Samenstelling
Byannli (als palmitaat) Janssen-Cilag bv
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor injectie met gereguleerde afgifte '700'
- Sterkte
- 200 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- in voorgevulde wegwerpspuit 3,5 ml
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor injectie met gereguleerde afgifte '1000'
- Sterkte
- 200 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- in voorgevulde wegwerpspuit 5 ml
Invega Janssen-Cilag bv
- Toedieningsvorm
- Tablet met gereguleerde afgifte
- Sterkte
- 3 mg, 6 mg, 9 mg
Paliperidon Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor injectie met gereguleerde afgifte
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit 0,75 ml, 1 ml, 1,5 ml
- Toedieningsvorm
- Tablet met gereguleerde afgifte
- Sterkte
- 3 mg, 6 mg, 9 mg
Palmeux (als palmitaat) Amdipharm Ltd
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor injectie met gereguleerde afgifte '25'
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- in voorgevulde wegwerpspuit 0,25 ml
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor injectie met gereguleerde afgifte '50'
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- in voorgevulde wegwerpspuit 0,5 ml
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor injectie met gereguleerde afgifte '75'
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- in voorgevulde wegwerpspuit 0,75 ml
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor injectie met gereguleerde afgifte '100'
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- in voorgevulde wegwerpspuit 1 ml
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor injectie met gereguleerde afgifte '150'
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- in voorgevulde wegwerpspuit 1,5 ml
Trevicta (als palmitaat) Janssen-Cilag bv
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor injectie met gereguleerde afgifte '175'
- Sterkte
- 200 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- in voorgevulde wegwerpspuit 0,875 ml
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor injectie met gereguleerde afgifte '263'
- Sterkte
- 200 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- in voorgevulde wegwerpspuit 1,315 ml
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor injectie met gereguleerde afgifte '350'
- Sterkte
- 200 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- in voorgevulde wegwerpspuit 1,75 ml
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor injectie met gereguleerde afgifte '525'
- Sterkte
- 200 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- in voorgevulde wegwerpspuit 2,625 ml
Xeplion (als palmitaat) Janssen-Cilag bv
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor injectie met gereguleerde afgifte '25'
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- in voorgevulde wegwerpspuit 0,25 ml
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor injectie met gereguleerde afgifte '50'
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- in voorgevulde wegwerpspuit 0,5 ml
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor injectie met gereguleerde afgifte '75'
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- in voorgevulde wegwerpspuit 0,75 ml
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor injectie met gereguleerde afgifte '100'
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- in voorgevulde wegwerpspuit 1 ml
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor injectie met gereguleerde afgifte '150'
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- in voorgevulde wegwerpspuit 1,5 ml
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor injectie met gereguleerde afgifte
- Verpakkingsvorm
- startverpakking
Bevat per verpakking: 1 voorgevulde wegwerpspuit 100 mg/1 ml + 1 voorgevulde wegwerpspuit 150 mg/1,5 ml.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Okedi Laboratorios Farmacéuticos Rovi
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof, met gereguleerde afgifte
- Sterkte
- 75 mg, 100 mg
Wegwerpspuit 75 mg is met 0,383 ml solvens, 100 mg is met 0,49 ml solvens.
Risperdal Janssen-Cilag bv
- Toedieningsvorm
- Drank
- Sterkte
- 1 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 100 ml
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 0,5 mg, 1 mg, 2 mg, 3 mg, 4 mg
Risperdal Consta Janssen-Cilag bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectie, microbolletjes met gereguleerde afgifte 'Depot'
- Sterkte
- 25 mg, 37,5 mg, 50 mg
Alle met solvens 2 ml.
Risperidon Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Drank
- Sterkte
- 1 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 100 ml
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 0,5 mg, 1 mg, 2 mg, 3 mg, 4 mg, 6 mg
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof, met gereguleerde afgifte
- Sterkte
- 25 mg, 37,5 mg, 50 mg
Alle met solvens 2 ml.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Geef bij een psychose zonder agitatie een antipsychoticum op basis van oorzaak van de psychose, effectiviteit, bijwerkingen en toedieningsvorm (voorkeur olanzapine bij schizofreniespectrum).
Geef een benzodiazepine als agitatie de overhand heeft. Indien dit niet mogelijk is, geef (als noodmedicatie) de combinatie haloperidol en promethazine.
Therapieresistente psychose kan, na gebruik van achtereenvolgens twee verschillende antipsychotica, met clozapine worden behandeld. Hierbij zijn intensieve controles geïndiceerd, zoals leukocytencontrole vanwege de kans op agranulocytose. Zie voor meer informatie het NHG-Standpunt Herhalen gespecialiseerde ggz-medicatie en de bijlage Voorzorgen bij patiënten die clozapine gebruiken.
Antipsychotica worden niet aanbevolen voor de behandeling van angststoornissen, vanwege de kans op ernstige bijwerkingen als extrapiramidale stoornissen en metabool syndroom. Voor de keuze van de juiste standaardbehandeling zie Angststoornissen.
Advies
Geef bij een psychose zonder agitatie een antipsychoticum op basis van oorzaak van de psychose, effectiviteit, bijwerkingen en toedieningsvorm (voorkeur olanzapine bij schizofreniespectrum).
Geef een benzodiazepine als agitatie de overhand heeft. Indien dit niet mogelijk is, geef (als noodmedicatie) de combinatie haloperidol en promethazine.
Therapieresistente psychose kan, na gebruik van achtereenvolgens twee verschillende antipsychotica, met clozapine worden behandeld. Hierbij zijn intensieve controles geïndiceerd, zoals leukocytencontrole vanwege de kans op agranulocytose. Zie voor meer informatie het NHG-Standpunt Herhalen gespecialiseerde ggz-medicatie via richtlijnen.nhg.org en de bijlage Voorzorgen bij patiënten die clozapine gebruiken.
Een multifactoriële aanpak gericht op de behoeften van de individuele patiënt en mantelzorger is vereist bij de behandeling van dementie. Het voorschrijven van cholinesteraseremmers of memantine heeft een beperkte plaats en is bij de meeste patiënten niet effectief.
Bij lichte tot matige Alzheimer-dementie kan in de tweedelijnszorg een proefbehandeling met cholinesteraseremmers overwogen worden, volgens het behandelprotocol. Bij patiënten met ernstige Alzheimer-dementie kan in de tweedelijnszorg eventueel een proefbehandeling met memantine overwogen worden. Bij ‘Lewy body’-dementie of Parkinson-dementie met neuropsychiatrische symptomen heeft, indien medicamenteus behandeld wordt, de cholinesteraseremmer rivastigmine de voorkeur. Overweeg bij onvoldoende effect clozapine.
Probleemgedrag bij dementie vereist een methodische aanpak; consulteer hierbij laagdrempelig een specialist ouderengeneeskunde of een ouderenpsychiater.
In een crisissituatie bij dementie is het soms nodig kortdurend antipsychotica toe te dienen. Bij heftige agitatie, angst of agressie bij dementie, heeft kortdurende medicamenteuze behandeling een plaats indien de patiënt ondanks de-escalerende technieken onderzoek of behandeling weigert en hiermee zichzelf of zijn omgeving schade berokkent. In crisissituaties zonder psychotisch gedrag komt een kortwerkende benzodiazepine (lorazepam) in aanmerking. In crisissituaties met psychotisch gedrag heeft haloperidol de voorkeur (niet bij ‘Lewy body’-dementie en de ziekte van Parkinson).
Bij agressie of ernstige agitatie met psychotisch gedrag bij dementie: Kortdurend risperidon in een zo laag mogelijke dosering is hier een alternatief.
Een bipolaire stoornis wordt behandeld door of in overleg met een specialistisch team. Bij een ernstige manische episode zijn haloperidol, olanzapine, quetiapine of risperidon de middelen van eerste keus. Bij een ernstige depressieve episode zijn quetiapine óf de combinatie van olanzapine met fluoxetine (SSRI) de middelen van eerste keus. Overweeg lithium of valproïnezuur als monotherapie bij beide soorten episoden.
Als onderhoudsbehandeling van een bipolaire stoornis is lithium het middel van eerste keus, omdat lithium naast het verminderen van de recidieven van manie en depressie ook de kans op suïcide vermindert. Overweeg valproïnezuur, quetiapine of olanzapine als tweede keus voor de onderhoudsbehandeling, bij gebleken effectiviteit tijdens de acute behandelfase, of bij onvoldoende effect en/of onverdraaglijke bijwerkingen van lithium.
Gedragsstoornissen bij kinderen: Voor risperidon is geen advies vastgesteld over de plaats in de medicamenteuze behandeling van gedragsstoornissen bij kinderen.
Offlabel: De behandeling van een delier bestaat primair uit het borgen van een veilige omgeving en het behandelen van de oorzaak (uitlokkende factor). Wanneer deze primaire behandeling onvoldoende effect heeft op symptomen als angst, hallucinaties en motorische onrust, overweeg haloperidol ondanks de beperkte wetenschappelijke onderbouwing. Tweede keus is risperidon (offlabel). Overweeg in crisissituaties kortdurend een hogere dosis haloperidol. Overweeg bij blijvende onrust een benzodiazepine toe te voegen, bij voorkeur lorazepam oraal of indien nodig parenteraal (offlabel), óf midazolam i.m. of nasaal (offlabel; voorkeur in crisissituaties als orale toediening niet mogelijk is).
Offlabel: De behandeling van een delier bestaat vooral uit het borgen van een veilige omgeving en het behandelen van de oorzaak (uitlokkende factor). Behandel een alcoholonthoudingsdelier met een benzodiazepine. Voeg haloperidol toe indien het delier persisteert of bij agitatie en perceptuele stoornissen. Behandel somatisch zieke patiënten met een alcoholonthoudingsdelier in eerste instantie met haloperidol en voeg een benzodiazepine toe ter behandeling van de autonome hyperactiviteit als uiting van alcoholonthouding.
Antipsychotica worden niet aanbevolen voor de behandeling van angststoornissen, vanwege de kans op ernstige bijwerkingen als extrapiramidale stoornissen en metabool syndroom. Voor de keuze van de juiste standaardbehandeling zie Angststoornissen.
Indicaties
Oraal
- Schizofrenie bij volwassenen en kinderen ≥ 15 jaar;
- Schizoaffectieve stoornis bij volwassenen.
Parenteraal (depot)
- Paliperidon suspensie voor injectie, Palmeux en Xeplion: maandelijkse onderhoudsbehandeling van schizofrenie bij volwassenen die reeds gestabiliseerd zijn op orale behandeling met paliperidon of risperidon;
- Bij een selecte groep is voorafgaand aan paliperidon suspensie voor injectie, Palmeux en Xeplion stabilisatie op een orale behandeling niet vereist indien: er eerder respons op oraal paliperidon of risperidon was én de psychotische symptomen mild tot matig zijn én een depot-behandeling vereist is;
- Trevicta: driemaandelijkse onderhoudsbehandeling (1×/drie maanden) van schizofrenie bij volwassenen die klinisch stabiel zijn op de maandelijkse paliperidon-injectie.
- Byannli: halfjaarlijks onderhoudsbehandeling (1×/zes maanden) van schizofrenie bij volwassenen die klinisch stabiel zijn op de maandelijkse of driemaandelijkse paliperidon-injectie.
Gerelateerde informatie
Indicaties
Oraal
- Schizofrenie;
- Matig tot ernstige manische episode bij bipolaire stoornissen;
- Kortdurende behandeling (< 6 weken) van aanhoudende agressie bij matige tot ernstige ziekte van Alzheimer, indien er gevaar voor patiënt of omgeving is en niet-medicamenteuze behandeling faalt;
- Kortdurende behandeling (< 6 weken) van aanhoudende agressie bij mentale retardatie of gedragsstoornissen bij kinderen ≥ 5 jaar, in het kader van een bredere (psychosociale en educatieve) behandeling en voorgeschreven door een gespecialiseerde arts op het gebied van gedragsstoornissen bij kinderen en adolescenten;
- Offlabel: delier.
Depot
- Onderhoudsbehandeling van schizofrenie nadat de patiënt gestabiliseerd is op orale antipsychotica.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Omdat de tablet van 1,5 mg niet op de Nederlandse markt beschikbaar is, kan de hieronder aangegeven dosering niet altijd worden opgevolgd. De tablet van 3 mg heeft géén breukgleuf en kan dus niet worden gedeeld in twee gelijke helften.
Schizofrenie
Volwassenen
Oraal: aanbevolen dosering: 6 mg 1×/dag 's morgens; soms kan een lagere of hogere dosering nodig zijn, optimale doseringen liggen tussen 3–12 mg 1 ×/dag. Dosisaanpassing mag pas plaats vinden na klinische evaluatie en in stappen van 3 mg in een interval van meer dan 5 dagen.
Verminderde nierfunctie: Bij lichte nierfunctiestoornis (creatinineklaring 50–80 ml/min): aanbevolen startdosering 3 mg 1×/dag; afhankelijk van de respons en tolerantie deze verhogen tot 6 mg/dag. Bij matige tot ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring 10–50 ml/min) is de aanbevolen startdosering 3 mg om de andere dag, na klinische evaluatie zonodig verhogen tot 3 mg 1×/dag.
I.m.: depotinjectie maandelijks (paliperidon suspensie voor injectie, Palmeux, Xeplion): startdosering ná stabilisering op orale behandeling: i.m. 150 mg op dag 1, en 100 mg op dag 8; vervolgens na 1 maand beginnen met de onderhoudsdosering van 75 mg/maand. De injecties op dag 1 en dag 8 in de deltaspier toedienen. Soms kan (zoals bij obesitas) een lagere of hogere dosering nodig zijn; optimale doseringen liggen tussen 25–150 mg/maand. Houdt bij het aanpassen van de dosis rekening met de langerdurende afgifte uit het depot; het volledige effect kan pas na een paar maanden zichtbaar worden. Op het moment van starten met de langwerkende injectie, de orale behandeling stop zetten, soms kan geleidelijk staken hiervan nodig zijn.
Verminderde nierfunctie: Bij lichte nierfunctiestoornis (creatinineklaring 50–80 ml/min): aanbevolen startdosis: i.m 100 mg op dag 1, 75 mg op dag 8; afhankelijk van de respons en tolerantie ligt de optimale onderhoudsdosis tussen 25–100 mg/maand. Bij matige tot ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 50 ml/min) wordt injectie niet aanbevolen.
I.m.: depotinjectie driemaandelijks (Trevicta): bij klinisch stabiele patiënten die bij voorkeur ≥ 4 maanden behandeld zijn met maandelijkse injecties. Start de driemaandelijkse injectie op het geplande tijdstip van de maandelijkse injectie (±7 dagen). De dosis voor de driemaandelijks injectie, komt overeen met 3,5× de dosis van de maandelijkse injectie. Er is geen equivalente driemaandelijkse dosis voor Palmeux en Xeplion 25 mg. Indien nodig kan de dosis elke 3 maanden worden verhoogd tot max. 525 mg/3 maanden.
Verminderde nierfunctie: Bij matige tot ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 50 ml/min) wordt injectie niet aanbevolen.
I.m.: depotinjectie zesmaandelijks (Byannli): bij klinisch stabiele patiënten (die geen dosisaanpassing behoeven) die óf bij voorkeur ≥ 4 maanden behandeld zijn met maandelijkse injecties óf gedurende ten minste één injectiecyclus zijn behandeld met driemaandelijkse injecties.
Na stabilisatie met de maandelijkse dosering: start de Byannli-injectie op het geplande tijdstip van de maandelijkse injectie (±7 dagen). Om een consistente onderhoudsdosis vast te stellen wordt het aanbevolen dat de laatste twee doses van de maandelijkse dosering dezelfde sterkte hebben. De dosis voor de zesmaandelijks injectie, komt overeen met 7× de dosis van de maandelijkse injectie. Er is geen equivalente zesmaandelijkse dosis voor Palmeux en Xeplion 25, 50 en 75 mg en paliperidon 75 mg.
Na stabilisatie met de driemaandelijkse dosering: start de Byannli-injectie op het geplande tijdstip van de driemaandelijkse injectie (±14 dagen). De dosis voor de zesmaandelijks injectie, komt overeen met (ca.) 2× de dosis van de driemaandelijkse injectie. Er is geen equivalente zesmaandelijkse dosis voor Trevicta 175 en 263 mg.
Verminderde nierfunctie: Bij matige tot ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 50 ml/min) wordt injectie niet aanbevolen.
Kinderen ≥ 15 jaar
Oraal: aanbevolen startdosering 3 mg 1×/dag 's morgens. Soms kan een hogere dosering nodig zijn. Max. 6 mg/dag bij lichaamsgewicht < 51 kg; max. 12 mg/dag bij lichaamsgewicht ≥ 51 kg. Dosisaanpassing mag pas plaats vinden na klinische evaluatie en in stappen van 3 mg in een interval van meer dan 5 dagen. Bij klachten van sedering kan het middel vóór het slapen worden ingenomen.
Overschakelen van langwerkende preparaten
Bij overschakelen van een risperidon-depot naar maandelijkse paliperidon-depot: op het moment van de volgende risperidon-injectie deze vervangen door onderhoudsdosering paliperidon (zonder startschema): risperidon 25 mg/2 weken i.m. schakelt men over naar paliperidon 50 mg/maand i.m., risperidon 37,5 mg/2 weken naar paliperidon 75 mg/maand, en risperidon 50 mg/2 weken naar paliperidon 100 mg/maand.
Bij overschakelen van een driemaandelijkse depot, naar een maandelijkse depot: De eerste maandelijkse injectie geven op het moment dat de injectie zou worden gegeven, in een dosis die een factor 3,5 lager is (Trevicta 175, 263, 350 en 525 mg komt overeen met paliperidon 75, 100 en 150 of Palmeux en Xeplion 50, 75, 100 en 150 mg).
Houd bij overschakelen van een driemaandelijkse depot (Trevicta), naar tabletten met gereguleerde afgifte onderstaande informatie aan. Start in week 12 na de laatste Trevicta-injectie als volgt: laatste dosis van 175 mg Trevicta, daarna 3 mg/dag oraal; laatste dosis van 263 mg Trevicta, daarna 3 mg/dag oraal en in week 25 verhogen naar 6 mg/dag oraal; of laatste dosis van 350 mg Trevicta, daarna 3 mg/dag oraal, in week 19 verhogen naar 6 mg/dag oraal en in week 25 verhogen naar 9 mg/dag oraal; óf 525 mg Trevicta, daarna 6 mg/dag oraal, in week 19 verhogen naar 9 mg/dag oraal en in week 25 verhogen naar 12 mg/dag oraal.
Houd bij overschakelen van een zesmaandelijkse depot (Byannli), naar tabletten met gereguleerde afgifte onderstaande informatie aan. Laatste dosis van 700 mg Byannli: 6–9 maanden na depot: 3 mg/dag oraal; 9–12 maanden na depot; 6 mg/dag oraal; > 12 maanden na depot: 9 mg/dag oraal. Laatste dosis van 1000 mg Byannli: 6–9 maanden na depot: 6 mg/dag oraal; 9–12 maanden na depot; 9 mg/dag oraal; > 12 maanden na depot: 12 mg/dag oraal.
Bij overschakelen van paliperidon tablet met vertraagde afgifte naar maandelijks depot: 3 mg tablet paliperidon/dag wordt 25–50 mg injectie/maand; 6 mg tablet wordt 75 mg injectie/maand; 9 mg tablet wordt 100 mg injectie/maand; 12 mg tablet wordt 150 mg injectie/maand.
Schizoaffectieve stoornis
Volwassenen
Oraal: aanbevolen dosering: 6 mg 1×/dag 's morgens; soms kan een hogere dosering tot 12 mg nodig zijn. Dosisaanpassing mag pas plaats vinden na klinische evaluatie en in stappen van 3 mg in een interval van meer dan 4 dagen.
Verminderde nierfunctie: Bij lichte nierfunctiestoornis (creatinineklaring 50–80 ml/min): aanbevolen startdosering 3 mg 1×/dag; afhankelijk van de respons en tolerantie deze verhogen tot 6 mg/dag. Bij matige tot ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring 10–50 ml/min) is de aanbevolen startdosering 3 mg om de andere dag, na klinische evaluatie zonodig verhogen tot 3 mg 1×/dag.
Verminderde leverfunctie: Bij een lichte of matige leverfunctiestoornis is een dosisaanpassing niet nodig. Wees voorzichtig bij een ernstige leverfunctiestoornis.
Gemiste dosis: Om de kans op het missen van doses te verminderen: Het is mogelijk de tweede (oplaad)dosis van paliperidon suspensie voor injectie, Palmeux of Xeplion 4 dagen vóór of ná het geplande tijdstip (dag 8 ±4 dagen) toe te dienen. Bij de onderhoudsdoses kan een marge van max. ±7 dagen (paliperidon suspensie voor injectie, Palmeux, Xeplion) of ±2 weken (Trevicta) of 2 weken vóór of 3 weken ná (Byannli) het geplande tijdstip (resp. na een maand ±7 dagen, na 3 maanden ±2 weken óf na 6 maanden –2 weken/ +3 weken) worden aangehouden. Voor de instructies na het missen van een dosis van een langwerkend preparaat, zie rubriek 4.2 onder het kopje gemiste doses van de betreffende officiële productinformatie op de website van het CBG, te raadplegen via de rubriek 'Zie ook' onderaan deze pagina.
Toediening
- De tablet met gereguleerde afgifte in zijn geheel (zonder kauwen, breken of verpulveren) doorslikken met wat vloeistof; deze innemen òf altijd op de nuchtere maag òf altijd met voedsel.
- Langwerkende preparaten zijn uitsluitend voor diep intramusculair gebruik in de deltaspier (paliperidon suspensie voor injectie, Palmeux, Xeplion, Trevicta) of bilspier (alle preparaten). Overweeg overschakelen tussen deltaspier en bilspier of tussen twee bilspieren voor volgende injecties als er ongemak optreedt op de plaats van de injectie.
Doseringen
Bij dit geneesmiddel wordt (tevens) gedoseerd op geleide van de bloedspiegel; zie voor meer informatie hierover op Risperidon van tdm-monografie.org.
Schizofrenie
Volwassenen
Oraal: begindosering: dag één: 2 mg, dag twee: 4 mg; vervolgens 4–6 mg/dag, doses > 10 mg/dag zijn niet werkzamer dan lagere doses; de veiligheid van doses > 16 mg per dag is niet onderzocht. Bij overschakelen van een depotantipsychoticum naar oraal risperidon starten op het moment van de volgende geplande injectie.
Tweewekelijkse depot i.m. (Risperdal Consta, generiek): Als de patiënt voldoende gestabiliseerd is op risperidon 4 mg oraal/dag of minder (of een vergelijkbare dosis van een ander antipsychoticum), kan worden overgeschakeld naar 25 mg i.m. elke 2 weken. Overweeg bij een hogere orale dosering 37,5 mg i.m. elke 2 weken. Bij doseringen hoger dan 50 mg i.m. elke 2 weken is geen bijkomend voordeel waargenomen. Waarborg gedurende de eerste 3 weken na de eerste depotinjectie een adequaat antipsychotisch effect met oraal risperidon of een ander antipsychoticum. De dosis niet vaker dan elke 4 weken aanpassen; een effect van dosisaanpassing kan niet eerder dan na 3 weken worden verwacht.
Vierwekelijkse depot i.m. (Okedi): Overschakelen van orale dosering: Start vierwekelijkse depot ca. 24 uur na de laatste orale gift. Gebruik geen oplaaddosis of aanvullend oraal risperidon. Schakel bij voldoende stabilisatie op risperidon 3 mg oraal/dag over naar 75 mg i.m. elke 4 weken. Schakel bij stabilisate op risperidon 4 mg oraal/dag of meer over naar 100 mg i.m. elke 4 weken. Als vooraf een ander antipsychoticum dan risperidon is gebruikt, eerst titreren met oraal risperidon (ten minste 6 dagen), om de verdraagbaarheid en respons te bevestigen. Eerste risperidongebruik: Hanteer een titratieperiode met oraal risperidon van ten minste 14 dagen als nooit met risperidon is behandeld. Overschakelen van tweewekelijkse depot: Start vierwekelijkse depot 2 weken na het laatste tweewekelijkse depot. Gebruik geen aanvullend oraal risperidon. Schakel zo nodig van 37,5 mg i.m. elke 2 weken over naar 75 mg elke 4 weken of van 50 mg i.m. elke 2 weken over naar 100 mg i.m. elke 4 weken. Overschakelen van vierwekelijkse depot naar oraal: Start 4 weken na de laatste i.m. toediening met de behandeling met oraal risperidon. Gemiste dosis: Om te voorkomen dat een dosis wordt gemist kan het depot vanaf 3 dagen voor de gebruikelijke tijd worden toegediend. Als het depot een week na de gebruikelijke tijd wordt toegediend, daalt de mediane dalconcentratie met ongeveer 50% tijdens die week; het klinische belang hiervan is niet bekend. De volgende doses met een nieuw interval van 4 weken toedienen.
Bij ouderen
Oraal: Begindosering: 0,5 mg (= 0,5 ml drank) 2×/dag, verder individueel aanpassen in stappen van 0,5 mg (= 0,5 ml drank) 2×/dag tot 1–2 mg 2×/dag (= 1–2 ml drank/dag).
Tweewekelijkse depot: Een dosisaanpassing is niet nodig.
Vierwekelijkse depot: Een dosisaanpassing is niet nodig bij ouderen met een normale nierfunctie, maar overweeg te starten met 75 mg i.m. elke 4 weken als dit klinisch gepast is. Vóór toediening moet de verdraagbaarheid van ≥ 3 mg oraal risperidon per dag op betrouwbare wijze zijn vastgesteld.
Manie
Volwassenen
Oraal: Begindosering: 2 mg 1×/dag, indien nodig met intervallen van 24 uur verhogen in stappen van 1 mg/dag tot de aanbevolen dosering van 1–6 mg/dag; de veiligheid van doses > 6 mg zijn niet onderzocht.
Bij ouderen
Oraal: Begindosering: 0,5 mg (= 0,5 ml drank) 2×/dag, verder individueel aanpassen in stappen van 0,5 mg (= 0,5 ml drank) 2×/dag tot 1–2 mg (= 1–2 ml drank) 2×/dag.
Ernstige agressie bij de ziekte van Alzheimer
Volwassenen (incl. ouderen)
Oraal: Begindosering: 0,25 mg (= 0,25 ml drank) 2×/dag, verder individueel aanpassen in stappen van 0,25 mg (= 0,25 ml drank) 2×/dag om de andere dag tot 0,5–1 mg (= 0,5–1 ml drank) 2×/dag; optimale dosering; 0,5 mg (= 0,5 ml drank) 2×/dag, max. gedurende 6 weken.
Gedragsstoornis
Kinderen 5–18 jaar
≥ 50 kg: Startdosering: 0,5 mg (= 0,5 ml drank) 1×/dag, verder individueel om de dag aanpassen in stappen van 0,5 mg (= 0,5 ml drank) 1×/dag tot 0,5–1,5 mg (= 0,5–1,5 ml drank) 1×/dag; optimale dosering; 1 mg (= 1 ml drank) 1×/dag.
< 50 kg: Startdosering: 0,25 mg (= 0,25 ml drank) 1×/dag, verder individueel om de dag aanpassen in stappen van 0,25 mg (= 0,25 ml drank) 1×/dag tot 0,25–0,75 mg (= 0,25–0,75 ml drank) 1×/dag; optimale dosering; 0,5 mg (= 0,5 ml drank) 1×/dag.
Offlabel: delier bij ouderen
Ouderen
Volgens het Ephor-rapport Antipsychotica: begindosering 0,5 mg 2×/dag. Indien nodig individueel verhogen met stappen van 0,5 mg 2×/dag tot 1-2 mg 2×/dag.
Pas bij CYP2D6-polymorfisme zonodig de dosering of het middel aan in overleg met de apotheker.
Bij staken de medicatie geleidelijk afbouwen om onthoudingssymptomen te voorkomen.
Verminderde nier- en leverfunctie: OraalBij nier- en leverfunctiestoornis langzamer titreren en onafhankelijk van de indicatie, de orale begindosis en de opvolgende doses halveren. Tweewekelijkse depot: Aanvangsdosis oraal in de eerste week 0,5 mg 2×/dag en in de tweede week 1 mg 2×/dag óf 2 mg 1x/dag, daarna bij voldoende verdragen van ten minste 2 mg/dag oraal overschakelen naar 25 mg i.m. elke 2 weken. Vierwekelijkse depot: Bij lichte nierfunctiestoornis (creatinineklaring ≥ 60 ml/min) is geen dosisaanpassing nodig; gebruik is niet aanbevolen bij een matige tot ernstige (creatinineklaring < 60 ml/min) nierfunctiestoornis. Bij een leverfunctiestoornis zorgvuldig titreren met oraal risperidon tot minstens 3 mg/dag, voordat gestart wordt met 75 mg i.m. elke 4 weken.
Toediening
- De orale dagdosering in één tot twee giften toedienen.
- De depotinjectie i.m. toedienen in deltaspier (1-inch naald) of bilspier (2-inch naald).
- De drank (1 mg/ml) heeft een bijgeleverde doseerpipet gegradueerd in mg en ml; het minimale volume is 0,25 ml (= 0,25 mg) en het maximale volume is 3 ml (= 3 mg).
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): slapeloosheid, parkinsonisme, acathisie, sedatie, slaperigheid, hoofdpijn.
Vaak (1-10%): bronchitis, bovensteluchtweginfectie, sinusitis, griepachtige verschijnselen, urineweginfectie, gewichtsverandering, hyperglykemie, veranderde eetlust, manie, agitatie, angst, depressie, dystonie, duizeligheid, dyskinesie, tremor, wazig zien, geleidingsstoornis, verlengd QT-interval, tachycardie, bradycardie, atrioventriculair blok, (orthostatische) hypotensie, hypertensie, faryngolaryngeale pijn, hoest, neuscongestie, buikpijn, braken, nausea, obstipatie, diarree, dyspepsie, droge mond, tandpijn, verhoogde transaminasespiegel, jeuk, huiduitslag, spierpijn, rugpijn, artralgie, amenorroe, koorts, asthenie, vermoeidheid.
Soms (0,1-1%): pneumonie, luchtweginfectie, cystitis, oorinfectie, tonsillitis, anemie, leukocytopenie, diabetes mellitus, hyperinsulinemie, verhoogde triglyceridenwaarden, verwardheid, verminderd libido, anorgasmie, zenuwachtigheid, nachtmerrie, convulsie, syncope, tardieve dyskinesie, psychomotorische hyperactiviteit. aandachtsstoornis, spraakstoornis, smaakstoornis, aandachtsstoornis, paresthesie, hypo-esthesie, conjunctivitis, droog oog, fotofobie, vertigo, tinnitus, oorpijn, hartkloppingen, bundeltakblok, sinusaritmie, abnormaal ECG, dyspneu, bloedneus, gezwollen tong, gastro-enteritis, flatulentie, verhoogde γ-glutamyltransferase, stijging van leverenzymwaarden, urticaria, alopecia, acne, eczeem, droge huid, erytheem, verhoogde creatinekinasewaarde in bloed, spierspasmen, gewrichtsstijfheid, gewrichtszwelling, spierzwakte, nekpijn, borstkaspijn, urine-incontinentie, pollakisurie, urineretentie, dysurie, hyperprolactinemie (soms leidend tot galactorroe, cyclusstoornissen bij de vrouw, gynaecomastie), erectie-, ejaculatie- en orgasmestoornis, pijn in de borsten, (gezichts)oedeem, koude rillingen, verhoogde lichaamstemperatuur, gangafwijking, coördinatiestoornis, dorst, vallen.
Zelden (0,01-0,1%): ooginfectie, acrodermatitis, onychomycose, induratie, agranulocytose, neutropenie, verhoogd aantal eosinofielen, trombocytopenie, anafylactische reactie, overgevoeligheid, SIADH, waterintoxicatie, hypoglykemie, glucosurie, polydipsie, diabetische ketoacidose, verhoogd cholesterol, afgestompt affect, katatonie, neuroleptisch maligne syndroom, cerebrale ischemie, bewustzijnsverlies, verminderd bewustzijn, slaapwandelen, diabetisch coma, evenwichtsstoornis, glaucoom, oogrollen, traanproductie verhoogd, oculaire hyperemie, atriumfibrilleren, veneuze trombose, longembolie, ischemie, overmatig blozen, posturale orthostatische tachycardie-syndroom, slaapapneu-syndroom, hyperventilatie, aspiratiepneumonie, ratelgeluiden, longstuwing, luchtwegcongestie, piepen, dysfonie, titubatie van het hoofd, gezwollen tong, pancreatitis, intestinale obstructie, ileus, fecale incontinentie, fecaloom, cheilitis, geelzucht, angio-oedeem, huidverkleuring, seborroïsche dermatitis, hoofdroos, rabdomyolyse, afwijkende houding, verlaagde lichaamstemperatuur, priapisme, (neonataal) geneesmiddelonttrekkingssyndroom.
Verder zijn gemeld: Stevens-Johnson-syndroom, toxische epidermale necrolyse, 'floppy iris syndrome', slaapgerelateerde eetstoornis.
Daarnaast bij de langwerkende injectie:
Vaak (1-10%): reactie op de injectieplaats.
Soms (0,1-1%): subcutaan abces, cellulitis.
Zelden (0,01-0,1%): anafylactische reactie, cyste en hematoom op de injectieplaats.
Verder zijn gemeld: necrose en ulcus op de injectieplaats.
Bij gebruik van antipsychotica kunnen ventriculaire aritmieën, plotse onverklaarbare dood, hartstilstand, 'torsade de pointes' en veneuze trombo-embolie optreden.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): extrapiramidale stoornissen (parkinsonisme, acathisie, dyskinesie, dystonie), slaperigheid, sedatie, hoofdpijn, slapeloosheid.
Vaak (1-10%): verhoogde prolactineconcentratie (kan leiden tot galactorroe, cyclusstoornissen, libidoverlies, gynaecomastie, erectiestoornis), gewichtstoename, verandering in eetlust, extrapiramidale verschijnselen (tremor, dyskinesie, dystonie, acathisie), duizeligheid, wazig zien, conjunctivitis, dyspneu, epistaxis, hoesten, maag-darmklachten, droge mond, tandpijn, urine-incontinentie, huiduitslag, erytheem, spierspasmen, rug-, spier-, gewrichtspijn, luchtweg-, urineweginfectie, pneumonie, bronchitis, influenza, koorts, vermoeidheid, oedeem, asthenie, borstkaspijn, vallen, tachycardie, hypertensie, agitatie, angst, depressie, slaapstoornis.
Soms (0,1-1%): abnormaal ECG, verlengd QT-interval, AV- blok, geleidingsstoornis, atriumfibrilleren, bradycardie, palpitaties, diabetes mellitus, hyperglykemie, verhoogde waarden cholesterol, verhoogde transaminasespiegel, γ-glutamyltransferase verhoogd, stijging van leverenzymwaarden, verlaagd Hb-gehalte en aantal witte bloedcellen, verhoogd aantal eosinofielen, neutropenie, anemie, trombocytopenie, verhoogde waarde creatinekinase, verminderd bewustzijn, hersenischemie, CVA, TIA, spraakstoornis, smaakstoornis, aandachtsstoornis, convulsie, syncope, psychomotorische hyperactiviteit, evenwichtsstoornis, tardieve dyskinesie, paresthesie, conjunctivitis, droge ogen, tranende ogen, fotofobie, piepen, hyperventilatie, luchtwegcongestie, ademhalingsstoornis, slikstoornis, gastritis, fecale incontinentie, flatulentie, pollakisurie, urineretentie, dysurie, overgevoeligheid, pruritus, onychomycose, cellulitis, tonsillitis, (virus)infectie, ooginfectie, gezichtsoedeem, kouderillingen, lichaamstemperatuur verhoogd, gangafwijking, dorst, pijn op de borst, alopecia, huidaandoeningen, huidverkleuring, hyperkeratose, eczeem, drogehuid, acne,seborroïsche dermatitis,huidlaesie, spierzwakte, -pijn, vertigo, tinnitus, oorpijn, (orthostatische) hypotensie, overmatig blozen, dorst, erectie-, ejaculatiestoornis, seksuele disfunctie, pijn in de borsten, gevoelige borsten,vaginale afscheiding, verwarde toestand, verminderd libido, zenuwachtigheid, nachtmerrie, manie.
Zelden (0,01-0,1%): agranulocytose, anafylactische reactie, SIADH, water-intoxicatie, hypoglykemie, verhoogd triglyceriden, afgestompt affect, anorgasmie, slaapwandelen, slaapgerelateerde eetstoornis, neuroleptisch maligne syndroom, cerebrovasculaire stoornis, diabetischcoma, titubatie van het hoofd, glaucoom, oogrollen, schilferige ooglidrand,'floppy iris'-syndroom (intraoperatief), sinusaritmie, longembolie, veneuze trombose, aspiratiepneumonie, slaapapneu, pancreatitis, darmobstructie, gezwollentong, cheilitis, hoofdroos, rabdomyolyse, neonataal onttrekkingssyndroom, priapisme, uitstel van menstruatie, bloedaandrang in de borsten, borstvergroting, afscheiding uit de tepel, verlaagde lichaamstemperatuur, geelzucht, geneesmiddelonthoudingssyndroom, induratie.
Zeer zelden (< 0,01%): diabetische ketoacidose, angio-oedeem, ileus. Verder: posturaal orthostatisch tachycardiesyndroom.
Verder zijn gemeld: Stevens-Johnson-syndroom (SJS), toxische epidermale necrolyse (TEN). Bij de depotvorm: (ernstige) reactie op de injectieplaats, zoals necrose, abces, zweer, cellulitis, hematoom, cyste, knobbeltje.
Bij ouderen met dementie was de frequentie van urineweginfectie, perifeer oedeem, moeheid en hoesten minstens tweemaal zo hoog als bij volwassenen. Bij kinderen was de frequentie van slaperigheid, moeheid, hoofdpijn, versterkte eetlust, braken, bovenste luchtweginfectie, hoesten, koorts, buikpijn, duizeligheid, tremor, diarree en enuresis minstens tweemaal zo hoog als bij volwassenen.
Interacties
Wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik van middelen die het QT-interval kunnen verlengen, zoals NYHA-klasse Ia en III antiaritmica, bepaalde antihistaminica, enkele antipsychotica, mefloquine.
Gelijktijdig gebruik met psychostimulantia (zoals methylfenidaat) kan extrapiramidale symptomen geven na verandering in gebruik van één of beide middelen. Bij staken van psychostimulantia, deze geleidelijk afbouwen.
Mogelijke effecten van paliperidon op andere geneesmiddelen
- Wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik van middelen die de drempel voor een epileptische aanval kunnen verlagen, zoals andere antipsychotica (fenothiazinen, butyrofenonen, clozapine), antidepressiva, tramadol, mefloquine;
- De werking van levodopa en dopamine-agonisten kan worden verminderd;
- Het orthostatische hypotensieve effect van andere antipsychotica en tricyclische antidepressiva kan worden versterkt.
Mogelijke effecten van andere geneesmiddelen op paliperidon
- Gelijktijdig gebruik van een inductor van het renale Pgp, zoals carbamazepine, rifampicine, sint-janskruid, doet de renale klaring van paliperidon toenemen en verlaagt de plasmaconcentratie; dit inducerend effect houdt na stoppen nog 2–3 weken aan;
- Gelijktijdig gebruik met valproïnezuur verhoogt de blootstelling aan paliperidon, waardoor dosisverlaging nodig kan zijn;
- Gelijktijdig gebruik van antihistaminica, antidepressiva, barbituraten, slaapmiddelen, analgetica, opiaten of alcohol versterkt de sederende werking.
Interacties
Gelijktijdig gebruik met antihistaminica, antidepressiva, slaapmiddelen, analgetica, opiaten of alcohol versterkt de sederende werking.
Gelijktijdig gebruik met sterke CYP2D6-remmers (zoals paroxetine, fluoxetine, kinidine, bupropion, cinacalcet), matig tot sterke CYP3A4-/P-glycoproteïne-remmers (zoals sommige HIV-proteaseremmers, sommige macrolide antibiotica, imidazool-antimycotica, aprepitant, diltiazem, verapamil, grapefruitsap) en sterke CYP3A4/P-glycoproteïne-inductoren (zoals rifampicine, carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne en sint-janskruid) kan plasmaconcentratie van risperidon verhogen (CYP-remmers) of verlagen (CYP-inductoren); herevalueer bij starten en stoppen van gelijktijdig gebruik met deze middelen de dosering risperidon. Denk hierbij eraan dat het effect van sint-janskruid nog tot ten minste twee weken na het staken van het gebruik ervan kan aanhouden.
Gelijktijdig gebruik met psychostimulantia (zoals methylfenidaat) kan extrapiramidale symptomen geven als de dosering van één of beide middelen wordt aangepast. Pas eventueel de dosis geleidelijk aan.
De werking van levodopa en dopamine-agonisten kan worden verzwakt.
Het bloeddrukverlagende effect van antihypertensiva kan worden versterkt.
Wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die het QT-interval kunnen verlengen, zoals NYHA-klasse Ia en III anti-aritmica, bepaalde antihistaminica, enkele antipsychotica, tricyclische antidepressiva, mefloquine en met geneesmiddelen die de elektrolytenbalans verstoren. Wees voorzichtig met gelijktijdig gebruik van furosemide bij ouderen; let op dehydratie.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Het is niet teratogeen bij dieren, maar heeft wel andere vormen van reproductietoxiciteit (negatief effect op geboortegewicht en overleving van nakomelingen).
Farmacologisch effect: Antipsychotica kunnen bij toepassing in het 3e trimester extrapiramidale stoornissen en bij langdurig gebruik tot aan de partus onthoudingsverschijnselen bij de neonaat veroorzaken.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken. Bij gebruik in het 3e trimester de pasgeborene controleren op extrapiramidale symptomen en/of ontwenningsverschijnselen.
Overig: Streef bij gebruik naar monotherapie in een zo laag mogelijke dosering. Controleer de zuigeling op sufheid of irritatie, apneu, droge mond, niet wakker worden voor de voeding, slecht drinken, gewichtstoename of extrapiramidale symptomen. Bij een éénmalige toediening van een driemaandelijks depot zal de plasmablootstelling aan paliperidon tot 18 maanden kunnen aanhouden. Bij een éénmalige toediening van een halfjaarlijks depot zal de plasmablootstelling aan paliperidon tot 4 jaar kunnen aanhouden. Houdt hiermee rekening bij vrouwen die zwanger kunnen/willen worden.
Zwangerschap
Teratogenese: Er is tot nu toe redelijke ervaring opgedaan (2000 zwangerschappen) met het gebruik van risperidon tijdens de zwangerschap. In de grootste studie met 1566 zwangerschappen wordt een mogelijk licht verhoogd risico op aangeboren afwijkingen in het algemeen (RR 1.26; 95%CI, 1.02-1.56) gesuggereerd. Meer onderzoek is nodig om de veiligheid van risperidon tijdens de zwangerschap vast te stellen.
Farmacologisch effect: Antipsychotica kunnen bij toepassing in het 3e trimester extrapiramidale stoornissen en bij langdurig gebruik tot aan de partus onthoudingsverschijnselen bij de neonaat veroorzaken.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken. Bij gebruik in het 3e trimester de pasgeborene controleren op extrapiramidale symptomen en/of ontwenningsverschijnselen. Het niet adequaat behandelen van een zwangere vrouw met een psychose of manie kan ernstige gevolgen hebben voor zowel moeder als kind. Plotseling staken of switchen van een antipsychoticum tijdens de zwangerschap vergroot de kans op een recidiefpsychose. Switch daarom indien mogelijk vóór de conceptie van antipsychoticum.
Vruchtbaarheid: Vanwege het prolactine-verhogende effect is een negatief effect op de vruchtbaarheid bij zowel man als vrouw mogelijk.
Overig: Het gebruik van aspartaambevattende geneesmiddelen is gecontra–indiceerd bij zwangere vrouwen met fenylketonurie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, waarschijnlijk in klinisch belangrijke mate.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Overig: Streef bij gebruik naar monotherapie in een zo laag mogelijke dosering. Controleer de zuigeling op sufheid of irritatie, apneu, droge mond, niet wakker worden voor de voeding, slecht drinken, gewichtstoename of extrapiramidale symptomen.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, In kleine hoeveelheden. Er is redelijke ervaring met het geven van borstvoeding tijdens de behandeling met risperidon. De relatieve kinddosis ligt ruim onder de 10%.
Farmacologisch effect: Er zijn enkele meldingen van sufheid bij kinderen na gebruik van risperidon tijdens de borstvoedingsperiode door de moeder. In deze cases werd echter ook nog andere medicatie gebruikt die sufheid kan geven, het is dus niet duidelijk in hoeverre dit effect aan risperidon toe te schrijven is.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt. Controleer de zuigeling op sufheid of irritatie, apneu, droge mond, niet wakker worden voor de voeding, slecht drinken, gewichtstoename of extrapiramidale symptomen.
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor risperidon.
Waarschuwingen en voorzorgen
De suspensie voor injectie met gereguleerde afgifte ('depot') niet gebruiken bij acute agitatie of ernstige psychose.
Hematologische effecten: Patiënten met in de voorgeschiedenis een klinisch significante leukopenie/neutropenie of een geneesmiddelgeïnduceerde leukopenie/neutropenie dienen tijdens de eerste maanden van de behandeling met paliperidon regelmatig gecontroleerd te worden. Overweeg bij de eerste tekenen van een leukopenie/neutropenie de behandeling te staken. Staak de behandeling bij een ernstige neutropenie (< 1 × 10⁹/l).
Metabole effecten: Tijdens behandeling met paliperidon controleren op gewicht en op symptomen van hyperglykemie; patiënten met diabetes mellitus regelmatig controleren op achteruitgang van de glucosewaarde. Overweeg bij kinderen regelmatig de endocrinologische status te beoordelen, vanwege de mogelijke effecten van langdurige hyperprolactinemie op de groei en seksuele rijping. Verricht bij kinderen regelmatig onderzoek naar extrapiramidale symptomen.
Neuroleptisch maligne syndroom (NMS): Bij optreden van tekenen van het NMS de toediening staken.
Extrapiramidale symptomen: Overweeg de behandeling te staken bij tekenen van tardieve dyskinesie.
Cerebrovasculaire effecten: Vanwege een verdrievoudiging van de kans op cerebrovasculaire bijwerkingen met risperidon en een verhoogde mortaliteit bij ouderen met dementie wordt ook toediening van paliperidon afgeraden bij demente patiënten met een CVA/TIA, hypertensie of diabetes in de anamnese. Wees voorzichtig bij cardiovasculaire en cerebrovasculaire aandoeningen, hypovolemie, dehydratie, (risicofactoren voor) diabetes mellitus, hyperprolactinemie, prolactineafhankelijke tumoren, epilepsie, convulsies in de anamnese, predispositie voor hypotensie of QT-intervalverlenging (QT-syndroom, hypokaliëmie), ziekte van Parkinson en Lewy-body-dementie, hoge omgevingstemperatuur. Bij risicofactoren voor veneuze trombo-embolie preventieve maatregelen treffen.
Oculaire effecten: Wees voorzichtig bij staaroperaties vanwege een risico op IFIS (intra-operatief 'floppy iris'-syndroom) en gerelateerde oogcomplicaties bij patiënten die risperidon of, paliperidon gebruiken, vanwege de α1a-blokkerende werking.
Darmobstructie: De tabletten niet geven bij een ernstige vernauwing van het maag-darmkanaal of bij dysfagie of ernstige slikproblemen, vanwege een risico van obstructie bij het gebruik van dergelijke OROS-tabletten.
Priapisme: Indien priapisme langer dan 3–4 uur aanhoudt dient de patiënt met spoed hulp in te roepen.
Anti-emetisch effect: Vanwege een mogelijk anti-emetisch effect kunnen signalen en symptomen van bijvoorbeeld overdosering, darmobstructie en een hersentumor gemaskeerd worden.
Bij schizoaffectieve stoornis: zorgvuldig vervolgen in verband met mogelijke overgang van manie naar depressieve symptomen.
Onderzoeksgegevens: De veiligheid en werkzaamheid zijn niet vastgesteld bij kinderen < 18 jaar met een schizoaffectieve stoornis, bij kinderen < 15 jaar met schizofrenie, bij ouderen > 65 jaar met een schizoaffectieve stoornis en evenmin bij een ernstige leverinsufficiëntie (Child-Pughscore 10–15), creatinineklaring < 10 ml/min (tablet), creatinineklaring < 50 ml/min (injectie). De fabrikanten van Byannli en Trevicta vermelden bovendien: de veiligheid en werkzaamheid zijn niet vastgesteld bij kinderen < 18 jaar en ouderen > 65 jaar.
Rijvaardigheid: Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Waarschuwingen en voorzorgen
Hematologische effecten: Controleer bij een voorgeschiedenis van een leukocytopenie of een geneesmiddelgeïnduceerde neutrocytopenie de eerste paar maanden van de behandeling het bloedbeeld; overweeg staken bij een significante daling van het aantal leukocyten zonder andere oorzaak. Controleer bij een klinisch significante neutrocytopenie op koortsen andere symptomen van infectie en behandel deze adequaat. Staak de behandeling bij ernstige neutropenie (absoluut aantal neutrofielen < 1 × 109/l).
Groei en ontwikkeling: Controleer bij kinderen vóór en tijdens regelmatig tijdens behandeling het lichaamsgewicht. Controleer bij kinderen met gedragsstoornissenregelmatig op de endocrinologische status met inbegrip van lichaamslengte, gewicht, seksuele rijping, opvolging van menstrueel functioneren en andere mogelijke effecten van prolactine.
Prolactinespiegel: Controleer de patiënt op bijwerkingen die verband houden met hyperprolactinemie (zoals galactorroe, cyclusstoornissen, libidoverlies, gynaecomastie, erectiestoornis).
Metabole effecten: Controleer tijdens de behandeling op gewicht en op symptomen van hyperglykemie; controleer patiënten met diabetes mellitus regelmatig op achteruitgang van de glucosewaarde. Overweeg dosisvermindering bij hypotensie.
Overgevoeligheid: Staak de behandeling bij het optreden van overgevoeligheidsreacties; start ondersteunende behandeling en controleer de patiënt tot de symptomen verdwenen zijn.
Neuroleptisch maligne syndroom (NMS): Staak de behandeling bij het optreden van NMS.
Extrapiramidale symptomen: Overweeg de behandeling te staken en bij tekenen van tardieve dyskinesie.
Cerebrovasculaire effecten: Antipsychotica, waaronder risperidon, geven bij ouderen met dementie iets meer kans op overlijden. Er is circa 3× zoveel kans op cerebrovasculaire bijwerkingen bij gebruik van risperidon bij ouderen met dementie; wees voorzichtig bij risicofactoren voor beroerte. Vanwege significant hogere kans op CVA, wordt het gebruik bij dementie anders dan de ziekte van Alzheimer afgeraden. Wees voorzichtig bij cardiovasculaire en cerebrovasculaire aandoeningen, hypovolemie, dehydratie, (risicofactoren voor) diabetes mellitus, hyperprolactinemie, prolactine-afhankelijke tumoren, epilepsie, ziekte van Parkinson, Lewy-body-dementie, QT-verlenging in de familiaire anamnese, elektrolytstoornissen, hoge omgevingstemperatuur. Bij risicofactoren voor veneuze trombo-embolie preventieve maatregelen treffen.
Oculaire effecten: Wees voorzichtig bij een staaroperatie, vanwege de kans op IFIS (intra-operatief 'floppy iris'-syndroom) en gerelateerde oogcomplicaties bij patiënten die α1-blokkerende middelen als risperidon of, paliperidon gebruiken. Na de laatste toediening blijft de depotvorm tot zes weken in het plasma aantoonbaar.
Onderzoeksgegevens: De effecten van langdurig gebruik op de groei en seksuele rijping zijn niet voldoende beoordeeld. Het gebruik wordt niet aanbevolen bij kinderen < 18 jaar met schizofrenie of bipolaire manie vanwege het ontbreken van gegevens over de werkzaamheid. De depotvorm is niet of beperkt onderzocht bij ouderen > 65 jaar en bij lever- en nierfunctiestoornis.
Rijvaardigheid: Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Overdosering
Symptomen
Sufheid, sedatie, hypotensie, tachycardie, QT-verlenging, extrapiramidale symptomen.
Zie voor meer symptomen en behandeling vergiftigingen.info.
Eigenschappen
Atypisch antipsychoticum met sterke antiserotoninerge (-5HT2) en antidopaminerge (-D2) activiteit en met matige α1-blokkerende eigenschappen. Het is de actieve metaboliet van risperidon. Het heeft een gering antihistaminerg (-H1) en α2-blokkerend vermogen.
Kinetische gegevens
F | 23–33% (tablet). |
T max | 24 uur (tablet), 13 dagen (paliperidon suspensie voor injectie, Palmeux, Xeplion), 30–33 dagen (Trevicta); 33–35 dagen (Byannli). |
V d | 7 l/kg. |
Eliminatie | vnl. via de nieren (ca. 80%, waarvan 59% onveranderd), en via de feces (ca. 11%). |
T 1/2el | 23 uur (tablet). De mediane schijnbare halfwaardetijd na een i.m.-injectie in de bilspier is 25–49 dagen (paliperidon suspensie voor injectie, Palmeux, Xeplion); 118–139 dagen (Trevicta); 148–159 dagen (Byannli). De mediane schijnbare halfwaardetijd na een i.m.-injectie in de deltaspier is: 84–95 dagen (Trevicta). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Atypisch antipsychoticum met sterke antiserotoninerge (5HT2) en antidopaminerge (-D2) activiteit en met matige α1-blokkerende eigenschappen. Risperidon heeft een gering α2-blokkerend en antihistaminerg (-H1) vermogen. Het heeft geen affiniteit tot de cholinerge receptor. Bij opvallend weinig werkzaamheid kan sprake zijn van een CYP2D6-polymorfisme.
Kinetische gegevens
Resorptie | volledig. |
T max | oraal 1–2 uur, i.m. vanaf 3 weken tot week 7. |
V d | 1–2 l/kg. |
Eiwitbinding | 90%. |
Metabolisering | vnl. via CYP2D6 tot o.a. actief 9-hydroxyrisperidon (= paliperidon) met eenzelfde activiteit als risperidon. Risperidon en 9-hydroxyrisperidon vormen samen de actieve antipsychotische fractie. In mindere mate metabolisering via CYP3A4. |
Eliminatie | na 1 w. ca. 70% via de nieren, waarvan 35–45% als actieve fractie. |
T 1/2el | 3 uur (risperidon), 24 uur (actieve antipsychotische fractie en werkzame metaboliet). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
paliperidon hoort bij de groep antipsychotica, atypische.
- amisulpride (N05AL05) Vergelijk
- aripiprazol (N05AX12) Vergelijk
- brexpiprazol (N05AX16) Vergelijk
- cariprazine (N05AX15) Vergelijk
- clozapine (N05AH02) Vergelijk
- lurasidon (N05AE05) Vergelijk
- olanzapine (N05AH03) Vergelijk
- quetiapine (N05AH04) Vergelijk
- risperidon (N05AX08) Vergelijk
- sertindol (N05AE03) Vergelijk
- sulpiride (N05AL01) Vergelijk
Groepsinformatie
risperidon hoort bij de groep antipsychotica, atypische.
- amisulpride (N05AL05) Vergelijk
- aripiprazol (N05AX12) Vergelijk
- brexpiprazol (N05AX16) Vergelijk
- cariprazine (N05AX15) Vergelijk
- clozapine (N05AH02) Vergelijk
- lurasidon (N05AE05) Vergelijk
- olanzapine (N05AH03) Vergelijk
- paliperidon (N05AX13) Vergelijk
- quetiapine (N05AH04) Vergelijk
- sertindol (N05AE03) Vergelijk
- sulpiride (N05AL01) Vergelijk
Kosten
Kosten laden…Kosten
Kosten laden…Zie ook
Geneesmiddelgroep
Indicaties
Externe links
Zie ook
Geneesmiddelgroep
Indicaties
- bipolaire stoornis
- delier bij alcoholonthouding
- delier, zonder parkinson of 'Lewy body' dementie
- dementie
- psychose