Samenstelling
Natpar XGVS Aanvullende monitoring Takeda Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 25 microg/dosis
- Verpakkingsvorm
- patroon + solvens 1 ml
Elk patroon bevat 14 doses.
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 50 microg/dosis
- Verpakkingsvorm
- patroon + solvens 1 ml
Elk patroon bevat 14 doses.
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 75 microg/dosis
- Verpakkingsvorm
- patroon + solvens 1 ml
Elk patroon bevat 14 doses.
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 100 microg/dosis
- Verpakkingsvorm
- patroon + solvens 1 ml
Elk patroon bevat 14 doses.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Prolia Amgen bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof '60'
- Sterkte
- 60 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit 1 ml
Xgeva Amgen bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof '120'
- Sterkte
- 70 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 1,7 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof '120'
- Sterkte
- 120 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit 1 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Let op: de productie van Natpar zal eind 2024 volledig stoppen, in verband met leveringsproblemen die niet kunnen worden opgelost. Zie voor meer informatie de website van Takeda. Wereldwijd mogen geen nieuwe patiënten starten met dit geneesmiddel.
Zie voor meer informatie over de behandeling van hypoparathyroïdie de richtlijn Hypoparathyroïdie van de European Society of Endocrinology (2015).
De EMA heeft de marktregistratie van dit geneesmiddel voorwaardelijk goedgekeurd om het versneld beschikbaar te maken; aanvullend bewijs over de baten van dit geneesmiddel wordt afgewacht.
Advies
Kies voor de behandeling van osteoporose in eerste instantie uit de bisfosfonaten alendroninezuur en risedroninezuur in combinatie met colecalciferol (vitamine D3) en, afhankelijk van de dagelijkse inname van de patiënt, calcium. Na een recente heupfractuur heeft een behandeling met zoledroninezuur de voorkeur. Bij het bestaan van een contra-indicatie, intolerantie of een slechte therapietrouw zijn alendroninezuur in drankvorm, zoledroninezuur, of denosumab alternatieven. Overweeg bij postmenopauzale vrouwen met ernstige osteoporose direct te starten met teriparatide of romosozumab.
Er is geen advies vastgesteld voor de behandeling van botverlies gerelateerd aan hormoonablatie, preventie van botcomplicaties bij gevorderde maligniteiten of de behandeling van reusceltumor van het bot.
Indicaties
- Als aanvullende behandeling bij volwassenen met chronische hypoparathyroïdie wiens toestand onvoldoende onder controle kan worden gebracht met standaardtherapie alleen.
Indicaties
Prolia
- Osteoporose bij postmenopauzale vrouwen en bij mannen met meer kans op fracturen.
- Behandeling van botverlies gerelateerd aan hormoonablatie bij mannen met prostaatkanker die meer kans op osteoporotische botbreuken hebben.
- Behandeling van botverlies gerelateerd aan langdurige systemische glucocorticoïdtherapie bij volwassenen met meer kans op fracturen.
Xgeva
- Preventie van botcomplicaties (pathologische fractuur, bestraling van bot, ruggenmergcompressie of operatieve behandeling van het bot) bij volwassenen met gevorderde maligniteiten waarbij bot is betrokken.
- Behandeling van volwassenen en adolescenten met een volgroeid skelet met reusceltumor van het bot (‘giant cell tumour of bone’) die niet-reseceerbaar is of waarbij operatieve resectie waarschijnlijk leidt tot ernstige morbiditeit.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Controleer vóór en tijdens de behandeling of de reserves 25-OH-vitamine D voldoende zijn en of het serummagnesium binnen het referentiebereik ligt.
Doel van de behandeling is het bereiken van een (voor albumine gecorrigeerde) serumcalciumspiegel vóór toediening van 2,0–2,25 mmol/l en een serumcalciumspiegel 8–12 uur ná toediening van < 2,55 mmol/l.
Hypoparathyroïdie
Volwassenen
Start van behandeling: op geleide van de serumcalciumspiegel vóór toediening: begindosis s.c. 50 microg 1×/dag, bij een serumcalciumspiegel > 2,25 mmol/l een begindosis van 25 microg overwegen. Verlaag de dosis van actief vitamine D met 50% als de serumcalciumspiegel > 1,87 mmol/l is. Handhaaf de dosis van calciumsupplementen.
Meet vervolgens de serumcalciumspiegel (vóór toediening) binnen 2 tot 5 dagen; als deze < 1,87 mmol/l of > 2,55 mmol/l is, de meting de volgende dag herhalen. Pas de dosis PTH, vitamine D en/of calcium aan op basis van deze calciumspiegel en de klinische beoordeling (symptomen van hypocalciëmie of hypercalciëmie); zie tabel 1. Herhaal dit totdat de serumcalciumspiegel zich binnen het bereik van 2,0–2,25 mmol/l bevindt, vitamine D is gestaakt en de calciumsuppletie volstaat.
Na de startperiode: Monitor de serumcalciumspiegel ( vóór en na toediening) tijdens de stapsgewijze aanpassing van de dosis PTH. De dosis kan ongeveer om de 2 tot 4 weken worden verhoogd met stappen van 25 microg, tot max. 100 microg/dag. Een verlaging van de dosis naar minimaal 25 microg/dag kan op elk ogenblik gebeuren. Als de serumcalciumspiegel 8–12 uur ná toediening > ULN is, in eerste instantie de dosis van vitamine D en calcium verlagen. Als de serumcalciumspiegel 8–12 uur ná toediening > ULN blijft en alle vitamine D en calcium is gestaakt, óf bij symptomen van hypercalciëmie: verlaag de dosering PTH ongeacht het dosisniveau.
Serumcalciumspiegel vóór toediening |
Eerst aanpassen: PTH |
In tweede instantie: vitamine D |
In derde instantie: calcium |
---|---|---|---|
> ULN (2,55 mmol/l) |
overweeg dosisverlaging of stoppen en herbeoordeel op basis van serumcalcium |
verlaag dosis of stop |
verlaag dosis |
> 2,25 mmol/l en < ULN (2,55 mmol/l) |
overweeg dosisverlaging |
verlaag dosis of stop |
geen wijziging of verlaag dosis als vitamine D al gestopt werd vóór deze stap |
≤ 2,25 mmol/l en > 2 mmol/l |
geen wijziging |
geen wijziging |
geen wijziging |
< 2 mmol/l |
overweeg dosisverhoging na ten minste 2–4 weken op een stabiele dosis |
verhoog dosis |
verhoog dosis |
Verminderde nierfunctie: bij lichte tot matige nierfunctiestoornis (creatinineklaring 30–80 ml/min) is geen dosisaanpassing nodig. Bij ernstige nierfunctiestoornis zijn geen gegevens beschikbaar.
Verminderde leverfunctie: bij lichte tot matige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 7–9) is geen dosisaanpassing nodig. Bij ernstige leverfunctiestoornis zijn geen gegevens beschikbaar.
Vergeten van een dosis: dien PTH zo snel mogelijk toe en geef afhankelijk van de symptomen van hypocalciëmie aanvullend calcium en/of vitamine D.
Toedienen 1×/dag als s.c.-injectie in de dij (wissel elke dag van dij). Zelftoediening door de patiënt na instructie is mogelijk.
Doseringen
Suppletie van calcium en vitamine D is noodzakelijk, tenzij sprake is van hypercalciëmie.
Osteoporose, botverlies gerelateerd aan hormoonablatie of langdurige glucocorticoïdtherapie
Volwassenen (incl. ouderen)
Prolia: s.c. 60 mg éénmaal per zes maanden.
Bij de behandeling van osteoporose na 3 jaar het fractuurrisico herevalueren, en de behandeling zo nodig verlengen. Bij staken of onderbreken van de behandeling: start 6 maanden na de laatste dosis denosumab een behandeling met botafbraakremmende medicatie (bij voorkeur een bisfosfonaat), om een rebound in botturnover met snelle daling van de botdichtheid te voorkomen. Zie voor meer informatie de NIV-richtlijn Osteoporose en fractuurpreventie (onderdeel Strategieën tijdens behandeling en op lange termijn).
Preventie botcomplicaties bij gevorderde maligniteiten waarbij bot is betrokken
Volwassenen (incl. ouderen)
Xgeva: s.c. 120 mg éénmaal per vier weken.
Reusceltumor van het bot
Volwassenen (incl. ouderen) en adolescenten met een volgroeid skelet
Xgeva: s.c. 120 mg éénmaal per vier weken, met extra doses van 120 mg op dag 8 en 15 van de behandeling in de eerste maand van de therapie.
Verminderde nierfunctie: dosisaanpassing is niet nodig.
Toediening: subcutane injectie in dijbeen, buik of bovenarm.
Bijwerkingen
Zeer vaak (≥ 10%): hyper- of hypocalciëmie. Hoofdpijn, hypo-esthesie, paresthesie. Misselijkheid, braken, diarree. Gewrichtspijn, spierspasmen.
Vaak (1-10%): hypomagnesiëmie, tetanie. Angst, slapeloosheid, slaperigheid. Hartkloppingen, hypertensie. Hoesten. Pijn in de bovenbuik. Spiertrekkingen, (skelet)spierpijn, nekpijn, pijn in extremiteit. Hypercalciurie, pollakisurie. Reacties op de injectieplaats, asthenie, pijn op de borst, vermoeidheid, dorst. Daling 25-hydroxycolecalciferolspiegel, ontwikkeling van antistoffen tegen PTH (hiervan is geen klinisch effect gezien).
Verder zijn gemeld: overgevoeligheidsreacties (dyspneu, angio-oedeem, urticaria, huiduitslag). Symptomatische hypocalciëmie, waaronder gevallen die tot epileptische aanvallen leidden. Het risico op ernstige hypocalciëmie is het hoogst wanneer de toediening van PTH is overgeslagen of (abrupt) gestopt, maar kan op elk moment optreden.
Bijwerkingen
Bij osteoporose en botverlies, gerelateerd aan hormoonablatie
Zeer vaak (> 10%): spier- en skeletpijn, pijn in de extremiteiten.
Vaak (1-10%): buikklachten, obstipatie. Ischias, pijn in de extremiteiten. Infectie van de urinewegen en van de bovenste luchtwegen. Huiduitslag, eczeem, alopecia.
Soms (0,1-1%): oorinfectie, huidinfecties (m.n. cellulitis) leidend tot ziekenhuisopname, diverticulitis. Medicijn-geïnduceerde lichenoïde reacties.
Zelden (0,01-0,1%): osteonecrose van de kaak, atypische femurfracturen. Hypocalciëmie. Overgevoeligheid, zoals urticaria, zwelling van het gezicht, erytheem en anafylactische reacties.
Zeer zelden (< 0,01%): overgevoeligheidsvasculitis.
Verder zijn gemeld: griepachtige symptomen, ernstige symptomatische hypocalciëmie (resulterend in ziekenhuisopname, levensbedreigende en fatale voorvallen), osteonecrose van de uitwendige gehoorgang.
Bij gevorderde maligniteiten waarbij bot is betrokken en bij reusceltumor van het bot
Zeer vaak (> 10%): hypocalciëmie (vooral in de eerste twee weken). Dyspneu. Diarree. Spier- en skeletpijn.
Vaak (1-10%): nieuwe primaire maligniteit (bij patiënten met gevorderde maligniteiten). Osteonecrose van de kaak. Hyperhidrose. Hypofosfatemie.
Soms (0,1-1%): medicijn-geïnduceerde lichenoïde reacties. Atypische femurfracturen (tijdens en tot 9 maanden na de behandeling).
Zelden (0,01-0,1%): overgevoeligheid, incl. anafylactische reacties.
Verder zijn gemeld: ernstige symptomatische hypocalciëmie (incl. gevallen met fatale afloop), osteonecrose van de uitwendige gehoorgang.
Weken of maanden na staken van de behandeling bij patiënten met reusceltumor van het bot is hypercalciëmie opgetreden (frequentie 0,1-1%); er waren gevallen waarvoor ziekenhuisopname was vereist en waarbij acuut nierletsel optrad.
Interacties
Bij gelijktijdig gebruik van bisfosfonaten kan het calciumsparende effect afnemen, wat de normalisering van de serumcalciumconcentratie kan verstoren; de combinatie wordt ontraden.
Een eventuele hypercalciëmie kan predisponeren voor een digoxinevergiftiging. Bij gelijktijdig gebruik van digoxine de serumcalcium- en digoxinespiegel controleren, en letten op verschijnselen van digoxinevergiftiging.
Bij gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die de serumcalciumspiegel beïnvloeden (bv. lithium, thiaziden) de serumcalciumspiegel extra controleren.
Interacties
Niet combineren met bisfosfonaten.
Combinatie met chemotherapie, angiogeneseremmers en corticosteroïden, evenals eerder gebruik van bisfosfonaten vermeerderen de kans op osteonecrose van de kaak.
Gelijktijdige behandeling met glucocorticoïden vermeerdert de kans op hypocalciëmie.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid. Risico voor de zwangere vrouw of de ontwikkelende foetus kan niet worden uitgesloten.
Advies: Weeg risico's van de behandeling af ten opzichte van het voordeel voor de vrouw.
Zwangerschap
Denosumab passeert de placenta, waarbij de hoeveelheid toeneemt met het vorderen van de zwangerschap.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren zijn bij hoge dosering aanwijzingen voor schadelijkheid (postnatale afwijkingen in gebitsvorming en botgroei, verstoorde vorming lymfeklieren).
Advies: Gebruik ontraden.
Overige: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 5 maanden na de behandeling.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Ja, bij dieren.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Farmacologisch effect: Denosumab belemmert mogelijk tijdens de zwangerschap de melkklierrijping bij de moeder, wat post partum leidt tot een verstoorde lactatie.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
- (voorafgaande) radiotherapie van het skelet;
- skeletmaligniteit of botmetastasen;
- onverklaarde verhoging van botspecifieke alkalische fosfatase;
- pseudohypoparathyroïdie;
- bij begin van de behandeling meer kans op osteosarcoom, zoals bij de botziekte van Paget of erfelijke aandoeningen.
Contra-indicaties
- hypocalciëmie;
- Xgeva: niet-genezen laesies als gevolg van kaak- of mondchirurgie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Controles: controleer de (voor albumine gecorrigeerde) serumcalciumspiegel vóór toediening, en in sommige gevallen na toediening. Controleer vóór en tijdens de behandeling of de reserves 25-OH-vitamine D voldoende zijn en of het serummagnesium binnen het referentiebereik ligt.
Hypercalciëmie komt vaak voor wanneer de doses orale calcium, actief vitamine D en PTH worden aangepast. Overweeg bij ernstige hypercalciëmie (> 3,0 mmol/l of > ULN, met symptomen) hydratie toe te passen en PTH, calcium en vitamine D tijdelijk stop te zetten tot normalisering van de serumcalciumspiegel. Bij hervatting lagere doses van deze middelen overwegen.
Hypocalciëmie is een vaak voorkomende klinische manifestatie van hypoparathyroïdie. Het risico op ernstige hypocalciëmie is het hoogst wanneer de toediening van PTH is overgeslagen of (abrupt) gestopt, maar kan op elk moment optreden. Controleer de serumcalciumspiegel bij staken of onderbreken van de behandeling, en verhoog zo nodig de dosering van calcium en/of vitamine D.
Tachyfylaxie: Het calciumverhogend effect van PTH kan bij sommige patiënten na verloop van tijd verminderen (tachyfylaxie). Als de serumconcentratie van 25-OH-vitamine D laag is, kan voldoende suppletie de serumcalciumrespons op PTH herstellen.
Wees voorzichtig bij jongvolwassenen met open epifysen, aangezien zij meer kans op osteosarcoom kunnen hebben.
Wees voorzichtig bij actieve of recente urolithiase vanwege het risico van exacerbatie van deze aandoening.
Staak de behandeling bij optreden van een ernstige overgevoeligheidsreactie. Controleer op hypocalciëmie na staken van de behandeling.
Onderzoeksgegevens: Wees voorzichtig bij ernstige nier- of leverfunctiestoornis, wegens ontbreken van gegevens. De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 18 jaar zijn niet vastgesteld. Er zijn onvoldoende gegevens over het gebruik bij ouderen > 65 jaar.
Waarschuwingen en voorzorgen
Corrigeer een eventueel aanwezige hypocalciëmie voorafgaand aan de behandeling met calcium en vitamine D. Tijdens het gebruik kan op elk moment hypocalciëmie optreden; ernstige gevallen deden zich meestal voor tijdens de eerste weken van de behandeling. Controleer bij gebruik van Prolia de calciumspiegel vóór elke toediening en bij predispositie voor hypocalciëmie binnen 2 weken na de eerste toediening; daarnaast bij mogelijke symptomen van hypocalciëmie. Bij gebruik van Xgeva de calciumspiegel controleren voorafgaand aan de eerste toediening, binnen 2 weken daarna en bij mogelijke symptomen van hypocalciëmie. Symptomen van hypocalciëmie zijn onder meer paresthesieën, spierstijfheid, spiertrekkingen, spierkrampen en in ernstige gevallen verlenging van het QT-interval, tetanie, epileptische aanvallen en veranderde mentale toestand. Patiënten met een ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min) of dialysepatiënten hebben meer kans op het ontwikkelen van (ernstige) hypocalciëmie; controleer bij hen de calciumspiegel regelmatig.
Bij langdurig gebruik van botafbraakremmers zoals denosumab is er meer kans op bijwerkingen zoals osteonecrose van de kaak en atypische femurfracturen, door een significante remodellering van het bot.
Osteonecrose van het kaakbeen (ONJ) treedt vaak op bij behandeling met Xgeva en zelden bij gebruik van Prolia. Overweeg de volgende risicofactoren ter beoordeling van de kans op ONJ bij een patiënt:
- potentie van het middel, toedieningsweg (meer kans bij parenterale toediening), cumulatieve dosis van botafbraak-remmende medicatie;
- kanker, comorbiditeiten (bv. anemie, stollingsstoornis, infectie), roken;
- gelijktijdige behandelingen: corticosteroïden, chemotherapie, angiogeneseremmers, radiotherapie van hoofd en hals;
- slechte mondhygiëne, parodontitis, slecht passend kunstgebit, bestaande tandziekte, invasieve tandheelkundige ingrepen (bv. tandextractie).
Overweeg vóór behandeling met Xgeva een tandheelkundig onderzoek met passende preventieve tandheelkundige behandeling. Bij Prolia wordt dit alleen aanbevolen bij risicofactoren voor ONJ. Stel behandeling uit bij niet-genezen open beschadigingen van zachte weefsels in de mond. Tijdens behandeling zijn optimale mondhygiëne en regelmatige tandartscontrole aangewezen. Invasieve tandheelkundige procedures alleen na zorgvuldige overweging uitvoeren en niet kort voor of na het toedienen van denosumab. Laat de patiënt direct contact opnemen indien problemen met mond of gebit optreden, zoals loszittende tanden, pijn of zwelling, niet-genezende zweren of pusafscheiding. Bij optreden van ONJ met deskundigen een behandelplan opstellen; een tijdelijke onderbreking van denosumab kan nodig zijn.
Osteonecrose van de uitwendige gehoorgang is gemeld. Mogelijke risicofactoren zijn o.a. gebruik van corticosteroïden, chemotherapie en/of lokale infectie of trauma. Overweeg de mogelijkheid van osteonecrose van de uitwendige gehoorgang bij oorklachten zoals chronische oorinfecties.
Atypische femurfracturen zijn gemeld; de kans hierop neemt toe bij langer gebruik. Bij optreden van pijn in de dij, lies of heup de patiënt onderzoeken op een onvolledige femurfractuur. Het kan soms weken tot maanden duren vóór zich een volledige femorale fractuur ontwikkelt. Bij optreden van een proximale femurfractuur ook de contralaterale femur onderzoeken, omdat de fracturen in veel gevallen bilateraal optreden. Slechte genezing van dergelijke fracturen is gemeld.
Weken of maanden na staken van de behandeling bij reusceltumor van het bot is (ernstige) hypercalciëmie gemeld. Controleer de patiënt na staken op tekenen van hypercalciëmie, overweeg periodieke controle van de serumcalciumspiegel en beoordeel opnieuw de suppletiebehoefte van calcium en vitamine D.
De optimale duur van de behandeling van osteoporose is volgens de fabrikant niet vastgesteld; met name na 5 jaar gebruik of langer de behandeling heroverwegen. In het eerste jaar na staken van de behandeling met denosumab neemt de botmineraaldichtheid snel af, tot een waarde van vóór de behandeling ('rebound effect'). Na staken van de behandeling zijn multipele wervelfracturen gemeld. Daarom na gebruik van denosumab een adequate nabehandeling geven. Zie voor meer informatie de NIV-richtlijn Osteoporose en fractuurpreventie (onderdeel Strategieën tijdens behandeling en op lange termijn).
Niet onderzocht zijn de veiligheid en werkzaamheid bij verminderde leverfunctie. Er zijn geen gegevens over patiënten met langdurige systemische glucocorticoïdtherapie én een ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min).
Denosumab niet gebruiken bij kinderen (< 18 jaar) wegens risico op ernstige hypercalciëmie en mogelijke remming van de botgroei en de tanddoorbraak. Ook acuut nierfalen is gemeld. Xgeva kan wel worden toegepast bij adolescenten met een volgroeid skelet (leeftijd 12–17 jaar) met reusceltumor van het bot (zie ook Indicaties).
Hulpstoffen: fenylalanine, in de injectievloeistof 120 mg/ml, kan schadelijk zijn voor mensen met fenylketonurie (PKU).
Overdosering
Symptomen
hypercalciëmie, met als mogelijke symptomen hartkloppingen, ECG-veranderingen, hypotensie, misselijkheid, braken, duizeligheid en hoofdpijn. Ernstige hypercalciëmie kan levensbedreigend zijn.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met parathyroïdhormoon contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Recombinant humaan parathyroïdhormoon (rhPTH(1–84)), identiek aan de uit 84 aminozuren bestaande sequentie van endogeen parathyroïdhormoon dat wordt afgescheiden door de bijschildklieren. Oefent zijn werking uit via PTH-receptoren op het celoppervlak die aanwezig zijn in bot-, nier- en zenuwweefsel. PTH is een belangrijke regulator van de serumcalcium- en serumfosfaatspiegel; het beïnvloedt de calcium- en fosfaatexcretie via de nieren en de mobilisatie van calcium uit botweefsel.
De serumcalciumconcentratie stijgt op dosisgerelateerde wijze en bereikt een maximum na 10–12 uur; de respons in serumcalciumconcentratie houdt meer dan 24 uur aan.
Kinetische gegevens
F | ca. 53% |
T max | binnen 5–30 min. |
V d | ca. 0,08 l/kg. |
Metabolisering | vnl. in de lever, splitsing door cathepsinen. |
Eliminatie | met de urine via glomerulaire filtratie (parathyroïdhormoon en C-terminale fragmenten). |
T 1/2el | ca. 3 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Humaan IgG2 monoklonaal antilichaam. Bindt specifiek en met hoge affiniteit aan de receptoractivator van het nucleaire factor κ-B-ligand (RANK-ligand of RANKL), een cytokine dat essentieel is voor de vorming en activering van osteoclasten. Het wegvangen van RANKL in de circulatie voorkomt de binding van RANKL aan RANK op het celmembraan van osteoclasten en hun voorlopercellen waardoor de vorming, activiteit en overleving van deze cellen wordt beperkt. Dit leidt tot minder botafbraak in corticaal en trabeculair botweefsel en minder door kanker geïnduceerde vernietiging van botweefsel. Bij reusceltumor van het bot wordt een afname van het aantal osteoclast-achtige reuscellen waargenomen.
Kinetische gegevens
F | 78% (Prolia), 62% (Xgeva). |
T max | Prolia: ca. 10 dagen (2–28 dagen). |
Metabolisering | door peptidasen tot kleine peptiden en aminozuren. |
T 1/2el | Prolia: ca. 26 dagen (6–52 dagen). Xgeva: gem. 28 dagen (14–55 dagen). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
parathyroïdhormoon hoort bij de groep calciumregulerende middelen, overige.
Groepsinformatie
denosumab hoort bij de groep calciumregulerende middelen, overige.