Samenstelling
Serdolect Lundbeck bv
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 4 mg, 16 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Byannli (als palmitaat) Janssen-Cilag bv
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor injectie met gereguleerde afgifte '700'
- Sterkte
- 200 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- in voorgevulde wegwerpspuit 3,5 ml
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor injectie met gereguleerde afgifte '1000'
- Sterkte
- 200 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- in voorgevulde wegwerpspuit 5 ml
Invega Janssen-Cilag bv
- Toedieningsvorm
- Tablet met gereguleerde afgifte
- Sterkte
- 3 mg, 6 mg, 9 mg
Paliperidon Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor injectie met gereguleerde afgifte
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit 0,75 ml, 1 ml, 1,5 ml
- Toedieningsvorm
- Tablet met gereguleerde afgifte
- Sterkte
- 3 mg, 6 mg, 9 mg
Palmeux (als palmitaat) Amdipharm Ltd
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor injectie met gereguleerde afgifte '25'
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- in voorgevulde wegwerpspuit 0,25 ml
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor injectie met gereguleerde afgifte '50'
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- in voorgevulde wegwerpspuit 0,5 ml
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor injectie met gereguleerde afgifte '75'
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- in voorgevulde wegwerpspuit 0,75 ml
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor injectie met gereguleerde afgifte '100'
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- in voorgevulde wegwerpspuit 1 ml
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor injectie met gereguleerde afgifte '150'
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- in voorgevulde wegwerpspuit 1,5 ml
Trevicta (als palmitaat) Janssen-Cilag bv
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor injectie met gereguleerde afgifte '175'
- Sterkte
- 200 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- in voorgevulde wegwerpspuit 0,875 ml
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor injectie met gereguleerde afgifte '263'
- Sterkte
- 200 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- in voorgevulde wegwerpspuit 1,315 ml
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor injectie met gereguleerde afgifte '350'
- Sterkte
- 200 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- in voorgevulde wegwerpspuit 1,75 ml
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor injectie met gereguleerde afgifte '525'
- Sterkte
- 200 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- in voorgevulde wegwerpspuit 2,625 ml
Xeplion (als palmitaat) Janssen-Cilag bv
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor injectie met gereguleerde afgifte '25'
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- in voorgevulde wegwerpspuit 0,25 ml
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor injectie met gereguleerde afgifte '50'
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- in voorgevulde wegwerpspuit 0,5 ml
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor injectie met gereguleerde afgifte '75'
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- in voorgevulde wegwerpspuit 0,75 ml
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor injectie met gereguleerde afgifte '100'
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- in voorgevulde wegwerpspuit 1 ml
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor injectie met gereguleerde afgifte '150'
- Sterkte
- 100 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- in voorgevulde wegwerpspuit 1,5 ml
- Toedieningsvorm
- Suspensie voor injectie met gereguleerde afgifte
- Verpakkingsvorm
- startverpakking
Bevat per verpakking: 1 voorgevulde wegwerpspuit 100 mg/1 ml + 1 voorgevulde wegwerpspuit 150 mg/1,5 ml.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Geef bij een psychose zonder agitatie een antipsychoticum op basis van oorzaak van de psychose, effectiviteit, bijwerkingen en toedieningsvorm (voorkeur olanzapine bij schizofreniespectrum).
Geef een benzodiazepine als agitatie de overhand heeft. Indien dit niet mogelijk is, geef (als noodmedicatie) de combinatie haloperidol en promethazine.
Therapieresistente psychose kan, na gebruik van achtereenvolgens twee verschillende antipsychotica, met clozapine worden behandeld. Hierbij zijn intensieve controles geïndiceerd, zoals leukocytencontrole vanwege de kans op agranulocytose. Zie voor meer informatie het NHG-Standpunt Herhalen gespecialiseerde ggz-medicatie en de bijlage Voorzorgen bij patiënten die clozapine gebruiken.
Antipsychotica worden niet aanbevolen voor de behandeling van angststoornissen, vanwege de kans op ernstige bijwerkingen als extrapiramidale stoornissen en metabool syndroom. Voor de keuze van de juiste standaardbehandeling zie Angststoornissen.
Advies
Geef bij een psychose zonder agitatie een antipsychoticum op basis van oorzaak van de psychose, effectiviteit, bijwerkingen en toedieningsvorm (voorkeur olanzapine bij schizofreniespectrum).
Geef een benzodiazepine als agitatie de overhand heeft. Indien dit niet mogelijk is, geef (als noodmedicatie) de combinatie haloperidol en promethazine.
Therapieresistente psychose kan, na gebruik van achtereenvolgens twee verschillende antipsychotica, met clozapine worden behandeld. Hierbij zijn intensieve controles geïndiceerd, zoals leukocytencontrole vanwege de kans op agranulocytose. Zie voor meer informatie het NHG-Standpunt Herhalen gespecialiseerde ggz-medicatie en de bijlage Voorzorgen bij patiënten die clozapine gebruiken.
Antipsychotica worden niet aanbevolen voor de behandeling van angststoornissen, vanwege de kans op ernstige bijwerkingen als extrapiramidale stoornissen en metabool syndroom. Voor de keuze van de juiste standaardbehandeling zie Angststoornissen.
Indicaties
Schizofrenie, indien ten minste één ander antipsychoticum niet werd verdragen.
Gerelateerde informatie
Indicaties
Oraal
- Schizofrenie bij volwassenen en kinderen ≥ 15 jaar;
- Schizoaffectieve stoornis bij volwassenen.
Parenteraal (depot)
- Paliperidon suspensie voor injectie, Palmeux en Xeplion: maandelijkse onderhoudsbehandeling van schizofrenie bij volwassenen die reeds gestabiliseerd zijn op orale behandeling met paliperidon of risperidon;
- Bij een selecte groep is voorafgaand aan paliperidon suspensie voor injectie, Palmeux en Xeplion stabilisatie op een orale behandeling niet vereist indien: er eerder respons op oraal paliperidon of risperidon was én de psychotische symptomen mild tot matig zijn én een depot-behandeling vereist is;
- Trevicta: driemaandelijkse onderhoudsbehandeling (1×/drie maanden) van schizofrenie bij volwassenen die klinisch stabiel zijn op de maandelijkse paliperidon-injectie.
- Byannli: halfjaarlijks onderhoudsbehandeling (1×/zes maanden) van schizofrenie bij volwassenen die klinisch stabiel zijn op de maandelijkse of driemaandelijkse paliperidon-injectie.
Gerelateerde informatie
Doseringen
ECG-monitoring is vereist vóór en tijdens de behandeling met sertindol, vanwege meer kans op QT-verlenging.
Controleer regelmatig de bloeddruk tijdens de instelperiode en de beginfase van de onderhoudsdosering, vanwege meer kans op orthostatische hypotensie.
Schizofrenie
Volwassenen
Begindosering: 4 mg 1×/dag. Dosering ophogen in stappen van 4 mg per 4–5 dagen tot een optimale onderhoudsdosering van 12–20 mg/dag, in uitzonderlijke gevallen maximaal 24 mg/dag. Als de behandeling langer dan een week geleden gestaakt is, moet bij herstart opnieuw met de begindosering begonnen worden
Om onthoudingsverschijnselen te voorkomen bij staken de dosering afbouwen.
Bij ouderen: de dosering langzamer ophogen en een lagere onderhoudsdosering kan nodig zijn.
Verminderde leverfunctie: Bij lichte tot matige leverfunctiestoornis: de dosering langzamer ophogen en een lagere onderhoudsdosering kan nodig zijn. Gecontra-indiceerd bij ernstige leverfunctiestoornis.
Verminderde nierfunctie: een dosisaanpassing is niet nodig.
Doseringen
Omdat de tablet van 1,5 mg niet op de Nederlandse markt beschikbaar is, kan de hieronder aangegeven dosering niet altijd worden opgevolgd. De tablet van 3 mg heeft géén breukgleuf en kan dus niet worden gedeeld in twee gelijke helften.
Schizofrenie
Volwassenen
Oraal: aanbevolen dosering: 6 mg 1×/dag 's morgens; soms kan een lagere of hogere dosering nodig zijn, optimale doseringen liggen tussen 3–12 mg 1 ×/dag. Dosisaanpassing mag pas plaats vinden na klinische evaluatie en in stappen van 3 mg in een interval van meer dan 5 dagen.
Verminderde nierfunctie: Bij lichte nierfunctiestoornis (creatinineklaring 50–80 ml/min): aanbevolen startdosering 3 mg 1×/dag; afhankelijk van de respons en tolerantie deze verhogen tot 6 mg/dag. Bij matige tot ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring 10–50 ml/min) is de aanbevolen startdosering 3 mg om de andere dag, na klinische evaluatie zonodig verhogen tot 3 mg 1×/dag.
I.m.: depotinjectie maandelijks (paliperidon suspensie voor injectie, Palmeux, Xeplion): startdosering ná stabilisering op orale behandeling: i.m. 150 mg op dag 1, en 100 mg op dag 8; vervolgens na 1 maand beginnen met de onderhoudsdosering van 75 mg/maand. De injecties op dag 1 en dag 8 in de deltaspier toedienen. Soms kan (zoals bij obesitas) een lagere of hogere dosering nodig zijn; optimale doseringen liggen tussen 25–150 mg/maand. Houdt bij het aanpassen van de dosis rekening met de langerdurende afgifte uit het depot; het volledige effect kan pas na een paar maanden zichtbaar worden. Op het moment van starten met de langwerkende injectie, de orale behandeling stop zetten, soms kan geleidelijk staken hiervan nodig zijn.
Verminderde nierfunctie: Bij lichte nierfunctiestoornis (creatinineklaring 50–80 ml/min): aanbevolen startdosis: i.m 100 mg op dag 1, 75 mg op dag 8; afhankelijk van de respons en tolerantie ligt de optimale onderhoudsdosis tussen 25–100 mg/maand. Bij matige tot ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 50 ml/min) wordt injectie niet aanbevolen.
I.m.: depotinjectie driemaandelijks (Trevicta): bij klinisch stabiele patiënten die bij voorkeur ≥ 4 maanden behandeld zijn met maandelijkse injecties. Start de driemaandelijkse injectie op het geplande tijdstip van de maandelijkse injectie (±7 dagen). De dosis voor de driemaandelijks injectie, komt overeen met 3,5× de dosis van de maandelijkse injectie. Er is geen equivalente driemaandelijkse dosis voor Palmeux en Xeplion 25 mg. Indien nodig kan de dosis elke 3 maanden worden verhoogd tot max. 525 mg/3 maanden.
Verminderde nierfunctie: Bij matige tot ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 50 ml/min) wordt injectie niet aanbevolen.
I.m.: depotinjectie zesmaandelijks (Byannli): bij klinisch stabiele patiënten (die geen dosisaanpassing behoeven) die óf bij voorkeur ≥ 4 maanden behandeld zijn met maandelijkse injecties óf gedurende ten minste één injectiecyclus zijn behandeld met driemaandelijkse injecties.
Na stabilisatie met de maandelijkse dosering: start de Byannli-injectie op het geplande tijdstip van de maandelijkse injectie (±7 dagen). Om een consistente onderhoudsdosis vast te stellen wordt het aanbevolen dat de laatste twee doses van de maandelijkse dosering dezelfde sterkte hebben. De dosis voor de zesmaandelijks injectie, komt overeen met 7× de dosis van de maandelijkse injectie. Er is geen equivalente zesmaandelijkse dosis voor Palmeux en Xeplion 25, 50 en 75 mg en paliperidon 75 mg.
Na stabilisatie met de driemaandelijkse dosering: start de Byannli-injectie op het geplande tijdstip van de driemaandelijkse injectie (±14 dagen). De dosis voor de zesmaandelijks injectie, komt overeen met (ca.) 2× de dosis van de driemaandelijkse injectie. Er is geen equivalente zesmaandelijkse dosis voor Trevicta 175 en 263 mg.
Verminderde nierfunctie: Bij matige tot ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 50 ml/min) wordt injectie niet aanbevolen.
Kinderen ≥ 15 jaar
Oraal: aanbevolen startdosering 3 mg 1×/dag 's morgens. Soms kan een hogere dosering nodig zijn. Max. 6 mg/dag bij lichaamsgewicht < 51 kg; max. 12 mg/dag bij lichaamsgewicht ≥ 51 kg. Dosisaanpassing mag pas plaats vinden na klinische evaluatie en in stappen van 3 mg in een interval van meer dan 5 dagen. Bij klachten van sedering kan het middel vóór het slapen worden ingenomen.
Overschakelen van langwerkende preparaten
Bij overschakelen van een risperidon-depot naar maandelijkse paliperidon-depot: op het moment van de volgende risperidon-injectie deze vervangen door onderhoudsdosering paliperidon (zonder startschema): risperidon 25 mg/2 weken i.m. schakelt men over naar paliperidon 50 mg/maand i.m., risperidon 37,5 mg/2 weken naar paliperidon 75 mg/maand, en risperidon 50 mg/2 weken naar paliperidon 100 mg/maand.
Bij overschakelen van een driemaandelijkse depot, naar een maandelijkse depot: De eerste maandelijkse injectie geven op het moment dat de injectie zou worden gegeven, in een dosis die een factor 3,5 lager is (Trevicta 175, 263, 350 en 525 mg komt overeen met paliperidon 75, 100 en 150 of Palmeux en Xeplion 50, 75, 100 en 150 mg).
Houd bij overschakelen van een driemaandelijkse depot (Trevicta), naar tabletten met gereguleerde afgifte onderstaande informatie aan. Start in week 12 na de laatste Trevicta-injectie als volgt: laatste dosis van 175 mg Trevicta, daarna 3 mg/dag oraal; laatste dosis van 263 mg Trevicta, daarna 3 mg/dag oraal en in week 25 verhogen naar 6 mg/dag oraal; of laatste dosis van 350 mg Trevicta, daarna 3 mg/dag oraal, in week 19 verhogen naar 6 mg/dag oraal en in week 25 verhogen naar 9 mg/dag oraal; óf 525 mg Trevicta, daarna 6 mg/dag oraal, in week 19 verhogen naar 9 mg/dag oraal en in week 25 verhogen naar 12 mg/dag oraal.
Houd bij overschakelen van een zesmaandelijkse depot (Byannli), naar tabletten met gereguleerde afgifte onderstaande informatie aan. Laatste dosis van 700 mg Byannli: 6–9 maanden na depot: 3 mg/dag oraal; 9–12 maanden na depot; 6 mg/dag oraal; > 12 maanden na depot: 9 mg/dag oraal. Laatste dosis van 1000 mg Byannli: 6–9 maanden na depot: 6 mg/dag oraal; 9–12 maanden na depot; 9 mg/dag oraal; > 12 maanden na depot: 12 mg/dag oraal.
Bij overschakelen van paliperidon tablet met vertraagde afgifte naar maandelijks depot: 3 mg tablet paliperidon/dag wordt 25–50 mg injectie/maand; 6 mg tablet wordt 75 mg injectie/maand; 9 mg tablet wordt 100 mg injectie/maand; 12 mg tablet wordt 150 mg injectie/maand.
Schizoaffectieve stoornis
Volwassenen
Oraal: aanbevolen dosering: 6 mg 1×/dag 's morgens; soms kan een hogere dosering tot 12 mg nodig zijn. Dosisaanpassing mag pas plaats vinden na klinische evaluatie en in stappen van 3 mg in een interval van meer dan 4 dagen.
Verminderde nierfunctie: Bij lichte nierfunctiestoornis (creatinineklaring 50–80 ml/min): aanbevolen startdosering 3 mg 1×/dag; afhankelijk van de respons en tolerantie deze verhogen tot 6 mg/dag. Bij matige tot ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring 10–50 ml/min) is de aanbevolen startdosering 3 mg om de andere dag, na klinische evaluatie zonodig verhogen tot 3 mg 1×/dag.
Verminderde leverfunctie: Bij een lichte of matige leverfunctiestoornis is een dosisaanpassing niet nodig. Wees voorzichtig bij een ernstige leverfunctiestoornis.
Gemiste dosis: Om de kans op het missen van doses te verminderen: Het is mogelijk de tweede (oplaad)dosis van paliperidon suspensie voor injectie, Palmeux of Xeplion 4 dagen vóór of ná het geplande tijdstip (dag 8 ±4 dagen) toe te dienen. Bij de onderhoudsdoses kan een marge van max. ±7 dagen (paliperidon suspensie voor injectie, Palmeux, Xeplion) of ±2 weken (Trevicta) of 2 weken vóór of 3 weken ná (Byannli) het geplande tijdstip (resp. na een maand ±7 dagen, na 3 maanden ±2 weken óf na 6 maanden –2 weken/ +3 weken) worden aangehouden. Voor de instructies na het missen van een dosis van een langwerkend preparaat, zie rubriek 4.2 onder het kopje gemiste doses van de betreffende officiële productinformatie op de website van het CBG, te raadplegen via de rubriek 'Zie ook' onderaan deze pagina.
Toediening
- De tablet met gereguleerde afgifte in zijn geheel (zonder kauwen, breken of verpulveren) doorslikken met wat vloeistof; deze innemen òf altijd op de nuchtere maag òf altijd met voedsel.
- Langwerkende preparaten zijn uitsluitend voor diep intramusculair gebruik in de deltaspier (paliperidon suspensie voor injectie, Palmeux, Xeplion, Trevicta) of bilspier (alle preparaten). Overweeg overschakelen tussen deltaspier en bilspier of tussen twee bilspieren voor volgende injecties als er ongemak optreedt op de plaats van de injectie.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): rinitis, verstopte neus.
Vaak (1-10%): gewichtstoename, duizeligheid, paresthesie, perifeer oedeem, orthostatische hypotensie, dyspneu, droge mond, abnormale ejaculatie, erectiele disfunctie, verlengd QT-interval, rode bloedcellen urine positief, witte bloedcellen urine positief.
Soms (0,1-1%): hyperprolactinemie, galactorroe, hyperglykemie, syncope, convulsies, bewegingsstoornissen (met name tardieve dyskinesie), 'torsade de pointes'.
Zelden (0,01-0,1%): gevallen van neuroleptisch maligne syndroom.
Verder zijn gemeld: neonataal onttrekkingssyndroom. Bij gebruik van antipsychotica: veneuze trombo-embolie, waaronder longembolie en diepveneuze trombose.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): slapeloosheid, parkinsonisme, acathisie, sedatie, slaperigheid, hoofdpijn.
Vaak (1-10%): bronchitis, bovensteluchtweginfectie, sinusitis, griepachtige verschijnselen, urineweginfectie, gewichtsverandering, hyperglykemie, veranderde eetlust, manie, agitatie, angst, depressie, dystonie, duizeligheid, dyskinesie, tremor, wazig zien, geleidingsstoornis, verlengd QT-interval, tachycardie, bradycardie, atrioventriculair blok, (orthostatische) hypotensie, hypertensie, faryngolaryngeale pijn, hoest, neuscongestie, buikpijn, braken, nausea, obstipatie, diarree, dyspepsie, droge mond, tandpijn, verhoogde transaminasespiegel, jeuk, huiduitslag, spierpijn, rugpijn, artralgie, amenorroe, koorts, asthenie, vermoeidheid.
Soms (0,1-1%): pneumonie, luchtweginfectie, cystitis, oorinfectie, tonsillitis, anemie, leukocytopenie, diabetes mellitus, hyperinsulinemie, verhoogde triglyceridenwaarden, verwardheid, verminderd libido, anorgasmie, zenuwachtigheid, nachtmerrie, convulsie, syncope, tardieve dyskinesie, psychomotorische hyperactiviteit. aandachtsstoornis, spraakstoornis, smaakstoornis, aandachtsstoornis, paresthesie, hypo-esthesie, conjunctivitis, droog oog, fotofobie, vertigo, tinnitus, oorpijn, hartkloppingen, bundeltakblok, sinusaritmie, abnormaal ECG, dyspneu, bloedneus, gezwollen tong, gastro-enteritis, flatulentie, verhoogde γ-glutamyltransferase, stijging van leverenzymwaarden, urticaria, alopecia, acne, eczeem, droge huid, erytheem, verhoogde creatinekinasewaarde in bloed, spierspasmen, gewrichtsstijfheid, gewrichtszwelling, spierzwakte, nekpijn, borstkaspijn, urine-incontinentie, pollakisurie, urineretentie, dysurie, hyperprolactinemie (soms leidend tot galactorroe, cyclusstoornissen bij de vrouw, gynaecomastie), erectie-, ejaculatie- en orgasmestoornis, pijn in de borsten, (gezichts)oedeem, koude rillingen, verhoogde lichaamstemperatuur, gangafwijking, coördinatiestoornis, dorst, vallen.
Zelden (0,01-0,1%): ooginfectie, acrodermatitis, onychomycose, induratie, agranulocytose, neutropenie, verhoogd aantal eosinofielen, trombocytopenie, anafylactische reactie, overgevoeligheid, SIADH, waterintoxicatie, hypoglykemie, glucosurie, polydipsie, diabetische ketoacidose, verhoogd cholesterol, afgestompt affect, katatonie, neuroleptisch maligne syndroom, cerebrale ischemie, bewustzijnsverlies, verminderd bewustzijn, slaapwandelen, diabetisch coma, evenwichtsstoornis, glaucoom, oogrollen, traanproductie verhoogd, oculaire hyperemie, atriumfibrilleren, veneuze trombose, longembolie, ischemie, overmatig blozen, posturale orthostatische tachycardie-syndroom, slaapapneu-syndroom, hyperventilatie, aspiratiepneumonie, ratelgeluiden, longstuwing, luchtwegcongestie, piepen, dysfonie, titubatie van het hoofd, gezwollen tong, pancreatitis, intestinale obstructie, ileus, fecale incontinentie, fecaloom, cheilitis, geelzucht, angio-oedeem, huidverkleuring, seborroïsche dermatitis, hoofdroos, rabdomyolyse, afwijkende houding, verlaagde lichaamstemperatuur, priapisme, (neonataal) geneesmiddelonttrekkingssyndroom.
Verder zijn gemeld: Stevens-Johnson-syndroom, toxische epidermale necrolyse, 'floppy iris syndrome', slaapgerelateerde eetstoornis.
Daarnaast bij de langwerkende injectie:
Vaak (1-10%): reactie op de injectieplaats.
Soms (0,1-1%): subcutaan abces, cellulitis.
Zelden (0,01-0,1%): anafylactische reactie, cyste en hematoom op de injectieplaats.
Verder zijn gemeld: necrose en ulcus op de injectieplaats.
Bij gebruik van antipsychotica kunnen ventriculaire aritmieën, plotse onverklaarbare dood, hartstilstand, 'torsade de pointes' en veneuze trombo-embolie optreden.
Interacties
Het gelijktijdig gebruik van middelen die ook het QTc-interval kunnen verlengen (zoals klasse IA en III anti-aritmica, diverse antipsychotica, lithium, diverse macroliden (zoals erytromycine), antihistaminica (zoals mizolastine), chinolonen (zoals moxifloxacine) is gecontra-indiceerd.
Het gelijktijdig gebruik van middelen die CYP3A remmen (zoals azoolantimycotica (bv. ketoconazol en itraconazol), macroliden (zoals erytromycine), HIV-proteaseremmers, diltiazem, verapamil en cimetidine is gecontra-indiceerd.
Wees voorzichtig bij sterke CYP2D6-remmers als fluoxetine en paroxetine, omdat ze de sertindolspiegel met een factor 2 à 3 kunnen verhogen; een lagere sertindoldosis kan nodig zijn en bij elke dosiswijziging wordt ECG-controle aanbevolen.
CYP-inductoren zoals rifampicine, carbamazepine, fenytoïne en fenobarbital kunnen de sertindolspiegel met een factor 2 à 3 verlagen, waardoor aanpassing van de sertindoldosis nodig kan zijn.
Interacties
Wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik van middelen die het QT-interval kunnen verlengen, zoals NYHA-klasse Ia en III antiaritmica, bepaalde antihistaminica, enkele antipsychotica, mefloquine.
Gelijktijdig gebruik met psychostimulantia (zoals methylfenidaat) kan extrapiramidale symptomen geven na verandering in gebruik van één of beide middelen. Bij staken van psychostimulantia, deze geleidelijk afbouwen.
Mogelijke effecten van paliperidon op andere geneesmiddelen
- Wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik van middelen die de drempel voor een epileptische aanval kunnen verlagen, zoals andere antipsychotica (fenothiazinen, butyrofenonen, clozapine), antidepressiva, tramadol, mefloquine;
- De werking van levodopa en dopamine-agonisten kan worden verminderd;
- Het orthostatische hypotensieve effect van andere antipsychotica en tricyclische antidepressiva kan worden versterkt.
Mogelijke effecten van andere geneesmiddelen op paliperidon
- Gelijktijdig gebruik van een inductor van het renale Pgp, zoals carbamazepine, rifampicine, sint-janskruid, doet de renale klaring van paliperidon toenemen en verlaagt de plasmaconcentratie; dit inducerend effect houdt na stoppen nog 2–3 weken aan;
- Gelijktijdig gebruik met valproïnezuur verhoogt de blootstelling aan paliperidon, waardoor dosisverlaging nodig kan zijn;
- Gelijktijdig gebruik van antihistaminica, antidepressiva, barbituraten, slaapmiddelen, analgetica, opiaten of alcohol versterkt de sederende werking.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens onvoldoende gegevens. Bij dieren aanwijzingen voor verhoogde mortaliteit, vertraagde groei en een verminderde vruchtbaarheid (bij ratten) bij de nakomelingen.
Farmacologisch effect: Antipsychotica kunnen bij toepassing in het 3e trimester extrapiramidale stoornissen en bij langdurig gebruik tot aan de partus onthoudingsverschijnselen bij de neonaat veroorzaken.
Advies: Gebruik ontraden. Bij gebruik in het 3e trimester de pasgeborene controleren op extrapiramidale symptomen en/of ontwenningsverschijnselen.
Vruchtbaarheid: Bij dieren tast het de mannelijke vruchtbaarheid aan.
Overig: Het niet adequaat behandelen van een zwangere vrouw met een psychose of manie kan ernstige gevolgen hebben voor zowel moeder als kind. Plotseling staken of switchen van een antipsychoticum tijdens de zwangerschap vergroot de kans op een recidiefpsychose. Switch daarom indien mogelijk vóór de conceptie van antipsychoticum.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Het is niet teratogeen bij dieren, maar heeft wel andere vormen van reproductietoxiciteit (negatief effect op geboortegewicht en overleving van nakomelingen).
Farmacologisch effect: Antipsychotica kunnen bij toepassing in het 3e trimester extrapiramidale stoornissen en bij langdurig gebruik tot aan de partus onthoudingsverschijnselen bij de neonaat veroorzaken.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken. Bij gebruik in het 3e trimester de pasgeborene controleren op extrapiramidale symptomen en/of ontwenningsverschijnselen.
Overig: Streef bij gebruik naar monotherapie in een zo laag mogelijke dosering. Controleer de zuigeling op sufheid of irritatie, apneu, droge mond, niet wakker worden voor de voeding, slecht drinken, gewichtstoename of extrapiramidale symptomen. Bij een éénmalige toediening van een driemaandelijks depot zal de plasmablootstelling aan paliperidon tot 18 maanden kunnen aanhouden. Bij een éénmalige toediening van een halfjaarlijks depot zal de plasmablootstelling aan paliperidon tot 4 jaar kunnen aanhouden. Houdt hiermee rekening bij vrouwen die zwanger kunnen/willen worden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Waarschijnlijk wel.
Advies: Tijdens gebruik staken van borstvoeding overwegen. Streef naar monotherapie in een zo laag mogelijke dosering. Controleer de zuigeling op sufheid of irritatie, apneu, droge mond, niet wakker worden voor de voeding, slecht drinken, gewichtstoename of extrapiramidale symptomen.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, waarschijnlijk in klinisch belangrijke mate.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Overig: Streef bij gebruik naar monotherapie in een zo laag mogelijke dosering. Controleer de zuigeling op sufheid of irritatie, apneu, droge mond, niet wakker worden voor de voeding, slecht drinken, gewichtstoename of extrapiramidale symptomen.
Contra-indicaties
- Niet gecorrigeerde hypokaliëmie, of –magnesiëmie;
- Klinisch significante hartaandoeningen (hartfalen, cardiale hypertrofie, aritmie of bradycardie (< 50 slagen/min);
- Verlengd QT-interval (QTc > 450 ms bij mannen en > 470 ms bij vrouwen). (Bij een positieve familie-anamnese voor) congenitaal verlengd QT-syndroom;
- Ernstige leverfunctiestoornis.
Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor risperidon.
Waarschuwingen en voorzorgen
QT-verlenging: Voor en tijdens behandeling is ECG-monitoring nodig (bij baseline, na bereiken van steady-state na circa drie weken of bij dosis van 16 mg per dag en vervolgens elke drie maanden en bij dosisverandering; bij symptomen die wijzen op aritmieën). Klinische studies hebben aangetoond dat sertindol het QT-interval meer verlengt dan sommige andere antipsychotica; een groter aritmogeen effect is echter niet aangetoond. De gemiddelde QT-verlenging is groter bij de hogere doses van 20 en 24 mg per dag. Bij een QTc > 500 ms de behandeling staken. Bij risicopatiënten vóór de behandeling kalium en magnesium bepalen. Vóór de behandeling hypokaliëmie en hypomagnesiëmie corrigeren. Tijdens de instelperiode en het begin van de onderhoudsdosering de bloeddruk controleren.
Metabole effecten: Bij patiënten met (risicofactoren voor) diabetes mellitus rekening houden met hyperglykemie of verergering van de diabetes.
Cerebrovasculaire effecten: Met bepaalde atypische antipsychotica was de kans op cerebrovasculaire bijwerkingen bij gebruik bij ouderen met dementie ongeveer verdrievoudigd; wees voorzichtig bij een kans op beroerte. Ouderen met dementie die met antipsychotica worden behandeld hebben iets meer kans te overlijden. Bij ouderen boven 65 jaar zijn slechts beperkt klinische gegevens beschikbaar en mag men de behandeling pas starten na een zorgvuldig cardiovasculair onderzoek. Bij risicofactoren voor veneuze trombo-embolie preventieve maatregelen treffen.
Extrapiramidale symptomen: Bij langdurig gebruik moet men bedacht zijn op ontstaan van tardieve dyskinesie; de symptomen kunnen tijdelijk verergeren of zelfs nog ontstaan na staken van het gebruik.
Neuroleptisch maligne syndroom (NMS): Bij optreden van NMS de behandeling onmiddellijk staken.
Comorbiditeit: Wees voorzichtig bij insulten in de anamnese, bij leverfunctiestoornissen is controle aangewezen.
Onderzoeksgegevens: Gebruik wordt bij kinderen < 18 jaar niet aanbevolen wegens het ontbreken van gegevens over veiligheid en effectiviteit.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Waarschuwingen en voorzorgen
De suspensie voor injectie met gereguleerde afgifte ('depot') niet gebruiken bij acute agitatie of ernstige psychose.
Hematologische effecten: Patiënten met in de voorgeschiedenis een klinisch significante leukopenie/neutropenie of een geneesmiddelgeïnduceerde leukopenie/neutropenie dienen tijdens de eerste maanden van de behandeling met paliperidon regelmatig gecontroleerd te worden. Overweeg bij de eerste tekenen van een leukopenie/neutropenie de behandeling te staken. Staak de behandeling bij een ernstige neutropenie (< 1 × 10⁹/l).
Metabole effecten: Tijdens behandeling met paliperidon controleren op gewicht en op symptomen van hyperglykemie; patiënten met diabetes mellitus regelmatig controleren op achteruitgang van de glucosewaarde. Overweeg bij kinderen regelmatig de endocrinologische status te beoordelen, vanwege de mogelijke effecten van langdurige hyperprolactinemie op de groei en seksuele rijping. Verricht bij kinderen regelmatig onderzoek naar extrapiramidale symptomen.
Neuroleptisch maligne syndroom (NMS): Bij optreden van tekenen van het NMS de toediening staken.
Extrapiramidale symptomen: Overweeg de behandeling te staken bij tekenen van tardieve dyskinesie.
Cerebrovasculaire effecten: Vanwege een verdrievoudiging van de kans op cerebrovasculaire bijwerkingen met risperidon en een verhoogde mortaliteit bij ouderen met dementie wordt ook toediening van paliperidon afgeraden bij demente patiënten met een CVA/TIA, hypertensie of diabetes in de anamnese. Wees voorzichtig bij cardiovasculaire en cerebrovasculaire aandoeningen, hypovolemie, dehydratie, (risicofactoren voor) diabetes mellitus, hyperprolactinemie, prolactineafhankelijke tumoren, epilepsie, convulsies in de anamnese, predispositie voor hypotensie of QT-intervalverlenging (QT-syndroom, hypokaliëmie), ziekte van Parkinson en Lewy-body-dementie, hoge omgevingstemperatuur. Bij risicofactoren voor veneuze trombo-embolie preventieve maatregelen treffen.
Oculaire effecten: Wees voorzichtig bij staaroperaties vanwege een risico op IFIS (intra-operatief 'floppy iris'-syndroom) en gerelateerde oogcomplicaties bij patiënten die risperidon of, paliperidon gebruiken, vanwege de α1a-blokkerende werking.
Darmobstructie: De tabletten niet geven bij een ernstige vernauwing van het maag-darmkanaal of bij dysfagie of ernstige slikproblemen, vanwege een risico van obstructie bij het gebruik van dergelijke OROS-tabletten.
Priapisme: Indien priapisme langer dan 3–4 uur aanhoudt dient de patiënt met spoed hulp in te roepen.
Anti-emetisch effect: Vanwege een mogelijk anti-emetisch effect kunnen signalen en symptomen van bijvoorbeeld overdosering, darmobstructie en een hersentumor gemaskeerd worden.
Bij schizoaffectieve stoornis: zorgvuldig vervolgen in verband met mogelijke overgang van manie naar depressieve symptomen.
Onderzoeksgegevens: De veiligheid en werkzaamheid zijn niet vastgesteld bij kinderen < 18 jaar met een schizoaffectieve stoornis, bij kinderen < 15 jaar met schizofrenie, bij ouderen > 65 jaar met een schizoaffectieve stoornis en evenmin bij een ernstige leverinsufficiëntie (Child-Pughscore 10–15), creatinineklaring < 10 ml/min (tablet), creatinineklaring < 50 ml/min (injectie). De fabrikanten van Byannli en Trevicta vermelden bovendien: de veiligheid en werkzaamheid zijn niet vastgesteld bij kinderen < 18 jaar en ouderen > 65 jaar.
Rijvaardigheid: Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Overdosering
Symptomen
De ervaring bij acute overdosering is beperkt. Dodelijke gevallen zijn gemeld. Overdoses tot circa 840 mg zijn hersteld zonder restverschijnselen. Symptomen: onduidelijke spraak, tachycardie. Gevallen van 'torsade de pointes' zijn bekend, vaak in combinatie met andere middelen.
Therapie
Neem voor informatie over een vergiftiging met sertindol contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
Sufheid, sedatie, hypotensie, tachycardie, QT-verlenging, extrapiramidale symptomen.
Zie voor meer symptomen en behandeling vergiftigingen.info.
Eigenschappen
Antipsychoticum met een werking door selectieve remming van de dopaminerge(-D2) receptoren in het mesolimbische gebied en verder een remmend effect van de serotoninerge(-5-HT2) activiteit en met α1-blokkerende eigenschappen.
Kinetische gegevens
T max | ca. 10 uur. |
V d | ca. 20 l/kg. |
Eiwitbinding | ca. 99,5%. |
Metabolisering | met name via CYP2D6 en CYP3A tot inactief dehydrosertindol en norsertindol. |
Eliminatie | zeer langzaam vnl. via de feces. |
T 1/2el | ca. 3 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Atypisch antipsychoticum met sterke antiserotoninerge (-5HT2) en antidopaminerge (-D2) activiteit en met matige α1-blokkerende eigenschappen. Het is de actieve metaboliet van risperidon. Het heeft een gering antihistaminerg (-H1) en α2-blokkerend vermogen.
Kinetische gegevens
F | 23–33% (tablet). |
T max | 24 uur (tablet), 13 dagen (paliperidon suspensie voor injectie, Palmeux, Xeplion), 30–33 dagen (Trevicta); 33–35 dagen (Byannli). |
V d | 7 l/kg. |
Eliminatie | vnl. via de nieren (ca. 80%, waarvan 59% onveranderd), en via de feces (ca. 11%). |
T 1/2el | 23 uur (tablet). De mediane schijnbare halfwaardetijd na een i.m.-injectie in de bilspier is 25–49 dagen (paliperidon suspensie voor injectie, Palmeux, Xeplion); 118–139 dagen (Trevicta); 148–159 dagen (Byannli). De mediane schijnbare halfwaardetijd na een i.m.-injectie in de deltaspier is: 84–95 dagen (Trevicta). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
sertindol hoort bij de groep antipsychotica, atypische.
- amisulpride (N05AL05) Vergelijk
- aripiprazol (N05AX12) Vergelijk
- brexpiprazol (N05AX16) Vergelijk
- cariprazine (N05AX15) Vergelijk
- clozapine (N05AH02) Vergelijk
- lurasidon (N05AE05) Vergelijk
- olanzapine (N05AH03) Vergelijk
- paliperidon (N05AX13) Vergelijk
- quetiapine (N05AH04) Vergelijk
- risperidon (N05AX08) Vergelijk
- sulpiride (N05AL01) Vergelijk
Groepsinformatie
paliperidon hoort bij de groep antipsychotica, atypische.
- amisulpride (N05AL05) Vergelijk
- aripiprazol (N05AX12) Vergelijk
- brexpiprazol (N05AX16) Vergelijk
- cariprazine (N05AX15) Vergelijk
- clozapine (N05AH02) Vergelijk
- lurasidon (N05AE05) Vergelijk
- olanzapine (N05AH03) Vergelijk
- quetiapine (N05AH04) Vergelijk
- risperidon (N05AX08) Vergelijk
- sertindol (N05AE03) Vergelijk
- sulpiride (N05AL01) Vergelijk