Samenstelling
Gazyvaro XGVS Roche Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 25 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 40 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Qarziba XGVS Aanvullende monitoring Eusa Pharma
- Toedieningsvorm
- Oplossing voor infusie
- Sterkte
- 4,5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 4,5 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Zie voor de behandeling van chronische lymfatische leukemie de geldende behandelrichtlijn (2020) via hovon.nl.
Zie voor de behandeling van folliculair lymfoom de behandelrichtlijn (2019) via hovon.nl.
Advies
Voor dit geneesmiddel is geen advies vastgesteld.
Indicaties
Chronische lymfatische leukemie (CLL) bij volwassenen
- als eerste behandeling in combinatie met chloorambucil, wanneer behandeling met een volledige dosis fludarabine niet mogelijk is vanwege comorbiditeit.
Folliculair lymfoom (FL) bij volwassenen
- als eerste behandeling in combinatie met chemotherapie (bendamustine, CHOP, CVP), bij respons gevolgd door monotherapie als onderhoudsbehandeling;
- in combinatie met bendamustine gevolgd door monotherapie als onderhoudsbehandeling, bij geen respons op een eerdere therapie óf bij progressie tijdens (of tot 6 maanden na) een behandeling die rituximab bevat (incl. rituximab als monotherapie).
Indicaties
- Hoogrisico-neuroblastoom bij volwassenen en kinderen ≥ 12 maanden, die eerder zijn behandeld met inductiechemotherapie en minstens een partiële respons bereikten, gevolgd door myeloablatieve therapie en stamceltransplantatie, óf bij een voorgeschiedenis van gerecidiveerd of refractair neuroblastoom, met of zonder restziekte.
- Bij een voorgeschiedenis van gerecidiveerde/refractaire ziekte en bij patiënten die geen complete respons bereikten na eerstelijnsbehandeling, dient dinutuximab te worden gecombineerd met aldesleukine.
Doseringen
Profylaxe en premedicatie van tumorlysissyndroom: start bij een hoge tumorlast of een hoog aantal circulerende lymfocyten (> 25 × 109/l) en/of een nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 70 ml/min) 12–24 uur vóór toediening met adequate hydratie en toediening van allopurinol of rasburicase. Overhydratie vermeerdert echter de kans op het 'cytokine release syndrome'.
Premedicatie gericht tegen infusiegerelateerde bijwerkingen: richtlijn: i.v.-corticosteroïden (bv. 100 mg prednis(ol)on of 20 mg dexamethason of 80 mg methylprednisolon; hydrocortison niet gebruiken omdat het niet effectief is gebleken), een oraal analgeticum (bv. 1 g paracetamol) én een antihistaminicum. Zie voor de premedicatieschema's bij de diverse indicaties tijdens de diverse cycli de officiële productinformatie van CBG/EMA (rubriek 4.2, tabel 1). De i.v.-corticosteroïde is niet nodig indien een chemotherapie die corticosteroïde bevat op dezelfde dag wordt toegediend als obinutuzumab (de orale corticosteroïde dan geven ten minste 60 min vóór obinutuzumab.
Overweeg een antihypertensieve behandeling te staken gedurende (ten minste) 12 uur vóór tot 1 uur na iedere toediening vanwege kans op infusiegerelateerde hypotensie; houd hierbij rekening met antihypertensiva met een lange werkingsduur zoals preparaten met een gereguleerde afgifte.
Chronische lymfatische leukemie (CLL)
Volwassenen (incl. ouderen)
In combinatie met chloorambucil#doseringen: als i.v.-infuus van 1000 mg verdeeld over dag 1 en 2 (resp. 100 mg en 900 mg), en 1000 mg op dag 8 en 15 van de eerste 28-daagse behandelcyclus. Tijdens de cycli 2–6 i.v.-infuus van 1000 mg op dag 1. Bij zeer goed verdragen van de allereerste dosis (cyclus 1) kan met voldoende tussentijd de tweede dosis van 900 mg eventueel óók op de eerste dag worden gegeven. Chloorambucil wordt oraal toegediend: 0,5 mg/kg lichaamsgewicht op dag 1 en 15 van alle behandelcycli.
Folliculair lymfoom (FL)
Volwassenen (incl. ouderen)
Nog niet eerder behandeld FL
Inductiebehandeling (in combinatie met chemotherapie): als i.v.-infuus van 1000 mg op dag 1, 8 en 15 van de eerste behandelcyclus. Een cyclus bedraagt 28 dagen indien gecombineerd met bendamustine (i.v. 90 mg/m²/dag op dag 1 en 2) en 21 dagen indien gecombineerd met CHOP of CVP. Tijdens de cycli 2–6 (gecombineerd met bendamustine) of 2–8 (gecombineerd met CHOP of CVP) als i.v.-infuus van 1000 mg op dag 1.
Onderhoudsbehandeling (monotherapie): bij complete of gedeeltelijke respons op de inductiebehandeling als i.v.-infuus van 1000 mg eenmaal per 2 maanden gedurende maximaal 2 jaar of tot ziekteprogressie.
Eerder behandeld FL
Inductiebehandeling in combinatie met bendamustine: als i.v.-infuus van 1000 mg op dag 1, 8 en 15 van de eerste 28-daagse behandelcyclus. Tijdens de cycli 2–6 als i.v.-infuus van 1000 mg op dag 1. Bendamustine: i.v. 90 mg/m²/dag op dag 1 en 2 van elke cyclus.
Onderhoudsbehandeling (monotherapie): bij complete of gedeeltelijke respons op de inductiebehandeling of bij stabiele ziekte als i.v.-infuus van 1000 mg eenmaal per 2 maanden gedurende maximaal 2 jaar of tot ziekteprogressie.
Nierfunctiestoornis: bij een licht tot matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring 30–89 ml/min) is een aanpassing van de dosis niet nodig. Er kan geen doseringsadvies gegeven worden bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min) vanwege onvoldoende gegevens.
Leverfunctiestoornis: er kan geen doseringsadvies gegeven worden vanwege onvoldoende gegevens.
Bij (ernstige) bijwerkingen worden er géén dosisverlagingen voor obinutuzumab aanbevolen. Bij infusiegerelateerde bijwerkingen de infusiesnelheid verlagen, de behandeling onderbreken of definitief staken, zie hiervoor de officiële productinformatie van CBG/EMA (rubriek 4.2, tabellen 4 t/m 6 en de tekst onder de tabel).
Bij een uitgestelde dosis vanwege het optreden van toxiciteit bij folliculair lymfoom: als de toxiciteit optreedt vóór cyclus 1 dag 8 of cyclus 1 dag 15, waardoor uitstel van de behandeling nodig is, de uitgestelde doses na herstel van de toxiciteit toedienen. Hierdoor schuiven de vervolgafspraken en start van cyclus 2 op.
Bij een gemiste dosis: deze zo snel mogelijk alsnog toedienen.
Toediening: na verdunning als intraveneuze infusie toedienen via een aparte lijn; zie voor de (aanpassingen van) infusiesnelheden bij de verschillende indicaties de officiële productinformatie van CBG/EMA (rubriek 4.2, tabellen 4 t/m 6). Niet toedienen als push- of bolusinjectie.
Doseringen
Voorafgaand aan elke infusie premedicatie met een antihistaminicum toedienen. Herhaal zo nodig elke 4-6 uur.
Beoordeel voorafgaand aan elke behandelkuur de volgende klinische parameters en stel behandeling zo nodig uit tot deze waarden worden bereikt: pulsoximetrie > 94% met kamerlucht, absolute neutrofielentelling ≥ 500/µl, plaatjestelling ≥ 20.000/µl, ALAT/ASAT < 5 × ULN, creatinineklaring of GFR > 60 ml/min/1,73 m².
Voorafgaand aan de behandeling van gerecidiveerd neuroblastoom dient een eventuele actief progressieve ziekte (zoals een infectie) te worden behandeld.
HR-Neuroblastoom
Kinderen en volwassenen ≥ 12 maanden.
De behandeling omvat 5 opeenvolgende kuren van elk 35 dagen. De totale dosis dient 100 mg/m² lichaamsoppervlak per kuur te zijn en kan op twee wijzen worden toegediend:
- 10 mg/m² via continue infusie met een snelheid van 2 ml/uur, gedurende de eerste 10 dagen elke kuur óf;
– 20 mg/m² via dagelijkse infusie toegediend in 8 uur, met een snelheid van ca. 13 ml/uur, gedurende de eerste 5 dagen van elke kuur.
Combinatietherapie: de aanbevolen dosis aldesleukine is 6 × 10 6 IE/m²/dag als s.c. injectie, gedurende 2 perioden van 5 opeenvolgende dagen (totale dosis 60 × 10 6 IE/m² per kuur). Start de eerste kuur van 5 dagen, 7 dagen vóór de eerste infusie van dinutuximab β en start de tweede kuur van 5 dagen gelijktijdig met de infusie van dinutuximab β.
Verminderde nier- of leverfunctie: er zijn geen gegevens beschikbaar.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen de officiële productinformatie CBG/EMA (rubriek 4.2).
Toediening: de verdunde oplossing toedienen via een perifere of centrale infuuslijn. Andere, gelijktijdig i.v. toegediende middelen via een afzonderlijke infusielijn toedienen.
Bijwerkingen
Combinatietherapie: Zeer vaak ( > 10%): infusiegerelateerde reacties (vooral bij infusie van de eerste 1000 mg, afnemend bij de volgende infusies of cycli (zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen)). Bovenste luchtweginfectie, pneumonie, sinusitis, herpes zoster, urineweginfectie, nasofaryngitis. Hoesten. Koorts, vermoeidheid, asthenie. Diarree, obstipatie. Hoofdpijn. Artralgie, pijn in de rug, pijn in de ledematen. Slapeloosheid. Jeuk, alopecia. Neutropenie, leukopenie, trombocytopenie, anemie.
Vaak (1-10%): hypertensie. Atriumfibrilleren. Pijn op de borst. Tumorlysissyndroom. Orale herpesinfectie, rinitis, faryngitis, influenza. Verstopte neus, rinorroe, orofaryngeale pijn. Dyspepsie, aambeien, gastro-intestinale perforatie. Dysurie, urine-incontinentie. Plaveiselcelcarcinoom van de huid, basaalcelcarcinoom, eczeem. Depressie, angst. Skeletspierpijn van de borstkas, botpijn. Gewichtstoename. Hyperurikemie, hypokaliëmie. Febriele neutropenie.
Soms (0,1-1%): diffuse intravasculaire coagulatie. Hepatitis B-reactivatie.
Verder zijn gemeld: anafylaxie, serumziekte. 'Cytokine release syndrome'. Verergering van bestaande hartaandoening, zoals hartfalen, aritmieën, angina pectoris, acuut coronair syndroom (soms met fataal verloop). Progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML). Kort na de eerste infusie tijdelijke verhoging van ASAT, ALAT, AF.
Bij een leeftijd > 75 jaar (bij CLL) of bij een creatinineklaring < 50 ml/min (CLL en FL) treden er meer ernstige (incl. soms fatale) bijwerkingen op.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): koorts (88%) en pijn (77%) ondanks behandeling met analgetica. Infectie (o.a. pneumonie, huidinfectie, herpesvirusinfectie, myelitis, encefalomyelitis, hulpmiddelgerelateerde infectie). Anemie (ca. 72%), leukopenie, neutropenie (ca. 52%), trombocytopnie (ca. 50%). Overgevoeligheid (ca. 74%), 'cytokine release syndrome'. Vochtretentie. Hoofdpijn. Mydriase, pupillotonie, oogoedeem. Tachycardie. Hypotensie (ca. 42%), capilaireleksyndroom (ca. 40%). Hypoxie, hoesten. Braken (ca. 57%), obstipatie, stomatitis, diarree (ca. 51%). Jeuk, huiduitslag, urticaria. Koude rillingen, perifeer oedeem, gezichtsoedeem. Gewichtstoename. Stijging ALAT, ASAT, γ-GT, bilirubine en creatinine in het bloed.
Vaak (1-10%): sepsis. Lymfopenie. Anafylactische reactie. Verminderde eetlust, hypoalbuminemie, hyponatriëmie, hypokaliëmie, hypofosfatemie, hypomagnesiëmie, hypocalciëmie, dehydratie. Agitatie, angst. Perifere neuropathie, convulsie, paresthesie, duizeligheid, tremor. Oftalmoplegie, papiloedeem, accommodatieafwijking, wazig zien, fotofobie. Hartfalen, linkerventrikeldisfunctie, pericardeffusie. Hypertensie. Bronchospasme, dyspneu, respiratoir falen, longinfiltraat, pulmonaal oedeem, pleurale effusie, tachypneu, laryngospasmen. Misselijkheid, lip-oedeem, droge lippen, ascites, abdominale distensie, ileus. (Exfoliatieve) dermatitis, erytheem, droge huid, hyperhidrose, petechiën, fotosensibilisatie. Spierspasmen. Oligurie, urineretentie, hyperfosfaturie, hematurie, proteïnurie. Injectieplaatsreactie. Gewichtsafname. Daling glomerulaire filtratiesnelheid. Hypertriglyceridemie, verlengde geactiveerde partiële tromboplastinetijd, verlengde protrombinetijd, verlengde trombinetijd.
Soms (0,1-1%): gedissemineerde intravasculaire stolling, eosinofilie. Serumziekte. Verhoogde intracraniale druk, posterieur reversibel encefalopathiesyndroom (PRES). Hypovolemische shock, veno-occlusieve ziekte. Enterocolitis. Hepatocellulair letsel. Nierfalen.
Interacties
Tijdens de behandeling met obinutuzumab en tot aan herstel van het aantal B-cellen géén levende vaccins toedienen, vanwege de toegenomen kans op infectie. Zo ook aan een pasgeborene die tijdens de zwangerschap is blootgesteld aan obinutuzumab géén levende vaccins geven tot het aantal B-cellen hersteld is.
Wees in verband met de kans op trombocytopenie voorzichtig met de combinatie met antistollingsmiddelen inclusief plaatjesremmers, vooral tijdens de eerste cyclus.
Interacties
Vermijd het gebruik van vaccins tijdens de behandeling en tot 10 weken na de laatste behandelkuur, vanwege immuunstimulatie door dinutuximab β en een mogelijke kans op zeldzame neurologische toxiciteiten.
Het gelijktijdig gebruik van corticosteroïden wordt ontraden (behalve in levensbedreigende situaties), binnen 2 weken vóór de eerste behandelkuur tot 1 week na de laatste behandelkuur, vanwege de immunosuppressieve werking.
Het gelijktijdig gebruik van intraveneuze immunoglobulinen wordt ontraden, omdat deze de van dinutuximab β afhankelijke cellulaire cytotoxiciteit kunnen beïnvloeden.
Zwangerschap
Obinutuzumab passeert geleidelijk in toenemende mate tijdens het 2e en 3e trimester de placenta.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: Bij dieren is bij 2–5× de klinische blootstelling bij de pasgeboren jongen een volledige depletie van B-cellen gezien; het aantal B-cellen normaliseerde en de immunologische functie herstelde binnen 6 maanden post partum.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 18 maanden na de therapie. Controleer bij een pasgeborene die tijdens de zwangerschap is blootgesteld aan obinutuzumab het aantal B-cellen en geef geen levende vaccins tot het aantal B-cellen hersteld is.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, geen gegevens.
Farmacologisch effect: Het doelwit-antigeen GD2 komt tot expressie op neuronale weefsels, in het bijzonder tijdens de embryo-foetale ontwikkeling en kan de placenta passeren.
Advies: Gebruik ontraden.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste zes maanden na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, bij dieren. Vanwege de molecuulgrootte wordt geen passieve overgang van obinutuzumab in de moedermelk verwacht. Het is onbekend of er een actieve overgang plaatsvindt. Een risico voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding staken tijdens en tot 18 maanden na de behandeling.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden tijdens en gedurende zes maanden na de therapie.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
- acute graft-versus-host-ziekte (GvHD) graad 3-4 of uitgebreide chronische GvHD.
Waarschuwingen en voorzorgen
Hepatitis B-reactivatie is gemeld. Screen daarom iedere patiënt vóór het begin van de behandeling op HBsAg en HBcAg. Bij positieve hepatitis B serologie een leverspecialist raadplegen.
Niet toedienen bij een actieve infectie. Wees voorzichtig bij een voorgeschiedenis van recidiverende of chronische infecties. Het optreden van fatale infecties is gemeld; bij CLL bij een comorbiditeitsscore (CIRS) > 6 en creatinineklaring < 70 ml/min bestaat meer kans op infecties. Bij FL worden meer ernstige infecties tijdens de onderhoudsfase waargenomen indien tijdens de inductiebehandeling ook bendamustine wordt toegepast.
Infusiegerelateerde reacties (IRR's) zijn de meest voorkomende bijwerkingen. Stop de behandeling definitief bij optreden van IRR's graad 4 of een tweede keer graad 3 of bij acute levensbedreigende ademhalingssymptomen. IRR's bestaan o.a. uit tachycardie, atriumfibrilleren, hypotensie of hypertensie, blozen, dyspneu, bronchospasme, laryngeaal oedeem, misselijkheid, braken, diarree, koorts, rillingen, hoofdpijn. Deze komen meer voor en zijn ernstiger na infusie van de eerste 1000 mg. Bij volgende infusies kwamen zulke reacties minder voor. Risicofactoren voor het optreden van ernstige IRR's zijn een hoge tumorlast, verminderde nierfunctie (< 50 ml/min) en een comorbiditeitsscore (Cumulative Illness Rating Scale: CIRS) > 6.
Overgevoeligheid is gemeld en onderscheidt zich meestal van IRR's door optreden ná eerdere blootstelling en zeer zelden bij de eerste infusie. Overgevoeligheid kan zich acuut uiten (anafylaxie) of pas na enige tijd (serumziekte). De incidentie van IRR's is lager wanneer een combinatie van preventieve maatregelen is toegediend, zie aanbevelingen hiervoor in de rubriek Dosering.
Controleer regelmatig het algemeen bloedbeeld in verband met de kans op neutropenie en trombocytopenie. Ook late neutropenie (optredend 28 dagen na de behandeling) en langdurig aanhoudende neutropenie (optredend gedurende meer dan 28 dagen na afronding/staken van de behandeling) zijn gemeld. Bij een verminderde nierfunctie (< 50 ml/min) is er meer kans op neutropenie en trombocytopenie. Bij ernstige neutropenie of trombocytopenie dosisuitstel overwegen en gepaste behandeling instellen volgens lokale voorschriften.
Afwijkingen in de coagulatie, icl. diffuse intravasculaire coagulatie (DIC) is gemeld, waaronder fatale gevallen. Bij een vermoeden van niet-manifeste DIC, de patiënt nauwlettend controleren aan de hand van stollingsparameters, waaronder trombocytentelling en klinische observatie. Bij optreden van DIC de behandeling met obinutuzumab staken en een passende behandeling starten volgens protocol. Meestal is er sprake van niet-manifeste DIC, met subklinische (asymptomatische) veranderingen in de bloedplaatjes- en laboratoriumstollingsparameters, die optreden binnen 1–2 dagen na de eerste infusie en die meestal binnen 1–2 weken spontaan verdwijnen. Soms gaan voorvallen gepaard met infusiegerelateerde reacties (IRR's) en/of tumorlysissyndroom (TlS). Specifieke risicofactoren voor DIC voorafgaand aan de behandeling zijn niet vastgesteld.
Wees voorzichtig bij bestaande hart- of longaandoeningen.
Controleer op tekenen van progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML) zoals ontwikkeling of verergering van neurologische, cognitieve of gedragsmatige afwijkingen. Als de diagnose PML wordt bevestigd de behandeling definitief staken.
Onderzoeksgegevens: de veiligheid en werkzaamheid zijn niet vast gesteld bij: leverfunctiestoornissen, ernstige nierfunctiestoornissen (creatinineklaring < 30 ml/min) en bij kinderen (< 18 jaar).
Waarschuwingen en voorzorgen
Dit geneesmiddel is geregistreerd onder uitzonderlijke omstandigheden; vanwege de zeldzaamheid van de ziekte en/of om ethische redenen zijn er tot nu toe slechts beperkte gegevens over de werkzaamheid en de veiligheid.
Neuropathische pijn: treedt meestal op aan het begin van de behandeling; geef om dit te voorkomen voorafgaand aan elke infusie premedicatie met analgetica, waaronder i.v. opioïden. Geef ter bestrijding van pijn, tripeltherapie met o.a. een niet-opioïde analgeticum, gabapentine en een opïode. Tijdens de behandeling moet een analgeticum, zoals paracetamol of een NSAID, worden gebruikt.
Ernstige infusiegerelateerde reacties kunnen, ondanks gebruik van premedicatie, optreden. Wees alert op symptomen van het 'cytokine release syndrome', zoals koorts, hypotensie en urticaria binnen minuten tot uren na de eerste infusie, of van een anafylactische reactie, zoals bronchospasme en urticaria binnen enkele minuten na de eerste infusie. Bij optreden van een ernstige infusiegerelateerde reactie de behandeling met dinutuximab β onmiddellijk staken en zo nodig een spoedbehandeling inzetten. Staak de behandeling definitief bij anafylaxie van graad 3 of 4.
Capillaire-leksyndroom (CLS): monitor zorgvuldig de circulatoire en respiratoire functie, wegens het mogelijk optreden van CLS. CLS wordt gekenmerkt door een verlies van vaattonus en extravasatie van plasma-eiwitten en vocht naar de extravasculaire ruimte. Klinische symptomen als hypotensie en tachycardie worden doorgaans na 2-12 uur gemeld. Staak de behandeling definitief bij recidiverende CLS of CLS graad 4.
Neurologische oogafwijkingen: kunnen zich voordoen, omdat dinutuximab β bindt aan cellen van de nervus opticus. Verwijs direct naar een oogarts. Bij problemen met het accommodatievermogen is geen dosisaanpassing nodig, indien deze met een bril kunnen worden gecorrigeerd. Staak de behandeling definitief bij oogtoxiciteit graad 3.
Perifere neuropathie: het incidenteel optreden van neuropathie is gemeld. Beoordeel gevallen van motorische of sensorische neuropathie die langer dan 4 dagen aanhouden en sluit niet-inflammatoire oorzaken, zoals ziekteprogressie, infecties, metabole syndromen en gelijktijdig gebruik van medicatie, uit. Bij neuropathie graad 2 (motorisch met of zonder sensorisch) de behandeling onderbreken. Nadat de neurologische symptomen zijn verdwenen kan de behandeling worden hervat. Staak de behandeling definitief bij langdurige zwakte door dinututximab β, of bij motorische perifere neuropathie graad 2 of perifere neuropathie graad 3.
Centrale neurotoxiciteit is gemeld. Bij optreden van centrale neurotoxiciteit de behandeling met dinutuximab bèta onderbreken en andere uitlokkende factoren uitsluiten (bv. actieve infectie, gemetastaseerd neuroblastoom of gelijktijdig gebruik van neurotoxische medicatie). Staak de behandeling definitief bij ernstige centrale neurotoxiciteit, waaronder gevallen van graad 3 of 4 neurotoxiciteit met langdurige uitval zonder aanwijsbare reden, recidiverende neurotoxiciteit van graad 1-3, permanente neurologische uitval of bij het posterieur reversibel encefalopathiesyndroom en myelitis transversa.
Infectie: er mogen geen aanwijzingen zijn voor een systemische infectie bij de patiënt, omdat hij/zij als gevolg van eerdere behandelingen waarschijnlijk immuungecompromitteerd is. Behandel elke vastgestelde infectie voordat met dinutuximab β wordt gestart.
Monitoring: het wordt aanbevolen de leverfunctie en elektrolyten regelmatig te controleren. Staak de behandeling definitief bij hyponatriëmie graad 4 (< 120 mEq/l), ondanks adequate vochttoediening.
Hematologische toxiciteiten: zoals erytropenie, trombocytopenie en neutropenie zijn gemeld. Voor hematologische toxiciteiten van graad 4, die bij aanvang van de volgende behandelkuur zijn verbeterd tot ten minste graad 2 of tot baselinewaarden, is geen dosisaanpassing vereist.
Onderzoeksgegevens: er zijn geen gegevens beschikbaar bij een verminderde nier- of leverfunctie. De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 12 maanden zijn niet vastgesteld.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met obinutuzumab contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met dinutuximab β contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Obinutuzumab is een recombinant gehumaniseerd monoklonaal IgG1–antilichaam type II anti-CD20, geproduceerd in een ovariumcellijn van de Chinese hamster. Richt zich specifiek op CD20-transmembraan-antigeen op het oppervlak van maligne en niet-maligne voorloper- en rijpe B-lymfocyten en induceert celdood. De glyco-engineering van het Fc-gedeelte van obinutuzumab leidt tot een hogere affiniteit voor FcγRIII-receptoren op immuuneffectorcellen zoals NK-cellen, macrofagen en monocyten.
Kinetische gegevens
Overig | de distributie is hoofdzakelijk beperkt tot het bloedplasma en interstitieel vocht. |
Metabolisering | zoals de meeste antilichamen via biodegradatie tot kleine peptiden of aminozuren. |
T 1/2el | ca. 26 dagen (bij CLL), 37 dagen (bij FL). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Dinutuximab β is een chimerisch monoklonaal IgG1-antilichaam, specifiek gericht tegen het koolhydraatgedeelte van disialoganglioside 2 (GD2), dat in overmaat tot expressie wordt gebracht op neuroblastoomcellen. Het kan zowel complementafhankelijke cytotoxiciteit (CDC) induceren als antilichaamafhankelijke celgemedieerde cytotoxiciteit (ADCC). Cytokinen, zoals IL-2, kunnen het antitumoreffect mogelijk versterken.
Kinetische gegevens
T max | de Cmax wordt bij continue infusie gedurende 10 dagen gemiddeld op de laatste infusiedag bereikt; bij dagelijkse toediening in 8 uur gemiddeld bij de vijfde infusie. |
Eliminatie | waarschijnlijk zoals andere eiwitten; via katabole routes tot kleinere peptiden en aminozuren. |
T 1/2el | 8,7 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
obinutuzumab hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- avelumab (L01FF04) Vergelijk
- bevacizumab (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
- cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
- cetuximab (L01FE01) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
- durvalumab (L01FF03) Vergelijk
- elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
- inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
- pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
- rituximab (L01FA01) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
- trastuzumab-deruxtecan (L01FD04) Vergelijk
- trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk
Groepsinformatie
dinutuximab bèta hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- avelumab (L01FF04) Vergelijk
- bevacizumab (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
- cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
- cetuximab (L01FE01) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- durvalumab (L01FF03) Vergelijk
- elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
- inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
- pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
- rituximab (L01FA01) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
- trastuzumab-deruxtecan (L01FD04) Vergelijk
- trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk