Samenstelling
Ngenla XGVS Aanvullende monitoring Pfizer bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 20 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- pen 1,2 ml
De pen bevat 24 mg somatrogon. De pen levert doses van 0,2 mg tot 12 mg in stappen van 0,2 mg (0,01 ml).
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 50 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- pen 1,2 ml
De pen bevat 60 mg somatrogon. De pen levert doses van 0,5 mg tot 30 mg in stappen van 0,5 mg (0,01 ml).
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Genotropin XGVS Pfizer bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 5 mg
- Verpakkingsvorm
- tweekamerampul met solvens 1 ml (patroon)
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 12 mg
- Verpakkingsvorm
- tweekamerampul met solvens 1 ml (patroon)
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof 'GoQuick'
- Sterkte
- 5 mg
- Verpakkingsvorm
- tweekamerampul met solvens 1 ml in wegwerpspuit
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof 'GoQuick'
- Sterkte
- 12 mg
- Verpakkingsvorm
- tweekamerampul met solvens 1 ml in wegwerpspuit
Norditropin XGVS Novo Nordisk bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof 'Flexpro'
- Sterkte
- 5 mg
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit 1,5 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof 'Flexpro'
- Sterkte
- 10 mg
- Verpakkingsvorm
- wegwerpspuit 1,5 ml
Nutropinaq XGVS Ipsen Farmaceutica bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- patroon 2 ml
Omnitrope XGVS Sandoz bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof 'Surepal'
- Sterkte
- 5 mg
- Verpakkingsvorm
- patroon 1,5 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof 'Surepal'
- Sterkte
- 10 mg
- Verpakkingsvorm
- patroon 1,5 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof 'Surepal'
- Sterkte
- 15 mg
- Verpakkingsvorm
- patroon 1,5 ml
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 5 mg
- Verpakkingsvorm
- met solvens 1 ml en recoset
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Voor dit geneesmiddel is geen advies vastgesteld.
Advies
Zie voor de toepassing van groeihormoon bij kinderen de richtlijn 'Groeihormoonbehandeling kinderen in Nederland’ en de diverse andere richtlijnen per indicatie (groeihormoondeficiëntie, Prader-Willisyndroom, SGA, Turnersyndroom) via Richtlijnen overzicht Endocrinologie van de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde.
Indicaties
- Kinderen en adolescenten vanaf 3 jaar met een groeistoornis als gevolg van onvoldoende secretie van groeihormoon.
Indicaties
Bij kinderen
- vertraagde groei ten gevolge van onvoldoende productie van groeihormoon door de hypofyse;
- Turnersyndroom, vastgesteld door chromosoomanalyse;
- vertraagde groei bij prepuberale kinderen met chronische nierinsufficiëntie;
- Prader-Willi-syndroom (PWS), ter verbetering van groei en lichaamssamenstelling;
- groeistoornis (huidige lengte standaard deviatie score (SDS) < –2,5 en na correctie voor ouderlengte SDS < –1) bij kinderen die bij geboorte te klein zijn voor de duur van de zwangerschap ('small for gestational age', SGA) met een geboortegewicht en/of -lengte < –2 SD en bij wie geen inhaalgroei is opgetreden (groeisnelheid SDS < 0 gedurende het laatste jaar) op de leeftijd van ≥ 4 jaar;
- Norditropin tevens: vertraagde groei als gevolg van het Noonan-syndroom.
Bij volwassenen
- als suppletietherapie bij een duidelijke groeihormoon-deficiëntie (GHD):
- die ernstig is als gevolg van een bekend hypothalamisch-hypofysair lijden met ten minste één andere deficiëntie van een hypofysehormoon (behoudens prolactine), aangetoond met behulp van een geschikte dynamische test;
- die in de kinderjaren is begonnen en na voltooiing van de lengtegroei is herbeoordeeld op de secretiecapaciteit voor groeihormoon. Bij meer kans op een aanhoudende GHD (door een congenitale oorzaak of als neveneffect van hypofysair/hypothalamisch lijden of een trauma), is een lage IGF-1 spiegel (SDS < –2) na ten minste vier weken stoppen met groeihormoonbehandeling, voldoende bewijs voor een verborgen GHD. Bij alle andere patiënten zijn een IGF-1 bepaling en één GH stimulatietest nodig.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Controleer de serumconcentratie van IGF-1 altijd 4 dagen na de laatste injectie.
Dosisaanpassing moet gericht zijn op het bereiken van een gemiddelde IGF-1 standaarddeviatiescore (SDS) binnen het normale bereik, dat wil zeggen tussen -2 en +2 (bij voorkeur dicht bij 0 SDS).
Groeihormoondeficiëntie
Kinderen ≥ 3 jaar
s.c. 0,66 mg/kg lichaamsgewicht 1×/week. Doses > 30 mg als 2 injecties toedienen. Pas de dosis zo nodig aan, op basis van de groeisnelheid, bijwerkingen, het lichaamsgewicht en de serumconcentratie IGF-1. Bij een IGF-1 van meer dan 2 SDS hoger dan de gemiddelde referentiewaarde voor leeftijd en geslacht, de dosering verlagen met 15%. Eventueel kan meer dan één dosisverlaging nodig zijn. Staak de behandeling bij aanwijzingen voor het sluiten van de epifysaire schijven. Staak de behandeling ook bij een groeisnelheid < 2 cm per jaar of een botleeftijd > 14 jaar bij meisjes of > 16 jaar bij jongens.
Bij overstappen van een dagelijkse groeihormoonbehandeling naar een wekelijkse behandeling met somatrogon: dien de eerste dosis toe op de dag na de laatste dagelijkse injectie.
Een gemiste dosis zo snel mogelijk alsnog toedienen binnen 3 dagen na de gemiste dosis, en daarna het gebruikelijke doseerschema hervatten. Als meer dan 3 dagen verstreken zijn, de gemiste dosis overslaan.
De dag van de wekelijkse toediening kan zo nodig worden veranderd, zolang de tijd tussen twee doses ten minste 3 dagen is. Na het kiezen van een nieuwe toedieningsdag de wekelijkse toediening voortzetten.
Toediening
- Subcutaan injecteren in buik, dijbeen, bil of bovenarm. De injectieplaats bij elke toediening afwisselen.
- Als twee injecties nodig zijn om een volledige dosis toe te dienen, deze op verschillende injectieplaatsen geven.
- De dosis 1×/week toedienen, elke week op dezelfde dag, op een willekeurig tijdstip.
Doseringen
Groeihormoondeficiëntie bij kinderen
Kinderen
s.c.: gewoonlijk 0,025–0,035 mg/kg lichaamsgewicht per dag of 0,7–1,0 mg/m² lichaamsoppervlak per dag. Indien de groeihormoondeficiëntie aanhoudt tot in de puberteit de behandeling voortzetten om volledige somatische ontwikkeling te bereiken (bv. lichaamssamenstelling, normale piek botmassa (= T-score > –1)).
Turnersyndroom
Kinderen
s.c.: 0,045–0,067 mg/kg per dag of 1,3–2,0 mg/m² per dag.
Groeistoornis bij chronische nierinsufficiëntie
Kinderen
s.c.: 0,045–0,05 mg/kg per dag of 1,4 mg/m² per dag. Eventueel hogere doses indien de groeisnelheid te laag is. Een dosiscorrectie kan noodzakelijk zijn na 6 maanden.
SGA
Kinderen
s.c.: 0,035 mg/kg per dag of 1,0 mg/m² per dag tot de eindlengte is bereikt. De behandeling staken indien de verandering van de groeisnelheid SDS voorafgaand aan de behandeling tot aan het eind van het eerste jaar van de behandeling < 1 cm is óf indien de groeisnelheid < 2 cm per jaar is en, als bevestiging noodzakelijk is, de botleeftijd > 14 jaar (meisjes) of > 16 jaar (jongens) is, overeenkomend met het sluiten van de epifysairschijven.
Prader-Willisyndroom
Kinderen
in combinatie met een caloriebeperkt dieet: s.c.: 0,035 mg/kg per dag of 1,0 mg/m² per dag. Maximale dagdosis: 2,7 mg.
Noonan-syndroom
Kinderen
s.c.: Norditropin: 0,066 mg/kg lichaamsgewicht per dag; in enkele gevallen 0,033 mg/kg lichaamsgewicht per dag. Staak de behandeling op het moment van het sluiten van de epifysaire schijven.
Groeihormoondeficiëntie bij volwassenen
Volwassenen
s.c.: bij vervolg op groeihormoonbehandeling in de kindertijd: begindosis 0,2–0,5 mg per dag; bij groeihormoondeficiëntie die op volwassen leeftijd is begonnen: begindosis 0,1–0,3 mg per dag, bij overgewicht eventueel lager starten. Bij ouderen (> 60 j.) is de begindosis 0,1–0,2 mg per dag. De dosering geleidelijk verhogen op geleide van de serum- IGF-1-concentratie of klinisch effect en bijwerkingen; de dagelijkse onderhoudsdosering is zelden > 1 mg, bij ouderen zelden > 0,5 mg. De benodigde dosis neemt af met een toenemende leeftijd. Streefwaarde IGF-1: binnen 2 SDS t.o.v. het gemiddelde bij die leeftijd. Het kan voorkomen dat de IGF-1-spiegels ondanks een goede klinische respons niet normaliseren; in dat geval is dosisverhoging niet nodig. De laagst effectieve dosering dient te worden gebruikt.
Toediening: via subcutane injectie, bij voorkeur 's avonds. De injectieplaats afwisselen om lipo-atrofie of -hypertrofie te voorkomen.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hoofdpijn. Reacties op de injectieplaats, zoals pijn, erytheem, jeuk, zwelling, verharding, kneuzing, hemorragie, warmte, hypertrofie, ontsteking en urticaria. Koorts.
Vaak (1-10%): anemie, eosinofilie. Hypothyroïdie. Allergische conjunctivitis. Gewrichtspijn, pijn in extremiteit.
Soms (0,1-1%): bijnierinsufficiëntie. Gegeneraliseerde huiduitslag.
Bijwerkingen
Algemeen
Zeer vaak (> 10%): reacties op de injectieplaats (zoals atrofie of hypertrofie, hemorragie).
Vaak (1-10%): hypothyroïdie. Huiduitslag, urticaria. Hypertonie. Asthenie. Vorming van antilichamen (met lage bindingscapaciteit en in het algemeen geen klinische relevantie).
Soms (0,1-1%): anemie. Tachycardie. (Draai)duizeligheid. Papiloedeem, diplopie, wazig zien. Adenoïdhypertrofie. Braken, buikpijn, flatulentie, misselijkheid. Hypoglykemie, hyperfosfatemie. Spieratrofie, botpijn. (Maligne) neoplasmata. Slaperigheid, nystagmus. Persoonlijkheidsstoornis. Urinaire incontinentie, hematurie, pollakisurie. Gynaecomastie, genitale afscheiding, bloeding van de baarmoeder. Lipodystrofie, (exfoliatieve) dermatitis, hirsutisme, atrofie of hypertrofie van de huid, jeuk.
Zelden (0,01-0,1%): diarree. Gegeneraliseerde jeuk. Vermoeidheid, koorts. Abnormale botontwikkeling, osteochondrose. Gewichtstoename. Neuropathie, benigne intracraniële hypertensie, migraine. Prikkelbaarheid, depressie. Tonsillaire hypertrofie. Melanocytaire naevus.
Verder zijn gemeld: pancreatitis, insulineresistentie, verlaagd cortisolgehalte in bloed, overgevoeligheid, gezichtsoedeem.
Bij volwassenen
Zeer vaak (> 10%): perifeer oedeem. Milde hyperglykemie. Artralgie, myalgie. Hoofdpijn, paresthesie.
Vaak (1-10%): stijfheid in extremiteiten. Slapeloosheid. Carpale–tunnelsyndroom.
Soms (0,1-1%): hypertensie. Diabetes mellitus type 2.
Bij kinderen
Vaak (1-10%): perifeer oedeem. Verminderde glucosetolerantie. Artralgie, myalgie. Bij Prader-Willi-syndroom: paresthesie, benigne intracraniële hypertensie.
Soms (0,1-1%): stijfheid in extremiteiten. Hoofdpijn.
Zelden (0,01-0,1%): hypertensie. Slapeloosheid. Paresthesie.
Verder zijn gemeld: epifysiolyse van de femurkop en de ziekte van Legg-Calvé-Perthes, het is onduidelijk of deze bijwerkingen verband houden met de onderliggende aandoening of met de behandeling met somatropine. Gevallen van leukemie zijn gemeld bij kinderen met GH-deficiëntie; echter er is geen bewijs dat de incidentie van leukemie is verhoogd zonder de aanwezigheid van predisponerende factoren.
Interacties
Er is geen onderzoek naar interacties uitgevoerd bij kinderen.
De werking van glucocorticoïden kan verminderen door somatrogon. Bij gelijktijdige glucocorticoïdsubstitutie voor ACTH-deficiëntie kan verhoging van de onderhouds- of stressdosis glucocorticoïden nodig zijn. De groeibevorderende werking van somatrogon kan echter worden geremd door glucocorticoïden; pas de behandeling met glucocorticoïdsubstitie zorgvuldig aan en controleer de groei nauwlettend.
De dosis insuline en/of andere bloedglucoseverlagende middelen bij diabetes mellitus moet mogelijk worden aangepast bij starten met somatrogon.
Bij substitutie met schildklierhormoon kan dosisaanpassing van het schildklierhormoon nodig zijn.
Orale oestrogenen kunnen de respons op groeihormoon verminderen; een hogere dosis somatrogon kan nodig zijn. Bij starten of stoppen van een oraal oestrogeen, de IGF-1-waarde controleren om te bepalen of de dosis somatrogon moet worden aangepast.
De blootstelling aan CYP3A4-substraten, zoals geslachtssteroïden, corticosteroïden, anti-epileptica en ciclosporine, zou kunnen dalen door een toegenomen klaring. De klinische relevantie hiervan is onbekend.
Interacties
Glucocorticoïden remmen de groeibevorderende werking van somatropine. Somatropine remt de omzetting van cortison naar cortisol; dosisverhoging van glucocorticoïd substitutietherapie kan nodig zijn.
Bij substitutie met schildklierhormoon kan dosisaanpassing van het schildklierhormoon nodig zijn.
Somatropine vermindert de glucosetolerantie; dosisaanpassing van insuline en/of orale bloedglucoseverlagende middelen kan nodig zijn.
Orale oestrogenen kunnen de respons op somatropine verminderen; een hogere dosis somatropine kan nodig zijn.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Gebruik ontraden.
Overige: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende de behandeling.
Zwangerschap
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren, onvoldoende gegevens.
Advies: Gebruik ontraden.
Overige: Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende het gebruik van somatropine.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Niet waarschijnlijk gezien de grootte van het molecuul; daarbij wordt somatropine niet opgenomen uit het maag-darmkanaal van de zuigeling.
Farmacologisch effect: Er zijn geen nadelige effecten gemeld.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt.
Overige: Door gebruik van somatropine kan bij sommige vrouwen de melkproductie stijgen.
Contra-indicaties
- tumoractiviteit. Een intracraniële tumor moet inactief zijn en tumorbehandeling voltooid vóór starten groeihormoon;
- acute levensbedreigende ziekte, zoals bij complicaties na open–hartoperatie, buikoperatie, meervoudig trauma na een ongeval of acute ademhalingsdeficiëntie;
- gesloten epifysairschijven.
Contra-indicaties
- tumoractiviteit. Intracraniële tumoren moeten inactief zijn en tumorbehandeling moet voltooid zijn vóór starten groeihormoon;
- acute levensbedreigende aandoeningen, zoals complicaties na open–hartoperaties, buikoperaties, meervoudig trauma na een ongeval, acute ademhalingsdeficiëntie;
- bij kinderen: gesloten epifysairschijven.
Waarschuwingen en voorzorgen
Evalueer de behandeling ongeveer elke 6 tot 12 maanden. Beoordeel hierbij groeiparameters, biochemie (IGF-1, hormonen, glucosespiegel) en puberteitsstatus. Controleer de serum IGF-1-spiegel routinematig gedurende de behandeling. Evalueer de behandeling frequenter tijdens de puberteit. Staak de behandeling bij aanwijzingen voor het sluiten van de epifysaire schijven. Staak de behandeling ook bij een groeisnelheid < 2 cm per jaar of een botleeftijd > 14 jaar bij meisjes of > 16 jaar bij jongens.
Centraal (secundair) hypoadrenalisme, dat eerder niet is ontdekt, kan aan het licht komen door behandeling met groeihormoon. Controleer op een verlaagde serumcortisolspiegel en/of op de noodzaak voor verhoging van de glucocorticoïddosis bij bekend hypoadrenalisme.
Controleer de schildklierfunctie regelmatig en geef zo nodig substitutietherapie met schildklierhormoon, omdat hypothyroïdie de werking van groeihormoon verstoort. Een beginnende hypothyroïdie kan aan het licht komen, omdat groeihormoon de extrathyroïdale omzetting van T4 naar T3 verhoogt.
Intracraniële hypertensie (IH) met papiloedeem, ataxie, verandering in het gezichtsvermogen, hoofdpijn, misselijkheid en/of braken is gemeld bij behandeling met groeihormoon. Verricht fundoscopie bij aanvang van de behandeling en als klinisch aangewezen. Staak de behandeling tijdelijk bij vermoeden van IH. Hervatten van de therapie bij verdwenen IH is niet onderzocht; zorgvuldige controle is nodig.
Bij patiënten met syndroom van Prader-Willi alleen gebruiken bij de diagnose groeihormoondeficiëntie. Er zijn meldingen van plotselinge dood na starten van groeihormoonbehandeling bij kinderen met het syndroom van Prader-Willi, bij een of meer van de volgende risicofactoren: ernstige obesitas, voorgeschiedenis van bovensteluchtwegobstructie of slaapapneu, of niet-geïdentificeerde luchtweginfectie.
Bij patiënten met glucose-intolerantie of extra risicofactoren voor diabetes, aanvullende controle overwegen. Behandeling met groeihormoon kan de insulinegevoeligheid verminderen en hyperglykemie induceren.
Bij een eerdere maligne aandoening zorgvuldig controleren op een mogelijk recidief. Bij een reeds bestaande tumor of groeihormoondeficiëntie door een intracraniële laesie, regelmatig onderzoeken op progressie van de aandoening. Bij een voorgeschiedenis van jeugdkanker is de kans op een tweede neoplasma vergroot door behandeling met somatropine; vooral intracraniële tumoren (met name meningeomen) kunnen optreden bij patiënten die aan het hoofd zijn bestraald voor hun eerste neoplasma.
Bij patiënten met een acute levensbedreigende aandoening, die werden behandeld met een hoge dosering somatropine, is een verhoogde mortaliteit aangetoond ten opzichte van placebo. Het betrof patiënten met complicaties van openhartoperatie, buikoperatie, meervoudig trauma veroorzaakt door een ongeval of acute ademhalingsinsufficiëntie. Op basis van deze gegevens somatrogon niet gebruiken bij deze patiënten. Er zijn geen gegevens over de veiligheid van het continueren van groeihormoonsubstitutie bij een gelijktijdige acute levensbedreigende aandoening.
Houd rekening met pancreatitis (hoewel zeldzaam) bij optreden van ernstige buikpijn.
Controleer op tekenen van scoliose tijdens behandeling, omdat dit bij ieder snelgroeiend kind kan verergeren.
Epifysiolyse van de femurkop kan vaker voorkomen bij een endocriene stoornis, waaronder groeihormoondeficiëntie, dan bij de algemene populatie. Mank lopen en heup- of kniepijn kunnen hierop duiden.
Gebruik bij verminderde lever- of nierfunctie is niet onderzocht. De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 3 jaar zijn nog niet vastgesteld.
Hulpstoffen: metacresol, in de injectievloeistof, is in verband gebracht met zeer zelden optredende myositis. Als bij optreden van myalgie of onevenredige pijn op de plaats van injectie de diagnose myositis wordt gesteld, ga dan over op een groeihormoonpreparaat zonder metacresol.
Waarschuwingen en voorzorgen
Het serumcortisol kan dalen door behandeling met somatropine; eerder niet-gediagnosticeerd centraal (secundair) hypoadrenalisme kan worden vastgesteld, en glucocorticoïd substitutietherapie kan nodig zijn.
Monitor de schildklierfunctie bij alle patiënten. Somatropine verhoogt namelijk de perifere dejodering van T4 naar T3 en kan zo een beginnende hypothyroïdie aan het licht brengen. Volg bij patiënten met hypothyroïdie de standaard suppletietherapie nauwlettend bij behandelen met somatropine.
Verricht fundoscopie op papiloedeem bij ernstige of terugkerende hoofdpijn, visusproblemen, misselijkheid en/of braken. Overweeg bij aanwezigheid van papiloedeem het bestaan van benigne intracraniële hypertensie en onderbreek zo nodig de groeihormoontherapie. Bij het hervatten van de therapie is zorgvuldige controle nodig.
Controleer op symptomen van glucose-intolerantie tijdens behandeling. Wees voorzichtig bij diabetes mellitus vanwege een diabetogene werking van groeihormoon; na instellen van somatropinebehandeling kan een hogere dosis insuline nodig zijn. Behandeling met somatropine is niet aangewezen bij diabetici met actieve proliferatieve of ernstige niet–proliteratieve retinopathie.
Bij aanhoudend oedeem of ernstige paresthesie de dosering verlagen om ontwikkeling van het carpale-tunnelsyndroom te voorkomen.
Bij het uitblijven van respons, antilichamen bepalen,en bij stijgende titers tevens de bindingscapaciteit.
Leukemie is gemeld bij een klein aantal kinderen met groeihormoondeficiëntie; echter er is geen bewijs dat de incidentie van leukemie is verhoogd zonder de aanwezigheid van predisponerende factoren, zoals bestraling van het hoofd of de hersenen.
Bij een voorgeschiedenis van jeugdkanker is de kans op een tweede neoplasma vergroot door behandeling met somatropine; vooral intracraniële tumoren (met name meningeomen) kunnen optreden bij patiënten die aan het hoofd zijn bestraald voor hun eerste neoplasma. Bij volledige remissie van een maligne aandoening, zorgvuldig controleren op een mogelijk recidief nadat de behandeling met groeihormoon is begonnen.
Bij groeihormoondeficiëntie door een intracraniële laesie regelmatig onderzoeken op progressie van de aandoening.
Epifysiolyse van de femurkop kan vaker voorkomen bij een endocriene stoornis, waaronder groeihormoondeficiëntie, dan bij de algemene populatie. Mank lopen en heup- of kniepijn kunnen hierop duiden.
Houd rekening met pancreatitis (hoewel zeldzaam) bij optreden van buikpijn, vooral bij kinderen.
Controleer op tekenen van scoliose tijdens behandeling, omdat dit bij ieder snelgroeiend kind kan verergeren.
Er is een verhoogde mortaliteit aangetoond bij patiënten met een acute levensbedreigende aandoening die werden behandeld met een hoge dosering somatropine (5,3-8 mg/dag), ten opzichte van placebo. Het betrof patiënten met complicaties van openhartoperatie, buikoperatie, meervoudig trauma veroorzaakt door een ongeval of acute ademhalingsinsufficiëntie. Er zijn geen gegevens over de veiligheid van het continueren van groeihormoonsuppletie bij een gelijktijdige acute levensbedreigende aandoening.
Turnersyndroom
Bepaal vóór aanvang van de behandeling het nuchtere insuline, bloedglucosegehalte en de IGF-1 spiegel; daarna jaarlijks, de IGF-1 spiegel tweemaal per jaar. Als de IGF-1 spiegel +2 SD overschrijdt in vergelijking tot de referentiewaarde voor leeftijd en puberteitsstadium, pas de dosis aan op basis van de IGF-1/IGFBP-3 ratio.
Controleer tijdens de behandeling de groei van handen en voeten. Overweeg bij optreden van versterkte groei dosisvermindering naar de minimale dosis.
Verricht ten minste eenmaal per jaar een otologisch onderzoek; dit omdat bij meisjes met Turnersyndroom een tendens tot een dosisafhankelijk risico van otitis externa en otitis media is gevonden (zonder een toename van ooroperaties of plaatsen van buisjes).
Chronische nierinsufficiëntie
Vóór instellen van de behandeling moet de nierfunctie met meer dan 50% zijn afgenomen en moeten gegevens over de lengtegroei gedurende een jaar beschikbaar te zijn. Conservatieve behandeling van de nierinsufficiëntie moet zijn ingesteld en worden voortgezet tijdens behandeling.
Let tijdens de behandeling op een excessieve afname van de renale functie of een toename in de glomerulaire filtratiesnelheid door hyperfiltratie. Stop de behandeling na niertransplantatie.
Er is nog onvoldoende informatie over de te verwachten eindlengte.
Kinderen 'small for gestational age' (SGA)
Bepaal vóór aanvang van de behandeling het nuchtere insuline, bloedglucosegehalte en de IGF-1-spiegel; daarna jaarlijks, de IGF-1-spiegel tweemaal per jaar. Als de IGF-1-spiegels +2 SD overschrijden in vergelijking tot de referentiewaarde voor leeftijd en puberteitsstadium, pas de dosis aan op basis van de IGF-1/IGFBP-3 ratio.
Er is weinig ervaring met het beginnen van de behandeling rond de aanvang van de puberteit, evenals bij kinderen met het Silver-Russelsyndroom.
Bij staken van de behandeling voordat de eindlengte is bereikt kan een deel van de behaalde lengtewinst weer verloren gaan.
Prader-Willi-syndroom (PWS)
Somatropine niet toepassen bij ernstig overgewicht of ernstige respiratoire aandoening: er is melding gemaakt van fatale gevallen bij kinderen met PWS met ernstig overgewicht, respiratoire aandoening in de voorgeschiedenis, slaapapneu en/of luchtweginfectie.
Stel slaapapneusyndroom vast vóór de behandeling via polysomnografie of nachtelijke oxymetrie en monitor bij vermoeden ervan. Als tijdens de behandeling tekenen van bovensteluchtweg-obstructie optreden (zoals optreden of toename van snurken), de behandeling onderbreken en de ernst evalueren. Controleer tijdens de behandeling het lichaamsgewicht en op tekenen van luchtweginfecties.
Noonan-syndroom
Er zijn weinig gegevens over de te verwachten eindlengte bij kinderen met het Noonan-syndroom.
Groeistoornis bij volwassenen
Controleer de groeihormoondosering elke zes maanden; vrouwen kunnen een hogere dosis nodig hebben dan mannen (vooral bij orale oestrogeensuppletie), terwijl mannen na verloop van tijd een toenemende IGF-1-gevoeligheid vertonen.
Er is weinig ervaring bij een leeftijd > 80 jaar en met langdurig gebruik (> 5 jaar). Ouderen kunnen gevoeliger zijn voor de werking van somatropine.
Hulpstoffen
- Benzylalcohol, in sommige toedieningsvormen van Omnitrope, bij voorkeur niet gebruiken bij pasgeborenen < 4 weken vanwege ernstige bijwerkingen, zoals ‘gasping’-syndroom. Benzylalcohol kan toxische en anafylactoïde reacties veroorzaken bij kinderen jonger dan drie jaar. In grote hoeveelheden kan het zich ophopen in het lichaam en metabole acidose veroorzaken; wees voorzichtig tijdens zwangerschap, lactatie en bij een verminderde lever- of nierfunctie.
- Metacresol, in Genotropin, is in verband gebracht met zeer zelden optredende myositis. Als bij optreden van myalgie of onevenredige pijn op de plaats van injectie de diagnose myositis wordt gesteld, ga dan over op een formulering zonder metacresol.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met somatrogon contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Via DNA-recombinanttechniek vervaardigd glycoproteïne, opgebouwd uit humaan groeihormoon en een klein deel van humaan choriongonadotrofine dat is toegevoegd aan zowel de N-terminus als de C-terminus. Door deze aanpassing van de structuur is de halfwaardetijd langer dan van natuurlijk groeihormoon en is wekelijkse toediening mogelijk. Somatrogon bindt aan de groeihormoon (GH)-receptor. De STAT5b-signaaltransductieroute wordt geactiveerd en de serumconcentratie IGF-1 neemt op een dosisafhankelijke manier toe. Hierdoor worden metabole veranderingen en lineaire groei gestimuleerd, en neemt de groeisnelheid bij kinderen met groeihormoondeficiëntie toe.
Kinetische gegevens
T max | 6-18 uur. |
V d | centraal 0,728 l/kg en perifeer 0,165 l/kg. |
T 1/2el | ca. 28,2 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Via DNA-recombinanttechniek vervaardigd polypeptide, dat overeenkomt met humaan hypofysair groeihormoon. Oefent de meeste werking uit via insuline-achtige groeifactor 1 (IGF-1), dat wordt geproduceerd in weefsels in het hele lichaam, vooral in de lever. Stimuleert de groei van de epifysairschijf in de lange beenderen; ook andere weefsels dan bot, zoals bindweefsel, huid, skeletspieren, thymus, lever, gonaden en (bij)nier kunnen in omvang toenemen. Bevordert de eiwitsynthese en beïnvloedt het vet- en koolhydraatmetabolisme en de mineraalhuishouding. Bij kinderen stimuleert het de lengtegroei en verhoogt het de groeisnelheid zolang de epifysairschijven nog niet gesloten zijn. Bij volwassenen verlaagt het de vetmassa, vergroot het de spiermassa, verhoogt het de minerale botdichtheid en verbetert het de energie, de vitaliteit en het subjectief welbevinden en normaliseert het de serum-IGF-1-(somatomedine-C-)concentratie. 1 mg somatropine = 3 IE somatropine.
Kinetische gegevens
F | ca. 80%. |
T max | 3–6 uur. |
V d | 0,7–1 l/kg. |
Eliminatie | via lever en nieren. |
T 1/2el | 2–3 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
somatrogon hoort bij de groep somatropine-agonisten.
Groepsinformatie
somatropine hoort bij de groep somatropine-agonisten.