Samenstelling
Targinact XGVS Mundipharma Pharmaceuticals bv
- Toedieningsvorm
- Tablet met gereguleerde afgifte '5/2,5'
Bevat per tablet: oxycodon (hydrochloride) 5 mg, naloxon (hydrochloride) 2,5 mg. 1 mg oxycodonhydrochloride komt overeen met 0,9 mg oxycodon; 1 mg naloxonhydrochloride komt overeen met 0,9 mg naloxon.
- Toedieningsvorm
- Tablet met gereguleerde afgifte '10/5'
Bevat per tablet: oxycodon (hydrochloride) 10 mg, naloxon (hydrochloride) 5 mg.
- Toedieningsvorm
- Tablet met gereguleerde afgifte '20/10'
Bevat per tablet: oxycodon (hydrochloride) 20 mg, naloxon (hydrochloride) 10 mg.
- Toedieningsvorm
- Tablet met gereguleerde afgifte '40/20'
Bevat per tablet: oxycodon (hydrochloride) 40 mg, naloxon (hydrochloride) 20 mg.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Dipidolor Piramal critical care
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 10 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 2 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Bij acute nociceptieve pijn
Paracetamol is in adequate dosering de pijnstiller van eerste keus. Begin bij lokale spier- of gewrichtspijn eventueel met een cutane NSAID, en combineer deze eventueel met paracetamol. Overweeg bij onvoldoende effect, d.w.z. als de patiënt te veel beperkingen in het dagelijks leven ervaart, (de combinatie met) een systemisch NSAID: diclofenac, ibuprofen of naproxen. Houd bij de keuze van het NSAID rekening met patiëntkenmerken en met de verschillen in bijwerkingenprofiel tussen de NSAID’s; zie NSAID's systemisch, Typerende bijwerkingen. Vermijd NSAID’s zo veel mogelijk bij kwetsbare patiënten met een verhoogd risico op gastro-intestinale, renale of cardiovasculaire bijwerkingen, bv. bij ouderen. Pas het NSAID zo kort mogelijk toe. Overweeg bij onvoldoende effect (de combinatie met) kortdurend gebruik van tramadol. Houd rekening met de bijwerkingen; de plaats van tramadol is beperkt. Overweeg bij onvoldoende effect (de combinatie van een niet- opioïde pijnstiller met) kortdurend gebruik van een sterkwerkend opioïd. Kies een opioïd op basis van ervaring, toedieningsvorm en prijs.
Bij acute hevige nociceptieve pijn
(bv. in spoedeisende situaties): Geef kortdurend een sterkwerkend opioïd, bv. morfine of fentanyl.
Bij chronische niet-kanker-gerelateerde pijn
Probeer pijnstillers te vermijden. Bij chronische pijn zijn ze minder effectief, terwijl de kans op bijwerkingen toeneemt. Als toch een pijnstiller gewenst is, heeft paracetamol de voorkeur.
Bij chronische kanker-gerelateerde pijn
Combineer een sterkwerkend opioïd (kies op basis van ervaring, toedieningsvorm en prijs) al dan niet met ‘zo nodig’-gebruik van paracetamol en/of een oraal NSAID. Voeg een bij de patiënt en de situatie passende toedieningsvorm van een opioïd voor doorbraakpijn toe.
Om obstipatie bij patiënten met ernstige pijn te voorkomen, is toevoeging van een laxans aan de behandeling aangewezen vanaf de start van de opioïd-behandeling. Het is niet aangetoond dat de vaste combinatie oxycodon/naloxon even goed of beter is dan oxycodon in combinatie met een laxans als aparte preparaten.
Voor dit geneesmiddel is geen advies vastgesteld voor de plaats in de behandeling van het rustelozebenen-syndroom.
Advies
Bij acute nociceptieve pijn
Paracetamol is in adequate dosering de pijnstiller van eerste keus. Begin bij lokale spier- of gewrichtspijn eventueel met een cutane NSAID, en combineer deze eventueel met paracetamol. Overweeg bij onvoldoende effect, d.w.z. als de patiënt te veel beperkingen in het dagelijks leven ervaart, (de combinatie met) een systemisch NSAID: diclofenac, ibuprofen of naproxen. Houd bij de keuze van het NSAID rekening met patiëntkenmerken en met de verschillen in bijwerkingenprofiel tussen de NSAID’s; zie NSAID's systemisch, Typerende bijwerkingen. Vermijd NSAID’s zo veel mogelijk bij kwetsbare patiënten met een verhoogd risico op gastro-intestinale, renale of cardiovasculaire bijwerkingen, bv. bij ouderen. Pas het NSAID zo kort mogelijk toe. Overweeg bij onvoldoende effect (de combinatie met) kortdurend gebruik van tramadol. Houd rekening met de bijwerkingen; de plaats van tramadol is beperkt. Overweeg bij onvoldoende effect (de combinatie van een niet- opioïde pijnstiller met) kortdurend gebruik van een sterkwerkend opioïd. Kies een opioïd op basis van ervaring, toedieningsvorm en prijs.
Bij acute hevige nociceptieve pijn
(bv. in spoedeisende situaties): Geef kortdurend een sterkwerkend opioïd, bv. morfine of fentanyl.
Bij chronische niet-kanker-gerelateerde pijn
Probeer pijnstillers te vermijden. Bij chronische pijn zijn ze minder effectief, terwijl de kans op bijwerkingen toeneemt. Als toch een pijnstiller gewenst is, heeft paracetamol de voorkeur.
Bij chronische kanker-gerelateerde pijn
Combineer een sterkwerkend opioïd (kies op basis van ervaring, toedieningsvorm en prijs) al dan niet met ‘zo nodig’-gebruik van paracetamol en/of een oraal NSAID. Voeg een bij de patiënt en de situatie passende toedieningsvorm van een opioïd voor doorbraakpijn toe.
Indicaties
- Ernstige pijn bij volwassenen die alleen met opioïden adequaat kan worden behandeld.
- Tweedelijnsbehandeling van symptomen van (zeer) ernstig idiopathisch rustelozebenen-syndroom bij patiënten bij wie behandeling met dopamine-agonisten heeft gefaald.
- Naloxon is toegevoegd om opioïd-geïnduceerde obstipatie tegen te gaan.
Gerelateerde informatie
Indicaties
Volwassenen en kinderen > 5 jaar:
- hevige pre-, peri- en postoperatieve pijn;
- als analgeticum in premedicatie.
Gerelateerde informatie
Doseringen
De combinatie volgens een vast tijdschema tweemaal per dag innemen. Voor de meeste patiënten is een interval van 12 uur geschikt. Sommige patiënten hebben echter baat bij een asymmetrisch doseerschema dat aan hun pijnpatroon is aangepast. In verband met het risico van het optreden van ontwenningsverschijnselen de behandeling niet abrupt staken maar stapsgewijs gedurende ca. 1 week afbouwen.
Ernstige pijn
Volwassenen
Begindosering: nog niet eerder met opioïden behandelde patiënten 10 mg/5 mg 2×/dag; patiënten die al opioïden ontvingen kunnen beginnen met hogere doses afhankelijk van de eerdere ervaring met opioïden. Bij onvoldoende pijnstilling (> 2 rescue-medicatie per dag) de dosering iedere 1–2 dagen in stappen van 5 mg/2,5 mg of zo nodig 10 mg/5 mg 2×/dag ophogen tot een stabiele dosering is bereikt. Meestal is een dosering tot 40 mg/20 mg per dag voldoende; de maximale dosering van de combinatie is 160 mg/80 mg per dag, besteed bij hoge dosering extra aandacht aan patiënten met een verminderde nier- of leverfunctie. Bij onvoldoende analgetisch effect met de maximale dosering van oxycodon/naloxon aanvullend oxycodon met gereguleerde afgifte geven gelijktijdig met de combinatie; maximale dagelijkse totale hoeveelheid oxycodon is 400 mg. Bij doorbraakpijn kan aanvullende analgetische medicatie gegeven worden overeenkomend met 1/6 van het equivalent van de dagelijkse dosis oxycodon.
Rustelozebenen-syndroom
Volwassenen
Begindosering: 5 mg/2,5 mg 2× per dag. Zo nodig wekelijks optitreren. Meestal is 20 mg/10 mg per dag voldoende; de maximale dosering is 60 mg/30 mg per dag. Evalueer minimaal iedere 3 maanden. Overweeg na 1 jaar een afbouwschema gedurende 1 week.
De tabletten in zijn geheel zonder kauwen met of zonder voedsel innemen met voldoende vloeistof.
Doseringen
Piritramide kan i.m., s.c. of i.v. worden toegediend. Uitsluitend verdunnen met fysiologische zoutoplossing of 5% glucose-oplossing om neerslaan van piritramide te voorkomen. Wegens ademhalingsdepressie is het noodzakelijk de i.v.-toediening te reserveren voor de inductie en het onderhouden van anesthesie; pas i.v.-toediening slechts onder beademing toe. Houd bij verhoging van de dosering rekening met accumulatie; het kan tot 24 uur duren voor het volledige effect van een dosis optreedt.
Door de mogelijkheid van tolerantie kan de maximale dagdosering variëren. Bij niet-tolerante patiënten bedraagt de maximale dosering 80 mg/dag, verdeeld over 4 doses.
Bij ouderen, bij verzwakte patiënten, bij patiënten in slechte algemene toestand en bij gestoorde leverfunctie kan het wenselijk zijn de dosis te beperken tot 10 mg per keer.
Premedicatie
i.m.: 0,2–0,3 mg/kg lichaamsgewicht (voor volwassenen gem. 20 mg).
Inductie
i.v.: 0,2–0,3 mg/kg lichaamsgewicht.
Peroperatief
Afhankelijk van het anesthesietype en de vereiste analgesie wordt per keer 0,1–0,4 mg/kg lichaamsgewicht bijgespoten.
Postoperatief
i.m.: 0,2–0,3 mg/kg lichaamsgewicht (voor volwassenen gem. 20 mg).
Kinderen
vanaf 5 jaar: 0,25 mg/kg lichaamsgewicht.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): hoofdpijn, duizeligheid, vertigo, slaperigheid, vermoeidheid. Slapeloosheid. Droge mond, verminderde eetlust, misselijkheid, braken, dyspepsie, obstipatie, diarree, buikpijn, flatulentie, stijging van leverenzymwaarden. Warm en koud voelen, opvliegers, asthenie. Jeuk, huidreacties, transpiratie.
Soms (0,1-1%): hartkloppingen, bloeddrukveranderingen. Pijn op de borst, perifeer oedeem, malaise, rillingen. Dyspneu, rinorroe, hoesten. Nervositeit, abnormale gedachten, angst, lethargie, rusteloosheid, depressie, verwardheid, convulsies (vooral bij een predispositie hiervoor), verminderd libido. Ontwenningsverschijnselen, tolerantie. Concentratiestoornis, spraakstoornis, tremor, syncope. Spierspasmen, myalgie. Galkoliek, disfunctie sfincter van Oddi, ileus, dysfagie, opgezwollen buik, oprispingen, toegenomen behoefte tot urineren, dehydratie, dorst. Dysgeusie. Hypogonadisme. Visusstoornissen.
Zelden (0,01-0,1%): tachycardie. Gebitsafwijkingen. Geeuwen. Geneesmiddelafhankelijkheid.
Zeer zelden (< 0,01%): ademhalingsdepressie.
Verder zijn gemeld: anafylactische reactie. Angina pectoris. Euforie, hallucinaties, nachtmerries, agressie, paresthesie, sufheid, slaapapneu. Hyperalgesie. Amenorroe, erectiele disfunctie, urineretentie. Gewichtsverandering, tandcariës. Neonataal abstinentiesyndroom.
Naast deze bijwerkingen zijn nog andere bijwerkingen mogelijk zoals vermeld inoxycodon#bijwerkingen.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): versnelde hartslag, bloeddrukdaling.
Vaak (1-10%): stupor, vertigo, slaperigheid, misselijkheid, braken, bleekheid.
Soms (0,1-1%): hoofdpijn, hypotensie, hyperhidrose, verminderde ademhaling.
Verder zijn gemeld: anafylaxie, anafylactische shock, onthoudingssyndroom, bewustzijnsverlies, miosis, bradycardie, bradyaritmie, cyanose, ademhalingsstilstand, status asthmaticus, bronchospasme, dyspneu, allergische dermatitis, pruritus, reacties op de toedieningsplaats. Stemmingswisselingen, droge mond, obstipatie, hypothermie, galsteenkoliek, urineretentie, vasodilatatie.
Interacties
Gelijktijdig gebruik van centraal depressieve stoffen (zoals anesthetica, antidepressiva, antipsychotica, anxiolytica, hypnotica en sedativa) kan de depressieve werking op het centrale zenuwstelsel versterken (meer kans op ademhalingsdepressie, versterkte sedering). Gelijktijdig gebruik van alcohol vermijden wegens toenemende kans op het optreden van bijwerkingen.
Combinatie met sedativa zoals benzodiazepinen, kan leiden tot sedatie, ademhalingsdepressie, coma en overlijden. Beperk het voorschrijven van dergelijke sedativa tot gevallen waarin geen andere behandelmogelijkheid bestaat, doseer zo laag mogelijk en pas zo kort mogelijk toe. Volg de patiënt op tekenen van ademhalingsdepressie of sedatie.
Oxycodon wordt vooral door CYP3A4 gemetaboliseerd. CYP3A4-remmers zoals macrolide antibiotica (bv. claritromycine, erytromycine), azolen (bv. ketoconazol, voriconazol, itraconazol) en proteaseremmers (bv. ritonavir), en ook grapefruit-/pompelmoessap kunnen de plasmaconcentraties van oxycodon verhogen. CYP3A4-induceerders zoals rifampicine, carbamazepine en fenytoïne, en ook sint-janskruid kunnen de plasmaconcentraties van oxycodon verlagen. Het inducerende effect van de inductoren kan tot 2 weken of langer na het staken van het gebruik, aanhouden. Dosisaanpassing en hertitratie van oxycodon kunnen nodig zijn.
Combinatie van oxycodon met serotonerge middelen (SSRI's, SNRI's) kan serotoninetoxiciteit veroorzaken. Verlaag zo nodig de dosering van oxycodon.
Bij gelijktijdig gebruik van sommige morfinomimetica (fentanyl, methadon, oxycodon, pethidine en tramadol) met MAO-remmers neemt de kans op een serotonerg syndroom toe; daarom wordt gebruik van een morfinomimeticum afgeraden tijdens of binnen 2 weken na behandeling met een MAO-remmer.
Interacties
Gelijktijdig gebruik van alcohol, andere centraal depressieve stoffen (zoals anesthetica, antipsychotica, anxiolytica, hypnotica en benzodiazepinen) kan de depressieve werking op het centrale zenuwstelsel versterken (meer kans op ademhalingsdepressie, versterkte sedering, coma en overlijden). Toediening van bv. een benzodiazepine na een operatieve ingreep kan de kans op ademhalingsdepressie disproportioneel vergroten. Verlaag bij combinatie van piritramide met een ander centraaldepressief middel de dosering(en).
Combinatie met een serotonerg middel, zoals een SSRI of SNRI, vergroot de kans op optreden van het serotoninesyndroom.
Bij gelijktijdig gebruik van sommige morfinomimetica (fentanyl, methadon, oxycodon, pethidine en tramadol) met MAO-remmers neemt de kans op het serotoninesyndroom toe; daarom wordt gebruik van een morfinomimeticum afgeraden tijdens of binnen 2 weken na behandeling met een MAO-remmer.
Piritramide wordt door CYP3A4 gemetaboliseerd, dosisverlaging kan nodig zijn bij combinatie met sterke CYP3A4-remmers, vanwege de toegenomen kans op ademhalingsdepressie. Combinatie met inducerende middelen zoals fenytoïne kan de piritramidespiegel verlagen.
Zwangerschap
Zowel oxycodon als naloxon passeren de placenta.
Teratogenese: Bij de mens onvoldoende gegevens (naloxon). Systemische blootstelling van de vrouw aan naloxon is echter laag. Over het gebruik van opioïden tijdens het 1e en 2e trimester is weinig bekend. Een causaal verband tussen gebruik van opioïden in het 1e trimester en neuralebuisdefecten of hartafwijkingen is niet vastgesteld. In onderzoek is bij gebruik van oxycodon een licht verhoogd risico op afwijkingen in het genitale systeem gevonden. Bij dieren zijn geen aanwijzingen gevonden voor schadelijkheid (oxycodon, naloxon).
Farmacologisch effect: Gebruik van opioïden in het 3e trimester kan onthoudingsverschijnselen bij de baby veroorzaken (hard huilen, trillen, slecht drinken, slecht slapen en agitatie); de kans hierop neemt toe bij langer durend gebruik. Bij toediening vlak voor de partus kan oxycodon ademhalingsdepressie bij de neonaat veroorzaken. Een mogelijk verband tussen opioïd-gebruik en vroeggeboortes of ADHD is niet vastgesteld.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken, en dan zo kort mogelijk en in de laagst mogelijke effectieve dosis.
Zwangerschap
Teratogenese: Over het gebruik van opioïden tijdens het 1e en 2e trimester is weinig bekend. Een causaal verband tussen gebruik van opioïden in het 1e trimester en neuralebuisdefecten of hartafwijkingen is niet vastgesteld.
Farmacologisch effect: Toediening aan de moeder tijdens de partus kan, met name bij prematuren, depressie van de ademhaling bij de pasgeborene veroorzaken. Houd beademingsapparatuur, en voor het kind een opioïde-antagonist paraat. Gebruik van opioïden in het 3e trimester kan onthoudingsverschijnselen bij de baby veroorzaken (hard huilen, trillen, slecht drinken, slecht slapen en agitatie); de kans hierop neemt toe bij langer durend gebruik. Een mogelijk verband tussen opioïd-gebruik en vroeggeboortes of ADHD is niet vastgesteld.
Advies: Gebruik ontraden wegens onvoldoende gegevens, eventueel op strikte indicatie en dan zo kort mogelijk en in de laagst mogelijke effectieve dosis.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, (oxycodon).
Farmacologisch effect: Als de moeder gedurende maximaal enkele dagen een opioïde gebruikt, is de kans klein dat dit effect heeft op het kind. De kans neemt toe bij hogere dosering en langer durend gebruik. Eventuele effecten zijn: ademhalingsdepressie, sufheid, meer slapen, slecht drinken, obstipatie, misselijkheid, braken, niet toenemen in gewicht.
Advies: Gebruik ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Farmacologisch effect: onvoldoende gegevens.
Advies: Er zijn onvoldoende gegevens om een uitspraak te kunnen doen over de mogelijke risico's.
Contra-indicaties
- acute ademhalingsdepressie met hypoxie en/of hypercapnie, cyanose, ernstige obstructieve longaandoeningen (astma, COPD);
- hersentrauma, verhoogde intracraniële druk, coma;
- cor pulmonale;
- delirium tremens;
- paralytische ileus die niet door een opioïd veroorzaakt is
- matige tot ernstig gestoorde leverfunctie;
- ernstig gestoorde nierfunctie (creatinineklaring < 10 ml/min);
- Voor toepassing bij rustelozebenen-syndroom: voorgeschiedenis van opioïdmisbruik.
Contra-indicaties
- acute ademhalingsdepressie;
- astma en chronisch obstructieve longziekten, cyanose;
- verminderde ademreserve zoals bij emfyseem;
- hersentrauma, verhoogde intracraniële druk;
- coma, intracraniële laesies, convulsieve aandoeningen, myasthenia gravis;
- delirium tremens;
- ileusverschijnselen, galkolieken na galwegoperaties;
- hypothyroïdie en onbehandeld myxoedeem, hyperthyroïdie, adrenocorticale insufficiëntie;
- cardiovasculaire aandoeningen, shock;
- toxische psychose;
- acute porfyrie;
- ernstige leverfunctiestoornis;
- nierinsufficiëntie;
- prostaathypertrofie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Het gebruik kan leiden tot gewenning (hogere doseringen kunnen nodig zijn voor adequate pijnstilling) en psychische afhankelijkheid; wees voorzichtig bij voor verslaving gevoelige patiënten. Beoordeel de voorgeschiedenis op het gebied van misbruik en verslaving (incl. aan alcohol); oxycodon kan door mensen met latente of manifeste verslaving gezocht en misbruikt worden. De kans op het ontwikkelen van opioïde-misbruik neemt toe bij hogere dosering en langer durende behandeling, een persoonlijke of familiegeschiedenis van middelenmisbruik (incl. alcohol en roken) of bij een persoonlijke geschiedenis van psychische stoornissen, zoals depressie, angst- en persoonlijkheidsstoornissen. Controleer de patiënt op drugszoekend gedrag (bv. te vroeg vragen om een herhaalrecept). Stel vooraf behandeldoelen, behandelduur en stopzettingsplan vast met de patiënt. Beoordeel de noodzaak van voortgezette behandeling bij niet-maligne pijn (bv. chronische osteoartritische pijn en tussenwervelschijfaandoeningen) regelmatig opnieuw. Voor meer informatie over verantwoord omgaan met opioïden, zie Opiaten.nl. Voor informatie voor de patiënt, zie gebruik van sterke pijnstillers en stoppen met sterke pijnstillers.
Bij abrupt staken van een chronische behandeling kunnen ontwenningsverschijnselen optreden (rusteloosheid, tranenvloed, loopneus, geeuwen, transpiratie, koude rillingen, spiertrillingen, convulsies, zweten, myalgie, mydriase, palpitaties; eventueel ook prikkelbaarheid, angst, rugpijn, gewrichtspijn, zwakte, buikkramp, slapeloosheid, misselijkheid, anorexie, braken, diarree, verhoogde bloeddruk/ademhalingsfrequentie/hartslag). Voor de Handreiking afbouw opioïden, zie Afbouwschema's.
Oxycodon/naloxon niet pre-operatief of binnen 12–24 uur postoperatief gebruiken. Wees voorzichtig bij oudere en verzwakte patiënten, bij verminderde longfunctie en/of overmatige slijmvorming in de luchtwegen, slaapapneu, hypo- of hypertensie, cardiovasculaire aandoeningen, prostaathypertrofie, cholelithiase, pancreatitis, opioïd-geïnduceerde paralytische ileus, milde tot ernstige nierfunctiestoornis, milde leverfunctiestoornis, bijnierinsufficiëntie, hypothyroïdie, onbehandeld myxoedeem, alcoholisme, hoofdletsel, verhoogde intracraniële druk, verminderd bewustzijn met onbekende oorzaak, toxische psychose, epileptische aandoeningen of predispositie op convulsies. Niet gebruiken bij peritoneale carcinomatosa of sub-occlusief syndroom in gevorderd stadium van spijsverteringskanaal- en bekkenkanker. Gelijktijdig gebruik van alcohol vermijden.
Oxycodon kan een verhoging van de intrabiliaire druk en spasme veroorzaken als gevolg van de effecten op de sfincter van Oddi; controleer patiënten met galwegaandoeningen op verergering van symptomen.
Bij CYP2D6-polymorfismen kan bij poor en intermediate metabolizers de plasmaconcentratie van oxycodon verhoogd en die van de actieve metaboliet verlaagd zijn; bij ultrarapid metabolizers kan de plasmaconcentratie van oxycodon verlaagd zijn en die van de actieve metaboliet verhoogd. Een alternatief of monitoring wordt aanbevolen.
Opioïden kunnen de hypothalamus-hypofyse-bijnierschors- of hypothalamus-hypofyse-gonade-as beïnvloeden. De prolactinespiegel kan stijgen en de cortisol- en testosteronspiegels kunnen dalen.
Opioïden kunnen slaapgerelateerde ademhalingsstoornissen veroorzaken, waaronder centrale slaapapneu (CSA) en slaapgerelateerde hypoxemie. Overweeg bij CSA verlaging van de opioïddosering.
Na langdurig opioïdgebruik kan overschakeling naar oxycodon/naloxon ontwenningsverschijnselen of diarree veroorzaken.
Abusievelijk parenteraal gebruik kan bovendien lokale weefselnecrose, pulmonale granulomen of andere ernstige ongewenste effecten veroorzaken door de bestanddelen van de tablet.
Hyperalgesie die niet reageert op dosisverhoging kan optreden; dosisverlaging of opioïdrotatie kan aangewezen zijn.
Het gebruik kan leiden tot een positieve doping test.
De matrix van de tablet kan worden teruggevonden in de ontlasting.
De veiligheid en effectiviteit bij kinderen onder de 18 jaar zijn niet vastgesteld.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Waarschuwingen en voorzorgen
Dit preparaat is niet geschikt voor intrathecale of epidurale toediening.
Bij ernstige lever- en nierfunctiestoornissen, verminderde ademhalingsfunctie, prostaathyperplasie, hypothyroïdie, onbehandeld myxoedeem, shock, brady-aritmie en bij ouderen en kinderen beginnen met een lagere dosering en nauwkeurig controleren bij dosistitraties (zie ook Contra-indicaties).
Voorzichtigheid is geboden bij acute alcoholintoxicatie.
Voorzichtig zijn bij supraventriculaire tachycardie. De vagolytische werking van piritramide kan een verhoogde ventriculaire respons tot gevolg hebben.
Het gebruik kan leiden tot gewenning en afhankelijkheid. Bij staken kan een onthoudingssyndroom optreden. Bij patiënten die gevoelig zijn voor verslavingsziekten is voorzichtigheid geboden.
Bij opioïden kan onvoldoende pijncontrole na dosisverhoging wijzen op hyperalgesie.
Bij postoperatieve ademhalingsdepressie kan op geleide van de reactie 0,1–0,2 mg naloxon i.v. worden toegediend; zo nodig na 2–3 min herhalen tot gewenst effect intreedt. Deze dosering kan na 45–90 min worden herhaald.
Als intestinale atonie optreedt kan een cholinesteraseremmer of parasympathicomimeticum gebruikt worden.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Overdosering
Voor symptomen en behandeling zie ook toxicologie.org/opioïden en/of vergiftigingen.info.
Symptomen
zijn voornamelijk toe te schrijven zijn aan oxycodon: miose, ademhalingsdepressie, depressie van het centrale zenuwstelsel (van stupor tot coma), hypothermie, hypotonie, non-cardiogeen pulmonaal oedeem, bradycardie, hypotensie, circulatoir falen en shock.
Therapie
opioïdantagonist (bv. aanvullend naloxon intraveneus).
Overdosering
Symptomen
Miose, ademhalingsdepressie. Verminderd bewustzijn, leidend tot coma, vertigo, tachycardie, hypotensie. Ernstige ademhalingsdepressie kan optreden bij 60–80 mg piritramide bij voorheen onbehandelde volwassenen en 1 mg/kg bij kinderen.
Therapie
i.v. 0,4 mg naloxon, zo nodig na 2–3 min herhalen; kinderen: 10 microg/kg lichaamsgewicht. Een spierrelaxans kan nodig zijn als spierrigiditeit optreedt.
Eigenschappen
Analgeticum, combinatie van een opioïdreceptoragonist (oxycodon, voor de μ-, к- en δ-receptor) en een opioïdreceptorantagonist (naloxon). Naloxon antagoneert lokaal het obstiperend effect van oxycodon op het maag-darmkanaal. Voor meer informatie over de eigenschappen zie de preparaatteksten van de afzonderlijke stoffen: oxycodon#eigenschappen en naloxon#eigenschappen. Dit preparaat valt onder de bepalingen van de Opiumwet in zijn volle omvang.
Kinetische gegevens
F | < 3% (naloxon oraal) door een groot 'first pass'-effect. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Opiaatagonist met sterk analgetische werking. Werking: i.v. binnen 1–2 min; i.m./s.c. na 5–15 min, max. na 15 min. Werkingsduur: 4–6 uur. Dit preparaat valt onder de bepalingen van de Opiumwet in zijn volle omvang.
Kinetische gegevens
T max | 15 min (intramusculair). |
V d | 0,7–1,0 liter/kg (bolus), 4,7–6 liter/kg (steady-state), 11,1 liter/kg (steady-state na continue toediening). Bij neonaten 2 liter/kg, 2–4 mnd. 1,7 liter/kg, 4 mnd.–4 j. circa 7,0 liter/kg. |
Eiwitbinding | 95%. |
Metabolisering | in de lever, met name via CYP3A4. |
Eliminatie | via de lever. |
T 1/2el | 4–12 uur, na continue toediening circa 17,4 uur. (Bij neonaten circa 11,7 uur, 2 mnd.–4 j. circa 2,7 uur.) |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
oxycodon/naloxon hoort bij de groep Opioïden.
- alfentanil (N01AH02) Vergelijk
- buprenorfine (N02AE01) Vergelijk
- fentanyl (bij doorbraakpijn) (N02AB03) Vergelijk
- fentanyl (parenteraal) (N01AH01) Vergelijk
- fentanyl (transdermaal) (N02AB03) Vergelijk
- hydromorfon (N02AA03) Vergelijk
- morfine (N02AA01) Vergelijk
- morfine (retard) (N02AA01) Vergelijk
- nalbufine (N02AF02) Vergelijk
- oxycodon (N02AA05) Vergelijk
- pethidine (N02AB02) Vergelijk
- piritramide (N02AC03) Vergelijk
- remifentanil (N01AH06) Vergelijk
- sufentanil (N01AH03) Vergelijk
- tapentadol (N02AX06) Vergelijk
- tramadol (N02AX02) Vergelijk
Groepsinformatie
piritramide hoort bij de groep Opioïden.
- alfentanil (N01AH02) Vergelijk
- buprenorfine (N02AE01) Vergelijk
- fentanyl (bij doorbraakpijn) (N02AB03) Vergelijk
- fentanyl (parenteraal) (N01AH01) Vergelijk
- fentanyl (transdermaal) (N02AB03) Vergelijk
- hydromorfon (N02AA03) Vergelijk
- morfine (N02AA01) Vergelijk
- morfine (retard) (N02AA01) Vergelijk
- nalbufine (N02AF02) Vergelijk
- oxycodon (N02AA05) Vergelijk
- oxycodon/naloxon (N02AA55) Vergelijk
- pethidine (N02AB02) Vergelijk
- remifentanil (N01AH06) Vergelijk
- sufentanil (N01AH03) Vergelijk
- tapentadol (N02AX06) Vergelijk
- tramadol (N02AX02) Vergelijk