Samenstelling
Okedi Laboratorios Farmacéuticos Rovi
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof, met gereguleerde afgifte
- Sterkte
- 75 mg, 100 mg
Wegwerpspuit 75 mg is met 0,383 ml solvens, 100 mg is met 0,49 ml solvens.
Risperdal Janssen-Cilag bv
- Toedieningsvorm
- Drank
- Sterkte
- 1 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 100 ml
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 0,5 mg, 1 mg, 2 mg, 3 mg, 4 mg
Risperdal Consta Janssen-Cilag bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectie, microbolletjes met gereguleerde afgifte 'Depot'
- Sterkte
- 25 mg, 37,5 mg, 50 mg
Alle met solvens 2 ml.
Risperidon Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Drank
- Sterkte
- 1 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 100 ml
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 0,5 mg, 1 mg, 2 mg, 3 mg, 4 mg, 6 mg
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof, met gereguleerde afgifte
- Sterkte
- 25 mg, 37,5 mg, 50 mg
Alle met solvens 2 ml.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Abilify Otsuka Pharmaceutical Europa ltd
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 10 mg, 15 mg, 30 mg
Abilify XGVS Otsuka Pharmaceutical Europa ltd
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 7,5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 1,3 ml
Abilify maintena Lundbeck bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof met verlengde werking
- Sterkte
- 400 mg
- Verpakkingsvorm
- met solvens
Na reconstitutie 200 mg/ml suspensie.
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof met verlengde werking
- Sterkte
- 400 mg
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit + solvens
Na reconstitutie 200 mg/ml suspensie.
Aripiprazol Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 1 mg, 2,5 mg, 5 mg, 10 mg, 15 mg, 30 mg
- Toedieningsvorm
- Drank
- Sterkte
- 1 mg/ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Geef bij een psychose zonder agitatie een antipsychoticum op basis van oorzaak van de psychose, effectiviteit, bijwerkingen en toedieningsvorm (voorkeur olanzapine bij schizofreniespectrum).
Geef een benzodiazepine als agitatie de overhand heeft. Indien dit niet mogelijk is, geef (als noodmedicatie) de combinatie haloperidol en promethazine.
Therapieresistente psychose kan, na gebruik van achtereenvolgens twee verschillende antipsychotica, met clozapine worden behandeld. Hierbij zijn intensieve controles geïndiceerd, zoals leukocytencontrole vanwege de kans op agranulocytose. Zie voor meer informatie het NHG-Standpunt Herhalen gespecialiseerde ggz-medicatie via richtlijnen.nhg.org en de bijlage Voorzorgen bij patiënten die clozapine gebruiken.
Een multifactoriële aanpak gericht op de behoeften van de individuele patiënt en mantelzorger is vereist bij de behandeling van dementie. Het voorschrijven van cholinesteraseremmers of memantine heeft een beperkte plaats en is bij de meeste patiënten niet effectief.
Bij lichte tot matige Alzheimer-dementie kan in de tweedelijnszorg een proefbehandeling met cholinesteraseremmers overwogen worden, volgens het behandelprotocol. Bij patiënten met ernstige Alzheimer-dementie kan in de tweedelijnszorg eventueel een proefbehandeling met memantine overwogen worden. Bij ‘Lewy body’-dementie of Parkinson-dementie met neuropsychiatrische symptomen heeft, indien medicamenteus behandeld wordt, de cholinesteraseremmer rivastigmine de voorkeur. Overweeg bij onvoldoende effect clozapine.
Probleemgedrag bij dementie vereist een methodische aanpak; consulteer hierbij laagdrempelig een specialist ouderengeneeskunde of een ouderenpsychiater.
In een crisissituatie bij dementie is het soms nodig kortdurend antipsychotica toe te dienen. Bij heftige agitatie, angst of agressie bij dementie, heeft kortdurende medicamenteuze behandeling een plaats indien de patiënt ondanks de-escalerende technieken onderzoek of behandeling weigert en hiermee zichzelf of zijn omgeving schade berokkent. In crisissituaties zonder psychotisch gedrag komt een kortwerkende benzodiazepine (lorazepam) in aanmerking. In crisissituaties met psychotisch gedrag heeft haloperidol de voorkeur (niet bij ‘Lewy body’-dementie en de ziekte van Parkinson).
Bij agressie of ernstige agitatie met psychotisch gedrag bij dementie: Kortdurend risperidon in een zo laag mogelijke dosering is hier een alternatief.
Een bipolaire stoornis wordt behandeld door of in overleg met een specialistisch team. Bij een ernstige manische episode zijn haloperidol, olanzapine, quetiapine of risperidon de middelen van eerste keus. Bij een ernstige depressieve episode zijn quetiapine óf de combinatie van olanzapine met fluoxetine (SSRI) de middelen van eerste keus. Overweeg lithium of valproïnezuur als monotherapie bij beide soorten episoden.
Als onderhoudsbehandeling van een bipolaire stoornis is lithium het middel van eerste keus, omdat lithium naast het verminderen van de recidieven van manie en depressie ook de kans op suïcide vermindert. Overweeg valproïnezuur, quetiapine of olanzapine als tweede keus voor de onderhoudsbehandeling, bij gebleken effectiviteit tijdens de acute behandelfase, of bij onvoldoende effect en/of onverdraaglijke bijwerkingen van lithium.
Gedragsstoornissen bij kinderen: Voor risperidon is geen advies vastgesteld over de plaats in de medicamenteuze behandeling van gedragsstoornissen bij kinderen.
Offlabel: De behandeling van een delier bestaat primair uit het borgen van een veilige omgeving en het behandelen van de oorzaak (uitlokkende factor). Wanneer deze primaire behandeling onvoldoende effect heeft op symptomen als angst, hallucinaties en motorische onrust, overweeg haloperidol ondanks de beperkte wetenschappelijke onderbouwing. Tweede keus is risperidon (offlabel). Overweeg in crisissituaties kortdurend een hogere dosis haloperidol. Overweeg bij blijvende onrust een benzodiazepine toe te voegen, bij voorkeur lorazepam oraal of indien nodig parenteraal (offlabel), óf midazolam i.m. of nasaal (offlabel; voorkeur in crisissituaties als orale toediening niet mogelijk is).
Offlabel: De behandeling van een delier bestaat vooral uit het borgen van een veilige omgeving en het behandelen van de oorzaak (uitlokkende factor). Behandel een alcoholonthoudingsdelier met een benzodiazepine. Voeg haloperidol toe indien het delier persisteert of bij agitatie en perceptuele stoornissen. Behandel somatisch zieke patiënten met een alcoholonthoudingsdelier in eerste instantie met haloperidol en voeg een benzodiazepine toe ter behandeling van de autonome hyperactiviteit als uiting van alcoholonthouding.
Antipsychotica worden niet aanbevolen voor de behandeling van angststoornissen, vanwege de kans op ernstige bijwerkingen als extrapiramidale stoornissen en metabool syndroom. Voor de keuze van de juiste standaardbehandeling zie Angststoornissen.
Advies
Geef bij een psychose zonder agitatie een antipsychoticum op basis van oorzaak van de psychose, effectiviteit, bijwerkingen en toedieningsvorm (voorkeur olanzapine bij schizofreniespectrum).
Geef een benzodiazepine als agitatie de overhand heeft. Indien dit niet mogelijk is, geef (als noodmedicatie) de combinatie haloperidol en promethazine.
Therapieresistente psychose kan, na gebruik van achtereenvolgens twee verschillende antipsychotica, met clozapine worden behandeld. Hierbij zijn intensieve controles geïndiceerd, zoals leukocytencontrole vanwege de kans op agranulocytose. Zie voor meer informatie het NHG-Standpunt Herhalen gespecialiseerde ggz-medicatie en de bijlage Voorzorgen bij patiënten die clozapine gebruiken.
Een bipolaire stoornis wordt behandeld door of in overleg met een specialistisch team. Bij een ernstige manische episode zijn haloperidol, olanzapine, quetiapine of risperidon de middelen van eerste keus. Bij een ernstige depressieve episode zijn quetiapine óf de combinatie van olanzapine met fluoxetine (SSRI) de middelen van eerste keus. Overweeg lithium of valproïnezuur als monotherapie bij beide soorten episoden.
Als onderhoudsbehandeling van een bipolaire stoornis is lithium het middel van eerste keus, omdat lithium naast het verminderen van de recidieven van manie en depressie ook de kans op suïcide vermindert. Overweeg valproïnezuur, quetiapine of olanzapine als tweede keus voor de onderhoudsbehandeling, bij gebleken effectiviteit tijdens de acute behandelfase, of bij onvoldoende effect en/of onverdraaglijke bijwerkingen van lithium.
Antipsychotica worden niet aanbevolen voor de behandeling van angststoornissen, vanwege de kans op ernstige bijwerkingen als extrapiramidale stoornissen en metabool syndroom. Voor de keuze van de juiste standaardbehandeling zie Angststoornissen.
Indicaties
Oraal
- Schizofrenie;
- Matig tot ernstige manische episode bij bipolaire stoornissen;
- Kortdurende behandeling (< 6 weken) van aanhoudende agressie bij matige tot ernstige ziekte van Alzheimer, indien er gevaar voor patiënt of omgeving is en niet-medicamenteuze behandeling faalt;
- Kortdurende behandeling (< 6 weken) van aanhoudende agressie bij mentale retardatie of gedragsstoornissen bij kinderen ≥ 5 jaar, in het kader van een bredere (psychosociale en educatieve) behandeling en voorgeschreven door een gespecialiseerde arts op het gebied van gedragsstoornissen bij kinderen en adolescenten;
- Offlabel: delier.
Depot
- Onderhoudsbehandeling van schizofrenie nadat de patiënt gestabiliseerd is op orale antipsychotica.
Gerelateerde informatie
Indicaties
Tablet en drank
- Schizofrenie bij volwassenen en adolescenten ≥ 15 jaar;
- Matige tot ernstige manische episoden bij bipolaire-I-stoornis bij volwassenen;
- Preventie van een nieuwe manische episode bij volwassenen bij wie manische episoden reageerden op aripiprazol;
- Matige tot ernstige manische episoden bij bipolaire-I-stoornis bij jongeren ≥ 13 jaar gedurende maximaal 12 weken.
Injectievloeistof
- Kortdurende behandeling voor de snelle controle van agitatie en verstoord gedrag bij schizofrenie of bij een manische episode in het kader van een bipolaire-I-stoornis, als orale behandeling niet geschikt is.
'Maintena'-depot
- Onderhoudsbehandeling van schizofrenie bij volwassenen die gestabiliseerd zijn met oraal aripiprazol.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Bij dit geneesmiddel wordt (tevens) gedoseerd op geleide van de bloedspiegel; zie voor meer informatie hierover op Risperidon van tdm-monografie.org.
Schizofrenie
Volwassenen
Oraal: begindosering: dag één: 2 mg, dag twee: 4 mg; vervolgens 4–6 mg/dag, doses > 10 mg/dag zijn niet werkzamer dan lagere doses; de veiligheid van doses > 16 mg per dag is niet onderzocht. Bij overschakelen van een depotantipsychoticum naar oraal risperidon starten op het moment van de volgende geplande injectie.
Tweewekelijkse depot i.m. (Risperdal Consta, generiek): Als de patiënt voldoende gestabiliseerd is op risperidon 4 mg oraal/dag of minder (of een vergelijkbare dosis van een ander antipsychoticum), kan worden overgeschakeld naar 25 mg i.m. elke 2 weken. Overweeg bij een hogere orale dosering 37,5 mg i.m. elke 2 weken. Bij doseringen hoger dan 50 mg i.m. elke 2 weken is geen bijkomend voordeel waargenomen. Waarborg gedurende de eerste 3 weken na de eerste depotinjectie een adequaat antipsychotisch effect met oraal risperidon of een ander antipsychoticum. De dosis niet vaker dan elke 4 weken aanpassen; een effect van dosisaanpassing kan niet eerder dan na 3 weken worden verwacht.
Vierwekelijkse depot i.m. (Okedi): Overschakelen van orale dosering: Start vierwekelijkse depot ca. 24 uur na de laatste orale gift. Gebruik geen oplaaddosis of aanvullend oraal risperidon. Schakel bij voldoende stabilisatie op risperidon 3 mg oraal/dag over naar 75 mg i.m. elke 4 weken. Schakel bij stabilisate op risperidon 4 mg oraal/dag of meer over naar 100 mg i.m. elke 4 weken. Als vooraf een ander antipsychoticum dan risperidon is gebruikt, eerst titreren met oraal risperidon (ten minste 6 dagen), om de verdraagbaarheid en respons te bevestigen. Eerste risperidongebruik: Hanteer een titratieperiode met oraal risperidon van ten minste 14 dagen als nooit met risperidon is behandeld. Overschakelen van tweewekelijkse depot: Start vierwekelijkse depot 2 weken na het laatste tweewekelijkse depot. Gebruik geen aanvullend oraal risperidon. Schakel zo nodig van 37,5 mg i.m. elke 2 weken over naar 75 mg elke 4 weken of van 50 mg i.m. elke 2 weken over naar 100 mg i.m. elke 4 weken. Overschakelen van vierwekelijkse depot naar oraal: Start 4 weken na de laatste i.m. toediening met de behandeling met oraal risperidon. Gemiste dosis: Om te voorkomen dat een dosis wordt gemist kan het depot vanaf 3 dagen voor de gebruikelijke tijd worden toegediend. Als het depot een week na de gebruikelijke tijd wordt toegediend, daalt de mediane dalconcentratie met ongeveer 50% tijdens die week; het klinische belang hiervan is niet bekend. De volgende doses met een nieuw interval van 4 weken toedienen.
Bij ouderen
Oraal: Begindosering: 0,5 mg (= 0,5 ml drank) 2×/dag, verder individueel aanpassen in stappen van 0,5 mg (= 0,5 ml drank) 2×/dag tot 1–2 mg 2×/dag (= 1–2 ml drank/dag).
Tweewekelijkse depot: Een dosisaanpassing is niet nodig.
Vierwekelijkse depot: Een dosisaanpassing is niet nodig bij ouderen met een normale nierfunctie, maar overweeg te starten met 75 mg i.m. elke 4 weken als dit klinisch gepast is. Vóór toediening moet de verdraagbaarheid van ≥ 3 mg oraal risperidon per dag op betrouwbare wijze zijn vastgesteld.
Manie
Volwassenen
Oraal: Begindosering: 2 mg 1×/dag, indien nodig met intervallen van 24 uur verhogen in stappen van 1 mg/dag tot de aanbevolen dosering van 1–6 mg/dag; de veiligheid van doses > 6 mg zijn niet onderzocht.
Bij ouderen
Oraal: Begindosering: 0,5 mg (= 0,5 ml drank) 2×/dag, verder individueel aanpassen in stappen van 0,5 mg (= 0,5 ml drank) 2×/dag tot 1–2 mg (= 1–2 ml drank) 2×/dag.
Ernstige agressie bij de ziekte van Alzheimer
Volwassenen (incl. ouderen)
Oraal: Begindosering: 0,25 mg (= 0,25 ml drank) 2×/dag, verder individueel aanpassen in stappen van 0,25 mg (= 0,25 ml drank) 2×/dag om de andere dag tot 0,5–1 mg (= 0,5–1 ml drank) 2×/dag; optimale dosering; 0,5 mg (= 0,5 ml drank) 2×/dag, max. gedurende 6 weken.
Gedragsstoornis
Kinderen 5–18 jaar
≥ 50 kg: Startdosering: 0,5 mg (= 0,5 ml drank) 1×/dag, verder individueel om de dag aanpassen in stappen van 0,5 mg (= 0,5 ml drank) 1×/dag tot 0,5–1,5 mg (= 0,5–1,5 ml drank) 1×/dag; optimale dosering; 1 mg (= 1 ml drank) 1×/dag.
< 50 kg: Startdosering: 0,25 mg (= 0,25 ml drank) 1×/dag, verder individueel om de dag aanpassen in stappen van 0,25 mg (= 0,25 ml drank) 1×/dag tot 0,25–0,75 mg (= 0,25–0,75 ml drank) 1×/dag; optimale dosering; 0,5 mg (= 0,5 ml drank) 1×/dag.
Offlabel: delier bij ouderen
Ouderen
Volgens het Ephor-rapport Antipsychotica: begindosering 0,5 mg 2×/dag. Indien nodig individueel verhogen met stappen van 0,5 mg 2×/dag tot 1-2 mg 2×/dag.
Pas bij CYP2D6-polymorfisme zonodig de dosering of het middel aan in overleg met de apotheker.
Bij staken de medicatie geleidelijk afbouwen om onthoudingssymptomen te voorkomen.
Verminderde nier- en leverfunctie: OraalBij nier- en leverfunctiestoornis langzamer titreren en onafhankelijk van de indicatie, de orale begindosis en de opvolgende doses halveren. Tweewekelijkse depot: Aanvangsdosis oraal in de eerste week 0,5 mg 2×/dag en in de tweede week 1 mg 2×/dag óf 2 mg 1x/dag, daarna bij voldoende verdragen van ten minste 2 mg/dag oraal overschakelen naar 25 mg i.m. elke 2 weken. Vierwekelijkse depot: Bij lichte nierfunctiestoornis (creatinineklaring ≥ 60 ml/min) is geen dosisaanpassing nodig; gebruik is niet aanbevolen bij een matige tot ernstige (creatinineklaring < 60 ml/min) nierfunctiestoornis. Bij een leverfunctiestoornis zorgvuldig titreren met oraal risperidon tot minstens 3 mg/dag, voordat gestart wordt met 75 mg i.m. elke 4 weken.
Toediening
- De orale dagdosering in één tot twee giften toedienen.
- De depotinjectie i.m. toedienen in deltaspier (1-inch naald) of bilspier (2-inch naald).
- De drank (1 mg/ml) heeft een bijgeleverde doseerpipet gegradueerd in mg en ml; het minimale volume is 0,25 ml (= 0,25 mg) en het maximale volume is 3 ml (= 3 mg).
Doseringen
Bij dit geneesmiddel wordt (tevens) gedoseerd op geleide van de bloedspiegel; zie voor meer informatie hierover aripiprazol op tdm-monografie.org.
Agitatie en verstoord gedrag bij schizofrenie of manie
Volwassenen
Parenteraal: Injectievloeistof: aanbevolen dosering: 9,75 mg (1,3 ml) i.m., op basis van klinische status kan een lagere dosering van 5,25 mg (0,7 ml) worden toegediend; indien nodig kan 2 uur na de eerste injectie een tweede injectie worden toegediend, max. 3 injecties per 24 uur, max. 30 mg aripiprazol per dag.
Ouderen > 65 jaar
Overweeg een lagere begindosering. De parenterale toediening zo kort mogelijk toegepassen; vervolg met orale toediening.
Schizofrenie
Volwassenen
Oraal: Begindosering: 10-15 mg 1×/dag; onderhoudsdosering: 15 mg 1×/dag; max. 30 mg per dag.
Ouderen > 65 jaar
Overweeg een lagere begindosering.
Adolescenten vanaf 15 jaar
Oraal: Startdosering: 2 mg/dag gedurende 2 dagen, vervolgens 5 mg/dag gedurende 2 dagen en daarna naar de aanbevolen dosering van 10 mg/dag 1×/dag. Eventueel de dosis verder verhogen in stappen van 5 mg; max. 30 mg/dag.
(Preventie van) manische episoden bij bipolaire-I-stoornis
Volwassenen
Oraal: Begin- en onderhoudsdosering: 15 mg 1×/dag; max. 30 mg per dag.
Ouderen > 65 jaar
Overweeg een lagere begindosering.
Kinderen vanaf 13 jaar
Oraal: Startdosering: 2 mg/dag gedurende 2 dagen, vervolgens 5 mg/dag gedurende 2 dagen en daarna naar de aanbevolen dosering van 10 mg 1×/dag; dit is ook vrijwel altijd de maximale dosering. Behandeling voortzetten totdat de symptomen onder controle zijn; max. behandelduur 12 weken.
Onderhoudsbehandeling van schizofrenie bij volwassenen die gestabiliseerd zijn met oraal aripiprazol
Volwassenen
Startdosering: Kies één van de volgende twee schema's (a of b): a) 1× 400 mg 'Maintena' langzaam i.m. in de grote bilspier of deltaspier (als een enkelvoudige injectie) gevolgd door oraal aripiprazol 10-20 mg/dag gedurende 14 dagen, om tijdens instelling therapeutische concentraties aripiprazol te behouden. Of, b) 2× 400 mg 'Maintena' langzaam i.m. als twee afzonderlijke injecties in twee deltaspieren of in een deltaspier en een grote bilspier, samen met één dosis oraal aripiprazol van 20 mg.
Onderhoudsdosering: 'Maintena': 400 mg 1×/maand (niet eerder dan 26 dagen na de vorige injectie) langzaam i.m. in een grote bilspier of deltaspier (als een enkelvoudige injectie). Als er bij 400 mg 1×/maand bijwerkingen optreden, overwegen om de dosis te verlagen tot 300 mg 1×/maand.
Bij ernstig verminderde leverfunctie: voorzichtig doseren, geef bij voorkeur een oraal preparaat.
Pas bij CYP2D6-polymorfisme zonodig de dosering of het middel aan in overleg met de apotheker. Gebruik van het depot: max. 300 mg 1×/maand, met daarnaast gelijktijdige CYP3A4-remmer max 200 mg 1×/maand.
Voor gemiste doses (Abilify Maintena) en dosisaanpassingen bij gelijktijdig gebruik met een sterke CYP3A4- óf CYP2D6-remmer óf -inductor, zie de productinformatie (SmPC) van de fabrikant (rubriek 4.2), zie hiervoor de link onder 'Zie ook'.
Verminderde nierfunctie: Een dosisaanpassing is niet nodig.
Verminderde leverfunctie: Bij een lichte tot matige leverfunctiestoornis is een dosisaanpassing niet nodig. Bij een ernstige leverfunctiestoornis kan geen dosisaanbeveling worden gedaan vanwege onvoldoende gegevens.
Zie voor informatie over overschakelen van en naar andere antipsychotica de switchtabel van psychiatrienet.nl.
Toediening
- De injectievloeistof (voor kortdurend gebruik) en injectievloeistof met gereguleerde afgifte ('Maintena') alleen i.m. als enkelvoudige injectie toedienen (dosis niet opdelen). Injectievloeistof 'Maintena' langzaam toedienen.
- Om absorptie te bevorderen en variabiliteit te minimaliseren, wordt aanbevolen te injecteren in de m. deltoideus of diep in de m. gluteus maximus. Vermijd adipeuze gebieden bij toediening van de gewone injectievloeistof. Wissel altijd de injectiegebieden (grote bilspieren of deltaspieren) af.
- Als met twee injecties wordt gestart, injecteer dan in twee verschillende spieren. Injecteer niet in twee bilspieren.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): extrapiramidale stoornissen (parkinsonisme, acathisie, dyskinesie, dystonie), slaperigheid, sedatie, hoofdpijn, slapeloosheid.
Vaak (1-10%): verhoogde prolactineconcentratie (kan leiden tot galactorroe, cyclusstoornissen, libidoverlies, gynaecomastie, erectiestoornis), gewichtstoename, verandering in eetlust, extrapiramidale verschijnselen (tremor, dyskinesie, dystonie, acathisie), duizeligheid, wazig zien, conjunctivitis, dyspneu, epistaxis, hoesten, maag-darmklachten, droge mond, tandpijn, urine-incontinentie, huiduitslag, erytheem, spierspasmen, rug-, spier-, gewrichtspijn, luchtweg-, urineweginfectie, pneumonie, bronchitis, influenza, koorts, vermoeidheid, oedeem, asthenie, borstkaspijn, vallen, tachycardie, hypertensie, agitatie, angst, depressie, slaapstoornis.
Soms (0,1-1%): abnormaal ECG, verlengd QT-interval, AV- blok, geleidingsstoornis, atriumfibrilleren, bradycardie, palpitaties, diabetes mellitus, hyperglykemie, verhoogde waarden cholesterol, verhoogde transaminasespiegel, γ-glutamyltransferase verhoogd, stijging van leverenzymwaarden, verlaagd Hb-gehalte en aantal witte bloedcellen, verhoogd aantal eosinofielen, neutropenie, anemie, trombocytopenie, verhoogde waarde creatinekinase, verminderd bewustzijn, hersenischemie, CVA, TIA, spraakstoornis, smaakstoornis, aandachtsstoornis, convulsie, syncope, psychomotorische hyperactiviteit, evenwichtsstoornis, tardieve dyskinesie, paresthesie, conjunctivitis, droge ogen, tranende ogen, fotofobie, piepen, hyperventilatie, luchtwegcongestie, ademhalingsstoornis, slikstoornis, gastritis, fecale incontinentie, flatulentie, pollakisurie, urineretentie, dysurie, overgevoeligheid, pruritus, onychomycose, cellulitis, tonsillitis, (virus)infectie, ooginfectie, gezichtsoedeem, kouderillingen, lichaamstemperatuur verhoogd, gangafwijking, dorst, pijn op de borst, alopecia, huidaandoeningen, huidverkleuring, hyperkeratose, eczeem, drogehuid, acne,seborroïsche dermatitis,huidlaesie, spierzwakte, -pijn, vertigo, tinnitus, oorpijn, (orthostatische) hypotensie, overmatig blozen, dorst, erectie-, ejaculatiestoornis, seksuele disfunctie, pijn in de borsten, gevoelige borsten,vaginale afscheiding, verwarde toestand, verminderd libido, zenuwachtigheid, nachtmerrie, manie.
Zelden (0,01-0,1%): agranulocytose, anafylactische reactie, SIADH, water-intoxicatie, hypoglykemie, verhoogd triglyceriden, afgestompt affect, anorgasmie, slaapwandelen, slaapgerelateerde eetstoornis, neuroleptisch maligne syndroom, cerebrovasculaire stoornis, diabetischcoma, titubatie van het hoofd, glaucoom, oogrollen, schilferige ooglidrand,'floppy iris'-syndroom (intraoperatief), sinusaritmie, longembolie, veneuze trombose, aspiratiepneumonie, slaapapneu, pancreatitis, darmobstructie, gezwollentong, cheilitis, hoofdroos, rabdomyolyse, neonataal onttrekkingssyndroom, priapisme, uitstel van menstruatie, bloedaandrang in de borsten, borstvergroting, afscheiding uit de tepel, verlaagde lichaamstemperatuur, geelzucht, geneesmiddelonthoudingssyndroom, induratie.
Zeer zelden (< 0,01%): diabetische ketoacidose, angio-oedeem, ileus. Verder: posturaal orthostatisch tachycardiesyndroom.
Verder zijn gemeld: Stevens-Johnson-syndroom (SJS), toxische epidermale necrolyse (TEN). Bij de depotvorm: (ernstige) reactie op de injectieplaats, zoals necrose, abces, zweer, cellulitis, hematoom, cyste, knobbeltje.
Bij ouderen met dementie was de frequentie van urineweginfectie, perifeer oedeem, moeheid en hoesten minstens tweemaal zo hoog als bij volwassenen. Bij kinderen was de frequentie van slaperigheid, moeheid, hoofdpijn, versterkte eetlust, braken, bovenste luchtweginfectie, hoesten, koorts, buikpijn, duizeligheid, tremor, diarree en enuresis minstens tweemaal zo hoog als bij volwassenen.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): slapeloosheid, rusteloosheid, angst. Hoofdpijn, duizeligheid, extrapiramidale stoornis, acathisie, sedatie, slaperigheid, tremor. Wazig zien. Speekselvloed. Misselijkheid, braken, dyspepsie, obstipatie. Vermoeidheid. Diabetes mellitus.
Daarnaast bij 'Maintena': Vaak (1-10%): droge mond. Gewichtsverandering. Agitatie, erectiestoornis. Dyskinesie. Musculoskeletale stijfheid. Pijn en verharding op de toedieningsplaats. Verhoogde serumcreatinekinase.
Soms (0,1-1%): hyperseksualiteit, depressie. Dystonie, tardieve dyskinesie, rustelozebenen-syndroom. Tachycardie, orthostatische hypotensie. Diplopie, fotofobie. Hik. Hyperprolactinemie, hypoprolactinemie, hyperglykemie.
Daarnaast bij 'Maintena': Soms (0,1-1%): anemie, neutropenie, trombocytopenie, hyperprolactinemie, hyper- of hypocholesterolemie, hyperlipidemie, hyper- of hypotriglyceridemie, hypoglykemie, hyperinsulinemie. Eetluststoornis, bruxisme, waan, hallucinatie, psychose, paniekreactie, veranderde stemming, affectlabiliteit, dysforie, suïcidale gedachten, apathie, slaapstoornis, verminderde libido. Parkinsonisme, bewegingsstoornis, loopstoornis, traagheid, psychomotorische hyperactiviteit, tandradfenomeen, hypertonie, bradykinesie, dysgeusie, parosmie. Oogpijn, oculogyrische crisis. Hoesten. Acne, rosacea, eczeem, huidverharding, alopecia. Nefrolithiase, glucosurie. Borstgevoeligheid, galactorroe, gynaecomastie, vulvovaginale droogheid. Spierpijn, spierstijfheid, spierspasmen, verhoogde spierspanning, gewrichtspijn, rugpijn, pijn in extremiteiten, verminderde mobiliteit, nekstijfheid, trismus. Bradycardie, ventriculaire extrasystole, hypertensie. Gastro-oesofageale refluxziekte, buikpijn, frequente defecatie, diarree. Dorst. Koorts. Overgevoeligheid. Reacties op de toedieningsplaats, zoals zwelling, erytheem en jeuk. Stijging van leverenzymwaarden (ALAT, ASAT en γ-GT), hyperbilirubinemie, verhoogd geglycosyleerd hemoglobine. Op ECG: verlaagde T-golfamplitude, omkering T-golf.
Verder zijn gemeld: leukopenie, neutropenie, trombocytopenie. Hyponatriëmie. Allergische reactie (inclusief anafylactische reactie, angio-oedeem, jeuk, urticaria), huiduitslag, fotosensibilisatie, geneesmiddelenreactie met eosinofilie en systemische symptomen (DRESS), hyperhidrose, alopecia. Diabetische ketoacidose, diabetisch hyperosmolair coma. Nervositeit, agitatie, agressie, pathologisch gokgedrag of andere stoornissen in de impulsbeheersing (zoals overmatig eten en compulsief winkelen, poriomanie), suïcidale gedachten en gedrag. Anorexie. Spraakstoornis, serotoninesyndroom, grand-mal-aanvallen, neuroleptisch maligne syndroom, perifeer oedeem, ventriculaire aritmieën, plotseling onverklaarbaar overlijden, hartstilstand, 'torsade de pointes', bradycardie, syncope, hypertensie, veneuze trombo-embolie. Orofaryngeale spasmen, laryngospasmen, aspiratiepneumonie. Dysfagie, onrustige maag, pancreatitis, abdominaal ongemak, diarree. Leverfalen, geelzucht, hepatitis. Stijfheid, spierpijn, rabdomyolyse. Urine-incontinentie, urineretentie. Priapisme. Borstkaspijn. Neonataal onttrekkingssyndroom. Stoornis in temperatuurregulatie. Bij gebruik van antipsychotica kunnen bij ouderen met dementie cerebrovasculaire bijwerkingen optreden. Stijging creatinekinase, alkalische fosfatase, ALAT, ASAT en γ-GT. Geglycosyleerd hemoglobine. Bloedglucoseschommelingen. Gewichtsverandering. QT-verlenging.
Bij jongeren is er meer kans op bijwerkingen, met name bij manie: Zeer vaak (> 10%): slapeloosheid, sedatie, extrapiramidale symptomen, acathisie, vermoeidheid, lage serumprolactinespiegels.
Vaak (1-10%): pijn in de bovenbuik, verhoogd hartritme, gewichtstoename, drogemond, toegenomen eetlust, orthostatische hypotensie, spiertrekkingen, en dyskinesie.
Interacties
Gelijktijdig gebruik met antihistaminica, antidepressiva, slaapmiddelen, analgetica, opiaten of alcohol versterkt de sederende werking.
Gelijktijdig gebruik met sterke CYP2D6-remmers (zoals paroxetine, fluoxetine, kinidine, bupropion, cinacalcet), matig tot sterke CYP3A4-/P-glycoproteïne-remmers (zoals sommige HIV-proteaseremmers, sommige macrolide antibiotica, imidazool-antimycotica, aprepitant, diltiazem, verapamil, grapefruitsap) en sterke CYP3A4/P-glycoproteïne-inductoren (zoals rifampicine, carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne en sint-janskruid) kan plasmaconcentratie van risperidon verhogen (CYP-remmers) of verlagen (CYP-inductoren); herevalueer bij starten en stoppen van gelijktijdig gebruik met deze middelen de dosering risperidon. Denk hierbij eraan dat het effect van sint-janskruid nog tot ten minste twee weken na het staken van het gebruik ervan kan aanhouden.
Gelijktijdig gebruik met psychostimulantia (zoals methylfenidaat) kan extrapiramidale symptomen geven als de dosering van één of beide middelen wordt aangepast. Pas eventueel de dosis geleidelijk aan.
De werking van levodopa en dopamine-agonisten kan worden verzwakt.
Het bloeddrukverlagende effect van antihypertensiva kan worden versterkt.
Wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die het QT-interval kunnen verlengen, zoals NYHA-klasse Ia en III anti-aritmica, bepaalde antihistaminica, enkele antipsychotica, tricyclische antidepressiva, mefloquine en met geneesmiddelen die de elektrolytenbalans verstoren. Wees voorzichtig met gelijktijdig gebruik van furosemide bij ouderen; let op dehydratie.
Interacties
Het effect van bepaalde antihypertensiva wordt mogelijk versterkt.
Gelijktijdig gebruik van antihistaminica, antidepressiva, barbituraten, slaapmiddelen, analgetica, opiaten of alcohol versterkt de sederende werking.
Tijdens gelijktijdig gebruik van kinidine en mogelijk ook van andere krachtige remmers van CYP2D6 (als fluoxetine en paroxetine) en van ketoconazol en waarschijnlijk ook van andere krachtige CYP3A4-remmers (itraconazol en HIV-protease-remmers) moet de dosering van aripiprazol worden verlaagd, zie de rubriek Dosering.
Tijdens gelijktijdig gebruik van carbamazepine en waarschijnlijk ook van andere krachtige inductoren van CYP3A4 (zoals rifampicine, rifabutine, fenytoïne, fenobarbital, primidon, efavirenz, nevirapine en sint-janskruid) de dosering verhoogd, zie de rubriek Dosering. Combinatie van de suspensie met gereguleerde afgifte met krachtige CYP3A4-inductoren vermijden.
Gelijktijdig gebruik met andere serotonerge geneesmiddelen, zoals SSRI/SNRI, of met geneesmiddelen waarvan bekend is dat ze de concentraties aripiprazol verhogen, vermeerdert de kans op het serotoninesyndroom.
Zwangerschap
Teratogenese: Er is tot nu toe redelijke ervaring opgedaan (2000 zwangerschappen) met het gebruik van risperidon tijdens de zwangerschap. In de grootste studie met 1566 zwangerschappen wordt een mogelijk licht verhoogd risico op aangeboren afwijkingen in het algemeen (RR 1.26; 95%CI, 1.02-1.56) gesuggereerd. Meer onderzoek is nodig om de veiligheid van risperidon tijdens de zwangerschap vast te stellen.
Farmacologisch effect: Antipsychotica kunnen bij toepassing in het 3e trimester extrapiramidale stoornissen en bij langdurig gebruik tot aan de partus onthoudingsverschijnselen bij de neonaat veroorzaken.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken. Bij gebruik in het 3e trimester de pasgeborene controleren op extrapiramidale symptomen en/of ontwenningsverschijnselen. Het niet adequaat behandelen van een zwangere vrouw met een psychose of manie kan ernstige gevolgen hebben voor zowel moeder als kind. Plotseling staken of switchen van een antipsychoticum tijdens de zwangerschap vergroot de kans op een recidiefpsychose. Switch daarom indien mogelijk vóór de conceptie van antipsychoticum.
Vruchtbaarheid: Vanwege het prolactine-verhogende effect is een negatief effect op de vruchtbaarheid bij zowel man als vrouw mogelijk.
Overig: Het gebruik van aspartaambevattende geneesmiddelen is gecontra–indiceerd bij zwangere vrouwen met fenylketonurie.
Zwangerschap
Teratogenese: Geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: Antipsychotica kunnen bij toepassing in het 3e trimester extrapiramidale stoornissen en bij langdurig gebruik tot aan de partus onthoudingsverschijnselen bij de neonaat veroorzaken. Mogelijk kan de plasmaspiegel van aripiprazol dalen tijdens de zwangerschap; het is onduidelijk of dit klinische gevolgen heeft.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt in het 1e en 2e trimester. Bij gebruik in het 3e trimester de pasgeborene controleren op extrapiramidale symptomen en/of ontwenningsverschijnselen.
Overig: Het niet adequaat behandelen van een zwangere vrouw met een psychose of manie kan ernstige gevolgen hebben voor zowel moeder als kind. Plotseling staken of switchen van een antipsychoticum tijdens de zwangerschap vermeerdert de kans op een recidiefpsychose. Switch daarom indien mogelijk vóór de conceptie van antipsychoticum.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, In kleine hoeveelheden. Er is redelijke ervaring met het geven van borstvoeding tijdens de behandeling met risperidon. De relatieve kinddosis ligt ruim onder de 10%.
Farmacologisch effect: Er zijn enkele meldingen van sufheid bij kinderen na gebruik van risperidon tijdens de borstvoedingsperiode door de moeder. In deze cases werd echter ook nog andere medicatie gebruikt die sufheid kan geven, het is dus niet duidelijk in hoeverre dit effect aan risperidon toe te schrijven is.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt. Controleer de zuigeling op sufheid of irritatie, apneu, droge mond, niet wakker worden voor de voeding, slecht drinken, gewichtstoename of extrapiramidale symptomen.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja (aripiprazol en metabolieten).
Farmacologisch effect: Aripiprazol geeft mogelijk een verlaging van de prolactinespiegel, waardoor de melkproductie kan dalen.
Advies: Op strikte indicatie gebruiken. Streef naar monotherapie in een zo laag mogelijke dosering. Controleer de zuigeling op sufheid of irritatie, apneu, droge mond, niet wakker worden voor de voeding, slecht drinken, gewichtstoename of extrapiramidale symptomen.
Waarschuwingen en voorzorgen
Hematologische effecten: Controleer bij een voorgeschiedenis van een leukocytopenie of een geneesmiddelgeïnduceerde neutrocytopenie de eerste paar maanden van de behandeling het bloedbeeld; overweeg staken bij een significante daling van het aantal leukocyten zonder andere oorzaak. Controleer bij een klinisch significante neutrocytopenie op koortsen andere symptomen van infectie en behandel deze adequaat. Staak de behandeling bij ernstige neutropenie (absoluut aantal neutrofielen < 1 × 109/l).
Groei en ontwikkeling: Controleer bij kinderen vóór en tijdens regelmatig tijdens behandeling het lichaamsgewicht. Controleer bij kinderen met gedragsstoornissenregelmatig op de endocrinologische status met inbegrip van lichaamslengte, gewicht, seksuele rijping, opvolging van menstrueel functioneren en andere mogelijke effecten van prolactine.
Prolactinespiegel: Controleer de patiënt op bijwerkingen die verband houden met hyperprolactinemie (zoals galactorroe, cyclusstoornissen, libidoverlies, gynaecomastie, erectiestoornis).
Metabole effecten: Controleer tijdens de behandeling op gewicht en op symptomen van hyperglykemie; controleer patiënten met diabetes mellitus regelmatig op achteruitgang van de glucosewaarde. Overweeg dosisvermindering bij hypotensie.
Overgevoeligheid: Staak de behandeling bij het optreden van overgevoeligheidsreacties; start ondersteunende behandeling en controleer de patiënt tot de symptomen verdwenen zijn.
Neuroleptisch maligne syndroom (NMS): Staak de behandeling bij het optreden van NMS.
Extrapiramidale symptomen: Overweeg de behandeling te staken en bij tekenen van tardieve dyskinesie.
Cerebrovasculaire effecten: Antipsychotica, waaronder risperidon, geven bij ouderen met dementie iets meer kans op overlijden. Er is circa 3× zoveel kans op cerebrovasculaire bijwerkingen bij gebruik van risperidon bij ouderen met dementie; wees voorzichtig bij risicofactoren voor beroerte. Vanwege significant hogere kans op CVA, wordt het gebruik bij dementie anders dan de ziekte van Alzheimer afgeraden. Wees voorzichtig bij cardiovasculaire en cerebrovasculaire aandoeningen, hypovolemie, dehydratie, (risicofactoren voor) diabetes mellitus, hyperprolactinemie, prolactine-afhankelijke tumoren, epilepsie, ziekte van Parkinson, Lewy-body-dementie, QT-verlenging in de familiaire anamnese, elektrolytstoornissen, hoge omgevingstemperatuur. Bij risicofactoren voor veneuze trombo-embolie preventieve maatregelen treffen.
Oculaire effecten: Wees voorzichtig bij een staaroperatie, vanwege de kans op IFIS (intra-operatief 'floppy iris'-syndroom) en gerelateerde oogcomplicaties bij patiënten die α1-blokkerende middelen als risperidon of, paliperidon gebruiken. Na de laatste toediening blijft de depotvorm tot zes weken in het plasma aantoonbaar.
Onderzoeksgegevens: De effecten van langdurig gebruik op de groei en seksuele rijping zijn niet voldoende beoordeeld. Het gebruik wordt niet aanbevolen bij kinderen < 18 jaar met schizofrenie of bipolaire manie vanwege het ontbreken van gegevens over de werkzaamheid. De depotvorm is niet of beperkt onderzocht bij ouderen > 65 jaar en bij lever- en nierfunctiestoornis.
Rijvaardigheid: Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Waarschuwingen en voorzorgen
Bij de injectievloeistof is regelmatige controle van bloeddruk, pols, ademhaling en mate van bewustzijn aangewezen.
Aripiprazol verhoogt het valrisico, omdat het slaperigheid, orthostatische hypotensie en motorische en sensorische instabiliteit kan veroorzaken. Overweeg bij risicopatiënten (zoals ouderen, verzwakte patiënten) een lagere aanvangsdosis.
Bij optreden van extrapiramidale symptomen dosisreductie en klinische controle overwegen. Bij tekenen en symptomen van tardieve dyskinesie de dosering verlagen of het gebruik staken; de symptomen kunnen tijdelijk verergeren of zelfs nog ontstaan na staken van het gebruik.
Bij tekenen van neuroleptisch maligne syndroom de behandeling staken.
Controleer bij kinderen en adolescenten op gewichtstoename en overweeg dosisverlaging bij relevante gewichtstoename.
Controleer vóóraf én tijdens de behandeling op risicofactoren voor veneuze trombo-embolie en neem indien nodig preventieve maatregelen.
Observeer voor klachten en symptomen van hyperglykemie (zoals polydipsie, polyurie, polyfagie en zwakte) en controleer bij (risicofactoren voor) diabetes mellitus regelmatig de bloedglucosewaarden.
Bij suïcidaal gedrag in de voorgeschiedenis en bij andere hoogrisicopatiënten is extra controle aangewezen, met name in de eerste weken van elke behandeling met antipsychotica (als het middel nog onvoldoende effectief is).
Gebruik bij ouderen met dementie wordt niet aanbevolen, vanwege meer kans op (overlijden aan) cerebrovasculaire accidenten.
Wees voorzichtig bij comorbiditeit zoals cardio- en cerebrovasculaire aandoeningen, hypertensie, een familie-anamnese van QT-verlenging, meer kans op aspiratiepneumonie, condities die kunnen leiden tot hypotensie en een voorgeschiedenis van convulsies.
Wees alert op het optreden van een stoornis in de impulsbeheersing, zoals gokgedrag, verhoogde seksuele aandrang, compulsief winkelen en overmatig eten; overweeg dosisverlaging of staken van de behandeling als de patiënt een dergelijke aandrang ontwikkelt.
Onderzoeksgegevens: Bij ernstig gestoorde leverfunctie voorzichtig zijn, vanwege onvoldoende gegevens. Over gelijktijdig gebruik van aripiprazol met stimulantia bij ADHD-comorbiditeit zijn zeer weinig veiligheidsgegevens beschikbaar. Bij jongeren is er meer kans op bijwerkingen; de tablet niet gebruiken bij kinderen < 13 jaar; van de injectievloeistof zijn er geen onderzoeksgegevens bij kinderen < 18 jaar. De veiligheid en werkzaamheid bij prikkelbaarheid gerelateerd aan autistische stoornis bij kinderen < 18 jaar zijn niet vastgesteld. De veiligheid en werkzaamheid van de suspensie met gereguleerde afgifte zijn niet vastgesteld bij kinderen < 18 jaar. De veiligheid en werkzaamheid bij een leeftijd > 65 jaar zijn niet vastgesteld; als behandeling wordt overwogen, geef een lagere begindosering. De veiligheid van de injectievloeistof is niet beoordeeld bij patiënten met een alcohol- of geneesmiddelintoxicatie.
Hulpstoffen
- Benzylalcohol, in sommige dranken, in grote hoeveelheden kan zich ophopen in het lichaam en metabole acidose veroorzaken; wees voorzichtig tijdens zwangerschap, lactatie en bij een verminderde lever- of nierfunctie;
- Fructose en sucrose, in sommige dranken, kan bij gebruik ≥ 2 weken de tanden beschadigen;
- Wees voorzichtig met sucrose, in sommige dranken, bij diabetes mellitus, vanwege het suikergehalte.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Overdosering
Voor symptomen en behandeling van een intoxicatie met aripiprazol, zie vergiftigingen.info.
Eigenschappen
Atypisch antipsychoticum met sterke antiserotoninerge (5HT2) en antidopaminerge (-D2) activiteit en met matige α1-blokkerende eigenschappen. Risperidon heeft een gering α2-blokkerend en antihistaminerg (-H1) vermogen. Het heeft geen affiniteit tot de cholinerge receptor. Bij opvallend weinig werkzaamheid kan sprake zijn van een CYP2D6-polymorfisme.
Kinetische gegevens
Resorptie | volledig. |
T max | oraal 1–2 uur, i.m. vanaf 3 weken tot week 7. |
V d | 1–2 l/kg. |
Eiwitbinding | 90%. |
Metabolisering | vnl. via CYP2D6 tot o.a. actief 9-hydroxyrisperidon (= paliperidon) met eenzelfde activiteit als risperidon. Risperidon en 9-hydroxyrisperidon vormen samen de actieve antipsychotische fractie. In mindere mate metabolisering via CYP3A4. |
Eliminatie | na 1 w. ca. 70% via de nieren, waarvan 35–45% als actieve fractie. |
T 1/2el | 3 uur (risperidon), 24 uur (actieve antipsychotische fractie en werkzame metaboliet). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Atypisch antipsychoticum met partieel agonisme op de dopamine(-D2) en serotonine(-5HT1a) receptoren en antagonisme op de serotonine(-5HT2a) en noradrenerge α-receptoren.
Kinetische gegevens
Resorptie | goed. |
F | 87% (oraal). De gemiddelde absorptiehalfwaardetijd van de i.m. suspensie met gereguleerde afgifte ('Maintena') is 28 dagen. |
T max | 3–5 uur (oraal); 1–3 uur (i.m. directe afgifte), 5-7 dagen ('Maintena'). |
V d | 4,9 l/kg. |
Eiwitbinding | > 99%. |
Metabolisering | uitgebreid via de lever, voornamelijk via CYP3A4 en CYP2D6 onder meer tot de actieve metaboliet dehydro-aripiprazol. |
Eliminatie | circa 25% via de urine en 60% via de feces. Onveranderd via de urine < 1% en onveranderd via de feces ca. 18%. |
T 1/2el | ca. 75 uur bij normal metabolizers van CYP2D6; ca. 146 uur bij poor metabolizers van CYP2D6 (oraal, i.m. directe afgifte). De gemiddelde terminale eliminatiehalfwaardetijd van de injectie met gereguleerde afgifte ('Maintena'): 46,5 dagen na meerdere doses van 400 mg; 29,9 dagen na meerdere doses van 300 mg. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
risperidon hoort bij de groep antipsychotica, atypische.
- amisulpride (N05AL05) Vergelijk
- aripiprazol (N05AX12) Vergelijk
- brexpiprazol (N05AX16) Vergelijk
- cariprazine (N05AX15) Vergelijk
- clozapine (N05AH02) Vergelijk
- lurasidon (N05AE05) Vergelijk
- olanzapine (N05AH03) Vergelijk
- paliperidon (N05AX13) Vergelijk
- quetiapine (N05AH04) Vergelijk
- sertindol (N05AE03) Vergelijk
- sulpiride (N05AL01) Vergelijk
Groepsinformatie
aripiprazol hoort bij de groep antipsychotica, atypische.
- amisulpride (N05AL05) Vergelijk
- brexpiprazol (N05AX16) Vergelijk
- cariprazine (N05AX15) Vergelijk
- clozapine (N05AH02) Vergelijk
- lurasidon (N05AE05) Vergelijk
- olanzapine (N05AH03) Vergelijk
- paliperidon (N05AX13) Vergelijk
- quetiapine (N05AH04) Vergelijk
- risperidon (N05AX08) Vergelijk
- sertindol (N05AE03) Vergelijk
- sulpiride (N05AL01) Vergelijk
Kosten
Kosten laden…Kosten
Kosten laden…Zie ook
Geneesmiddelgroep
Indicaties
- bipolaire stoornis
- delier bij alcoholonthouding
- delier, zonder parkinson of 'Lewy body' dementie
- dementie
- psychose