Samenstelling
Serdolect Lundbeck bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 4 mg, 16 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Latuda (als hydrochloride) Sunovion Pharmaceuticals Europe Ltd.
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 18,5 mg, 37 mg, 74 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Geef bij een psychose zonder agitatie een antipsychoticum op basis van oorzaak van de psychose, effectiviteit, bijwerkingen en toedieningsvorm (voorkeur olanzapine bij schizofreniespectrum).
Geef een benzodiazepine als agitatie de overhand heeft. Indien dit niet mogelijk is, geef (als noodmedicatie) de combinatie haloperidol en promethazine.
Therapieresistente psychose kan, na gebruik van achtereenvolgens twee verschillende antipsychotica, met clozapine worden behandeld. Hierbij zijn intensieve controles geïndiceerd, zoals leukocytencontrole vanwege de kans op agranulocytose. Zie voor meer informatie het NHG-Standpunt Herhalen gespecialiseerde ggz-medicatie en de bijlage Voorzorgen bij patiënten die clozapine gebruiken.
Antipsychotica worden niet aanbevolen voor de behandeling van angststoornissen, vanwege de kans op ernstige bijwerkingen als extrapiramidale stoornissen en metabool syndroom. Voor de keuze van de juiste standaardbehandeling zie Angststoornissen.
Advies
Geef bij een psychose zonder agitatie een antipsychoticum op basis van oorzaak van de psychose, effectiviteit, bijwerkingen en toedieningsvorm (voorkeur olanzapine bij schizofreniespectrum).
Geef een benzodiazepine als agitatie de overhand heeft. Indien dit niet mogelijk is, geef (als noodmedicatie) de combinatie haloperidol en promethazine.
Therapieresistente psychose kan, na gebruik van achtereenvolgens twee verschillende antipsychotica, met clozapine worden behandeld. Hierbij zijn intensieve controles geïndiceerd, zoals leukocytencontrole vanwege de kans op agranulocytose. Zie voor meer informatie het NHG-Standpunt Herhalen gespecialiseerde ggz-medicatie en de bijlage Voorzorgen bij patiënten die clozapine gebruiken.
Antipsychotica worden niet aanbevolen voor de behandeling van angststoornissen, vanwege de kans op ernstige bijwerkingen als extrapiramidale stoornissen en metabool syndroom. Voor de keuze van de juiste standaardbehandeling zie Angststoornissen.
Indicaties
Schizofrenie, indien ten minste één ander antipsychoticum niet werd verdragen.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Schizofrenie bij volwassenen en kinderen ≥ 13 jaar.
Gerelateerde informatie
Doseringen
ECG-monitoring is vereist vóór en tijdens de behandeling met sertindol, vanwege meer kans op QT-verlenging.
Controleer regelmatig de bloeddruk tijdens de instelperiode en de beginfase van de onderhoudsdosering, vanwege meer kans op orthostatische hypotensie.
Schizofrenie
Volwassenen
Begindosering: 4 mg 1×/dag. Dosering ophogen in stappen van 4 mg per 4–5 dagen tot een optimale onderhoudsdosering van 12–20 mg/dag, in uitzonderlijke gevallen maximaal 24 mg/dag. Als de behandeling langer dan een week geleden gestaakt is, moet bij herstart opnieuw met de begindosering begonnen worden
Om onthoudingsverschijnselen te voorkomen bij staken de dosering afbouwen.
Bij ouderen: de dosering langzamer ophogen en een lagere onderhoudsdosering kan nodig zijn.
Verminderde leverfunctie: Bij lichte tot matige leverfunctiestoornis: de dosering langzamer ophogen en een lagere onderhoudsdosering kan nodig zijn. Gecontra-indiceerd bij ernstige leverfunctiestoornis.
Verminderde nierfunctie: een dosisaanpassing is niet nodig.
Doseringen
Schizofrenie
Volwassenen (incl. ouderen)
Begindosering: 37 mg 1×/dag; indien nodig de dosering verhogen tot max. 148 mg 1×/dag. Na onderbreking van de behandeling > 3 dagen met een voorgaande dagdosis > 111 mg, herstarten met 111 mg 1×/dag en vervolgens optitreren tot optimale dosis. Na onderbreking van een behandeling ≤ 111 mg/dag, kan de behandeling herstart worden met de vorige dosis zonder optitreren.
Kinderen ≥ 13 jaar
37 mg 1×/dag; indien nodig de dosering verhogen tot max. 74 mg 1×/dag.
Verminderde nierfunctie: Bij lichte nierfunctiestoornis is een dosisaanpassing niet nodig. Bij matige tot ernstige (creatinineklaring 15–50 ml/min) of terminale (creatinineklaring < 15 ml/min) nierinsufficiëntie: begindosering: 18,5 mg 1×/dag; max. 74 mg 1×/dag.
Verminderde leverfunctie: Bij lichte leverfunctiestoornis is een dosisaanpassing niet nodig. Bij matige tot ernstige leverfunctiestoornis (Child-Pughscore 7–15): begindosering: 18,5 mg 1×/dag; bij matige leverfunctiestoornis max. 74 mg 1×/dag en bij ernstige leverfunctiestoornis zo nodig verhogen tot max. 37 mg 1×/dag.
Ouderen: Wees voorzichtig met hogere doses, vanwege onvoldoende gegevens.
Gelijktijdig gebruik met matige CYP3A4-remmers: begindosering: 18,5 mg 1×/dag, max. 74 mg 1×/dag. Gelijktijdig gebruik met sterke CYP3A4-remmers is gecontra-indiceerd.
Toediening
- Gebruik van grapefruit-/pompelmoessap vermijden.
- Tabletten elke dag op hetzelfde tijdstip met de maaltijd innemen. Voedsel zorgt ervoor dat de systemische blootstelling hoger is.
- De tabletten in hun geheel doorslikken; de tabletten mogen niet worden gebroken.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): rinitis, verstopte neus.
Vaak (1-10%): gewichtstoename, duizeligheid, paresthesie, perifeer oedeem, orthostatische hypotensie, dyspneu, droge mond, abnormale ejaculatie, erectiele disfunctie, verlengd QT-interval, rode bloedcellen urine positief, witte bloedcellen urine positief.
Soms (0,1-1%): hyperprolactinemie, galactorroe, hyperglykemie, syncope, convulsies, bewegingsstoornissen (met name tardieve dyskinesie), 'torsade de pointes'.
Zelden (0,01-0,1%): gevallen van neuroleptisch maligne syndroom.
Verder zijn gemeld: neonataal onttrekkingssyndroom. Bij gebruik van antipsychotica: veneuze trombo-embolie, waaronder longembolie en diepveneuze trombose.
Bijwerkingen
Bij volwassenen
Zeer vaak (> 10%): acathisie. Slapeloosheid. Misselijkheid.
Vaak ( 1-10%): overgevoeligheid. Gewichtstoename, verminderde eetlust. Agitatie, angst, rusteloosheid. Parkinsonisme, slaperigheid, duizeligheid, dystonie, dyskinesie. Tachycardie. Hypertensie. Braken, dyspepsie, speekselvloed, droge mond, pijn in de bovenbuik, diarree. Huiduitslag, jeuk. Spierstijfheid, rugpijn. Stijging serumcreatinineconcentratie. Vermoeidheid. Stijging creatine-kinase (CK).
Soms (0,1-1%): nasofaryngitis. Anemie. Stijging bloedglucosewaarde, hyponatriëmie. Nachtmerries, katatonie, paniekaanval. Lethargie, dysartrie, tardieve dyskinesie, syncope, convulsies. Wazig zien. Vertigo. Angina pecoris, eerstegraads atrioventriculair blok, bradycardie. (Orthostatische) hypotensie, opvliegers. Flatulentie, dysfagie, gastritis. Stijging van ALAT. Hyperhidrose. Gewrichtsstijfheid, spierpijn, nekpijn. Dysurie. Stijging prolactine in bloed, erectiestoornis, amenorroe, dysmenorroe. Loopstoornis.
Zelden ( 0,01-0,1%): eosinofilie, leukopenie. Suïcidaal gedrag. Neuroleptisch maligne syndroom, CVA. Rabdomyolyse. Angio-oedeem. Nierfalen. Pijnlijke borsten, galactorroe. Plotseling overlijden.
Verder zijn gemeld: Stevens-Johnsonsyndroom. Neonataal abstinentiesyndroom. Neutropenie. Slaapstoornis. Borstvergroting.
Bij Adolescenten
Zeer vaak (> 10%): acathisie, hoofdpijn, slaperigheid. Misselijkheid.
Vaak (1-10%): hyperprolactinemie. Verminderde of toegenomen eetlust. Abnormale dromen, onrust, angst, depressie, slapeloosheid, psychotische stoornis, schizofrenie, spanning. Aandachtsstoornis, duizeligheid, dyskinesie, dystonie, parkinsonisme. Tachycardie. Droge mond, speekselvloed, braken, obstipatie. Hyperhidrose. Spierstijfheid. Erectiestoornis. Vermoeidheid, asthenie, irritatie. Stijging CK, stijging C-reactief proteïne. Gewichtsverandering.
Soms (0,1-1%): nasofaryngitis, rinitis, bovensteluchtweginfectie. Neutropenie. Overgevoeligheid. Auto-immuunthyroïditis, hypothyroïdie, hyperandrogenisme. Agressie, apathie, verwardheid, depressieve stemming, dissociatie, auditieve en visuele hallucinaties, moordzuchtige ideeën, verandering psychische toestand, psychische stoornis, impulsief gedrag, slecht inslapen, verminderd of toegenomen libido, lusteloosheid, obsessieve gedachten, paniekaanval, rusteloosheid, slaapstoornis, suïcidale ideatie en gedrag, slecht doorslapen, abnormaal denken. Posturale duizeligheid, spanningshoofdpijn, dysgeusie, geheugenstoornis, migraine, paresthesie, psychomotorische hyperactiviteit, hyperkinesie, tardieve dyskinesie, rustelozebenen-syndroom, loopstoornis. Accommodatiestoornis, wazig zien. Hyperacusis. Hartkloppingen, supraventriculaire extrasystolen. Orthostatische hypotensie. Orofaryngeale pijn. Dyspneu. Droge lippen, kiespijn, verminderde speekselafscheiding, dyspepsie, (boven)buikpijn, diarree. Huiduitslag, urticaria, alopecia, abnormale haargroei. Artralgie, myalgie, gespannen spieren, stijve spieren en gewrichten, pijn in de ledematen, kaakpijn. Bilirubinurie, dysurie, mictiestoornis, polyurie, proteïnurie, nieraandoening. Amenorroe, oligomenorroe, onregelmatige menstruatie, borstpijn, galactorroe, gynaecomastie, ejaculatiestoornis, seksuele disfunctie. Gilles de la Tourettesyndroom. Rillingen, koorts, niet-cardiale pijn op de borst, malaise. Stijging van ALAT en ASAT, stijging of daling van AF, stijging cholesterol- en triglyceridengehalte, daling HDL- en LDL-spiegel, stijging testosterongehalte, stijging bloedglucosespiegel, stijging bloedinsulinespiegel, stijging TSH-spiegel, daling hemoglobinegehalte, positieve antistoffen tegen schildklier, verkort PR-interval op ECG.
Interacties
Het gelijktijdig gebruik van middelen die ook het QTc-interval kunnen verlengen (zoals klasse IA en III anti-aritmica, diverse antipsychotica, lithium, diverse macroliden (zoals erytromycine), antihistaminica (zoals mizolastine), chinolonen (zoals moxifloxacine) is gecontra-indiceerd.
Het gelijktijdig gebruik van middelen die CYP3A remmen (zoals azoolantimycotica (bv. ketoconazol en itraconazol), macroliden (zoals erytromycine), HIV-proteaseremmers, diltiazem, verapamil en cimetidine is gecontra-indiceerd.
Wees voorzichtig bij sterke CYP2D6-remmers als fluoxetine en paroxetine, omdat ze de sertindolspiegel met een factor 2 à 3 kunnen verhogen; een lagere sertindoldosis kan nodig zijn en bij elke dosiswijziging wordt ECG-controle aanbevolen.
CYP-inductoren zoals rifampicine, carbamazepine, fenytoïne en fenobarbital kunnen de sertindolspiegel met een factor 2 à 3 verlagen, waardoor aanpassing van de sertindoldosis nodig kan zijn.
Interacties
Lurasidon en de actieve metaboliet zijn substraten voor CYP3A4. Lurasidon is een in vitro-remmer van Pgp, BCRP en OCT1.
Gecontra-indiceerd is gelijktijdig gebruik van sterke CYP3A-remmers (zoals ketoconazol, posaconazol, voriconazol en itraconazol, claritromycine, cobicistat, ritonavir) én gelijktijdig gebruik van sterke CYP3A4-inductoren (zoals rifampicine, carbamazepine, fenytoïne, fenobarbital, sint-janskruid); vanwege een sterke verandering in de blootstelling aan lurasidon.
Gelijktijdig gebruik van matig sterke CYP3A-remmers zoals erytromycine, diltiazem, verapamil, fluconazol kan leiden tot een stijging aan de blootstelling van lurasidon en zijn actieve metaboliet met een factor 2–5. Gebruik van grapefruit-/pompelmoessap (is CYP3A-remmer) vermijden. Gelijktijdig gebruik van zwakke en matig sterke CYP3A-inductoren (aprepitant, bosentan, efavirenz, etravirine, modafinil, prednison en rufinamide), kan de blootstelling aan lurasidon tijdens en tot 2 weken na staken van de behandeling verlagen met een factor < 2; hierbij is zorgvuldige controle op de werking van lurasidon aangewezen en indien nodig, dosisaanpassing. Gelijktijdig gebruik met CYP3A4-substraten (midazolam), kan leiden tot verhoogde blootstelling aan midazolam. In theorie kan lurasidon de spiegels van substraten van de effluxtransporters Pgp en BCRP verhogen.
Bij gelijktijdig gebruik met serotonerge middelen (zoals buprenorfine/opioïden, MAO-remmers, SSRI's, SNRI's en TCA's) kan het serotoninesyndroom optreden. Zorgvuldige observatie is daarom vereist, vooral bij de start en na elke dosisverhoging. Let op veranderingen in mentale toestand, autonome instabiliteit, neuromusculaire stoornis en/of gastro-intestinale symptomen. Bij vermoeden van serotoninesyndroom moet afhankelijk van de ernst de dosis worden verlaagd of de behandeling worden gestaakt.
Bij symptomen van een verhoogde prolactinespiegel, zoals gynaecomastie, galactorroe, amenorroe en erectiestoornis, moeten patiënten worden geadviseerd om medische hulp in te roepen.
Wees voorzichtig met gelijktijdig gebruik van middelen die ook het QTc-interval kunnen verlengen (zoals klasse IA en III anti-aritmica, diverse antipsychotica, lithium, diverse macroliden (zoals erytromycine), antihistaminica (zoals mizolastine), antimalariamiddelen (mefloquine), chinolonen (zoals moxifloxacine).
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens onvoldoende gegevens. Bij dieren aanwijzingen voor verhoogde mortaliteit, vertraagde groei en een verminderde vruchtbaarheid (bij ratten) bij de nakomelingen.
Farmacologisch effect: Antipsychotica kunnen bij toepassing in het 3e trimester extrapiramidale stoornissen en bij langdurig gebruik tot aan de partus onthoudingsverschijnselen bij de neonaat veroorzaken.
Advies: Gebruik ontraden. Bij gebruik in het 3e trimester de pasgeborene controleren op extrapiramidale symptomen en/of ontwenningsverschijnselen.
Vruchtbaarheid: Bij dieren tast het de mannelijke vruchtbaarheid aan.
Overig: Het niet adequaat behandelen van een zwangere vrouw met een psychose of manie kan ernstige gevolgen hebben voor zowel moeder als kind. Plotseling staken of switchen van een antipsychoticum tijdens de zwangerschap vergroot de kans op een recidiefpsychose. Switch daarom indien mogelijk vóór de conceptie van antipsychoticum.
Zwangerschap
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren, onvoldoende gegevens.
Farmacologisch effect: Antipsychotica kunnen bij toepassing in het 3e trimester extrapiramidale stoornissen en bij langdurig gebruik tot aan de partus onthoudingsverschijnselen bij de neonaat veroorzaken.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken. Bij gebruik in het 3e trimester de pasgeborene controleren op extrapiramidale symptomen en/of ontwenningsverschijnselen.
Overige: Het niet adequaat behandelen van een zwangere vrouw met een psychose of manie kan ernstige gevolgen hebben voor zowel moeder als kind. Plotseling staken of switchen van een antipsychoticum tijdens de zwangerschap geeft meer kans op een recidiefpsychose. Switch daarom indien mogelijk vóór de conceptie van antipsychoticum.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Waarschijnlijk wel.
Advies: Tijdens gebruik staken van borstvoeding overwegen. Streef naar monotherapie in een zo laag mogelijke dosering. Controleer de zuigeling op sufheid of irritatie, apneu, droge mond, niet wakker worden voor de voeding, slecht drinken, gewichtstoename of extrapiramidale symptomen.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, bij dieren. Bij de mens onbekend.
Advies: Weeg het gebruik van dit geneesmiddel in combinatie met het geven van borstvoeding af. Streef naar monotherapie in een zo laag mogelijke dosering. Controleer de zuigeling op sufheid of irritatie, apneu, droge mond, niet wakker worden voor de voeding, slecht drinken, gewichtstoename of extrapiramidale symptomen.
Contra-indicaties
- Niet gecorrigeerde hypokaliëmie, of –magnesiëmie;
- Klinisch significante hartaandoeningen (hartfalen, cardiale hypertrofie, aritmie of bradycardie (< 50 slagen/min);
- Verlengd QT-interval (QTc > 450 ms bij mannen en > 470 ms bij vrouwen). (Bij een positieve familie-anamnese voor) congenitaal verlengd QT-syndroom;
- Ernstige leverfunctiestoornis.
Contra-indicaties
Zie voor contra-indicaties de rubriek Interacties.
Waarschuwingen en voorzorgen
QT-verlenging: Voor en tijdens behandeling is ECG-monitoring nodig (bij baseline, na bereiken van steady-state na circa drie weken of bij dosis van 16 mg per dag en vervolgens elke drie maanden en bij dosisverandering; bij symptomen die wijzen op aritmieën). Klinische studies hebben aangetoond dat sertindol het QT-interval meer verlengt dan sommige andere antipsychotica; een groter aritmogeen effect is echter niet aangetoond. De gemiddelde QT-verlenging is groter bij de hogere doses van 20 en 24 mg per dag. Bij een QTc > 500 ms de behandeling staken. Bij risicopatiënten vóór de behandeling kalium en magnesium bepalen. Vóór de behandeling hypokaliëmie en hypomagnesiëmie corrigeren. Tijdens de instelperiode en het begin van de onderhoudsdosering de bloeddruk controleren.
Metabole effecten: Bij patiënten met (risicofactoren voor) diabetes mellitus rekening houden met hyperglykemie of verergering van de diabetes.
Cerebrovasculaire effecten: Met bepaalde atypische antipsychotica was de kans op cerebrovasculaire bijwerkingen bij gebruik bij ouderen met dementie ongeveer verdrievoudigd; wees voorzichtig bij een kans op beroerte. Ouderen met dementie die met antipsychotica worden behandeld hebben iets meer kans te overlijden. Bij ouderen boven 65 jaar zijn slechts beperkt klinische gegevens beschikbaar en mag men de behandeling pas starten na een zorgvuldig cardiovasculair onderzoek. Bij risicofactoren voor veneuze trombo-embolie preventieve maatregelen treffen.
Extrapiramidale symptomen: Bij langdurig gebruik moet men bedacht zijn op ontstaan van tardieve dyskinesie; de symptomen kunnen tijdelijk verergeren of zelfs nog ontstaan na staken van het gebruik.
Neuroleptisch maligne syndroom (NMS): Bij optreden van NMS de behandeling onmiddellijk staken.
Comorbiditeit: Wees voorzichtig bij insulten in de anamnese, bij leverfunctiestoornissen is controle aangewezen.
Onderzoeksgegevens: Gebruik wordt bij kinderen < 18 jaar niet aanbevolen wegens het ontbreken van gegevens over veiligheid en effectiviteit.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Waarschuwingen en voorzorgen
Zorgvuldige supervisie van patiënten waarbij meer kans is op suïcidaal gedrag is nodig gedurende de antipsychotische therapie. Bij klachten van tardieve dyskinesie overwegen om het antipsychoticum stop te zetten. Bij tekenen van neuroleptisch maligne syndroom de behandeling staken.
Comorbiditeit: Wees voorzichtig bij cardio- en cerebrovasculaire aandoeningen, ziekte van Parkinson, condities die kunnen leiden tot hypotensie, een familie-anamnese van QT-verlenging, hypokaliëmie, ernstige leverfunctiestoornis, een nieraandoening in het eindstadium (creatinineklaring < 15 ml/min) en een voorgeschiedenis van convulsies. Klinische controle is aanbevolen bij (risicofactoren voor) diabetes mellitus en bij een nieraandoening in het eindstadium (creatinineklaring < 15 ml/min). Bij risicofactoren voor veneuze trombo-embolie preventieve maatregelen treffen. Gewichtscontrole wordt aanbevolen.
Het gebruik is niet aanbevolen bij aan dementie gerelateerde psychose en/of gedragsstoornissen door mogelijk meer kans op overlijden en op cerebrovasculaire bijwerkingen.
Onderzoeksgegevens: De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen jonger dan 18 jaar is niet vastgesteld.
Rijvaardigheid: Het gebruik kan leiden tot verminderd reactie- en concentratievermogen; vele dagelijkse bezigheden (bv. autorijden) kunnen daarvan hinder ondervinden.
Overdosering
Symptomen
De ervaring bij acute overdosering is beperkt. Dodelijke gevallen zijn gemeld. Overdoses tot circa 840 mg zijn hersteld zonder restverschijnselen. Symptomen: onduidelijke spraak, tachycardie. Gevallen van 'torsade de pointes' zijn bekend, vaak in combinatie met andere middelen.
Therapie
Neem voor informatie over een vergiftiging met sertindol contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met lurasidon contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Antipsychoticum met een werking door selectieve remming van de dopaminerge(-D2) receptoren in het mesolimbische gebied en verder een remmend effect van de serotoninerge(-5-HT2) activiteit en met α1-blokkerende eigenschappen.
Kinetische gegevens
T max | ca. 10 uur. |
V d | ca. 20 l/kg. |
Eiwitbinding | ca. 99,5%. |
Metabolisering | met name via CYP2D6 en CYP3A tot inactief dehydrosertindol en norsertindol. |
Eliminatie | zeer langzaam vnl. via de feces. |
T 1/2el | ca. 3 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Antipsychoticum met een werking door selectieve remming van de dopaminerge(-D2) receptoren en van de serotonerge (5HT2A- en 5HT7-)receptoren. Verder heeft het α2a- en α2c-blokkerende eigenschappen en een partieel agonistisch effect op de 5HT1A-receptoren. Bindt niet aan histaminerge- en muscarinereceptoren.
Kinetische gegevens
T max | 1–3 uur. |
Eiwitbinding | ca. 99%. |
V d | ca. 85,7 l/kg. |
Metabolisering | vnl. via CYP3A4, zowel lurasidon als de belangrijkste actieve metaboliet (ID-14283). De metaboliet is minder actief dan lurasidon. |
Eliminatie | ca. 67% met de feces en ca. 19% met de urine. |
T 1/2el | 20–40 uur. |
Overig | Voedsel verhoogt de Cmax en de AUC met een factor 2–3 resp. een factor 1,5–2. Bij lichte, matige en ernstige leverfunctiestoornis nam de blootstelling toe met een factor 1½, 1,7 resp. 3. Bij lichte, matige en ernstige nierfunctiestoornis nam de blootstelling toe met een factor 1½, 1,9 resp. 2. Bij Aziatische patiënten was de blootstelling ca. 1,5× verhoogd. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
sertindol hoort bij de groep antipsychotica, atypische.
- amisulpride (N05AL05) Vergelijk
- aripiprazol (N05AX12) Vergelijk
- brexpiprazol (N05AX16) Vergelijk
- cariprazine (N05AX15) Vergelijk
- clozapine (N05AH02) Vergelijk
- lurasidon (N05AE05) Vergelijk
- olanzapine (N05AH03) Vergelijk
- paliperidon (N05AX13) Vergelijk
- quetiapine (N05AH04) Vergelijk
- risperidon (N05AX08) Vergelijk
- sulpiride (N05AL01) Vergelijk
Groepsinformatie
lurasidon hoort bij de groep antipsychotica, atypische.
- amisulpride (N05AL05) Vergelijk
- aripiprazol (N05AX12) Vergelijk
- brexpiprazol (N05AX16) Vergelijk
- cariprazine (N05AX15) Vergelijk
- clozapine (N05AH02) Vergelijk
- olanzapine (N05AH03) Vergelijk
- paliperidon (N05AX13) Vergelijk
- quetiapine (N05AH04) Vergelijk
- risperidon (N05AX08) Vergelijk
- sertindol (N05AE03) Vergelijk
- sulpiride (N05AL01) Vergelijk