Samenstelling
Serdolect Lundbeck bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 4 mg, 16 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Reagila (als hydrochloride) Gedeon Richter Benelux Sprl.
- Toedieningsvorm
- Capsule, hard
- Sterkte
- 1,5 mg, 3 mg, 4,5 mg, 6 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Geef bij een psychose zonder agitatie een antipsychoticum op basis van oorzaak van de psychose, effectiviteit, bijwerkingen en toedieningsvorm (voorkeur olanzapine bij schizofreniespectrum).
Geef een benzodiazepine als agitatie de overhand heeft. Indien dit niet mogelijk is, geef (als noodmedicatie) de combinatie haloperidol en promethazine.
Therapieresistente psychose kan, na gebruik van achtereenvolgens twee verschillende antipsychotica, met clozapine worden behandeld. Hierbij zijn intensieve controles geïndiceerd, zoals leukocytencontrole vanwege de kans op agranulocytose. Zie voor meer informatie het NHG-Standpunt Herhalen gespecialiseerde ggz-medicatie en de bijlage Voorzorgen bij patiënten die clozapine gebruiken.
Antipsychotica worden niet aanbevolen voor de behandeling van angststoornissen, vanwege de kans op ernstige bijwerkingen als extrapiramidale stoornissen en metabool syndroom. Voor de keuze van de juiste standaardbehandeling zie Angststoornissen.
Advies
Geef bij een psychose zonder agitatie een antipsychoticum op basis van oorzaak van de psychose, effectiviteit, bijwerkingen en toedieningsvorm (voorkeur olanzapine bij schizofreniespectrum).
Geef een benzodiazepine als agitatie de overhand heeft. Indien dit niet mogelijk is, geef (als noodmedicatie) de combinatie haloperidol en promethazine.
Therapieresistente psychose kan, na gebruik van achtereenvolgens twee verschillende antipsychotica, met clozapine worden behandeld. Hierbij zijn intensieve controles geïndiceerd, zoals leukocytencontrole vanwege de kans op agranulocytose. Zie voor meer informatie het NHG-Standpunt Herhalen gespecialiseerde ggz-medicatie en de bijlage Voorzorgen bij patiënten die clozapine gebruiken.
Indicaties
Schizofrenie, indien ten minste één ander antipsychoticum niet werd verdragen.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Schizofrenie bij volwassenen.
Gerelateerde informatie
Doseringen
ECG-monitoring is vereist vóór en tijdens de behandeling met sertindol, vanwege meer kans op QT-verlenging.
Controleer regelmatig de bloeddruk tijdens de instelperiode en de beginfase van de onderhoudsdosering, vanwege meer kans op orthostatische hypotensie.
Schizofrenie
Volwassenen
Begindosering: 4 mg 1×/dag. Dosering ophogen in stappen van 4 mg per 4–5 dagen tot een optimale onderhoudsdosering van 12–20 mg/dag, in uitzonderlijke gevallen maximaal 24 mg/dag. Als de behandeling langer dan een week geleden gestaakt is, moet bij herstart opnieuw met de begindosering begonnen worden
Om onthoudingsverschijnselen te voorkomen bij staken de dosering afbouwen.
Bij ouderen: de dosering langzamer ophogen en een lagere onderhoudsdosering kan nodig zijn.
Verminderde leverfunctie: Bij lichte tot matige leverfunctiestoornis: de dosering langzamer ophogen en een lagere onderhoudsdosering kan nodig zijn. Gecontra-indiceerd bij ernstige leverfunctiestoornis.
Verminderde nierfunctie: een dosisaanpassing is niet nodig.
Doseringen
Schizofrenie
Volwassenen
Begindosering: 1,5 mg 1×/dag. Geleidelijk ophogen met 1,5 mg per keer tot max. 6 mg/dag. Na starten en bij iedere dosisverandering meerdere weken controleren op bijwerkingen en respons, vanwege de lange halfwaardetijd van cariprazine en werkzame metabolieten.
Overgaan van ander antipsychoticum op cariprazine: dosering van oude behandeling geleidelijk afbouwen, terwijl de behandeling met cariprazine wordt ingezet.
Overgaan van cariprazine op een ander antipsychoticum: staak cariprazine op de dag dat van de nieuwe behandeling met de laagste dosis wordt gestart.
Gemiste dosis: De gemiste dosis zo snel mogelijk innemen. Sla de gemiste dosis over als het bijna tijd is voor de volgende dosis; neem de volgende dosis op de gebruikelijke tijd in. Vermijd het innemen van een dubbele dosis.
Verminderde nier- of leverfunctie: Bij lichte tot matige nier- of leverfunctiestoornis (creatinineklaring ≥ 30 ml/min) is een dosisaanpassing niet nodig. Gebruik bij ernstige nier- of leverfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min) wordt ontraden.
Toediening: Innemen op steeds hetzelfde tijdstip van de dag, met of zonder voedsel. Gebruik geen grapefruitsap tijdens de behandeling.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): rinitis, verstopte neus.
Vaak (1-10%): gewichtstoename, duizeligheid, paresthesie, perifeer oedeem, orthostatische hypotensie, dyspneu, droge mond, abnormale ejaculatie, erectiele disfunctie, verlengd QT-interval, rode bloedcellen urine positief, witte bloedcellen urine positief.
Soms (0,1-1%): hyperprolactinemie, galactorroe, hyperglykemie, syncope, convulsies, bewegingsstoornissen (met name tardieve dyskinesie), 'torsade de pointes'.
Zelden (0,01-0,1%): gevallen van neuroleptisch maligne syndroom.
Verder zijn gemeld: neonataal onttrekkingssyndroom. Bij gebruik van antipsychotica: veneuze trombo-embolie, waaronder longembolie en diepveneuze trombose.
Bijwerkingen
Zeer vaak (≥ 10%): acathisie, parkinsonisme.
Vaak (1-10%): slaapstoornis, angst. Sedatie, duizeligheid, dystonie, andere extrapiramidale aandoeningen en aandoeningen met abnormale bewegingen. Gewichtstoename, veranderde eetlust, dyslipidemie. Troebel zien. Tachycardie. Hypertensie. Misselijkheid, braken, obstipatie. Vermoeidheid. Verhoogde leverenzymwaarden. stijging serumcreatinekinase.
Soms (0,1-1%): depressie, suïcidaal gedrag, libidostoornis, erectiestoornis, delier. Dysesthesie, (tardieve) dyskinesie, lethargie. Anemie, eosinofilie. Verlaagd TSH, hypo- en hypernatriëmie, hyperglykemie, diabetes mellitus. Oogirritatie, verminderde visus, accommodatiestoornis, verhoogde intraoculaire druk. Vertigo. Bradycardie, hartgeleidingsstoornissen, verlengde QT-tijd en T-golfafwijkingen op ECG. (Orthostatische) hypotensie. Hik. Gastro-oesofagale refluxziekte. Hyperbilirubinemie. Jeuk, huiduitslag. Dysurie, pollakisurie. Dorst.
Zelden (0,01-0,1%): convulsie, amnesie, afasie. Neutropenie. Overgevoeligheid. Hypothyroïdie. Fotofobie, cataract. Dysfagie. Rabdomyolyse.
Verder zijn gemeld: neuroleptisch maligne syndroom. Toxische hepatitis. Neonataal onthoudingssyndroom.
Interacties
Het gelijktijdig gebruik van middelen die ook het QTc-interval kunnen verlengen (zoals klasse IA en III anti-aritmica, diverse antipsychotica, lithium, diverse macroliden (zoals erytromycine), antihistaminica (zoals mizolastine), chinolonen (zoals moxifloxacine) is gecontra-indiceerd.
Het gelijktijdig gebruik van middelen die CYP3A remmen (zoals azoolantimycotica (bv. ketoconazol en itraconazol), macroliden (zoals erytromycine), HIV-proteaseremmers, diltiazem, verapamil en cimetidine is gecontra-indiceerd.
Wees voorzichtig bij sterke CYP2D6-remmers als fluoxetine en paroxetine, omdat ze de sertindolspiegel met een factor 2 à 3 kunnen verhogen; een lagere sertindoldosis kan nodig zijn en bij elke dosiswijziging wordt ECG-controle aanbevolen.
CYP-inductoren zoals rifampicine, carbamazepine, fenytoïne en fenobarbital kunnen de sertindolspiegel met een factor 2 à 3 verlagen, waardoor aanpassing van de sertindoldosis nodig kan zijn.
Interacties
Gecontra-indiceerd is gelijktijdig gebruik met sterke CYP3A4-remmers ( zoals claritromycine, cobicistat, itraconazol, ketoconazol, posaconazol, voriconazol, indinavir, ritonavir) én matige tot sterke CYP3A4-inductoren (zoals carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne, rifampicine, sint-janskruid, bosentan, efavirenz, etravirine, modafinil).
Bij gelijktijdig gebruik met een matige CYP3A4-remmer (bv. erytromycine, fluconazol, diltiazem, verapamil) kan de blootstelling van cariprazine toenemen. Wijzigingen van de behandeling met een CYP3A4-remmer is pas na enkele weken volledig zichtbaar in de plasmaspiegel, vanwege de lange halfwaardetijd van cariprazine (en actieve metabolieten). Controleer gedurende enkele weken op bijwerkingen en respons na het starten of staken van een matige CYP3A4-remmer of na een dosisverandering van cariprazine; verlaag zo nodig (tijdelijk) de dosis cariprazine.
Gebruik geen grapefruit-/pompelmoessap tijdens de behandeling.
Wees voorzichtig met gelijktijdig gebruik van substraten van P-glycoproteïne met een smalle therapeutische breedte, zoals dabigatran en digoxine; extra controle en dosisaanpassing kan nodig zijn.
Wees voorzichtig met gelijktijdig gebruik van alcohol en andere centraalwerkende middelen.
Wees voorzichtig met gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die het QT-interval verlengen.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens onvoldoende gegevens. Bij dieren aanwijzingen voor verhoogde mortaliteit, vertraagde groei en een verminderde vruchtbaarheid (bij ratten) bij de nakomelingen.
Farmacologisch effect: Antipsychotica kunnen bij toepassing in het 3e trimester extrapiramidale stoornissen en bij langdurig gebruik tot aan de partus onthoudingsverschijnselen bij de neonaat veroorzaken.
Advies: Gebruik ontraden. Bij gebruik in het 3e trimester de pasgeborene controleren op extrapiramidale symptomen en/of ontwenningsverschijnselen.
Vruchtbaarheid: Bij dieren tast het de mannelijke vruchtbaarheid aan.
Overig: Het niet adequaat behandelen van een zwangere vrouw met een psychose of manie kan ernstige gevolgen hebben voor zowel moeder als kind. Plotseling staken of switchen van een antipsychoticum tijdens de zwangerschap vergroot de kans op een recidiefpsychose. Switch daarom indien mogelijk vóór de conceptie van antipsychoticum.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren aanwijzingen voor schadelijke effecten.
Farmacologisch effect:Antipsychotica kunnen bij toepassing in het 3e trimester extrapiramidale stoornissen en bij langdurig gebruik tot aan de partus onthoudingsverschijnselen bij de neonaat veroorzaken.
Advies: Gebruik ontraden. Bij gebruik in het 3e trimester de pasgeborene controleren op extrapiramidale symptomen en/of ontwenningsverschijnselen.
Overige: Het niet adequaat behandelen van een zwangere vrouw met een psychose of manie kan ernstige gevolgen hebben voor zowel moeder als kind. Plotseling staken of switchen van een antipsychoticum tijdens de zwangerschap vergroot de kans op een recidiefpsychose. Switch daarom indien mogelijk vóór de conceptie van antipsychoticum.
Overige: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 10 weken na de therapie. Het is niet bekend of cariprazine de werkzaamheid van hormonale anticonceptiva kan verminderen; daarom een additionele barrièremethode toepassen.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Waarschijnlijk wel.
Advies: Tijdens gebruik staken van borstvoeding overwegen. Streef naar monotherapie in een zo laag mogelijke dosering. Controleer de zuigeling op sufheid of irritatie, apneu, droge mond, niet wakker worden voor de voeding, slecht drinken, gewichtstoename of extrapiramidale symptomen.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Ja, bij dieren.
Advies: Gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Overige: Streef bij gebruik naar monotherapie in een zo laag mogelijke dosering. Controleer de zuigeling op sufheid of irritatie, apneu, droge mond, niet wakker worden voor de voeding, slecht drinken, gewichtstoename of extrapiramidale symptomen.
Contra-indicaties
- Niet gecorrigeerde hypokaliëmie, of –magnesiëmie;
- Klinisch significante hartaandoeningen (hartfalen, cardiale hypertrofie, aritmie of bradycardie (< 50 slagen/min);
- Verlengd QT-interval (QTc > 450 ms bij mannen en > 470 ms bij vrouwen). (Bij een positieve familie-anamnese voor) congenitaal verlengd QT-syndroom;
- Ernstige leverfunctiestoornis.
Contra-indicaties
Zie voor contra-indicaties de rubriek Interacties.
Waarschuwingen en voorzorgen
QT-verlenging: Voor en tijdens behandeling is ECG-monitoring nodig (bij baseline, na bereiken van steady-state na circa drie weken of bij dosis van 16 mg per dag en vervolgens elke drie maanden en bij dosisverandering; bij symptomen die wijzen op aritmieën). Klinische studies hebben aangetoond dat sertindol het QT-interval meer verlengt dan sommige andere antipsychotica; een groter aritmogeen effect is echter niet aangetoond. De gemiddelde QT-verlenging is groter bij de hogere doses van 20 en 24 mg per dag. Bij een QTc > 500 ms de behandeling staken. Bij risicopatiënten vóór de behandeling kalium en magnesium bepalen. Vóór de behandeling hypokaliëmie en hypomagnesiëmie corrigeren. Tijdens de instelperiode en het begin van de onderhoudsdosering de bloeddruk controleren.
Metabole effecten: Bij patiënten met (risicofactoren voor) diabetes mellitus rekening houden met hyperglykemie of verergering van de diabetes.
Cerebrovasculaire effecten: Met bepaalde atypische antipsychotica was de kans op cerebrovasculaire bijwerkingen bij gebruik bij ouderen met dementie ongeveer verdrievoudigd; wees voorzichtig bij een kans op beroerte. Ouderen met dementie die met antipsychotica worden behandeld hebben iets meer kans te overlijden. Bij ouderen boven 65 jaar zijn slechts beperkt klinische gegevens beschikbaar en mag men de behandeling pas starten na een zorgvuldig cardiovasculair onderzoek. Bij risicofactoren voor veneuze trombo-embolie preventieve maatregelen treffen.
Extrapiramidale symptomen: Bij langdurig gebruik moet men bedacht zijn op ontstaan van tardieve dyskinesie; de symptomen kunnen tijdelijk verergeren of zelfs nog ontstaan na staken van het gebruik.
Neuroleptisch maligne syndroom (NMS): Bij optreden van NMS de behandeling onmiddellijk staken.
Comorbiditeit: Wees voorzichtig bij insulten in de anamnese, bij leverfunctiestoornissen is controle aangewezen.
Onderzoeksgegevens: Gebruik wordt bij kinderen < 18 jaar niet aanbevolen wegens het ontbreken van gegevens over veiligheid en effectiviteit.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Waarschuwingen en voorzorgen
Tardieve dyskinesie: Overweeg de behandeling te staken bij optreden van symptomen van tardieve dyskinesie.
Neuroleptisch maligne syndroom (NMS): Staak de behandeling direct bij optreden van symptomen van NMS of bij onverklaarde hoge koorts.
Suïciderisico: Suïcidaliteit is meest frequent gemeld kort na instellen of overgaan op een (ander) antipsychotisch middel. Hou hoogrisicopatiënten zorgvuldig in de gaten.
Acathisie: Wees voorzichtig bij patiënten die vatbaar zijn voor acathisie; de dosis geleidelijk op- of afbouwen.
Bij dementie: Cariprazine is niet aanbevolen voor de behandeling van ouderen met dementie, vanwege meer kans op overlijden. Antipsychotica kunnen (symptomen van) de ziekte van Parkinson verergeren.
Hyperglykemie: Bij (risicofactoren voor) diabetes mellitus de bloedglucosespiegel controleren vóór start van en tijdens de behandeling met een atypisch antipsychoticum.
Gewichtstoename: Het lichaamsgewicht van patiënten regelmatig controleren, vanwege mogelijke aanzienlijke gewichtstoename.
Cataract: Verwijs bij symptomen die kunnen duiden op cataract voor een oogheelkundig onderzoek, en herbeoordeel voortzetten van de behandeling. Overweeg de behandeling te staken bij optreden van symptomen van cataract.
Veneuze trombo-embolie (VTE): Risicofactoren voor VTE vóóraf en tijdens de behandeling met antipsychotica vaststellen en zo nodig preventieve maatregelen nemen.
Cardiovasculaire effecten: Wees voorzichtig bij patiënten met hart- en vaatziekten (met meer kans op bloeddrukveranderingen), risicofactoren voor beroerte, een verlengd QT-interval in de familie-anamnese en gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die het QT-interval verlengen.
Convulsiedrempel: Wees voorzichtig bij een voorgeschiedenis van epileptische insulten en met aandoeningen die de convulsiedrempel kunnen verlagen.
Onderzoeksgegevens: De veiligheid en werkzaamheid van cariprazine is niet vastgesteld bij kinderen < 18 jaar. Wees voorzichtig bij ouderen ≥ 65 jaar, omdat onvoldoende gegevens beschikbaar zijn. De veiligheid en werkzaamheid van cariprazine is niet onderzocht bij patiënten met ernstige nierinsufficiëntie.
Rijvaardigheid:Cariprazine heeft een geringe of matige invloed op de rijvaardigheid en op het vermogen om machines te bedienen.
Overdosering
Symptomen
De ervaring bij acute overdosering is beperkt. Dodelijke gevallen zijn gemeld. Overdoses tot circa 840 mg zijn hersteld zonder restverschijnselen. Symptomen: onduidelijke spraak, tachycardie. Gevallen van 'torsade de pointes' zijn bekend, vaak in combinatie met andere middelen.
Therapie
Neem voor informatie over een vergiftiging met sertindol contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met cariprazine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Antipsychoticum met een werking door selectieve remming van de dopaminerge(-D2) receptoren in het mesolimbische gebied en verder een remmend effect van de serotoninerge(-5-HT2) activiteit en met α1-blokkerende eigenschappen.
Kinetische gegevens
T max | ca. 10 uur. |
V d | ca. 20 l/kg. |
Eiwitbinding | ca. 99,5%. |
Metabolisering | met name via CYP2D6 en CYP3A tot inactief dehydrosertindol en norsertindol. |
Eliminatie | zeer langzaam vnl. via de feces. |
T 1/2el | ca. 3 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Antipsychoticum met een partieel agonerende werking op dopamine D2- , D3- en serotonine 5HT1A-receptoren, een antagonerende werking op serotonine 5HT2A-, 5HT2B- en histamine H1-receptoren, een lage affiniteit voor 5HT2C- en α1-adrenerge receptoren en nauwelijks affiniteit voor muscarinerge acetylcholinereceptoren. De twee belangrijkste werkzame metabolieten (desmethyl- en didesmethylcariprazine) hebben hetzelfde receptorbindingsprofiel en functioneel werkingsprofiel als cariprazine. Het werkingsmechanisme is niet volledig bekend.
Kinetische gegevens
Resorptie | goed. |
T max | 3-8 uur. |
V d | cariprazine 13,1 l/kg, desmethylcariprazine 6,8 l/kg, didesmethylcariprazine 22,4 l/kg. |
Eiwitbinding | 92-97%. |
Metabolisering | uitgebreid in de lever, vnl via CYP3A4 en in mindere mate CYP2D6. Hierbij worden o.a. de belangrijkste werkzame metabolieten desmethyl- en didesmethylcariprazine gevormd, die zelf ook via deze enzymen worden omgezet. |
Eliminatie | ca. 21% via de urine (waarvan ca. 1% onveranderd). |
T 1/2el | de effectieve (functionele) halfwaardetijd voor cariprazine en desmethylcariprazine: ca. 2 dagen, voor didesmethylcariprazine: 8 dagen en voor cariprazine (totaal): ca. 1 week. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
sertindol hoort bij de groep antipsychotica, atypische.
- amisulpride (N05AL05) Vergelijk
- aripiprazol (N05AX12) Vergelijk
- brexpiprazol (N05AX16) Vergelijk
- cariprazine (N05AX15) Vergelijk
- clozapine (N05AH02) Vergelijk
- lurasidon (N05AE05) Vergelijk
- olanzapine (N05AH03) Vergelijk
- paliperidon (N05AX13) Vergelijk
- quetiapine (N05AH04) Vergelijk
- risperidon (N05AX08) Vergelijk
- sulpiride (N05AL01) Vergelijk
Groepsinformatie
cariprazine hoort bij de groep antipsychotica, atypische.
- amisulpride (N05AL05) Vergelijk
- aripiprazol (N05AX12) Vergelijk
- brexpiprazol (N05AX16) Vergelijk
- clozapine (N05AH02) Vergelijk
- lurasidon (N05AE05) Vergelijk
- olanzapine (N05AH03) Vergelijk
- paliperidon (N05AX13) Vergelijk
- quetiapine (N05AH04) Vergelijk
- risperidon (N05AX08) Vergelijk
- sertindol (N05AE03) Vergelijk
- sulpiride (N05AL01) Vergelijk