Samenstelling
Rizmoic (als tosilaat) Shionogi BV
- Toedieningsvorm
- Tablet, filmomhuld
- Sterkte
- 200 microg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Relistor (bromide) Bausch Health Ireland
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 20 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 0,6 ml (= 12 mg)
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Adviseer bij obstipatie in eerste instantie voldoende inname van vocht en vezels, en voldoende beweging. Indien een dieet met extra vezels niet volstaat, is psyllium een alternatief. Bij de medicamenteuze behandeling van functionele obstipatie is een osmotisch laxans eerste keus. Verhoog bij onvoldoende effect zo nodig tot de maximale dosering of combineer met, of schakel over op een contactlaxans of ander osmotisch laxans. Overweeg als defecatie 3 dagen uitblijft ondanks optimale orale therapie, rectale medicatie ter lediging van het rectum. Fecale impactie kan medicamenteus of manueel worden verwijderd. Als medicatie de voorkeur heeft, overweeg een (micro)klysma of een hoge dosis macrogol (met of zonder elektrolyten).
Zowel naldemedine en naloxegol hebben de voorkeur (vanwege orale toediening) bij onvoldoende effect van reguliere laxantia bij opioïdgeïnduceerde obstipatie. Methylnaltrexon is ook een behandelmogelijkheid bij onvoldoende effect van reguliere laxantia bij opioïdgeïnduceerde obstipatie; dit wordt subcutaan toegediend.
Advies
Adviseer bij obstipatie in eerste instantie voldoende inname van vocht en vezels, en voldoende beweging. Indien een dieet met extra vezels niet volstaat, is psyllium een alternatief. Bij de medicamenteuze behandeling van functionele obstipatie is een osmotisch laxans eerste keus. Verhoog bij onvoldoende effect zo nodig tot de maximale dosering of combineer met, of schakel over op een contactlaxans of ander osmotisch laxans. Overweeg als defecatie 3 dagen uitblijft ondanks optimale orale therapie, rectale medicatie ter lediging van het rectum. Fecale impactie kan medicamenteus of manueel worden verwijderd. Als medicatie de voorkeur heeft, overweeg een (micro)klysma of een hoge dosis macrogol (met of zonder elektrolyten).
Overweeg naloxegol (voorkeur vanwege orale toediening) of methylnaltrexon bij onvoldoende effect van reguliere laxantia bij opioïdgeinduceerde obstipatie in de palliatieve fase.
Kortdurende behandeling met methylnaltrexon is geïndiceerd bij behandeling van fecale impactie door opioidgebruik, ondanks behandeling met laxantia.
Indicaties
Opioïdgeïnduceerde obstipatie bij volwassenen die eerder zijn behandeld met een laxeermiddel.
Indicaties
- Behandeling van opioïd-geïnduceerde obstipatie bij volwassenen, wanneer respons op een gebruikelijke behandeling met laxantia onvoldoende is.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Opioïdgeïnduceerde obstipatie
Volwassenen (incl. ouderen)
200 microg 1×/dag. Het doseerschema van het opioïd hoeft niet gewijzigd te worden. Staak naldemedine als ook het opioïd wordt gestaakt.
Bij een verminderde nierfunctie is een dosisaanpassing niet nodig. Controleer bij een ernstig verminderde nierfunctie vóóraf de nierfunctie, vanwege relatief weinig ervaring. Hemodialyse lijkt geen effect te hebben op de plasmaspiegel van naldemedine.
Bij een verminderde leverfunctie is een dosisaanpassing niet nodig. Niet gebruiken bij een ernstig verminderde leverfunctie, vanwege relatief weinig ervaring.
Toediening: Elke dag op hetzelfde tijdstip met of zonder voedsel innemen.
Doseringen
Niet injecteren op plaatsen waar de huid kwetsbaar, rood, beschadigd of hard is (plaatsen met littekens of striae vermijden). De toedieningsplek variëren (bovenarmen, bovenbenen, buik).
Opioïdgeïnduceerde obstipatie (buiten de palliatieve zorg)
Volwassenen
S.c.: 12 mg (0,6 ml), minstens 4×/w; max. 1×/dag. Staak de behandeling met de gebruikelijke laxantia bij patiënten buiten de palliatieve zorg.
Opioïdgeïnduceerde obstipatie (binnen de palliatieve zorg)
Volwassenen
S.c.: lichaamsgewicht 38–61 kg: 8 mg (0,4 ml), 62–114 kg: 12 mg (0,6 ml) elke 2 dagen, of eventueel met langere tussenpozen. Alleen indien er geen defecatie op de dosis van de dag ervoor heeft plaatsgevonden kan een toedieningsinterval van 24 uur worden aangehouden. Bij een lichaamsgewicht < 38 kg of > 114 kg is de enkelvoudige dosis 0,15 mg/kg; het injectievolume (ml) bedraagt dan lichaamsgewicht (kg) × 0,0075. Methylnaltrexon wordt toegevoegd aan de bestaande behandeling met laxantia bij patiënten binnen de palliatieve zorg.
Bij ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring < 30 ml/min): de dosis aanpassen: bij een lichaamsgewicht van 62–114 kg: 8 mg (0,4 ml) en bij een lichaamsgewicht < 38 kg of > 114 kg 0,075 mg/kg (de helft van de normale dosering) met dezelfde toedieningsfrequentie als bij patiënten zonder verminderde nierfunctie. Gebruik bij terminale nierinsufficiëntie met dialyse wordt ontraden vanwege onvoldoende gegevens.
Bij lichte tot matige leverinsufficiëntie is geen dosisaanpassing nodig. Gebruik bij ernstige leverinsufficiëntie wordt ontraden.
Bijwerkingen
Bij kanker
Zeer vaak (> 10%): diarree.
Vaak (1-10%): misselijkheid, braken, buikpijn.
Soms (0,1-1%): onthoudingssyndroom.
Zelden (0,01-0,1%): overgevoeligheid.
Verder is gemeld: gastro-intestinale perforatie.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): buikpijn, misselijkheid, flatulentie, diarree.
Vaak (1-10%): reactie op de injectieplaats zoals branderigheid, steken, pijn, roodheid, oedeem. Braken. Duizeligheid. Lichte opioïdonthoudingsverschijnselen (koude rillingen, hyperhidrose, tremor, hartkloppingen, opvliegers, pilo-erectie, loopneus).
Verder is gemeld: maag-darmperforatie.
Interacties
Naldemedine wordt voornamelijk door CYP3A gemetaboliseerd, met enige bijdrage van UGT1A3. Naldemedine is een substraat van P-glycoproteïne.
Vermijd gelijktijdig gebruik van sterke CYP3A-remmers (zoals itraconazol, ketoconazol, ritonavir, claritromycine, en grapefruit-/pompelmoessap, omdat deze middelen de blootstelling aan naldemedine verhogen en daarmee de kans op bijwerkingen. Ook gelijktijdig gebruik met matige CYP3A-remmers (zoals fluconazol) kan de plasmaspiegel van naldemedine verhogen. Controleer op bijwerkingen bij gebruik van sterke en matige CYP3A-remmers.
Wees voorzichtig met gelijktijdig gebruik van sterke CYP3A-inductoren (zoals carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne, rifampicine en sint-janskruid (hypericum perforatum)), omdat deze middelen de blootstelling aan naldemedine verlagen en daarmee de werkzaamheid kunnen verminderen. Controleer op bijwerkingen bij gelijktijdig gebruik met matige CYP3A-inductoren (zoals efavirenz), omdat dit niet onderzocht is.
Controleer op bijwerkingen bij gelijktijdig gebruik van (sterke) P-gp-remmers (zoals ciclosporine), omdat deze middelen de plasmaspiegel van naldemedine kunnen verhogen.
Interacties
Methylnaltrexon remt of induceert de CYP-enzymen niet.
Zwangerschap
Teratogenese: Onbekend bij de mens; bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: Gebruik tijdens de zwangerschap kan leiden tot het neonataal abstinentiesyndroom, vanwege een onvolgroeide bloed-hersenbarrière.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens onvoldoende gegevens. Bij dieren aanwijzingen voor schadelijkheid bij zeer hoge doseringen.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend bij de mens; ja bij dieren.
Farmacologisch effect: Een theoretisch risico voor de zuigeling op het neonataal abstinentiesyndroom is niet uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, bij dieren.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
- bekende of vermoede gastro-intestinale obstructie of perforatie óf verhoogd risico op recidiverende obstructie, vanwege de kans op gastro-intestinale perforatie.
Contra-indicaties
- mechanische gastro-intestinale obstructie of meer kans op recidiverende obstructie en bij acute buikchirurgie vanwege het risico van maag-darmperforatie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Naldemedine kan met of zonder andere laxeermiddelen worden gebruikt.
Gastro-intestinale (GI-)perforatie, waaronder met fatale afloop, is gemeld bij gebruik bij patiënten met een verhoogd risico op GI-perforatie (zoals divertikelziekte, onderliggende GI-maligniteiten of peritoneale metastasen). Niet gebruik bij een (vermoede) GI-obstructie of bij een verhoogd risico op recidiverende GI-obstructie. Wees voorzichtig bij een verminderde integriteit van de maag-darmwand, zoals bij een ulcus pepticum, ziekte van Crohn, GI-maligniteit of Ogilvie-syndroom. Controleer op het ontstaan van ernstige, aanhoudende of verergerende buikpijn en laat dit melden. Staak de behandeling bij een vermoeden van obstructie of perforatie.
Controleer op dehydratie bij ernstige diarree of buikpijn en behandel dit.
Controleer op het onthoudingssyndroom door onthouding van een opioïde. Dit is aanwezig als er drie of meer van de volgende klachten aanwezig zijn: dysforie, misselijkheid of braken, spierpijn, traanproductie of rinorroe, pupilverwijding, pilo-erectie of zweten, diarree, geeuwen, koorts, langdurige slapeloosheid. Staak de behandeling in dat geval. Het onthoudingssyndroom ontstaat doorgaans binnen enkele minuten tot meerdere dagen na toediening van een opioïd-antagonist. Laat de patiënt het bij de arts melden als een opioïde wordt gestaakt. Weeg het gebruik extra zorgvuldig af bij een verstoorde bloed-hersenbarrière zoals bij primaire maligniteiten, metastasen en infecties van het centraal zenuwstelsel, actieve MS en gevorderde ziekte van Alzheimer, vanwege meer kans op onthoudingsverschijnselen of verminderde analgesie; controleer nauwgezet op onthoudingsverschijnselen.
Onvoldoende onderzoeksgegevens
- De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 18 jaar is niet vastgesteld.
- Bij ouderen > 75 jaar is beperkt ervaring opgedaan en moet daarom voorzichtig worden opgestart.
- Er is relatief weinig ervaring bij doses opioïden hoger dan het equivalent van 400 mg morfine en er is geen ervaring met opioïdgeïnduceerde obstipatie door partiële μ-agonisten (zoals buprenorfine); wees bij deze patiënten voorzichtig.
- Gebruik is niet onderzocht bij patiënten met recente voorgeschiedenis van een myocardinfarct, CVA of TIA korter dan 3 maanden voorafgaand aan de screening; klinische controle is bij deze groep patiënten nodig.
Waarschuwingen en voorzorgen
Niet toepassen bij obstipatie door andere oorzaken dan door opioïdgebruik.
Bij ernstige of aanhoudende diarree, de behandeling met methylnaltrexon staken.
Gebruik wordt niet aanbevolen bij ernstige leverinsufficiëntie of terminale nierinsufficiëntie met dialyse en voorzichtigheid is geboden bij colostomie, peritoneale katheter, actieve diverticulaire aandoening, laesies van het maag-darmkanaal of fecale impactie.
Bij ernstige, aanhoudende of toenemende buikpijn de behandeling staken vanwege meldingen van maag-darmperforatie bij gebruik van methylnaltrexon. Wees extra voorzichtig bij aandoeningen die geassocieerd zijn met gelokaliseerde of diffuse vermindering van de structurele wand van het maag-darmkanaal (bv. ziekte van Crohn, maagulcus, Ogilvie-syndroom, divertikelaandoeningen, infiltratieve maag-darmtumoren of peritoneale metastasen).
Bij vermoeden van opioïde-abstinentiesyndroom (o.a. hyperhidrose, koude rillingen, braken, buikpijn, hartkloppingen, blozen) de behandeling staken.
Gebruik langer dan 4 maanden is niet onderzocht bij patiënten in de palliatieve zorg.
De veiligheid en werkzaamheid zijn niet vastgesteld bij kinderen en adolescenten (< 18 j.).
Overdosering
Neem voor informatie over een intoxicatie met naldemedine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
orthostatische hypotensie.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met methylnaltrexon contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Derivaat van naltrexon met antagonerende werking op δ-, κ- en μ-opioïdreceptoren. Naldemedine is een perifeer werkend μ-opioïdantagonist in weefsels als het maag-darmkanaal, waardoor het de obstiperende effecten van opioïden vermindert, zonder de centrale effecten van opioïden om te keren. Het derivaat is aangepast om de bloed-hersenbarrière minder goed te passeren.
Kinetische gegevens
F | ca. 20-65% |
T max | Nuchter: 45 min; gevoed: 2,5 uur. Er is geen klinisch significant effect van voedsel |
V d | 2,2 l/kg |
Eiwitbinding | 93,2% |
Metabolisering | Vooral door CYP3A tot nor-naldemedine (primaire metaboliet) en een kleine bijdrage van UGT1A3 tot naldemedine 3-G (onbelangrijke metaboliet). Tevens splitsing in maag-darmkanaal, met vorming van benzamidine en naldemedinecarboxylzuur |
Eliminatie | via urine en feces |
T 1/2el | 11 uur |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Opioïdreceptorantagonist met selectieve werking op de μ-receptor via een reversibele, competitieve binding. Het heeft tevens een geringere affiniteit voor de κ-receptor. Als quaternair amine heeft methylnaltrexon voornamelijk een perifere werking. Hierdoor verbetert het de verstoorde darmmotiliteit door opioïdgebruik zonder beïnvloeding van de centraal analgetische werking.
Werking: binnen 30–60 min. Werkingsduur: ca. 4 uur.
Kinetische gegevens
Resorptie | snel. |
F | 82%. |
T max | ca. 0,5 uur. |
V d | 1,1 l/kg. |
Metabolisering | gering. |
Eliminatie | vnl. onveranderd via zowel de urine als de feces. |
T 1/2el | ca. 8 uur, langer bij ernstige nierinsufficiëntie. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
naldemedine hoort bij de groep laxantia, overige.
Groepsinformatie
methylnaltrexon hoort bij de groep laxantia, overige.