Samenstelling
Polivy XGVS Aanvullende monitoring Roche Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 30 mg, 140 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Gazyvaro XGVS Roche Nederland bv
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 25 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 40 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Zie voor de behandeling van diffuus grootcellig B-cellymfoom (DLBCL) de geldende behandelrichtlijn op hovon.nl.
Advies
Zie voor de behandeling van chronische lymfatische leukemie de geldende behandelrichtlijn (2020) via hovon.nl.
Zie voor de behandeling van folliculair lymfoom de behandelrichtlijn (2019) via hovon.nl.
Indicaties
Diffuus grootcellig B-cellymfoom (DLBCL)
- niet eerder behandeld DLBCL bij volwassenen, in combinatie met rituximab, cyclofosfamide, doxorubicine en prednison.
- Recidiverend of refractair DLBCL bij volwassenen die niet in aanmerking komen voor hematopoëtische stamceltransplantatie (HSCT), in combinatie met bendamustine en rituximab.
Indicaties
Chronische lymfatische leukemie (CLL) bij volwassenen
- als eerste behandeling in combinatie met chloorambucil, wanneer behandeling met een volledige dosis fludarabine niet mogelijk is vanwege comorbiditeit.
Folliculair lymfoom (FL) bij volwassenen
- als eerste behandeling in combinatie met chemotherapie (bendamustine, CHOP, CVP), bij respons gevolgd door monotherapie als onderhoudsbehandeling;
- in combinatie met bendamustine gevolgd door monotherapie als onderhoudsbehandeling, bij geen respons op een eerdere therapie óf bij progressie tijdens (of tot 6 maanden na) een behandeling die rituximab bevat (incl. rituximab als monotherapie).
Doseringen
Ter profylaxe van infusiegerelateerde reacties voorafgaand aan de behandeling premedicatie met een antihistaminicum en een antipyreticum toedienen.
Niet eerder behandeld DLBCL
Volwassenen (incl. ouderen)
Aanbevolen dosis: 1,8 mg/kg lichaamsgewicht als i.v.-infusie op dag 1 van een cyclus van 21 dagen, gedurende 6 cycli. In combinatie met rituximab, cyclofosfamide en doxorubicine op dag 1 in iedere volgorde ná prednison. Geef prednison op dag 1-5 van elke cyclus. Cyclus 7 en 8 bestaan uit rituximab als monotherapie.
Recidiverend of refractair DLBCL
Volwassenen (incl. ouderen)
Aanbevolen dosis: 1,8 mg/kg lichaamsgewicht (max. 240 mg) als i.v. infusie op dag 1 van een cyclus van 21 dagen, gedurende 6 cycli. In combinatie met bendamustine (90 mg/m² lichaamsoppervlak op dag 1 en 2) en rituximab (375 mg/m² op dag 1).
Bij een licht of matig verminderde nierfunctie: (creatinineklaring 30-89 ml/min) is geen dosisaanpassing nodig. Bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min) kan geen dosisaanbeveling worden gedaan vanwege onvoldoende gegevens.
Bij een licht verminderde leverfunctie: (ASAT of ALAT > 1,0-2,5× ULN, of totaal bilirubine >1,0-1,5× ULN) is geen dosisaanpassing nodig. Bij een matig tot ernstig verminderde leverfunctie (totaal bilirubine >1,5× ULN) gebruik vermijden vanwege onvoldoende gegevens.
Ernstige bijwerkingen: zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij (ernstige) bijwerkingen (perifere neuropathie, beenmergdepressie, infusiegerelateerde reacties) de officiële productinformatie CBG/EMA (rubrieken 4.2 tabel 1 t/m 3 en rubriek 4.4).
Een uitgestelde of gemiste dosis: zo snel mogelijk alsnog toedienen en het toedieningsschema zo aanpassen dat een interval van 21 dagen tussen de doses behouden blijft.
Toediening: de startdosis als i.v.-infusie toedienen in 90 min. Indien deze wordt verdragen kunnen de daaropvolgende infusies in 30 min worden toegediend. Niet toedienen als intraveneuze push- of bolusinjectie.
Doseringen
Profylaxe en premedicatie van tumorlysissyndroom: start bij een hoge tumorlast of een hoog aantal circulerende lymfocyten (> 25 × 109/l) en/of een nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 70 ml/min) 12–24 uur vóór toediening met adequate hydratie en toediening van allopurinol of rasburicase. Overhydratie vermeerdert echter de kans op het 'cytokine release syndrome'.
Premedicatie gericht tegen infusiegerelateerde bijwerkingen: richtlijn: i.v.-corticosteroïden (bv. 100 mg prednis(ol)on of 20 mg dexamethason of 80 mg methylprednisolon; hydrocortison niet gebruiken omdat het niet effectief is gebleken), een oraal analgeticum (bv. 1 g paracetamol) én een antihistaminicum. Zie voor de premedicatieschema's bij de diverse indicaties tijdens de diverse cycli de officiële productinformatie van CBG/EMA (rubriek 4.2, tabel 1). De i.v.-corticosteroïde is niet nodig indien een chemotherapie die corticosteroïde bevat op dezelfde dag wordt toegediend als obinutuzumab (de orale corticosteroïde dan geven ten minste 60 min vóór obinutuzumab.
Overweeg een antihypertensieve behandeling te staken gedurende (ten minste) 12 uur vóór tot 1 uur na iedere toediening vanwege kans op infusiegerelateerde hypotensie; houd hierbij rekening met antihypertensiva met een lange werkingsduur zoals preparaten met een gereguleerde afgifte.
Chronische lymfatische leukemie (CLL)
Volwassenen (incl. ouderen)
In combinatie met chloorambucil#doseringen: als i.v.-infuus van 1000 mg verdeeld over dag 1 en 2 (resp. 100 mg en 900 mg), en 1000 mg op dag 8 en 15 van de eerste 28-daagse behandelcyclus. Tijdens de cycli 2–6 i.v.-infuus van 1000 mg op dag 1. Bij zeer goed verdragen van de allereerste dosis (cyclus 1) kan met voldoende tussentijd de tweede dosis van 900 mg eventueel óók op de eerste dag worden gegeven. Chloorambucil wordt oraal toegediend: 0,5 mg/kg lichaamsgewicht op dag 1 en 15 van alle behandelcycli.
Folliculair lymfoom (FL)
Volwassenen (incl. ouderen)
Nog niet eerder behandeld FL
Inductiebehandeling (in combinatie met chemotherapie): als i.v.-infuus van 1000 mg op dag 1, 8 en 15 van de eerste behandelcyclus. Een cyclus bedraagt 28 dagen indien gecombineerd met bendamustine (i.v. 90 mg/m²/dag op dag 1 en 2) en 21 dagen indien gecombineerd met CHOP of CVP. Tijdens de cycli 2–6 (gecombineerd met bendamustine) of 2–8 (gecombineerd met CHOP of CVP) als i.v.-infuus van 1000 mg op dag 1.
Onderhoudsbehandeling (monotherapie): bij complete of gedeeltelijke respons op de inductiebehandeling als i.v.-infuus van 1000 mg eenmaal per 2 maanden gedurende maximaal 2 jaar of tot ziekteprogressie.
Eerder behandeld FL
Inductiebehandeling in combinatie met bendamustine: als i.v.-infuus van 1000 mg op dag 1, 8 en 15 van de eerste 28-daagse behandelcyclus. Tijdens de cycli 2–6 als i.v.-infuus van 1000 mg op dag 1. Bendamustine: i.v. 90 mg/m²/dag op dag 1 en 2 van elke cyclus.
Onderhoudsbehandeling (monotherapie): bij complete of gedeeltelijke respons op de inductiebehandeling of bij stabiele ziekte als i.v.-infuus van 1000 mg eenmaal per 2 maanden gedurende maximaal 2 jaar of tot ziekteprogressie.
Nierfunctiestoornis: bij een licht tot matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring 30–89 ml/min) is een aanpassing van de dosis niet nodig. Er kan geen doseringsadvies gegeven worden bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min) vanwege onvoldoende gegevens.
Leverfunctiestoornis: er kan geen doseringsadvies gegeven worden vanwege onvoldoende gegevens.
Bij (ernstige) bijwerkingen worden er géén dosisverlagingen voor obinutuzumab aanbevolen. Bij infusiegerelateerde bijwerkingen de infusiesnelheid verlagen, de behandeling onderbreken of definitief staken, zie hiervoor de officiële productinformatie van CBG/EMA (rubriek 4.2, tabellen 4 t/m 6 en de tekst onder de tabel).
Bij een uitgestelde dosis vanwege het optreden van toxiciteit bij folliculair lymfoom: als de toxiciteit optreedt vóór cyclus 1 dag 8 of cyclus 1 dag 15, waardoor uitstel van de behandeling nodig is, de uitgestelde doses na herstel van de toxiciteit toedienen. Hierdoor schuiven de vervolgafspraken en start van cyclus 2 op.
Bij een gemiste dosis: deze zo snel mogelijk alsnog toedienen.
Toediening: na verdunning als intraveneuze infusie toedienen via een aparte lijn; zie voor de (aanpassingen van) infusiesnelheden bij de verschillende indicaties de officiële productinformatie van CBG/EMA (rubriek 4.2, tabellen 4 t/m 6). Niet toedienen als push- of bolusinjectie.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): sepsis, pneumonie, bovensteluchtweginfectie. Perifere neuropathie. Misselijkheid, braken, buikpijn, obstipatie, diarree, mucositis. Hoesten. Alopecia. Vermoeidheid, koorts, asthenie. Hypokaliëmie, verminderde eetlust. Gewichtsverlies. Infusiegerelateerde reactie. Febriele neutropenie, neutropenie, trombocytopenie, anemie, leukopenie.
Vaak (1-10%): sepsis. herpesvirusinfectie, cytomegalovirusinfectie, urineweginfectie. Duizeligheid. Loopstoornis, paresthesie, hypo-esthesie. Ddyspneu, pneumonitis. Jeuk, huidinfectie, huiduitslag, droge huid. Artralgie, myalgie. Perifeer oedeem koude rillingen. Hypocalciëmie, hypofosfatemie, hypoalbuminemie. Pancytopenie, lymfopenie. Stijging ALAT, ASAT, lipase in het bloed.
Soms (0,1-1%): wazig zien.
Verder is gemeld: progressieve multifocale leuko-encefalopathie. Steatosis hepatitis.
Bijwerkingen
Combinatietherapie: Zeer vaak ( > 10%): infusiegerelateerde reacties (vooral bij infusie van de eerste 1000 mg, afnemend bij de volgende infusies of cycli (zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen)). Bovenste luchtweginfectie, pneumonie, sinusitis, herpes zoster, urineweginfectie, nasofaryngitis. Hoesten. Koorts, vermoeidheid, asthenie. Diarree, obstipatie. Hoofdpijn. Artralgie, pijn in de rug, pijn in de ledematen. Slapeloosheid. Jeuk, alopecia. Neutropenie, leukopenie, trombocytopenie, anemie.
Vaak (1-10%): hypertensie. Atriumfibrilleren. Pijn op de borst. Tumorlysissyndroom. Orale herpesinfectie, rinitis, faryngitis, influenza. Verstopte neus, rinorroe, orofaryngeale pijn. Dyspepsie, aambeien, gastro-intestinale perforatie. Dysurie, urine-incontinentie. Plaveiselcelcarcinoom van de huid, basaalcelcarcinoom, eczeem. Depressie, angst. Skeletspierpijn van de borstkas, botpijn. Gewichtstoename. Hyperurikemie, hypokaliëmie. Febriele neutropenie.
Soms (0,1-1%): diffuse intravasculaire coagulatie. Hepatitis B-reactivatie.
Verder zijn gemeld: anafylaxie, serumziekte. 'Cytokine release syndrome'. Verergering van bestaande hartaandoening, zoals hartfalen, aritmieën, angina pectoris, acuut coronair syndroom (soms met fataal verloop). Progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML). Kort na de eerste infusie tijdelijke verhoging van ASAT, ALAT, AF.
Bij een leeftijd > 75 jaar (bij CLL) of bij een creatinineklaring < 50 ml/min (CLL en FL) treden er meer ernstige (incl. soms fatale) bijwerkingen op.
Interacties
De cytotoxische component MMAE is in vitro substraat voor CYP3A4/5 en Pgp.
Wees voorzichtig bij gelijktijdige toediening met een sterke CYP3A4- of Pgp-remmer, zoals ketoconazol, omdat de blootstelling van MMAE kan toenemen.
In combinatie met een sterke CYP3A-remmer, zoals claritromycine, cobicistat, indinavir, itraconazol, posaconazol, ritonavir, voriconazol, de patiënt nauwlettend controleren op tekenen van toxiciteit.
Sterke CYP3A4-inductoren, zoals carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne, rifampicine, sint-janskruid, kunnen de blootstelling aan MMAE verminderen.
Polatuzumab vedotine niet gelijktijdig toedienen met levende of levend verzwakte vaccins, vanwege een gebrek aan ervaring.
Interacties
Tijdens de behandeling met obinutuzumab en tot aan herstel van het aantal B-cellen géén levende vaccins toedienen, vanwege de toegenomen kans op infectie. Zo ook aan een pasgeborene die tijdens de zwangerschap is blootgesteld aan obinutuzumab géén levende vaccins geven tot het aantal B-cellen hersteld is.
Wees in verband met de kans op trombocytopenie voorzichtig met de combinatie met antistollingsmiddelen inclusief plaatjesremmers, vooral tijdens de eerste cyclus.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens geen gegevens, bij dieren schadelijk gebleken (embryoletaliteit en foetale misvormingen).
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Vruchtbaarheid: Behandeling bij de man kan leiden tot testiculaire toxiciteit (atrofie en degeneratie van de testes) en verminderde vruchtbaarheid. Raad een vruchtbare man voorafgaand aan de behandeling aan om advies in te winnen over cryopreservatie van sperma.
Overig: Een vruchtbare vrouw of man dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 9 maanden (vrouw) of 6 maanden (man) na de therapie.
Zwangerschap
Obinutuzumab passeert geleidelijk in toenemende mate tijdens het 2e en 3e trimester de placenta.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: Bij dieren is bij 2–5× de klinische blootstelling bij de pasgeboren jongen een volledige depletie van B-cellen gezien; het aantal B-cellen normaliseerde en de immunologische functie herstelde binnen 6 maanden post partum.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Overig: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 18 maanden na de therapie. Controleer bij een pasgeborene die tijdens de zwangerschap is blootgesteld aan obinutuzumab het aantal B-cellen en geef geen levende vaccins tot het aantal B-cellen hersteld is.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Een risico voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden gedurende én tot ten minste 3 maanden na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, bij dieren. Vanwege de molecuulgrootte wordt geen passieve overgang van obinutuzumab in de moedermelk verwacht. Het is onbekend of er een actieve overgang plaatsvindt. Een risico voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding staken tijdens en tot 18 maanden na de behandeling.
Contra-indicaties
- actieve ernstige infectie.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Waarschuwingen en voorzorgen
Beenmergdepressie: controleer voorafgaand aan elke dosis het volledige bloedbeeld. Overweeg bij neutropenie en/of trombocytopenie CTCAE graad 3 of 4 frequentere controle en/of uitstel of staken van de behandeling. Overweeg daarnaast profylactische toediening van granuocyte colony stimulating factor (G-CSF), vanwege de kans op ernstige neutropenie en febriele neutropenie reeds in de eerste behandelcyclus.
Infecties: levensbedreigende infecties zijn gemeld. Controleer de patiënt nauwlettend op tekenen van bacteriële, schimmel- of virusinfecties en behandel deze adequaat. Overweeg tevens infectieprofylaxe. Indien een ernstige infectie zich voordoet de behandeling met polatuzumab vedotine en de gelijktijdige chemotherapie staken.
Perifere neuropathie: controleer de patiënt op symptomen van perifere neuropathie, zoals hypo- of hyperesthesie, dys- of -paresthesie, neuropatische pijn, branderig gevoel, spierzwakte of loopstoornis. Bij nieuwe of verergerde perifere neuropathie kan uitstel, dosisverlaging of staken van de behandeling noodzakelijk zijn. De kans op perifere neuropathie bestaat reeds in de eerste behandelcyclus en neemt toe bij de daaropvolgende cycli. Bij bestaande perifere neuropathie kan verergering van de klachten optreden.
Progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML): controleer nauwlettend op nieuwe of verergerde neurologische, cognitieve of gedragsveranderingen. Bij een vermoeden van PML de behandeling met polatuzumab vedotine en gelijktijdige chemotherapie onderbreken. Bij bevestigde PML de behandeling definitief staken.
Tumorlysissyndroom (TLS): controleer de patiënt tijdens de behandeling nauwlettend op TLS. Bij een hoge tumorlast vóór en tijdens de behandeling maatregelen nemen ter preventie van uraatnefropathie zoals een adequate hydratie, alkaliseren van de urine en zonodig toedienen van allopurinol of rasburicase.
Infusiegerelateerde reacties (IRR): geef ter profylaxe van IRR's voorafgaand aan iedere behandeling een antihistaminicum en een antipyreticum en controleer de patiënt tijdens de infusie nauwlettend op symptomen van IRR's, zoals een piepende ademhaling, bronchospasme of urticaria. Vertraagde IRR's kunnen optreden tot 24 uur na toediening. Bij optreden van IRR's de behandeling onderbreken en gepaste maatregelen treffen.
Hepatotoxiciteit: waaronder ernstige gevallen die passen bij (reversibele) hepatocellulaire schade zijn gemeld. Controleer daarom de transaminasenwaarden en het bilirubinegehalte. De kans op hepatotoxiciteit neemt toe bij bestaande leverziekte, verhoogde leverenzymwaarden vóór aanvang van de behandeling en het gebruik van comedicatie.
Onderzoeksgegevens: er zijn onvoldoende gegevens over het gebruik bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring 15-29 ml/min) of bij een matig verminderde leverfunctie (totaal bilirubine >1,5-3× ULN). Polatuzumab vedotine is niet onderzocht bij:
- kinderen < 18 jaar;
- patiënten met hiv;
- een ernstig verminderde leverfunctie (totaal bilirubine >3× ULN) of na levertransplantatie;
- terminaal nierfalen en/of hemodialyse.
Waarschuwingen en voorzorgen
Hepatitis B-reactivatie is gemeld. Screen daarom iedere patiënt vóór het begin van de behandeling op HBsAg en HBcAg. Bij positieve hepatitis B serologie een leverspecialist raadplegen.
Niet toedienen bij een actieve infectie. Wees voorzichtig bij een voorgeschiedenis van recidiverende of chronische infecties. Het optreden van fatale infecties is gemeld; bij CLL bij een comorbiditeitsscore (CIRS) > 6 en creatinineklaring < 70 ml/min bestaat meer kans op infecties. Bij FL worden meer ernstige infecties tijdens de onderhoudsfase waargenomen indien tijdens de inductiebehandeling ook bendamustine wordt toegepast.
Infusiegerelateerde reacties (IRR's) zijn de meest voorkomende bijwerkingen. Stop de behandeling definitief bij optreden van IRR's graad 4 of een tweede keer graad 3 of bij acute levensbedreigende ademhalingssymptomen. IRR's bestaan o.a. uit tachycardie, atriumfibrilleren, hypotensie of hypertensie, blozen, dyspneu, bronchospasme, laryngeaal oedeem, misselijkheid, braken, diarree, koorts, rillingen, hoofdpijn. Deze komen meer voor en zijn ernstiger na infusie van de eerste 1000 mg. Bij volgende infusies kwamen zulke reacties minder voor. Risicofactoren voor het optreden van ernstige IRR's zijn een hoge tumorlast, verminderde nierfunctie (< 50 ml/min) en een comorbiditeitsscore (Cumulative Illness Rating Scale: CIRS) > 6.
Overgevoeligheid is gemeld en onderscheidt zich meestal van IRR's door optreden ná eerdere blootstelling en zeer zelden bij de eerste infusie. Overgevoeligheid kan zich acuut uiten (anafylaxie) of pas na enige tijd (serumziekte). De incidentie van IRR's is lager wanneer een combinatie van preventieve maatregelen is toegediend, zie aanbevelingen hiervoor in de rubriek Dosering.
Controleer regelmatig het algemeen bloedbeeld in verband met de kans op neutropenie en trombocytopenie. Ook late neutropenie (optredend 28 dagen na de behandeling) en langdurig aanhoudende neutropenie (optredend gedurende meer dan 28 dagen na afronding/staken van de behandeling) zijn gemeld. Bij een verminderde nierfunctie (< 50 ml/min) is er meer kans op neutropenie en trombocytopenie. Bij ernstige neutropenie of trombocytopenie dosisuitstel overwegen en gepaste behandeling instellen volgens lokale voorschriften.
Afwijkingen in de coagulatie, icl. diffuse intravasculaire coagulatie (DIC) is gemeld, waaronder fatale gevallen. Bij een vermoeden van niet-manifeste DIC, de patiënt nauwlettend controleren aan de hand van stollingsparameters, waaronder trombocytentelling en klinische observatie. Bij optreden van DIC de behandeling met obinutuzumab staken en een passende behandeling starten volgens protocol. Meestal is er sprake van niet-manifeste DIC, met subklinische (asymptomatische) veranderingen in de bloedplaatjes- en laboratoriumstollingsparameters, die optreden binnen 1–2 dagen na de eerste infusie en die meestal binnen 1–2 weken spontaan verdwijnen. Soms gaan voorvallen gepaard met infusiegerelateerde reacties (IRR's) en/of tumorlysissyndroom (TlS). Specifieke risicofactoren voor DIC voorafgaand aan de behandeling zijn niet vastgesteld.
Wees voorzichtig bij bestaande hart- of longaandoeningen.
Controleer op tekenen van progressieve multifocale leuko-encefalopathie (PML) zoals ontwikkeling of verergering van neurologische, cognitieve of gedragsmatige afwijkingen. Als de diagnose PML wordt bevestigd de behandeling definitief staken.
Onderzoeksgegevens: de veiligheid en werkzaamheid zijn niet vast gesteld bij: leverfunctiestoornissen, ernstige nierfunctiestoornissen (creatinineklaring < 30 ml/min) en bij kinderen (< 18 jaar).
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met polatuzumab vedotine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met obinutuzumab contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Polatuzumab vedotine is een tegen CD79b gericht antilichaam-geneesmiddelconjugaat. Het bestaat uit het antimitotische middel monomethylauristatine E (MMAE) dat covalent is gebonden aan een gehumaniseerd monoklonaal immunoglobuline G1-antilichaam. Het monoklonale antilichaam bindt zich aan CD79b, een component op het oppervlak van de B-celreceptor. CD79b wordt bij > 95% van de diffuus grootcellige B-cellymfomen tot expressie gebracht. Na de binding wordt het conjugaat geïnternaliseerd in de cel en wordt de koppeling door lysosomale proteasen gesplitst, waardoor MMAE intracellulair wordt afgegeven. MMAE bindt zich aan microtubuli en doodt delende cellen, door de celdeling te remmen en apoptose te induceren.
Kinetische gegevens
T max | ca. 2,5 dagen. |
V d | 0,045 l/kg |
Metabolisering | wordt naar verwachting via katabolisme afgebroken in kleine peptiden en ongeconjugeerd MMAE. |
Eliminatie | voor een groot deel via de feces, voor een kleiner deel in de urine. |
T 1/2el | voor ongeconjugeerd MMAE ca. 4 dagen, voor geconjugeerd MMAE ca. 12 dagen. |
Overig | mogelijk is de blootstelling aan ongeconjugeerd MMAE verhoogd (met ca. 27%) bij patiënten met een lichaamsgewicht > 100 kg. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Obinutuzumab is een recombinant gehumaniseerd monoklonaal IgG1–antilichaam type II anti-CD20, geproduceerd in een ovariumcellijn van de Chinese hamster. Richt zich specifiek op CD20-transmembraan-antigeen op het oppervlak van maligne en niet-maligne voorloper- en rijpe B-lymfocyten en induceert celdood. De glyco-engineering van het Fc-gedeelte van obinutuzumab leidt tot een hogere affiniteit voor FcγRIII-receptoren op immuuneffectorcellen zoals NK-cellen, macrofagen en monocyten.
Kinetische gegevens
Overig | de distributie is hoofdzakelijk beperkt tot het bloedplasma en interstitieel vocht. |
Metabolisering | zoals de meeste antilichamen via biodegradatie tot kleine peptiden of aminozuren. |
T 1/2el | ca. 26 dagen (bij CLL), 37 dagen (bij FL). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
polatuzumab vedotine hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- avelumab (L01FF04) Vergelijk
- bevacizumab (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
- cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
- cetuximab (L01FE01) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
- durvalumab (L01FF03) Vergelijk
- elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
- inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
- pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
- ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
- rituximab (L01FA01) Vergelijk
- sacituzumab govitecan (L01FX17) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
- trastuzumab-deruxtecan (L01FD04) Vergelijk
- trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk
Groepsinformatie
obinutuzumab hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- avelumab (L01FF04) Vergelijk
- bevacizumab (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
- cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
- cetuximab (L01FE01) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
- durvalumab (L01FF03) Vergelijk
- elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
- inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
- pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
- rituximab (L01FA01) Vergelijk
- sacituzumab govitecan (L01FX17) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
- trastuzumab-deruxtecan (L01FD04) Vergelijk
- trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk