Samenstelling
Oncaspar XGVS Servier Nederland Farma bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectie-/infusievloeistof
- Sterkte
- 3750 E
Na reconstitutie bevat de oplossing 750 E/ml.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Hydrea XGVS Bristol-Myers Squibb
- Toedieningsvorm
- Capsule
- Sterkte
- 500 mg
Hydroxyurea XGVS Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Capsule, hard
- Sterkte
- 500 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Voor de behandeling van acute lymfatische leukemie (ALL) staat op hovon.nl de geldende behandelrichtlijn (2020).
Advies
Zie voor de behandeling van polycythaemia vera de geldende behandelrichtlijn (2018) via hematologienederland.nl.
Indicaties
- Acute lymfatische leukemie (ALL) bij kinderen vanaf de geboorte en bij volwassenen, als combinatietherapie.
Indicaties
- Chronische myeloïde leukemie (CML) in de chronische of versnelde fase;
- Essentiële trombocytemie en polycythaemia vera bij veel kans op trombo-embolische complicaties.
Doseringen
In verband met het mogelijk optreden van het tumorlysissyndroom bij een hoge tumorlast vóór en tijdens de behandeling maatregelen nemen ter preventie van uraatnefropathie zoals een adequate hydratie, alkaliseren van de urine en zo nodig toedienen van allopurinol.
Vanwege de kans op overgevoeligheidsreacties (waaronder anafylactische reactie) de patiënt gedurende en tot ten minste één uur na toediening nauwkeurig observeren. Geef als premedicatie 30-60 minuten voorafgaand aan de toediening paracetamol, een antihistaminicum en een H2-antagonist.
Zo mogelijk de behandeling controleren aan de hand van de dal-serumactiviteit van asparaginase, zoals gemeten vóór de volgende toediening van pegaspargase. Overweeg een ander asparaginasepreparaat als de activiteitswaarden niet op het beoogde niveau uitkomen.
Acute lymfatische leukemie
Kinderen en volwassenen ≤ 21 jaar
In combinatiechemotherapie: bij een lichaamsoppervlak ≥ 0,6 m²: i.m. of i.v.: 1× per 14 dagen 2500 E/m²; bij een lichaamsoppervlak < 0,6 m² wordt op het lichaamsgewicht gedoseerd; i.m. of i.v.: 1× per 14 dagen 82,5 E/ kg lichaamsgewicht.
Volwassenen > 21 jaar
In combinatiechemotherapie: i.m. of i.v.: 1× per 14 dagen 2000 E/m².
Ouderen: er zijn weinig gegevens over het gebruik bij ouderen > 65 jaar. Een dosisaanpassing is niet nodig.
Gestoorde nier- of leverfunctie: een dosisaanpassing is niet nodig.
Toediening: bij kleinere volumina heeft de i.m.-toediening de voorkeur. De max. hoeveelheid per injectieplek is 2 ml bij kinderen en jong-volwassenen ≤ 21 jaar en 3 ml voor volwassenen > 21 jaar. Bij grotere volumina de dosis verdelen en op verschillende injectieplekken toedienen. Voor i.v.-infusie de dosis toevoegen aan 100 ml NaCl-oplossing (0,9%) of glucose-oplossing (5%) en over een periode van 1–2 uur laten inlopen.
Doseringen
Bij een hoge tumorlast vóór aanvang van en tijdens de behandeling maatregelen nemen ter preventie van uraatnefropathie, zoals een adequate hydratie, alkaliseren van de urine en zonodig toedienen van allopurinol of rasburicase. Tevens de nierfunctie bewaken. Dit vanwege het mogelijk optreden van het tumorlysissyndroom.
Chronische myeloïde leukemie
Volwassenen
De gebruikelijke startdosering is 40 mg/kg/dag, afhankelijk van het leukocytenaantal. Wanneer het leukocytenaantal < 20 × 10 9/l, de dosis met 50% verlagen. Daarna de dosis zodanig aanpassen dat het leukocytenaantal tussen 5 à 10 × 10 9/l blijft. De behandeling onderbreken als het leukocytenaantal < 2,5 × 10 9/l of het trombocytenaantal < 100 × 10 9/l. Bij een klinisch significante respons kan de therapie voor onbepaalde tijd worden voortgezet.
Essentiële trombocytemie
Volwassenen
De gebruikelijke startdosering is 15 mg/kg/dag, op geleide van het trombocytenaantal (< 600 × 10 9/l) en het leukocytenaantal (> 4 × 10 9/l). Bij voldoende controle van het aantal trombocyten kan de therapie voor onbepaalde tijd worden voortgezet.
Polycythaemia vera
De gebruikelijke startdosering is 15–20 mg/kg/dag, dosis aanpassen op geleide van het hematocriet (< 45%) en het trombocytenaantal (< 400 × 10 9/l). De onderhoudsdosering is meestal 500–1000 mg per dag. Bij voldoende controle van de hematocrietwaarde kan de therapie voor onbepaalde tijd worden voortgezet.
Ouderen (> 65 j.): vanwege mogelijk meer kans op bijwerkingen kan een lagere dosis nodig zijn.
Verminderde lever- en/of nierfunctie: er kan geen doseringsaanbeveling worden gedaan vanwege het ontbreken van gegevens.
Toediening: de capsule heel innemen met water; de capsule mag niet in de mond uiteenvallen.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): pancreatitis, diarree, buikpijn, misselijkheid, verminderde eetlust, gewichtsverlies. Embolie. Febriele neutropenie. Overgevoeligheid (zoals angio-oedeem, zwelling van de lippen of ogen, erytheem, bloeddrukverlaging, bronchospasme, dyspneu, jeuk, huiduitslag, urticaria incl. levensbedreigende anafylaxie). Hyperglykemie, hypoalbuminemie, verlengde geactiveerde tromboplastinetijd. Stijging lipase, amylase, transaminasen en/of bilirubine in bloed. Daling fibrinogeen. Hypertriglyceridemie.
Vaak (1–10%): sepsis, infecties. Trombose (vooral in het CZS; sinus sagittalis is beschreven). Hypoxie. Convulsie, perifere motorische neuropathie, syncope. Stomatitis, braken, ascites. Hepatotoxiciteit, vervetting van de lever. Pijn in ledematen. Anemie, coagulopathie. Hypokaliëmie, verhoogd bloedcholesterol, hypofibrinogenemie, verhoogd γ-GT, verlengde protrombinetijd (of verhoogde INR). Hypercholesterolemie, hyperlipidemie.
Zelden (0,01–0,1%): necrotiserende of hemorragische pancreatitis. Icterus, cholestase, levercelnecrose, leverfalen (met fatale afloop). Reversibel posterieur leuko-encefalopathiesyndroom (RPLS).
Verder zijn gemeld: bloedingen (bv. CVA). Anafylactische shock. Koorts na de injectie. Vorming van antilichamen tegen pegaspargase. Slaperigheid, verwardheid. Pancreaspseudocyste. Urinezuurnefropathie (tumorlysissyndroom). Osteonecrose. Verlaagd aantal bloedplaatjes en/of neutrofielen, beenmergfalen. Diabetische ketoacidose, hypoglykemie, hyperglykemisch hyperosmolair syndroom. Stijging serumureum (dosisonafhankelijk, bijna altijd prerenaal), hyperammoniëmie.
Bij gebruik van L-asparaginase is nog gemeld: toxische epidermale necrolyse. Acuut nierfalen. Lichte tremor in de vingers. Parotitis.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): Beenmergdepressie, CD4-lymfocyten verlaagd, leukocytopenie, anemie, trombocytopenie. Anorexia. Misselijkheid, braken, diarree, obstipatie, stomatitis, mucositis, ongemak van de maag, dyspepsie, buikpijn, melena. Huidulcera (voornamelijk beenulcera), cutane vasculitis, jeuk, blauwpaarse papulae, op dermatomyositis lijkende huidveranderingen, alopecia, maculopapuleuze huiduitslag, huidschilfering, huidatrofie, erytheem (bv. erythema faciale, sacraal erytheem), hyperpigmentatie van de huid, nagelaandoening (bv. pigmentatie of atrofie van de nagels). Dysurie, tubulaire nierdisfunctie van voorbijgaande aard (incl. stijging urinezuur, ureum en creatinine in het bloed). Azoöspermie, oligospermie. Koorts, asthenie, rillingen, malaise.
Vaak (1-10%): huidkanker (plaveiselcelcarcinoom, basaalcelcarcinoom). Megaloblastose. Hallucinaties, desoriëntatie. Perifere neuropathie, slaperigheid, neurologische stoornissen (o.a. hoofdpijn, duizeligheid, convulsie). Longfibrose, longoedeem, acute pulmonale reacties (diffusie pulmonale infiltraten, koorts, dyspneu). Hepatotoxiciteit, stijging leverenzymwaarden, cholestase, hepatitis.
Soms (0,1-1%): k Actinische keratose. Stijging bilirubine in het bloed.
Zelden (0,01-0,1%): gangreen. Tumorlysissyndroom, overgevoeligheidsreactie.
Zeer zelden ( 0,01%): overige nierfunctiestoornis. Systemische en cutane lupus erythematodes.
Verder zijn gemeld: hemolytische anemie. Interstitiële longaandoeningen, pneumonitis, alveolitis, allergische alveolitis, hoest. Hyperkaliëmie, hyponatriëmie. Droge huid. Na langdurige behandeling secundaire leukemie. Hydroxycarbamide kan de plasmaijzerklaring en de benutting van ijzer door de erytrocyten verlagen. De levensduur van de erytrocyt blijft ongewijzigd.
Interacties
Pegaspargase kan door remming van de eiwitsynthese en celdeling de werkzaamheid van andere geneesmiddelen beïnvloeden zoals methotrexaat en cytarabine. Eerdere toediening van deze middelen kan de werking van pegaspargase versterken; bij toediening van deze middelen ná pegaspargase, vermindert de werkzaamheid van pegaspargase.
Toediening van vincristine vlak vóór of tegelijkertijd met pegaspargase vergroot de toxiciteit van pegaspargase. Toediening van pegaspargase vóór vincristine kan de neurotoxiciteit van vincristine verhogen. Daarom vincristine ten minste 12 uur vóór pegaspargase toedienen om toxiciteit zoveel mogelijk te beperken.
Pegaspargase geeft aanleiding tot fluctuerende hoeveelheden stollingsfactoren met een toename van de bloedings- en/of stollingsneiging. Wees daarom voorzichtig met de combinatie met geneesmiddelen die een invloed uitoefenen op de stolling zoals vitamine K-antagonisten, heparine, dipyridamol, acetylsalicylzuur en NSAID's of bij een gelijktijdige chemotherapie met methotrexaat of daunorubicine. Bij de combinatie met glucocorticoïden (bv. prednison) kunnen veranderingen in coagulatieparameters duidelijker aanwezig zijn (bv. afname fibrinogeen, antitrombine III-deficiëntie).
In combinatie met glucocorticosteroïden bestaat er een verhoogde kans op osteonecrose bij kinderen en adolescenten, met name bij meisjes. Zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
Gelijktijdige vaccinatie met levende vaccins vermeerdert de kans op infecties. Daarom dergelijke vaccins op zijn vroegst 3 maanden ná het einde van de volledige leukemiebehandeling toedienen.
Wees voorzichtig met de combinatie met andere hepatotoxische of neurotoxische geneesmiddelen.
Het is niet bekend of pegaspargase invloed heeft op de werking van orale anticonceptiva. Daarom kiezen voor een andere anticonceptieve methode óf een barrièremiddel toevoegen.
Tijdens de behandeling met pegaspargase treedt veelal een significante afname van serumalbumine op. Wees uit voorzorg voorzichtig met de combinatie met geneesmiddelen die een hele sterke eiwitbinding en tevens een smalle therapeutische breedte hebben.
Interacties
In combinatie met anti-retrovirale middelen behorende tot de nucleoside-analoga, is er meer kans op bijwerkingen van deze anti-retrovirale middelen mogelijk, zoals pancreatitis, hepatotoxiciteit en perifere neuropathie.
In combinatie met andere myelosuppressieve geneesmiddelen of radiotherapie kunnen verergering van beenmergsuppressie, maag-darmstoornissen en mucositis optreden.
In vitro bevordert hydroxycarbamide het cytotoxische effect van cytarabine en van fluoropyrimidinen (bv. 5-fluoro-uracil, capecitabine).
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren is geen onderzoek gedaan met pegaspargase. L-asparaginase echter, is in klinisch relevante doseringen schadelijk gebleken (skeletmalformaties, spina bifida, exencefalie, abdominale expulsie, afwijkingen in longen en nieren).
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Een vruchtbare vrouw of man dient anticonceptieve maatregelen te nemen tijdens én tot ten minste 6 maanden na de therapie. Het is niet bekend of pegaspargase invloed heeft op de werking van orale anticonceptiva. Daarom kiezen voor een andere anticonceptieve methode óf een barrièremiddel toevoegen.
Zwangerschap
Hydroxycarbamide passeert de placenta.
Teratogenese: Bij de mens onvoldoende gegevens. Bij dieren teratogeen gebleken (misvorming van ledematen, zenuwdefecten, gedragseffecten, embryosterfte).
Advies: Gebruik ontraden.
Vruchtbaarheid: Bij mannen worden (omkeerbare) oligo- en azoöspermie zeer vaak waargenomen. Hydroxycarbamide is mogelijk tevens genotoxisch; raad een man aan om voorafgaand aan de behandeling advies in te winnen over cryopreservatie van sperma, omdat hydroxycarbamide tot verminderde fertiliteit kan leiden.
Overige: Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste zes maanden (vrouw) of drie maanden (man) na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een nadelig effect bij de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik of het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja. Een nadelig effect op de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het gebruik óf het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
- ernstige leverfunctiestoornis (bilirubine: 3× ULN + transaminasen: 10× ULN);
- voorgeschiedenis van pancreatitis (al dan niet in verband met L-asparaginase);
- voorgeschiedenis van trombose of van bloedingen bij eerdere behandeling met L-asparaginase.
Contra-indicaties
- ernstige myelosuppressie: leukopenie (< 2,5 × 109 /l), trombocytopenie (< 100 × 109/l) of ernstige anemie.
Waarschuwingen en voorzorgen
De werkzaamheid en veiligheid bij Philadelphia-chromosoom-positieve patiënten zijn niet vastgesteld. Houd bij een eventuele behandeling van deze patiënten rekening met meer kans op hepatotoxiciteit bij de combinatie met imatinib.
Vorming van antistoffen tegen pegaspargase kan de klinische werking doen afnemen (neutraliserende antilichamen) of de kans op overgevoeligheidsreacties doen toenemen. Overweeg overschakeling op een ander asparaginasepreparaat.
Bloeding/trombose: pegaspargase geeft aanleiding tot fluctuerende hoeveelheden stollingsfactoren met een toename van de bloedings- en/of stollingsneiging. De stollingsparameters vóór aanvang van de behandeling en vervolgens periodiek tijdens en na de behandeling controleren, vooral wanneer andere geneesmiddelen worden gebruikt met een invloed op het stollingssysteem. Fibrinogeen kan worden gezien als parameter van het pro- en antistollingssysteem; bij een duidelijke afname van de hoeveelheid fibrinogeen of bij antitrombine III-deficiëntie een gerichte substitutie overwegen. Bij optreden van ernstige trombotische complicaties de behandeling staken.
Controleer vóór en regelmatig tijdens de behandeling het bloedbeeld, dit mede gezien het myelosuppressieve effect en vergrote infectierisico daarbij. Pas zo nodig de therapie aan.
Vóór en tijdens de behandeling ook regelmatig de leverfunctie (incl. bilirubine) controleren; controleer het bloedbilirubine opnieuw vóór elke volgende dosis. Wees voorzichtig bij een bestaande leverfunctiestoornis en bij combinatie met andere hepatotoxische geneesmiddelen vanwege meer kans op ernstige hepatische toxiciteit.
Effecten op de pancreas: Tijdens de therapie kan pancreatitis ontstaan, waaronder hemorragische of necrotiserende pancreatitis met fataal verloop. Controleer regelmatig de serumamylase en/of lipasespiegel, om vroege tekenen van pancreatitis te identificeren. Laat de patiënt zich onmiddellijk melden bij eerste tekenen van pancreatitis zoals vooral een aanhoudende buikpijn die ernstig kan zijn en naar de rug kan uitstralen, en mogelijk is daarbij ook sprake van misselijkheid, braken, diarree en koorts. Bij vermoeden van pancreatitis de behandeling onderbreken. Bij bevestiging van de diagnose pancreatitis pegaspargase niet meer herstarten en tot 4 maanden na het staken van de behandeling overwegen om passend onderzoek uit te voeren, zoals echografie vanwege de kans op vorming van pseudo-cysten. Controleer de serumglucosespiegel omdat een verstoorde glucosetolerantie kan optreden bij combinatie met een corticosteroïd (welke in de meeste fasen van de behandeling protocollair worden toegepast).
In verband met het mogelijk optreden van het tumorlysissyndroom bij een hoge tumorlast vooral in het begin van de behandeling de urinezuurconcentratie in het serum bepalen.
Controleer nauwlettend op tekenen of symptomen van osteonecrose, zoals pijn in de botten, bij kinderen en adolescenten. In aanwezigheid van glucocorticoïden is osteonecrose (avasculaire necrose) een mogelijke complicatie van hypercoagulabiliteit bij kinderen en adolescenten, met name bij meisjes. Zie ook de rubriek Interacties.
Wees alert op tekenen van toxiciteit van het centraal zenuwstelsel, zoals slaperigheid, verwarring, convulsies, met name bij combinatie met andere neurotoxische middelen (zoals vincristine, methotrexaat).
Wees alert op symptomen van hyperammoniëmie zoals misselijkheid, braken, hoofdpijn, duizeligheid, huiduitslag; deze zijn meestal reversibel. In ernstige gevallen kan een (soms fatale) encefalopathie optreden, met name bij ouderen. Controleer bij symptomen van hyperammoniëmie de ammoniakconcentratie in het bloed.
Er zijn weinig gegevens over het gebruik bij ouderen (> 65 j.).
Waarschuwingen en voorzorgen
Myelosuppressie is de dosisbeperkende toxiciteit. Leukopenie is het eerste en tevens meest voorkomende signaal. Voorafgaand aan en wekelijks tijdens behandeling is een volledig bloedonderzoek, inclusief Hb, de totale leukocytendifferentiatie en het aantal trombocyten vereist, ook nadat individueel de optimale dosis is vastgesteld. Indien het aantal leukocyten < 2,5 × 109/l is of het aantal trombocyten < 100 × 109/l is, de behandeling onderbreken totdat de tellingen de normaalwaarden naderen. Megaloblastische erytropoëse is zelflimiterend en wordt beschouwd als een aspect van de werking op DNA en houdt geen verband met tekort aan vitamine B12 of foliumzuur. Controleer patiënten met ernstige anemie op hemolyse door middel van laboratoriumtesten. Bij een vastgestelde diagnose hemolytische anemie de behandeling met hydroxycarbamide staken.
Regelmatige controle van de nier- en leverfunctie is noodzakelijk. De ervaring bij verminderde nier- en/of leverfunctie is beperkt, volg de patiënt nauwgezet, vooral in het begin van de behandeling.
Controleer regelmatig de urinezuurconcentratie, vanwege de kans op toename van urinezuur in serum met mogelijk jicht of zelfs urinezuurnefropathie tot gevolg. De kans hierop neemt in het bijzonder toe in combinatie met andere cytotoxische middelen.
Bij toepassing bij myeloproliferatieve ziekten zijn cutane vasculitis (waaronder ulcera en necrose) waargenomen. De kans hierop is groter bij voorafgaand of gelijktijdig gebruik van interferontherapie. Omdat cutane vasculitis een ernstig beloop kan hebben bij eerste tekenen hiervan de toediening van hydroxycarbamide staken en alternatieve cytoreductieve middelen initiëren. Tevens kan bij gebruik van hydroxycarbamide bij myeloproliferatieve ziekten secundaire leukemie optreden; de causaliteit hiervan is nog niet vastgesteld.
Fototoxiciteit: bescherming van de huid tegen zonlicht of UV-stralen en regelmatige controle van de huid is aan te bevelen in verband met meldingen van huidkanker (plaveiselcelcarcinoom, basaalcelcarcinoom) na langdurige behandeling.
Na het ontstaan van beenulcera, de behandeling staken; de resolutie van de ulcera verloopt langzaam en kan enkele weken duren.
Let op verergering van bestaande longklachten of het ontstaan van nieuwe pulmonale symptomen, zoals koorts, hoest, dyspneu of andere respiratoire symptomen. Bij het optreden van longklachten die wijzen op een interstitiele longziekte (ILD), zoals longfibrose, loninfiltratie of pneumonitis, de behandeling staken en de oorzaak onderzoeken; bij vaststelling van behandelinggerelateerde ILD de behandeling definitief staken.
Bij gelijktijdige of eerdere behandeling met andere chemotherapie of radiotherapie kan de incidentie en ernst van de bijwerkingen toenemen. Bij eerder bestraald weefsel kan lokaal erytheem en hyperpigmentatie terugkeren.
Bij optreden van ernstige maag-darmklachten (misselijkheid, braken, anorexie; veelal in combinatie met radiotherapie) de toediening van hydroxycarbamide tijdelijk onderbreken.
Voor behandeling van vruchtbare mannen, zie Zwangerschap.
Er zijn onvoldoende gegevens over het gebruik bij kinderen (< 18 j.).
Overdosering
Symptomen
Bij enkele gevallen van overdosering zijn huiduitslag, hyperbilirubinemie en verhoogde concentratie van leverenzymen gevonden.
Therapie
Is symptomatisch.
Voor meer informatie over een vergiftiging met pegaspargase neem contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
Acute mucocutane toxiciteit, oedeem van handpalmen en voetzolen, gevolgd door schilfering, ernstige gegeneraliseerde hyperpigmentatie van de huid, stomatitis.
Voor meer informatie over een vergiftiging met hydroxycarbamide neem contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Pegaspargase is een covalent conjugaat van L-asparaginase, afkomstig van Escherichia coli. L-asparaginase is een enzym met oncolytische werking. Het katalyseert de splitsing van L-asparagine, een voor bepaalde tumorcellen essentieel aminozuur, in L-asparaginezuur en ammoniak. Depletie van L-asparagine in bloedserum leidt tot remming van de eiwitsynthese, DNA- en RNA-synthese, met name in leukemische blasten die niet in staat zijn tot het synthetiseren van L-asparagine en zo apoptose ondergaan. Pegylering verandert niet de enzymatische eigenschappen van L-asparaginase, maar heeft wel invloed op de farmacokinetische en immunogene eigenschappen van het enzym. Eén eenheid L-asparaginase is de enzymactiviteit die onder gestandaardiseerde omstandigheden per minuut 1 micromol ammoniak uit L-asparagine afsplitst.
Kinetische gegevens
T max | 1,25 uur (na een enkele i.v.-dosis). |
V d | bij i.m toediening (in steady-state): ca. 1,86 l/m²; na één enkele i.v.-dosis: ca. 0,03 l/kg. |
Metabolisering | in hoge mate door proteolytische enzymen, waarschijnlijk in diverse weefsels. |
T 1/2el | bij recent vastgestelde ALL ca. 5,7 dagen, bij patiënten met meerdere recidieven van ALL ca. 8 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Het werkingsmechanisme van hydroxycarbamide is niet bekend. De belangrijkste werking lijkt blokkering van het ribonucleotidereductasesysteem te zijn waardoor DNA-synthese wordt geremd. Cellulaire resistentie is doorgaans het gevolg van een toegenomen concentratie ribonucleotidereductase veroorzaakt door genamplificatie. Werking (anti-neoplastisch effect): na ca. 6 weken.
Kinetische gegevens
F | 100%. |
T max | ½–2 uur. |
V d | ca.19,7 l/m². |
Overig | Hydroxycarbamide passeert de bloed-liquorbarrière. |
Metabolisering | onbekend; in ieder geval is ureum een metaboliet. |
Eliminatie | grote variatie: met de urine 9–95%. |
T 1/2el | ca. 3,4 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
pegaspargase hoort bij de groep oncolytica, overige.
- aflibercept (bij maligne aandoening) (L01XX44) Vergelijk
- alpelisib (L01EM03) Vergelijk
- amsacrine (L01XX01) Vergelijk
- anagrelide (L01XX35) Vergelijk
- arseentrioxide (L01XX27) Vergelijk
- asparaginase (L01XX02) Vergelijk
- bortezomib (L01XG01) Vergelijk
- carfilzomib (L01XG02) Vergelijk
- eribuline (L01XX41) Vergelijk
- hydroxycarbamide (bij maligne aandoening) (L01XX05) Vergelijk
- hydroxycarbamide (sikkelcelziekte) (L01XX05) Vergelijk
- ivosidenib (L01XX62) Vergelijk
- ixazomib (L01XG03) Vergelijk
- methotrexaat (bij tumoren) (L01BA01) Vergelijk
- mitotaan (L01XX23) Vergelijk
- niraparib (L01XK02) Vergelijk
- olaparib (L01XK01) Vergelijk
- panobinostat (L01XH03) Vergelijk
- pemetrexed (L01BA04) Vergelijk
- rucaparib (L01XK03) Vergelijk
- sonidegib (L01XJ02) Vergelijk
- sotorasib (L01XX73) Vergelijk
- talazoparib (L01XK04) Vergelijk
- tebentafusp (L01XX75) Vergelijk
- temoporfine (L01XD05) Vergelijk
- trabectedine (L01CX01) Vergelijk
- venetoclax (L01XX52) Vergelijk
- vismodegib (L01XJ01) Vergelijk
Groepsinformatie
hydroxycarbamide (bij maligne aandoening) hoort bij de groep oncolytica, overige.
- aflibercept (bij maligne aandoening) (L01XX44) Vergelijk
- alpelisib (L01EM03) Vergelijk
- amsacrine (L01XX01) Vergelijk
- anagrelide (L01XX35) Vergelijk
- arseentrioxide (L01XX27) Vergelijk
- asparaginase (L01XX02) Vergelijk
- bortezomib (L01XG01) Vergelijk
- carfilzomib (L01XG02) Vergelijk
- eribuline (L01XX41) Vergelijk
- hydroxycarbamide (sikkelcelziekte) (L01XX05) Vergelijk
- ivosidenib (L01XX62) Vergelijk
- ixazomib (L01XG03) Vergelijk
- methotrexaat (bij tumoren) (L01BA01) Vergelijk
- mitotaan (L01XX23) Vergelijk
- niraparib (L01XK02) Vergelijk
- olaparib (L01XK01) Vergelijk
- panobinostat (L01XH03) Vergelijk
- pegaspargase (L01XX24) Vergelijk
- pemetrexed (L01BA04) Vergelijk
- rucaparib (L01XK03) Vergelijk
- sonidegib (L01XJ02) Vergelijk
- sotorasib (L01XX73) Vergelijk
- talazoparib (L01XK04) Vergelijk
- tebentafusp (L01XX75) Vergelijk
- temoporfine (L01XD05) Vergelijk
- trabectedine (L01CX01) Vergelijk
- venetoclax (L01XX52) Vergelijk
- vismodegib (L01XJ01) Vergelijk