie: het toedieningsinterval verlengen tot minimaal 8 uur bij een glomerulaire filtratiesnelheid (GFS) van 10–50 ml/min en tot minimaal 12 uur bij een GFS < 10 ml/min.

Verminderde leverfunctie: een lagere startdosis geven en voorzichtiger titreren.

Bijwerkingen

Zeer vaak (≥ 10%): misselijkheid, obstipatie.

Vaak (1-10%): duizeligheid, slaperigheid, sedatie, hoofdpijn. Wazig zien, miose. Droge mond.

Soms (0,1-1%): euforie, dysforie. Ademhalingsdepressie.

Zelden (0,01-0,1%): QT-verlenging, 'torsade de pointes'.

Verder zijn gemeld: hypotensie. Hypoglykemie. Centrale-slaapapneusyndroom. Weefselirritatie (bij subcutane toediening). Afhankelijkheid.

Ontwenningsverschijnselen zijn minder hevig dan bij heroïne of morfine, maar de onthoudingsperiode is langer dan bij heroïne.

Interacties

Methadon is substraat voor p–glycoproteïne (Pgp). Metabolisering voornamelijk via CYP3A4, CYP2B6 en CYP2C19 en in mindere mate via CYP2C9 en CYP2D6 .

Centraal dempende middelen zoals benzodiazepinen en gerelateerde sedativa geven meer kans op sedatie, ademhalingsdepressie, coma en overlijden; begrens daarom dosering en duur en controleer de patiënt nauwkeurig op tekenen van sedatie en ademhalingsdepressie. Gelijktijdig gebruik met alcohol kan ernstige ademhalingsdepressie en hypotensie geven.

Gelijktijdig gebruik met gabapentine en pregabaline verhoogt het risico op overdosering van opioïden, ademhalingsdepressie en overlijden.

Gelijktijdig gebruik met antidiarroïca (zoals loperamide) kan ernstige obstipatie veroorzaken en de centraal depressieve werking op het centrale zenuwstelsel versterken.

Opioïdantagonisten (zoals naloxon en naltrexon) antagoneren de werking van methadon en induceren abstinentiesyndroom. Partiële agonisten/antagonisten (zoals nalbufine) kunnen ademhalingsdepressie en hypotensieve effecten versterken.

Comedicatie met sterke remmers van Pgp zoals ciclosporine, kinidine en verapamil en matig sterke remmers zoals ketoconazol, itraconazol, claritromycine en amiodaron kan leiden tot hogere methadonspiegels. Sint-janskruid en rifampicine zijn Pgp-inductoren en verlagen de methadonspiegel.

Gelijktijdig gebruik van matig tot sterke CYP3A4–remmers (o.a. erytromycine, claritromycine, itraconazol, fluconazol, ketoconazol, fluvoxamine, SSRI's, cannabinoïden, grapefruit-/pompelmoessap) kan de klaring van methadon verminderen en leiden tot verhoogde methadonspiegels; bij comedicatie van een combinatie van HIV-proteaseremmers (ritonavir in combinatie met lopinavir) treedt echter om onbekende redenen een aanzienlijke daling van de methadonspiegel op met mogelijk het optreden van onthoudingsverschijnselen.

Matig tot sterke CYP3A4–inductoren (zoals o.a. fenytoïne, rifampicine, barbituraten, carbamazepine, efavirenz, nevirapine, sint-janskruid) en metamizol (een inductor van CYP3A4 en CYP2B6) kunnen eveneens de methadonspiegel verlagen. Controleer klinisch respons en/of geneesmiddelspiegels zo nodig bij gelijktijdig gebruik van metamizol.

Wees voorzichtig met gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die het QT-interval verlengen (o.a. kinidine, disopyramide, sotalol, tricyclische antidepressiva, sommige antipsychotica, macrolide antibiotica, fluorchinolonen, enkele antimycotica).

Bij gelijktijdig (vooral oraal) gebruik van zidovudine verhoogt methadon de plasmaspiegels van zidovudine (eerder toxisch).

Urineverzuurders (zoals ascorbinezuur) kunnen de renale klaring van methadon (een zwakke base) verhogen; in dat geval moet de dosering worden verhoogd.

Bij gelijktijdig gebruik met pethidine, MAO-remmers, SSRI's, SNRI's, TCA's kan het serotoninesyndroom optreden.

Zwangerschap

Methadon passeert de placenta.

Teratogenese: Uit de beperkte hoeveelheid gegevens bij de mens blijkt niet meer kans op aangeboren afwijkingen. Bij dieren is bij hoge doseringen reproductietoxiciteit aangetoond (exencefalie, defecten aan het CNS, groeiretardatie, neurologische gedragseffecten).

Farmacologisch effect: Langdurig gebruik van opioïden tot aan de partus kan onthoudingsverschijnselen en ademhalingsdepressie bij de pasgeborene veroorzaken. Vooral bij prematuren is er meer kans op ademhalingsdepressie. Door verminderde uterusmobiliteit kan de partusduur worden verlengd. Wanneer methadon vlak vóór of tijdens de partus aan de moeder wordt toegediend, kan het de variatie van de foetale hartfrequentie verminderen en depressie van de ademhaling bij de pasgeborene veroorzaken.

Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken en dan zo kort mogelijk. Het risico van onthouding afwegen tegen het risico van regelmatig gebruik van methadon. In het algemeen valt aan te raden, met name na de 20e week van de zwangerschap niet te detoxificeren, maar een onderhoudsbehandeling te geven. Toediening vlak voor of tijdens de bevalling (incl. keizersnede) ontraden vanwege het risico van neonatale ademhalingdepressie en sedatie.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Ja, in kleine hoeveelheden.

Farmacologisch effect: Kan ademhalingsdepressie en gewenning veroorzaken bij de zuigeling.

Advies: Houd de dosis zo laag mogelijk. Doseringen tot 20 mg per dag worden in het algemeen goed verdragen door de zuigeling. Wees bij langdurig gebruik en hogere doseringen alert op ademhalingsdepressie en sedatie.

Contra-indicaties

  • ademhalingsdepressie;
  • obstructieve luchtwegaandoeningen en cyanose;
  • hersentrauma, verhoogde intracraniële druk;
  • delirium tremens;
  • hartfalen.

Waarschuwingen en voorzorgen

Dosisaanpassing: Bij hypothyroïdie, myxoedeem en prostaathypertrofie moet de dosering worden verlaagd.

Bij cardiovasculaire aandoeningen en bij ouderen bestaat meer kans op hypotensie en syncope.

Wees voorzichtig bij patiënten met risicofactoren voor 'torsade de pointes', zoals QT-verlenging, cardiomyopathie (vooral hartfalen), sinustachycardie, ritmestoornissen en elektrolytstoornissen (vooral hypokaliëmie, hypocalciëmie en hypomagnesiëmie), aangezien hoge doseringen methadon in verband zijn gebracht met het optreden van 'torsade de pointes'.

Opioïden kunnen reversibele bijnierinsufficiëntie veroorzaken, waarvoor monitoring en glucocorticoïde therapie nodig zijn. Symptomen zijn: misselijkheid, braken, verminderde eetlust, vermoeidheid, zwakte, duizeligheid en/of hypotensie.

Bij nier- of galstenen kan het nodig zijn profylactisch atropine of een ander spasmolyticum te geven.

Langdurig gebruik van opioïden is geassocieerd met endocriene effecten als een lager gehalte aan geslachtshormonen en een hoger gehalte aan prolactine.

Hypoglykemie is gemeld bij overdosering of dosisverhoging van methadon. Controleer regelmatig de bloedsuikerspiegel bij een dosisverhoging.

Bij langdurig gebruik treedt gewenning en afhankelijkheid op. Misbruik en afhankelijkheid treden vaker op bij een hogere dosis en een langere gebruiksduur. Het risico op (opzettelijk) misbruik neemt toe bij een (familiaire) voorgeschiedenis van middelenmisbruik, bij rokers en bij een voorgeschiedenis van depressie, angst en persoonlijkheidsstoornis. Controleer op symptomen van 'drug seeking'-gedrag (bv. vroegtijdig herhaalmedicatie vragen). Evalueer regelmatig de behandeling. Stel vooraf behandeldoelen, behandelduur en stopzettingsplan vast met de patiënt. Beoordeel de noodzaak van voortgezette behandeling bij niet-maligne pijn regelmatig opnieuw. Bouw geleidelijk af. Voor meer informatie over verantwoord omgaan met opioïde pijnstillers, zie Opiaten.nl.

Opioïden kunnen o.a. centrale slaapapneu (CSA) en slaapgerelateerde hypoxemie veroorzaken. Overweeg bij CSA de totale dosering opioïden te verlagen.

Kinderen zijn gevoeliger voor de effecten van methadon, intoxicaties kunnen bij zeer lage doses optreden.

Hulpstoffen: Wees voorzichtig met saccharose, in drank, bij diabetes mellitus, vanwege het suikergehalte. Kan bij gebruik ≥ 2 weken de tanden beschadigen.

Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.

Overdosering

Symptomen

Ademhalingsdepressie, depressie van het centrale zenuwstelsel (van stupor tot coma), hypoglykemie, hypothermie, bradycardie, hypotensie en shock. Toxische leuko-encefalopathie is gemeld.

Therapie

i.v. 0,4 mg naloxon, zo nodig na 2–3 min herhalen; kinderen: 5–10 microg/kg lichaamsgewicht, zo nodig elke 10–20 minuten herhalen. Gezien de lange eliminatiehalfwaardetijd van methadon en de korte van naloxon zijn meerdere toedieningen noodzakelijk.

Voor meer symptomen en behandeling, zie vergiftigingen.info

Eigenschappen

Opiaatagonist met sterk analgetische werking, overheersend op μ-receptor en enkele agonistische effecten op κ- en σ-receptoren. Zie ook: opioiden.

Werking: pijnstilling begint bij orale toediening na 30–120 min, bij parenterale toediening na 10–20 min. Werkingsduur: pijnstilling: oraal 10 uur en parenteraal 4–8 uur, bij ontwenningsverschijnselen en onderhoudsbehandeling verslaafden: 22–48 uur.

Dit preparaat valt onder de bepalingen van de Opiumwet in zijn volle omvang.

Kinetische gegevens

F > 80%. Bij patiënten met levercirrose is het 'first pass'-effect verminderd.
T max 1½–3 uur. Bij subcutane of intramusculaire toediening is Tmax in de hersenen 1–2 uur.
V d 5 l/kg.
Eiwitbinding ca. 89%, tevens weefselbinding, vooral lever, long en nieren. Cumulatie bij herhaalde toediening, waardoor dosisverlaging en verlenging dosisinterval nodig zijn.
Metabolisering in de lever, hoofdzakelijk door N-demethylering tot inactieve metabolieten. Bij patiënten met levercirrose is de metabole afbraak van methadon vertraagd.
Eliminatie vertoont hoge interindividuele variabiliteit. 15–60% met de urine binnen 96 uur, in onveranderde vorm of als metabolieten. Methadon wordt gereabsorbeerd in de niertubuli. Met de feces wordt 10–45% uitgescheiden, voornamelijk in de vorm van metabolieten.
T 1/2el 19–55 uur.

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd