Samenstelling
Omvoh XGVS Aanvullende monitoring Eli Lilly Nederland
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 20 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 15 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- pen 1 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Kevzara XGVS Sanofi SA
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 132 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- pen à 150 mg (1,14 ml), wegwerpspuit à 150 mg (1,14 ml)
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 175 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- pen à 200 mg (1,14 ml), wegwerpspuit à 200 mg (1,14 ml)
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Bij de behandeling van colitis ulcerosa is de keuze van het geneesmiddel afhankelijk van de locatie, uitgebreidheid en ernst van de ontsteking, het verwachte beloop en de respons op eerdere medicatie. Corticosteroïden worden toegepast voor remissie-inductie en immunosuppressiva als onderhoudsbehandeling. Aminosalicylaten en TNF-α-blokkers kunnen in beide fasen van de behandeling worden gebruikt. Voor mirikizumab is geen plaatsbepaling vastgesteld in de medicamenteuze behandeling van colitis ulcerosa.
Advies
Start bij (een vermoeden van) reumatoïde artritis (RA) in de eerstelijnszorg met een NSAID en verwijs zo snel mogelijk naar de reumatoloog. Behandel in de tweedelijnszorg volgens de ‘treat-to-target’-strategie; pas medicatie aan op basis van intensieve monitoring van de ziekteactiviteit, met als doel het bereiken van remissie of lage ziekteactiviteit. Methotrexaat (MTX) is de hoeksteen van de behandeling, in de initiële fase gecombineerd met een systemisch glucocorticoïd (GC). Switch bij onvoldoende resultaat naar een andere ‘conventional synthetic disease modifying antirheumatic drug’ (csDMARD) of voeg een andere csDMARD, een biological (bDMARD) of een ‘targeted synthetic’ DMARD (tsDMARD) toe. Overweeg onder intensieve monitoring van de ziekteactiviteit om, wanneer het behandeldoel is bereikt, de dosis van geneesmiddelen bij combinatietherapie te reduceren of volledig af te bouwen.
Offlabel: De behandeling van volwassenen met COVID-19 met een mild beloop in de eerstelijnszorg, bestaat zo nodig uit symptoombestrijding met paracetamol (voorkeur) of een NSAID. Start bij een matig ernstig of zeer ernstig beloop in de tweedelijnszorg met dexamethason, naast optimale ondersteunende zorg en tromboseprofylaxe. Voeg tocilizumab toe bij een matig ernstig beloop bij CRP ≥ 75 mg/l en noodzaak tot hoge zuurstofsuppletie, of bij een zeer ernstig beloop binnen 24 uur na opname op de IC (indien niet eerder gestart). Baricitinib en sarilumab zijn een alternatief indien tocilizumab niet beschikbaar is, of om een andere reden niet kan worden voorgeschreven.
Indicaties
- Matig tot ernstig actieve colitis ulcerosa bij volwassenen die niet of onvoldoende reageren op of intolerant zijn voor andere behandelingen (conventioneel of 'biological').
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Matige tot ernstige actieve reumatoïde artritis (RA) bij volwassenen die onvoldoende reageren op, of intolerant zijn voor, één of meer DMARD's. Toepassen in combinatie met methotrexaat (MTX); eventueel als monotherapie bij intolerantie voor MTX of als MTX niet geschikt is.
- Offlabel: (matig–)ernstige pneumonie bij 'coronavirus disease 2019' (COVID-19), in combinatie met dexamethason. De patiënt heeft extra-zuurstoftoediening nodig of wordt beademd.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Colitis ulcerosa
Volwassenen (incl. ouderen)
Inductiedosering: 300 mg via i.v.-infusie gedurende ten minste 30 minuten in week 0, 4, en 8. Beoordeel respons na 12 weken. Bij onvoldoende respons kan inductiebehandeling worden verlengd: 300 mg via i.v. infusie in week 12, 16 en 20. Bij voldoende respons overgaan op de onderhoudsdosering (evt. na verlengde inductiebehandeling). Staak de behandeling bij onvoldoende respons na 24 weken.
Onderhoudsdosering: s.c. 200 mg (2 pennen) 1×/4 weken, te beginnen 4 weken na de laatste dosering van de intraveneuze inductiebehandeling. Bij verlies van respons eventueel een i.v. herinductie geven: 300 mg 1×/4 weken via i.v. infusie voor een totaal van 3 doses. Bij goede respons, s.c. onderhoudsdosering 1×/4 weken hervatten.
Gemiste subcutane dosering: deze zo snel mogelijk injecteren. Daarna dosering 1×/4 weken hervatten.
Verminderde nier- of leverfunctie: de verwachting is dat een dosisaanpassing niet nodig is.
Toediening
- Concentraat voor infusie verdunnen vóór toediening;
- Infuuslijn primen en aan het einde van de infusie doorspoelen, met dezelfde snelheid als bij de toediening. Infusie gedurende ten minste 30 mnuten toedienen;
- Subcutane injectie toedienen in de buik, de dij of de achterkant van de bovenarm. Wissel per injectie injectieplaatsen af.
Doseringen
Matige tot ernstige reumatoïde artritis
Volwassenen incl. > 65 jaar
Subcutaan: 200 mg, 1×/2 weken. Verlaag naar 150 mg 1×/2 weken om neutropenie, trombocytopenie en verhoogde ASAT/ALAT-waarden onder controle te houden. Bij ANC > 1 × 10 9/l dosering handhaven; bij ANC 0,5–1 onderbreken tot > 1, dan hervatten met 150 mg/2 weken en zo nodig verhogen naar 200 mg/2 weken; bij ANC < 0,5 de behandeling staken. Indien zich een ernstige infectie ontwikkelt de behandeling tijdelijk onderbreken tot de infectie onder controle is. Bij bloedplaatjes 50–100 × 10 9/l onderbreken tot > 100, de behandeling dan hervatten met 150 mg/2 weken en zo nodig verhogen tot 200 mg/2 weken; bij < 50 (herhaald vastgesteld) de behandeling staken. Bij een ALAT-waarde > 1–3× 'upper limit of normal' (ULN): overweeg dosisaanpassing van eventueel gelijktijdig toegediende DMARD's; bij ALAT > 3–5× ULN de behandeling onderbreken tot < 3 × ULN, dan hervatten met 150 mg/2 weken en zo nodig verhogen tot 200 mg/2 weken; bij ALAT > 5× de ULN, de behandeling staken.
Offlabel: (matig–)ernstige pneumonie bij COVID-19
Volwassenen
Volgens SWAB: intraveneus eenmalig 400 mg als i.v.-infusie, bereid uit de subcutane formulering conform het protocol van de REMAP-CAP studie. Zie voor advies over toepassing van sarilumab rubriek 4.1.6 (IL-6 remmers) van de richtlijn COVID-19 op richtlijnendatabase.nl.
Verminderde nierfunctie: bij een lichte tot matige nierfunctiestoornis is geen dosisaanpassing nodig, de toepassing bij een ernstige nierfunctiestoornis is niet onderzocht.
Verminderde leverfunctie: toepassing bij een gestoorde leverfunctie wordt niet aanbevolen, omdat het effect op de kinetiek per dosering niet onderzocht is.
Een vergeten dosis alsnog toedienen als maximaal 3 dagen verstreken zijn sinds de vergeten dosis; de volgende dosis volgens het normale schema toedienen. Als 4 of meer dagen zijn verstreken, de volgende dosis volgens het normale schema toedienen.
Toediening: de volledige inhoud van de spuit/pen toedienen, hierbij de injectieplaats (buik, dij of bovenarm) bij iedere injectie afwisselen.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): bovensteluchtweginfectie (acute sinusitis, nasofaryngitis, faryngitis, rinitis, sinusitis, tonsillitis). Artralgie. Hoofdpijn. Maculaire huiduitslag, (maculo-) papuleuze of jeukende huiduitslag. Injectieplaatsreacties.
Soms (0,1-1%): infusiegerelateerde overgevoeligheidsreactie. Infusieplaatsreactie. Herpes zoster. Verhoogd ALAT of ASAT.
Verder zijn gemeld: leverschade en verhoging totaalbilirubine.
Bijwerkingen
Zeer vaak (≥ 10%): neutropenie.
Vaak (1-10%): bovensteluchtweginfectie, nasofaryngitis, orale herpes, urineweginfectie. Trombocytopenie. Hypercholesterolemie, hypertriglyceridemie. Verhoogde ASAT/ALAT-waarden. Erytheem of jeuk op de injectieplaats.
Soms (0,1-1%): pneumonie, cellulitis. Diverticulitis.
Zelden (0,01-0,1%): gastro-intestinale perforatie.
Verder gemeld zijn: opportunistische infecties zijn o.a. tuberculose, candidiase en pneumocystose. Herpes zoster.
Interacties
Er is geen onderzoek naar interacties uitgevoerd.
Verricht vaccinaties voorafgaand aan de behandeling. Geen levende vaccins toedienen tijdens de behandeling. Er zijn geen gegevens over de respons op geïnactiveerde of levende vaccins.
Interacties
CYP-enzymen: Verhoogde IL-6-waarden kunnen downregulatie van CYP-activiteit (specifiek van CYP1A2, CYP2C9, CYP2C19, CYP3A4) veroorzaken en daarmee de geneesmiddelconcentraties van middelen die substraat zijn voor deze enzymen, verhogen. Blokkering van IL-6-signalering door sarilumab kan de CYP-activiteit herstellen. Controleer het effect van CYP-substraten, met name bij middelen met een nauwe therapeutische breedte waarvan de dosis individueel aangepast is; voorbeelden zijn controle van de INR bij vitamine K-antagonisten en van de plasmaspiegel bij theofylline. Het effect van CYP3A4-substraten (bv. orale anticonceptiva of statinen) kan afnemen door sarilumab. De wisselwerking met substraten van andere CYP's (CYP2C9, CYP2C19, CYP2D6) is onvoldoende onderzocht.
Vaccins: combinatie met levende en levende verzwakte vaccins vermijden omdat de veiligheid hiervan niet is vastgesteld; immuniseer daarom bij voorkeur voorafgaand aan de behandeling met sarilumab. Het interval tussen vaccinatie met een levend vaccin en het begin van de behandeling met sarilumab dient in lijn te zijn met de richtlijnen voor vaccinaties met betrekking tot immunosuppressiva.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor directe of indirecte schadelijke effecten.
Advies: Gebruik ontraden.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 10 weken na de behandeling.
Zwangerschap
Teratogenese: bij de mens onvoldoende gegevens, bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 3 maanden na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: onbekend. Humaan IgG1 wordt echter uitgescheiden in de moedermelk.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
- actieve infecties (zoals actieve tuberculose).
Contra-indicaties
- actieve, ernstige infectie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Bij klinisch belangrijke actieve infectie behandeling niet beginnen totdat de infectie verdwenen is of voldoende behandeld. Mirikizumab kan het risico op ernstige infectie verhogen. Weeg risico’s en voordelen van de behandeling af bij een chronische infectie of een voorgeschiedenis van terugkerende infectie. Instrueer patiënten om contact op te nemen bij symptomen van een infectie. Overweeg stopzetten bij ontwikkeling van een ernstige infectie, totdat de infectie is verdwenen.
Onderzoek op tbc vóór start behandeling. Controleer tijdens en na de behandeling op tekenen en symptomen van actieve tbc. Bij een voorgeschiedenis van latente of actieve tbc en een afdoende behandeling niet kan worden bevestigd, overweeg een behandeling tegen tbc vóór start met de behandeling.
Controleer stijging van leverenzymen en bilirubine bij start en maandelijks tijdens de inductiebehandeling. Daarna elke 1-4 maanden tijdens de onderhoudsbehandeling en zoals klinisch geïndiceerd. Bij verhoging van ALAT of ASAT en vermoeden van geneesmiddelgeïnduceerde leverschade, behandeling stoppen totdat deze diagnose is uitgesloten.
Antilichamen tegen mirikizumab kunnen ontstaan. Na 12 maanden behandeling ontwikkelde tot 23% van de patiënten antilichamen, meestal een lage titer en met neutraliserende activiteit. Bij hogere antilichaamtiters (bij ca. 2%) kan een lagere serumconcentratie en een verminderde klinische respons optreden. Er is geen verband gevonden tussen antilichamen en overgevoeligheid of reacties op de injectieplaats.
Bij kinderen in de leeftijd < 18 jaar is de veiligheid en werkzaamheid zijn niet vastgesteld. Er is weinig ervaring bij ouderen vanaf 75 jaar.
Waarschuwingen en voorzorgen
Infecties: niet toepassen bij een actieve infectie (waaronder ook lokale infecties). Wees voorzichtig bij patiënten met een vergroot risico voor infecties. Overweeg de baten en risico's van de behandeling alvorens deze te beginnen bij patiënten met een chronische of recidiverende infectie, HIV-infectie, voorgeschiedenis van ernstige of opportunistische infectie, andere onderliggende aandoeningen die vatbaarder maken voor infecties, die zijn blootgesteld aan tuberculose (onderzoek op latente infectie), leven in of reizen naar gebieden met endemische tuberculose of endemische mycose. Volg elke patiënt nauwkeurig op de ontwikkeling van klachten en symptomen van een infectie, vooral oudere patiënten. Onderbreek de behandeling tijdelijk als zich een ernstige of opportunistische infectie ontwikkelt.
Neutrofielen: het absolute neutrofielen aantal (ANC) controleren voor aanvang van de behandeling; start niet bij een ANC < 2 × 109/l. Controleer het aantal neutrofielen ook 4–8 weken na start van de medicatie en daarna zo nodig; staak de behandeling bij een ANC < 0,5 × 109/l.
Bloedplaatjes: controleer het aantal bloedplaatjes voor aanvang van de behandeling; start niet bij een aantal < 150 × 109/l. Controleer het aantal bloedplaatjes ook 4–8 weken na start van de medicatie en daarna zo nodig; staak de behandeling bij < 50 × 109/liter.
Lever: controleer voorafgaand aan de behandeling de levertransaminasen; start niet bij een ALAT- of ASAT-waarde > 1,5× de 'upper limit of normal' (ULN). Controleer 4–8 weken na start van de medicatie; bij een ALAT-waarde > 5× de ULN, de behandeling staken. Controleer daarna om de 3 maanden. Het effect van een leverfunctiestoornis op de kinetiek per dosering is niet onderzocht. Bij een gestoorde leverfunctie (o.a. bij patiënten met een positieve uitslag voor hepatitis B of C) niet toepassen.
Lipiden: controleer 4–8 weken na start van de medicatie en daarna iedere 6 maanden.
Gastro-intestinale perforatie en diverticulitis zijn gemeld. Gastro-intestinale perforatie is gemeld bij patiënten met en zonder diverticulitis. Wees voorzichtig bij patiënten met een voorgeschiedenis van intestinale ulcera of diverticulitis. Laat de patiënt direct contact opnemen bij nieuwe abdominale symptomen zoals aanhoudende pijn met koorts.
Maligniteiten zijn gemeld in klinisch onderzoek.
Veiligheid vaccinaties: immuniseer voorafgaand aan de behandeling met sarilumab, omdat de veiligheid van gelijktijdig gebruik van sarilumab en levende of levende verzwakte vaccins niet is vastgesteld.
Onderzoeksgegevens: de veiligheid en werkzaamheid bij kinderen (< 18 j.) zijn niet vastgesteld.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met mirikizumab contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum
Overdosering
Neem bij overdosering met sarilumab contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Mirikizumab is een gehumaniseerd IgG4 monoklonaal, anti-interleukine-23 (anti-IL-23)-antilichaam dat selectief bindt aan de p19-subeenheid van humaan IL-23-cytokine en de interactie met de IL-23- receptor remt. IL-23 beïnvloedt de differentiatie, expansie en overleving van bepaalde T-cellen . Selectieve blokkade van IL-23 normaliseert de productie van pro-inflammatoire cytokinen waaronder IL-17A, IL-17F en IL-22.
Kinetische gegevens
F | 44% (na s.c. toediening). |
T max | ca. 2-3 dagen (na s.c. toediening). |
V d | 0,07 l/kg. |
Metabolisering | op dezelfde manier als endogeen immunoglobuline via intracellulair katabolisme tot kleine peptiden en aminozuren. |
T 1/2el | ca. 9,3 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Immunosuppressivum, interleukineremmer. Humaan monoklonaal antilichaam (subtype IgG1), bindt aan en blokkeert de IL-6-receptor (IL-6Rα). Remt daardoor de IL-6-gemedieerde signalering, waarbij glycoproteïne 130 en STAT-3 betrokken zijn. IL-6 is een cytokine dat diverse cellulaire responsen stimuleert, zoals proliferatie, differentiatie, overleving en apoptose. Het kan hepatocyten activeren om acute-fase-eiwitten vrij te geven, waaronder C-reactieve proteïne (CRP) en serumamyloïd A. IL-6 speelt een rol bij migratie en activering van T-cellen, B-cellen, monocyten en osteoclasten, wat bij patiënten met reumatoïde artritis leidt tot bot-erosie, synoviale en systemische ontstekingen.
Kinetische gegevens
F | ca. 80%. |
T max | 2–4 dagen. |
V d | 0,12 l/kg. |
Metabolisering | Afbraak tot kleine peptiden en aminozuren, vergelijkbaar met endogeen IgG. |
Eliminatie | lineair en non-lineair. Niet via nier of lever. |
T 1/2el | 8–10 dagen (initieel), 21 dagen (effectief bij steady-state-concentratie). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
mirikizumab hoort bij de groep interleukine-remmers.
- anakinra (L04AC03) Vergelijk
- basiliximab (L04AC02) Vergelijk
- bimekizumab (L04AC21) Vergelijk
- brodalumab (L04AC12) Vergelijk
- canakinumab (L04AC08) Vergelijk
- dupilumab (D11AH05) Vergelijk
- guselkumab (L04AC16) Vergelijk
- ixekizumab (L04AC13) Vergelijk
- risankizumab (L04AC18) Vergelijk
- sarilumab (L04AC14) Vergelijk
- satralizumab (L04AC19) Vergelijk
- secukinumab (L04AC10) Vergelijk
- siltuximab (L04AC11) Vergelijk
- spesolimab (L04AC22) Vergelijk
- tildrakizumab (L04AC17) Vergelijk
- tocilizumab (L04AC07) Vergelijk
- tralokinumab (D11AH07) Vergelijk
- ustekinumab (L04AC05) Vergelijk
Groepsinformatie
sarilumab hoort bij de groep interleukine-remmers.
- anakinra (L04AC03) Vergelijk
- basiliximab (L04AC02) Vergelijk
- bimekizumab (L04AC21) Vergelijk
- brodalumab (L04AC12) Vergelijk
- canakinumab (L04AC08) Vergelijk
- dupilumab (D11AH05) Vergelijk
- guselkumab (L04AC16) Vergelijk
- ixekizumab (L04AC13) Vergelijk
- mirikizumab (L04AC24) Vergelijk
- risankizumab (L04AC18) Vergelijk
- satralizumab (L04AC19) Vergelijk
- secukinumab (L04AC10) Vergelijk
- siltuximab (L04AC11) Vergelijk
- spesolimab (L04AC22) Vergelijk
- tildrakizumab (L04AC17) Vergelijk
- tocilizumab (L04AC07) Vergelijk
- tralokinumab (D11AH07) Vergelijk
- ustekinumab (L04AC05) Vergelijk