Samenstelling
Furabid Mercury Pharmaceuticals Ltd
- Toedieningsvorm
- Capsule met gereguleerde afgifte
- Sterkte
- 100 mg
25 mg macrokristallijn, 75 mg als monohydraat.
Furadantine mc Mercury Pharmaceuticals Ltd
- Toedieningsvorm
- Capsule
- Sterkte
- 50 mg
Nitrofurantoïne mc Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Capsule
- Sterkte
- 50 mg, 100 mg
Nitrofurantoïne suspensie FNA Formularium der Nederlandse Apothekers
- Toedieningsvorm
- Suspensie
- Sterkte
- 10 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 100 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Bactroban (als Ca-zout) GlaxoSmithKline bv
- Toedieningsvorm
- Neuszalf
- Sterkte
- 20 mg/g
- Verpakkingsvorm
- 3 g
Mupirocine (als Ca-zout) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Neuszalf
- Sterkte
- 20 mg/g
- Verpakkingsvorm
- 5 g
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Een cystitis bij gezonde niet-zwangere vrouwen kan vanzelf overgaan; overweeg in de eerstelijnszorg daarom in overleg met de patiënte een afwachtend beleid (met zo nodig pijnstilling). Ga bij risicogroepen , waaronder zwangeren, mannen en kinderen, direct over tot behandeling met antibiotica om complicaties te voorkomen. Start de behandeling meteen met een voorkeursmiddel, en pas het beleid zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling. De belangrijkste middelen zijn: nitrofurantoïne (bijna altijd eerste keus), fosfomycine (oraal), trimethoprim en bij zwangeren en kinderen ook amoxicilline/clavulaanzuur.
Ga bij een cystitis bij personen behorend tot een risicogroep, waaronder zwangeren en mannen, direct over tot behandeling met antibiotica om complicaties te voorkomen. Start de behandeling ‘blind’, en pas het beleid zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling. De belangrijkste middelen zijn: nitrofurantoïne (bijna altijd eerste keus), fosfomycine (oraal), trimethoprim en bij zwangeren ook amoxicilline/clavulaanzuur.
Ga bij een cystitis bij personen behorende tot een risicogroep, waaronder kinderen < 12 jaar, direct over tot medicamenteuze behandeling met antibiotica om complicaties te voorkomen. Start de behandeling ‘blind’, en pas het beleid zo nodig aan op basis van de kweekuitslag en/of resistentiebepaling. Bij kinderen met cystitis is nitrofurantoïne eerste keus, en is amoxicilline/clavulaanzuur het alternatief. Bij kinderen met een urineweginfectie met tekenen van weefselinvasie is amoxicilline/clavulaanzuur eerste keus, tweede keus is cotrimoxazol.
Advies
Probeer met hygiënische maatregelen uitbreiding van bacteriële huidinfecties of besmetting van anderen tegen te gaan. Behandel oppervlakkige bacteriële huidinfecties met een lokaal antimicrobieel middel. Bij impetigo en impetiginisatie heeft lokaal fusidinezuur de voorkeur. Bij diepe huidinfecties zijn meestal orale antibiotica geïndiceerd of is operatief ingrijpen noodzakelijk. Bij orale antimicrobiële behandeling heeft een smalspectrum-penicilline de voorkeur. Macroliden en clindamycine zijn alternatieven wanneer bijvoorbeeld penicillinen niet worden verdragen. Bij bijtwonden heeft een breedspectrum-penicilline de voorkeur. Bij recidiverende impetigo, recidiverende cellulitis (niet erysipelas) of recidiverende furunculose kan bij een positieve kweek van een neusuitstrijk voor Staphylococcus aureus preventieve behandeling met mupirocine neuszalf gedurende een week worden overwogen.
Indicaties
- Acute lage-urineweginfectie, veroorzaakt door micro-organismen die gevoelig zijn voor nitrofurantoïne;
- Kortdurende profylaxe bij transurethrale ingrepen (katheterisatie, cystoscopie en verblijfskatheter) of na operatieve ingrepen aan de urinewegen;
- Langdurige behandeling van lage-urineweginfecties tot 6 maanden (soms langer); alleen als er geen geschikt alternatief is.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Eliminatie van in de neus gelokaliseerde stafylokokken, waaronder meticilline-resistente Staphylococcus aureus (MRSA), bij zgn. 'neusdragers'.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Acute lage-urineweginfecties
Volwassenen en kinderen vanaf 12 jaar
Volgens de NHG-Standaard Urineweginfecties (2020): gewone capsule, suspensie: 50 mg 4×/dag óf capsule met gereguleerde afgifte: 100 mg iedere 12 uur. Behandelduur: Bij gezonde niet-zwangeren 5 dagen, bij zwangeren 7 dagen (gecontra-indiceerd ≥ 38 weken zwangerschap), en ook 7 dagen bij mannen of vrouwen met diabetes mellitus, een verminderde weerstand of afwijkingen aan nieren of urinewegen (incl. neurologische blaasstoornissen). De effectiviteit van een driedaagse kuur (met 100 mg 4×/dag) is onvoldoende aangetoond (want meer kans op therapiefalen). Volgens de fabrikanten is de behandelduur bij algemeen gebruik 5–7 dagen, óf tot ten minste 3 dagen nadat geen infectie meer aantoonbaar is in de urine.
Kinderen vanaf 1 maand tot 12 jaar
Volgens de NHG-Standaard Urineweginfecties (2020): suspensie: 5–6 mg/kg lichaamsgewicht/dag verdeeld over 4 doses, max. 200 mg/dag. Behandelduur: 5 dagen. Volgens de fabrikanten is de gebruikelijke dosering bij meisjes van 5 tot 12 jaar: 3–6 mg/kg lichaamsgewicht/dag verdeeld over 4 doses, met een behandelduur van 7 dagen, óf tot ten minste 3 dagen nadat geen infectie meer aantoonbaar is in de urine.
Kortdurende profylaxe bij ingrepen aan de urinewegen
Volwassenen en kinderen vanaf 12 jaar
50 mg 4×/dag op de dag van de ingreep en gedurende 3 dagen erna.
Langdurige behandeling van recidiverende lage-urineweginfecties (als profylaxe)
Volwassenen en kinderen vanaf 12 jaar
Volgens de NHG-standaard Urineweginfecties (2020): Bij voorkeur als postcoïtum profylaxe bij seksueel actieve vrouwen: gewone capsules, suspensie: 50–100 mg binnen 2 uur na iedere coïtus, echter max. 1×/dag. Behandelduur: 6 tot 12 maanden, waarbij de baten moeten worden afgewogen tegen het risico van antibioticaresistentie en ernstige bijwerkingen (m.n. lever- en longtoxiciteit). Alternatief: als continue profylaxe: gewone capsule, suspensie: 50–100 mg/dag voor het slapengaan. Behandelduur: Ook bij deze vorm van profylaxe is het advies deze te staken na 6 tot 12 maanden, om dezelfde reden als hiervoor genoemd.
Verminderde nierfunctie: Bij een creatinineklaring ≥ 30 ml/min is geen dosisaanpassing nodig. De toepassing bij een creatinineklaring < 30 ml/min (incl. verschillende vormen van dialyse) is gecontra-indiceerd (zie rubriek Contra-indicaties).
Toediening
- Innemen tijdens of vlak na de maaltijd, of met melk of yoghurt om de biologische beschikbaarheid en de gastro–intestinale tolerantie te optimaliseren.
- De suspensie schudden voor gebruik.
Doseringen
Eliminatie van stafylokokken
Volwassenen en kinderen
Een kleine hoeveelheid zalf (ter grootte van een luciferkop) 2–3×/dag met de pink in elk neusgat aanbrengen en vervolgens de neusvleugels dichtknijpen en masseren om de zalf verder te verspreiden. Bij kinderen en ernstig zieke patiënten kan een wattenstaafje worden gebruikt. Na toediening de handen wassen. De behandeling 5–7 dagen voortzetten, max. 10 dagen.
Volgens de NHG-Standaard Bacteriële huidinfecties (2017): als profylaxe bij recidiverende impetigo, cellulitis of furunculose én een positieve neuskweek: 3×/dag gedurende 1 week in de neus aanbrengen; na 3 maanden het effect evalueren.
Verminderde nier- of leverfunctie: geen dosisaanpassing nodig.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): superinfectie door schimmels of resistente bacteriën (bv. Pseudomonas) in het urogenitale stelsel. (Kortdurende) alopecia.
Zelden (0,01–0,1%): collaps, cyanose. Cholestatische icterus (bij kortdurende behandeling), chronische actieve hepatitis (bij langdurige behandeling; soms met necrose). Misselijkheid, anorexie. Exfoliatieve dermatitis, erythema multiforme, Stevens–Johnsonsyndroom. Anemie (incl. hemolytische anemie (door G6PD-deficiëntie), megaloblastaire of aplastische anemie), leukopenie, agranulocytose, trombocytopenie, eosinofilie.
Zeer zelden (< 0,01%): idiopathische intracraniële hypertensie.
Verder zijn gemeld: angio–oedeem, anafylactische reactie, lupusachtig syndroom (incl. longreacties). Cutane vasculitis. Interstitiële nefritis. Hepatitis, auto-immuunhepatitis, levernecrose. Pancreatitis. Longreacties (acuut: met koorts, koude rillingen, pijn op de borst, dyspneu, hoest, longinfiltratie met consolidatie of pleurale effusie, en eosinofilie; subacuut: met koorts en eosinofilie; chronisch: met koorts, koude rillingen, hoest en dyspneu). Perifere (poly)neuropathie (sensorisch en/of motorisch, soms irreversibel, meestal (in 90% van de gevallen) bij patiënten met nierinsufficiëntie), optische neuritis, nystagmus, duizeligheid. Depressie, euforie, verwardheid, psychotische reacties, hoofdpijn en slaperigheid. Asthenie, gewrichtspijn. Braken, buikpijn, diarree, sialoadenitis. Huiduitslag (erythemateus, maculopapuleus, eczemateuze erupties), urticaria, DRESS-syndroom.
Bijwerkingen
Soms (0,1-1%): lokale irritatie neusslijmvlies.
Zeer zelden (< 0,01%): overgevoeligheidsreacties van de huid. Systemische allergische reacties zoals anafylaxie, angio–oedeem, urticaria, gegeneraliseerde huiduitslag.
Interacties
Fluorchinolonen en nitrofurantoïne kunnen mogelijk elkaars werking verminderen; combinatie wordt niet aanbevolen.
Het orale buiktyfusvaccin kan onwerkzaam worden.
Probenecide kan de renale klaring van nitrofurantoïne verminderen.
Alkaliserende middelen (toename pH van de urine) verminderen de werkzaamheid van nitrofurantoïne.
Gelijktijdige toediening van magnesiumtrisilicaat vermindert de absorptie van nitrofurantoïne.
Interacties
Er zijn van dit middel geen interacties bekend.
Zwangerschap
Nitrofurantoïne passeert in geringe hoeveelheden de placenta.
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: Bij toediening rond de periode van de bevalling is er vanwege de nog onrijpe erytrocyt-enzymsystemen het risico van hemolytische anemie bij het kind, vooral bij G6PD-deficiëntie.
Advies: Kan volgens Lareb gebruikt worden, behalve in de periode rond de uitgerekende datum. Volgens de NHG-Standaard Urineweginfecties (2020) is de toepassing na ≥ 38 weken zwangerschap gecontra-indiceerd. De NVOG-richtlijn Urineweginfectie in de zwangerschap (uit 2011) geeft aan dat het bij voorkeur niet gebruikt wordt vanaf 36 weken zwangerschap of bij dreigende preterme geboorte, in verband met de langzame uitscheiding via de nier bij de neonaat en risico op hemolytische anemie.
Vruchtbaarheid: Vermindering van de mannelijke fertiliteit (verlaagd aantal spermacellen, tijdelijke stilstand spermatogenese) is beschreven bij gebruik van supratherapeutische doseringen, de normale doseringen zijn echter niet geassocieerd met mannelijke onvruchtbaarheid.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens onvoldoende gegevens. Bij dieren bij hoge systemische doseringen geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: De systemische blootstelling bij intranasaal gebruik is verwaarloosbaar waardoor nadelige effecten bij de foetus onwaarschijnlijk zijn.
Advies: Kan volgens voorschrift worden gebruikt.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in geringe mate.
Farmacologisch effect: De hoeveelheid in de moedermelk is zó gering, dat het onwaarschijnlijk is dat deze hoeveelheid een hemolytische anemie kan veroorzaken, zelfs bij een G6PD-deficiënte zuigeling.
Advies: Kan worden gebruikt. Hoewel het onwaarschijnlijk is dat de hoeveelheid nitrofurantoïne in de moedermelk een hemolytische anemie kan veroorzaken, is toch het advies om hier alert op te zijn in de eerste maand post partum, en vooral bij prematuren en bij G6PD-deficiënte zuigelingen.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Farmacologisch effect: Gezien de verwaarloosbare systemische belasting bij de moeder bij gebruik van de neuszalf, is het onwaarschijnlijk dat de zuigeling klinisch relevante hoeveelheden met de moedermelk binnenkrijgt. Na nasale toediening bij neonaten en prematuren is wel enige absorptie waargenomen, maar zonder nadelige effecten.
Advies: Kan volgens voorschrift worden gebruikt.
Contra-indicaties
- Nierfunctiestoornis met een creatinineklaring < 30 ml/min, omdat hierbij geen bactericide concentratie in de urine wordt verkregen;
- Verhoogde serumcreatininewaarde (volgens de fabrikanten van Furadantine MC en Furabid);
- Long- of leverreactie dan wel perifere neuropathie in de anamnese/voorgeschiedenis na eerder gebruik van nitrofurantoïne of andere nitrofuranen;
- Overgevoeligheid voor nitrofuranen;
- Acute porfyrie;
- G6PD-deficiëntie;
- Toepassing bij pasgeborenen van < 3 mnd., omdat zij vanwege nog onrijpe erytrocyt-enzymsystemen kans lopen op hemolytische anemie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Tijdens de behandeling kunnen zich levensbedreigende long- en levercomplicaties voordoen. Omdat bestaande aandoeningen deze bijwerkingen kunnen maskeren nitrofurantoïne voorzichtig gebruiken bij bestaande longziekten, leverfunctiestoornissen en allergische aanleg. Controleer vooral bij langdurig gebruik nauwgezet op bijwerkingen op de longen, lever (op tekenen van hepatitis/leverschade), het bloed (m.n. op hemolyse) en perifere zenuwstelsel; bij eerste tekenen hiervan het gebruik onmiddellijk staken. Acute longreacties treden meestal op binnen de eerste week van de behandeling en zijn reversibel. Chronische longreacties gaan soms gepaard met veranderingen in het ECG; de longfunctie kan permanente schade oplopen, zelfs na het staken van het gebruik. Vooral bij ouderen kunnen chronische pulmonale reacties zich sluipend ontwikkelen (bv. longfibrose en diffuse interstitiële pneumonitis).
Wees voorzichtig bij bestaande neurologische aandoeningen. Er is meer kans op perifere neuropathie bij ouderen, en bij aandoeningen zoals een verminderde nierfunctie, diabetes mellitus, anemie, alcoholisme, verstoringen in de elektrolytenbalans, vitamine B-deficiëntie (vooral folaatdeficiëntie) en aandoeningen die de voorraad vitamine B uitputten. De perifere neuropathie kan levensbedreigend of irreversibel worden en ontstaat meestal binnen 2 maanden (9–45 dagen, het snelst binnen 3 dagen). Initieel is er sensibiliteitsverlies met paresthesie. Later kan zich een motorische stoornis ontwikkelen, vaak met ernstige spieratrofie. Motorische beperkingen verdwijnen langzamer en minder compleet dan de sensorische.
Nitrofurantoïne kan de urine geel of bruin verkleuren.
De bepaling van glucose in de urine (op koperbasis, zoals Benedict-suikerreactie en Clinitest) kan worden verstoord.
Waarschuwingen en voorzorgen
Contact met de ogen vermijden. Indien contact met de ogen optreedt, deze grondig spoelen met water.
Bij het optreden van overgevoeligheidsreacties of ernstige lokale irritatie de behandeling staken en restanten van de zalf uit de neus verwijderen.
Overgroei van niet-gevoelige micro-organismen, incl. schimmels, is mogelijk; de maximale behandelduur niet overschrijden.
Overdosering
Symptomen
Onder andere maagirritatie, misselijkheid, braken.
Zie voor meer symptomen en de behandeling de monografie nitrofurantoïne op vergiftigingen.info.
Eigenschappen
Nitrofurantoïne behoort tot de nitrofuranen. Het wordt in de bacteriële cel gereduceerd tot reactieve tussenproducten. Deze remmen een aantal enzymen die een rol spelen in het energiemetabolisme van de bacterie, zoals de Krebs-cyclus. Hierdoor onderbreken ze de energieaanvoer die nodig is voor normale groei en instandhouding van de bacterie. Ook binden tussenproducten zich op diverse plaatsen van de ribosomen, wat leidt tot een verstoring van de bacteriële eiwitsynthese. Therapeutisch actieve concentraties worden alleen bereikt in de urine; de meeste activiteit is in zure urine, bij een pH van > 8 gaat het grootste deel van de antibacteriële activiteit verloren. Het antibacteriële spectrum omvat het merendeel van de urinewegpathogenen, waaronder zowel Gram-positieve als Gram-negatieve bacteriën. Resistentie kan voorkomen bij langdurig gebruik van nitrofurantoïne. Verminderde gevoeligheid is waargenomen bij ESBL-producerende darmbacteriën. Kruisresistentie tussen nitrofurantoïne en andere antibioticaklassen is niet waargenomen.
Doorgaans gevoelig zijn: Escherichia coli, Enterococcus faecalis, Staphylococcus aureus, Staphylococcus epidermidis en Staphylococcus saprophyticus.
Een verworven resistentie kan een probleem zijn bij: Citrobacter spp., Enterobacter spp., Klebsiella spp. en Raoultella spp.
Doorgaans ongevoelig zijn: Morganella spp.
Inherent resistent zijn: Proteus spp., Pseudomonas spp. en Serratia spp.
Het in de capsule met gereguleerde afgifte aanwezige nitrofurantoïnemonohydraat vormt bij blootstelling aan maag- en darmsappen een gel, waaruit het actieve bestanddeel geleidelijk vrijkomt.
Kinetische gegevens
Resorptie | snel en goed in het bovenste gedeelte van de dunne darm; voedsel en melk vergroten de biologische beschikbaarheid. |
T max | in de urine na ca. 4 uur; in plasma worden geen antimicrobiële concentraties bereikt. |
V d | ca. 0,58 (+/- 0,12) l/kg. |
Metabolisering | ca. 60% van de dosis, voornamelijk via enzymatische weg, tot onwerkzame aminofuranen (deze kunnen de urine bruin verkleuren). |
Eliminatie | via de nieren, ca. 20-25% onveranderd. Nitrofurantoïne is hemodialyseerbaar. |
T 1/2el | ca. 60 min. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Mupirocine is een bacteriostatisch of bactericide middel, afhankelijk van de lokaal bereikte concentratie. Het remt de bacteriële eiwitsynthese door reversibel en specifiek te binden aan bacterieel iso–leucyl–transfer–RNA synthetase. Het werkingsspectrum is smal.
Doorgaans gevoelig zijn: Staphylococcus aureus en Streptococcus spp.
Een verworven resistentie kan een probleem zijn bij: meticilline-resistente stammen van Staphylococcus aureus (MRSA) en bij meticilline-resistente coagulase-negatieve Staphylococcus spp.
Ongevoelig zijn: Corynebacterium spp. en Micrococcus spp.
De intrinsieke resistentie van Gram-negatieve organismen (zoals Enterobacteriaceae) is mogelijk een gevolg van de geringe doordringbaarheid van de buitenste celmembraan van de bacteriële celwand.
Kinetische gegevens
Resorptie | bij intranasaal gebruik verwaarloosbaar (<1% van de dosis, zowel bij intact als bij beschadigd slijmvlies); bij neonaten en prematuren is wel absorptie waargenomen, echter zonder nadelige effecten. |
Metabolisering | na eventuele absorptie: snel tot het inactieve monaanzuur. |
Eliminatie | monaanzuur wordt snel via de urine uitgescheiden. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
nitrofurantoïne hoort bij de groep antibacteriële middelen, overige.
- aztreonam (J01DF01) Vergelijk
- clindamycine (systemisch) (J01FF01) Vergelijk
- colistine (inhalatie) (J01XB01) Vergelijk
- colistine (parenteraal) (J01XB01) Vergelijk
- daptomycine (J01XX09) Vergelijk
- fidaxomicine (A07AA12) Vergelijk
- fosfomycine (intraveneus) (J01XX01) Vergelijk
- fosfomycine (oraal) (J01XX01) Vergelijk
- methenamine (J01XX05) Vergelijk
- metronidazol (intraveneus) (J01XD01) Vergelijk
- mupirocine (eliminatie stafylokokken in de neus) (R01AX06) Vergelijk
Groepsinformatie
mupirocine (eliminatie stafylokokken in de neus) hoort bij de groep antibacteriële middelen, overige.
- aztreonam (J01DF01) Vergelijk
- clindamycine (systemisch) (J01FF01) Vergelijk
- colistine (inhalatie) (J01XB01) Vergelijk
- colistine (parenteraal) (J01XB01) Vergelijk
- daptomycine (J01XX09) Vergelijk
- fidaxomicine (A07AA12) Vergelijk
- fosfomycine (intraveneus) (J01XX01) Vergelijk
- fosfomycine (oraal) (J01XX01) Vergelijk
- methenamine (J01XX05) Vergelijk
- metronidazol (intraveneus) (J01XD01) Vergelijk
- nitrofurantoïne (J01XE01) Vergelijk
Kosten
Kosten laden…Kosten
Kosten laden…Zie ook
Geneesmiddelgroep
Indicaties
- cystitis bij gezonde, niet-zwangere vrouw
- cystitis bij risicogroepen ouder dan 12 jaar
- urineweginfectie bij kinderen jonger dan 12 jaar