Samenstelling
Ngenla XGVS Aanvullende monitoring Pfizer bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 20 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- pen 1,2 ml
De pen bevat 24 mg somatrogon. De pen levert doses van 0,2 mg tot 12 mg in stappen van 0,2 mg (0,01 ml).
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 50 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- pen 1,2 ml
De pen bevat 60 mg somatrogon. De pen levert doses van 0,5 mg tot 30 mg in stappen van 0,5 mg (0,01 ml).
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Increlex XGVS Aanvullende monitoring Ipsen Farmaceutica bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 10 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 4 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Voor dit geneesmiddel is geen advies vastgesteld.
Advies
Mecasermine heeft een significant effect op het verbeteren van de lengtegroei bij kinderen met ernstige primaire insulineachtige groeifactor 1-deficiëntie (IGFD). Er dient een afweging plaats te vinden tussen de toename van de eindlengte tegen de complicaties van de behandeling.
Dit geneesmiddel is geregistreerd onder uitzonderlijke omstandigheden; vanwege de zeldzaamheid van de ziekte zijn er relatief weinig gegevens over de werkzaamheid en de veiligheid.
Indicaties
- Kinderen en adolescenten vanaf 3 jaar met een groeistoornis als gevolg van onvoldoende secretie van groeihormoon.
Indicaties
- Langdurige behandeling van groeistoornissen bij kinderen en adolescenten van 2 tot 18 jaar oud met bevestigde ernstige primaire insulineachtige-groeifactor 1-deficiëntie (IGFD) door mutaties in de groeihormoon (GH)-receptor, de post-GHR-signaalroute, of met IGF 1-gendefecten.
Doseringen
Controleer de serumconcentratie van IGF-1 altijd 4 dagen na de laatste injectie.
Dosisaanpassing moet gericht zijn op het bereiken van een gemiddelde IGF-1 standaarddeviatiescore (SDS) binnen het normale bereik, dat wil zeggen tussen -2 en +2 (bij voorkeur dicht bij 0 SDS).
Groeihormoondeficiëntie
Kinderen ≥ 3 jaar
s.c. 0,66 mg/kg lichaamsgewicht 1×/week. Doses > 30 mg als 2 injecties toedienen. Pas de dosis zo nodig aan, op basis van de groeisnelheid, bijwerkingen, het lichaamsgewicht en de serumconcentratie IGF-1. Bij een IGF-1 van meer dan 2 SDS hoger dan de gemiddelde referentiewaarde voor leeftijd en geslacht, de dosering verlagen met 15%. Eventueel kan meer dan één dosisverlaging nodig zijn. Staak de behandeling bij aanwijzingen voor het sluiten van de epifysaire schijven. Staak de behandeling ook bij een groeisnelheid < 2 cm per jaar of een botleeftijd > 14 jaar bij meisjes of > 16 jaar bij jongens.
Bij overstappen van een dagelijkse groeihormoonbehandeling naar een wekelijkse behandeling met somatrogon: dien de eerste dosis toe op de dag na de laatste dagelijkse injectie.
Een gemiste dosis zo snel mogelijk alsnog toedienen binnen 3 dagen na de gemiste dosis, en daarna het gebruikelijke doseerschema hervatten. Als meer dan 3 dagen verstreken zijn, de gemiste dosis overslaan.
De dag van de wekelijkse toediening kan zo nodig worden veranderd, zolang de tijd tussen twee doses ten minste 3 dagen is. Na het kiezen van een nieuwe toedieningsdag de wekelijkse toediening voortzetten.
Toediening
- Subcutaan injecteren in buik, dijbeen, bil of bovenarm. De injectieplaats bij elke toediening afwisselen.
- Als twee injecties nodig zijn om een volledige dosis toe te dienen, deze op verschillende injectieplaatsen geven.
- De dosis 1×/week toedienen, elke week op dezelfde dag, op een willekeurig tijdstip.
Doseringen
Groeistoornissen met insulineachtige-groeifactor-1-deficiëntie (IGFD)
Kinderen 2–18 jaar
Let op! Controleer het preprandiale bloedglucose bij aanvang van de behandeling en totdat een goed verdragen dosis is vastgesteld. Als hypoglykemie ontstaat, de dosis verlagen. Zet de bloedglucosecontrole voort, ongeacht preprandiale toestand, bij frequente symptomen van hypoglykemie.
Aanbevolen begindosis: 0,04 mg/kg lichaamsgewicht 2×/dag als subcutane injectie. Bij uitblijven van significante bijwerkingen gedurende ten minste 1 behandelweek de dosering in stappen van 0,04 mg/kg opvoeren tot maximaal 0,12 mg/kg 2×/dag. Beoordeel het effect van de behandeling op basis van de lengtegroeisnelheid.
Toediening
- Als subcutane injectie kort vóór of na een maaltijd of tussendoortje. Als de patiënt om welke reden dan ook niet in staat is te eten, dit geneesmiddel niet toedienen.
- De dosis mag niet worden verhoogd om één of meer gemiste doses in te halen.
- De injectieplaats voor iedere injectie afwisselen, om lipohypertrofie te voorkomen.
- Niet i.v. toedienen.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hoofdpijn. Reacties op de injectieplaats, zoals pijn, erytheem, jeuk, zwelling, verharding, kneuzing, hemorragie, warmte, hypertrofie, ontsteking en urticaria. Koorts.
Vaak (1-10%): anemie, eosinofilie. Hypothyroïdie. Allergische conjunctivitis. Gewrichtspijn, pijn in extremiteit.
Soms (0,1-1%): bijnierinsufficiëntie. Gegeneraliseerde huiduitslag.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hypoglykemie. Hoofdpijn. Otitis media. Braken, buikpijn. Gewrichtspijn, pijn in ledematen. Hypertrofie van de injectieplaats, blauwe plekken op de injectieplaats.
Vaak (1-10%): thymushypertrofie. Hypoglykemisch insult, hyperglykemie. Convulsies, duizeligheid, tremor. Papiloedeem. Hypoacusis, oorpijn, vocht in het middenoor. Hartruis, tachycardie. Tonsilhypertrofie (m.n. de eerste 1–2 jaar), adenoïdhypertrofie, slaapapneusyndroom, snurken. Huidhypertrofie, abnormale haarstructuur. Scoliose, spierpijn. Melanocytaire naevus. Gynaecomastie. Pijn, irritatie, erytheem, induratie of hemorragie op de injectieplaats.
Soms (0,1–1%): depressie, nervositeit. Goedaardige intracraniële hypertensie. Cardiomegalie, ventrikelhypertrofie, mitralis- of tricuspidalisklepinsufficiëntie. Huiduitslag of zwelling op de injectieplaats, lipohypertrofie. Gewichtstoename.
Verder zijn gemeld: systemische overgevoeligheid (anafylaxie, gegeneraliseerde urticaria, angio-oedeem, dyspneu), lokale allergische reacties op de injectieplaats (jeuk, urticaria). Alopecia. Diverse benigne en maligne neoplasmata (incl. zeldzame maligniteiten, die gewoonlijk niet bij kinderen worden waargenomen).
Interacties
Er is geen onderzoek naar interacties uitgevoerd bij kinderen.
De werking van glucocorticoïden kan verminderen door somatrogon. Bij gelijktijdige glucocorticoïdsubstitutie voor ACTH-deficiëntie kan verhoging van de onderhouds- of stressdosis glucocorticoïden nodig zijn. De groeibevorderende werking van somatrogon kan echter worden geremd door glucocorticoïden; pas de behandeling met glucocorticoïdsubstitie zorgvuldig aan en controleer de groei nauwlettend.
De dosis insuline en/of andere bloedglucoseverlagende middelen bij diabetes mellitus moet mogelijk worden aangepast bij starten met somatrogon.
Bij substitutie met schildklierhormoon kan dosisaanpassing van het schildklierhormoon nodig zijn.
Orale oestrogenen kunnen de respons op groeihormoon verminderen; een hogere dosis somatrogon kan nodig zijn. Bij starten of stoppen van een oraal oestrogeen, de IGF-1-waarde controleren om te bepalen of de dosis somatrogon moet worden aangepast.
De blootstelling aan CYP3A4-substraten, zoals geslachtssteroïden, corticosteroïden, anti-epileptica en ciclosporine, zou kunnen dalen door een toegenomen klaring. De klinische relevantie hiervan is onbekend.
Interacties
Bij diabetes mellitus kan het nodig zijn de dosis van insuline en/of andere bloedglucoseverlagende middelen te verlagen.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Gebruik ontraden.
Overige: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende de behandeling.
Zwangerschap
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren, onvoldoende gegevens.
Advies: Gebruik ontraden.
Overige: Vóór aanvang behandeling, zwangerschap uitsluiten. Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende de behandeling.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
- tumoractiviteit. Een intracraniële tumor moet inactief zijn en tumorbehandeling voltooid vóór starten groeihormoon;
- acute levensbedreigende ziekte, zoals bij complicaties na open–hartoperatie, buikoperatie, meervoudig trauma na een ongeval of acute ademhalingsdeficiëntie;
- gesloten epifysairschijven.
Contra-indicaties
- actieve of vermoede neoplasie;
- voorgeschiedenis of aandoening die leidt tot een verhoogd risico op benigne of maligne neoplasie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Evalueer de behandeling ongeveer elke 6 tot 12 maanden. Beoordeel hierbij groeiparameters, biochemie (IGF-1, hormonen, glucosespiegel) en puberteitsstatus. Controleer de serum IGF-1-spiegel routinematig gedurende de behandeling. Evalueer de behandeling frequenter tijdens de puberteit. Staak de behandeling bij aanwijzingen voor het sluiten van de epifysaire schijven. Staak de behandeling ook bij een groeisnelheid < 2 cm per jaar of een botleeftijd > 14 jaar bij meisjes of > 16 jaar bij jongens.
Centraal (secundair) hypoadrenalisme, dat eerder niet is ontdekt, kan aan het licht komen door behandeling met groeihormoon. Controleer op een verlaagde serumcortisolspiegel en/of op de noodzaak voor verhoging van de glucocorticoïddosis bij bekend hypoadrenalisme.
Controleer de schildklierfunctie regelmatig en geef zo nodig substitutietherapie met schildklierhormoon, omdat hypothyroïdie de werking van groeihormoon verstoort. Een beginnende hypothyroïdie kan aan het licht komen, omdat groeihormoon de extrathyroïdale omzetting van T4 naar T3 verhoogt.
Intracraniële hypertensie (IH) met papiloedeem, ataxie, verandering in het gezichtsvermogen, hoofdpijn, misselijkheid en/of braken is gemeld bij behandeling met groeihormoon. Verricht fundoscopie bij aanvang van de behandeling en als klinisch aangewezen. Staak de behandeling tijdelijk bij vermoeden van IH. Hervatten van de therapie bij verdwenen IH is niet onderzocht; zorgvuldige controle is nodig.
Bij patiënten met syndroom van Prader-Willi alleen gebruiken bij de diagnose groeihormoondeficiëntie. Er zijn meldingen van plotselinge dood na starten van groeihormoonbehandeling bij kinderen met het syndroom van Prader-Willi, bij een of meer van de volgende risicofactoren: ernstige obesitas, voorgeschiedenis van bovensteluchtwegobstructie of slaapapneu, of niet-geïdentificeerde luchtweginfectie.
Bij patiënten met glucose-intolerantie of extra risicofactoren voor diabetes, aanvullende controle overwegen. Behandeling met groeihormoon kan de insulinegevoeligheid verminderen en hyperglykemie induceren.
Bij een eerdere maligne aandoening zorgvuldig controleren op een mogelijk recidief. Bij een reeds bestaande tumor of groeihormoondeficiëntie door een intracraniële laesie, regelmatig onderzoeken op progressie van de aandoening. Bij een voorgeschiedenis van jeugdkanker is de kans op een tweede neoplasma vergroot door behandeling met somatropine; vooral intracraniële tumoren (met name meningeomen) kunnen optreden bij patiënten die aan het hoofd zijn bestraald voor hun eerste neoplasma.
Bij patiënten met een acute levensbedreigende aandoening, die werden behandeld met een hoge dosering somatropine, is een verhoogde mortaliteit aangetoond ten opzichte van placebo. Het betrof patiënten met complicaties van openhartoperatie, buikoperatie, meervoudig trauma veroorzaakt door een ongeval of acute ademhalingsinsufficiëntie. Op basis van deze gegevens somatrogon niet gebruiken bij deze patiënten. Er zijn geen gegevens over de veiligheid van het continueren van groeihormoonsubstitutie bij een gelijktijdige acute levensbedreigende aandoening.
Houd rekening met pancreatitis (hoewel zeldzaam) bij optreden van ernstige buikpijn.
Controleer op tekenen van scoliose tijdens behandeling, omdat dit bij ieder snelgroeiend kind kan verergeren.
Epifysiolyse van de femurkop kan vaker voorkomen bij een endocriene stoornis, waaronder groeihormoondeficiëntie, dan bij de algemene populatie. Mank lopen en heup- of kniepijn kunnen hierop duiden.
Gebruik bij verminderde lever- of nierfunctie is niet onderzocht. De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 3 jaar zijn nog niet vastgesteld.
Hulpstoffen: metacresol, in de injectievloeistof, is in verband gebracht met zeer zelden optredende myositis. Als bij optreden van myalgie of onevenredige pijn op de plaats van injectie de diagnose myositis wordt gesteld, ga dan over op een groeihormoonpreparaat zonder metacresol.
Waarschuwingen en voorzorgen
De diagnose ernstige primaire IGFD wordt gedefinieerd door een lengte standaarddeviatiescore ≤ –3,0, een basale IGF-1 spiegel lager dan het 2,5e percentiel voor leeftijd en geslacht, voldoende groeihormoon, uitsluiting van secundaire vormen (zoals ondervoeding, hypopituïtarisme, hypothyroïdie, chronische behandeling met farmacologische doses anti-inflammatoire steroïden). De diagnose zo nodig bevestigen door middel van een IGF-1-generatietest.
De kans op benigne en maligne neoplasie neemt toe door behandeling met mecasermine. IGF-1 kan een rol spelen bij maligniteiten in alle organen en weefsels. Wees alert op symptomen die mogelijk wijzen op neoplasie, en staak de behandeling in dat geval.
Maak een echocardiogram voorafgaande aan en na staken van de behandeling. Controleer patiënten met afwijkingen hierop of met cardiovasculaire symptomen regelmatig echocardiografisch.
Mecasermine kan hypoglykemie veroorzaken. Wees voorzichtig bij jonge kinderen, kinderen met een hypoglykemie in de voorgeschiedenis of met een onregelmatig eetpatroon. Met name in het begin van de behandeling tot 2–3 uur na toediening risicovolle bezigheden vermijden. Patiënten met een voorgeschiedenis van ernstige hypoglykemie moeten glucagon bij de hand hebben.
Intracraniële hypertensie is gerapporteerd. Bij aanvang en tijdens de behandeling, alsmede bij klinische symptomen zoals visusveranderingen, hoofdpijn, misselijkheid en/of braken wordt fundoscopisch onderzoek aanbevolen.
Hypertrofie van lymfoïde weefsel (bv. de tonsillen) is gemeld. Controleer periodiek op complicaties als snurken, slaapapneu en chronische middenoorontsteking.
Femorale epifysiolyse en progressie van scoliose kunnen optreden bij patiënten die snel groeien. Controleer tijdens behandeling op symptomen zoals mank lopen en pijn in heupen of knieën.
Bij allergische reacties de behandeling onmiddellijk onderbreken. Bij allergische reactie, bij onverwacht hoge IGF-1-bloedwaarden of uitblijven groeirespons een test uitvoeren op antistoffen.
Indien na een jaar geen respons is opgetreden, de behandeling heroverwegen.
De behandeling beëindigen wanneer de epifysairschijven gesloten zijn.
De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 2 jaar zijn niet vastgesteld.
Hulpstoffen: Benzylalcohol, in de injectievloeistof, in grote hoeveelheden kan zich ophopen in het lichaam en metabole acidose veroorzaken; wees voorzichtig tijdens zwangerschap, lactatie en bij een verminderde lever- of nierfunctie. Benzylalcohol kan toxische en anafylactoïde reacties veroorzaken bij kinderen < 3 jaar.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met somatrogon contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
Acute overdosering kan tot hypoglykemie leiden. Langdurige overdosering kan leiden tot verschijnselen van acromegalie of gigantisme tot gevolg hebben. Verder kan bij overdosering het risico op benigne en maligne neoplasmata toenemen.
Neem voor meer informatie over een vergiftiging met mecasermine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Via DNA-recombinanttechniek vervaardigd glycoproteïne, opgebouwd uit humaan groeihormoon en een klein deel van humaan choriongonadotrofine dat is toegevoegd aan zowel de N-terminus als de C-terminus. Door deze aanpassing van de structuur is de halfwaardetijd langer dan van natuurlijk groeihormoon en is wekelijkse toediening mogelijk. Somatrogon bindt aan de groeihormoon (GH)-receptor. De STAT5b-signaaltransductieroute wordt geactiveerd en de serumconcentratie IGF-1 neemt op een dosisafhankelijke manier toe. Hierdoor worden metabole veranderingen en lineaire groei gestimuleerd, en neemt de groeisnelheid bij kinderen met groeihormoondeficiëntie toe.
Kinetische gegevens
T max | 6-18 uur. |
V d | centraal 0,728 l/kg en perifeer 0,165 l/kg. |
T 1/2el | ca. 28,2 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Recombinante humane insuline-achtige groeifactor 1 (rhIGF-1). Onder normale omstandigheden bindt groeihormoon (GH) aan de GH-receptor in de lever en andere weefsels en stimuleert de synthese en secretie van IGF-1. Activering in de doelweefsels van de IGF-1-receptor type 1, die homoloog is aan de insulinereceptor, leidt tot weefselgroei en tot veranderingen in het koolhydraat- en bot/mineraalmetabolisme.
Kinetische gegevens
Overig | In bloed bindt IGF-1 zich aan zes IGF-bindende eiwitten waarvan ca. 80% als complex met IGFBP-3 en een zuurlabiele eenheid. |
V d | ca. 0,26 l/kg bij een dosering van 45 microg/kg en neemt toe indien de dosis hoger wordt. |
Metabolisering | zowel in lever als de nieren. |
T 1/2el | ca. 6 uur; de klaring is omgekeerd evenredig met de serum-IGFBP-3-spiegels. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
somatrogon hoort bij de groep somatropine-agonisten.
Groepsinformatie
mecasermine hoort bij de groep somatropine-agonisten.