Samenstelling
Talvey Aanvullende monitoring Janssen-Cilag bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 2 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 1,5 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 40 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 1 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Tecvayli Aanvullende monitoring Janssen-Cilag bv
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 10 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 3 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 90 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 1,7 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Dit geneesmiddel is geregistreerd onder voorwaardelijke toelating om het versneld beschikbaar te maken; er zijn echter nog onvoldoende gegevens over de werkzaamheid en de veiligheid.
Zie voor de behandeling van multipel myeloom de geldende behandelrichtlijn op hematologienederland.nl.
Advies
Dit geneesmiddel is geregistreerd onder voorwaardelijke toelating om het versneld beschikbaar te maken; er zijn echter nog onvoldoende gegevens over de werkzaamheid en de veiligheid.
Zie voor de behandeling van multipel myeloom de geldende behandelrichtlijn op hematologienederland.nl.
Indicaties
Recidiverend en refractair multipel myeloom, als monotherapie bij volwassenen die minimaal drie eerdere behandelingen hebben gekregen, waaronder een immunomodulerend middel, een proteasoomremmer en een anti-CD38-antilichaam en die tijdens de laatste therapie ziekteprogressie hebben vertoond.
Indicaties
Recidiverend en refractair multipel myeloom als monotherapie bij volwassenen die minimaal drie eerdere behandelingen hebben gekregen, waaronder een immunomodulerend middel, een proteasoomremmer en een anti-CD38-antilichaam en die tijdens de laatste therapie ziekteprogressie hebben vertoond.
Doseringen
Dien tijdens de opstartfase 1-3 uur voorafgaand aan elke dosis premedicatie toe, bestaande uit corticosteroïd, antihistaminicum en antipyreticum, ter vermindering van de kans op het 'cytokine release syndroom' (CRS). Bij latere doses ook premedicatie toedienen bij patiënten bij wie een opstartdosis wordt herhaald vanwege dosisuitstel, of bij wie CRS optrad bij een vorige dosis.
Multipel myeloom
Volwassenen (incl. ouderen)
Subcutaan toedienen volgens wekelijks of tweewekelijks doseerschema. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of tot onaanvaardbare toxiciteit optreedt. Overweeg bij patiënten die het wekelijks doseerschema volgen en bij wie bij ≥ 2 opeenvolgende ziektebeoordelingen een bevestigde, adequate klinische respons is bereikt, om over te schakelen naar het tweewekelijks doseerschema.
Wekelijks schema: Opstartfase: s.c. 0,01 mg/kg lichaamsgewicht op dag 1, gevolgd door 0,06 mg/kg op dag 3 en 0,4 mg/kg op dag 5. Onderhoudsfase: 0,4 mg/kg 1×/week.
Tweewekelijks schema: Opstartfase: s.c. 0,01 mg/kg lichaamsgewicht op dag 1, gevolgd door 0,06 mg/kg op dag 3, 0,4 mg/kg op dag 5 en 0,8 mg/kg op dag 7. Onderhoudsfase: 0,8 mg/kg 1×/2 weken.
Bij optreden van bijwerkingen in de opstartfase mag de volgende dosis tot 7 dagen na de vorige dosis worden toegediend. Bij een langer uitgestelde dosis de behandeling opnieuw starten (incl. premedicatie) en de wekelijkse of tweewekelijkse dosering dienovereenkomstig hervatten, Zie voor specifieke aanbevelingen de officiële productinformatie CBG/EMA rubriek 4.2 tabel 2. Zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij ernstige bijwerkingen (waaronder CRS, neurologische toxiciteit, ernstige infectie, cytopenie, orale toxiciteit, huidreacties) de officiële productinformatie CBG/EMA rubriek 4.2 tabel 3 t/m 6.
Verminderde nierfunctie: bij een licht of matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring ≥ 30-89 ml/min) is geen dosisaanpassing nodig. Er zijn relatief weinig gegevens over het gebruik bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min).
Verminderde leverfunctie: bij een licht verminderde leverfunctie (totaal bilirubine > 1 tot 1,5 keer de bovengrens van normaal (ULN) en ASAT, of totaal bilirubine ≤ ULN en ASAT > ULN) is geen dosisaanpassing nodig. Er zijn geen gegevens over gebruik bij een matig of ernstig verminderde leverfunctie.
Toediening: voor subcutaan gebruik. Injecteer bij voorkeur in de buik of dij. Als er meerdere injecties nodig zijn, deze op minimaal 2 cm van elkaar zetten. Injecteer niet in tatoeages, littekens of gebieden waar de huid rood, gekneusd, gevoelig, hard of niet intact is.
Doseringen
Dien premedicatie toe tijdens de opstartfase 1-3 uur voorafgaand aan elke dosis, bestaande uit een corticosteroïd, antihistaminicum en antipyreticum, ter vermindering van de kans op het 'cytokine release syndroom' (CRS). Bij latere doses ook premedicatie toedienen bij patiënten bij wie een opstartdosis wordt herhaald vanwege dosisuitstel, of bij wie CRS optrad bij een vorige dosis.
Recidiverend en refractair multipel myeloom
Volwassenen (incl. ouderen)
Opstartfase: s.c. 0,06 mg/kg lichaamsgewicht op dag 1, gevolgd door 0,3 mg/kg op dag 3 en 1,5 mg/kg op dag 5. Onderhoudsfase: 1,5 mg/kg 1×/week. De behandeling voortzetten tot ziekteprogressie of onaanvaardbare toxiciteit optreedt. Overweeg om bij patiënten met een complete respons of beter gedurende 6 maanden de onderhoudsdosering te verlagen tot s.c. 1,5 mg/kg 1×/2 weken.
Bij optreden van bijwerkingen in de opstartfase mag de volgende dosis tot 7 dagen na de vorige dosis worden toegediend. Bij een langer uitgestelde dosis de behandeling opnieuw beginnen (incl. premedicatie) en de wekelijkse of tweewekelijkse dosering dienovereenkomstig hervatten. Zie voor specifieke aanbevelingen de officiële productinformatie CBG/EMA rubriek 4.2 tabel 2. Zie voor dosisaanpassingen en richtlijnen voor onderbreking of staken van de behandeling bij ernstige bijwerkingen (waaronder CRS en neurologische toxiciteit) de officiële productinformatie CBG/EMA rubriek 4.2 tabel 3 en rubriek 4.4 tabel 4 en 5.
Verminderde nierfunctie: bij een licht of matig verminderde nierfunctie (creatinineklaring ≥ 30-89 ml/min) is geen dosisaanpassing nodig. Er zijn relatief weinig gegevens over het gebruik bij een ernstig verminderde nierfunctie (creatinineklaring < 30 ml/min).
Verminderde leverfunctie: bij een licht verminderde leverfunctie (totaal bilirubine > 1 tot 1,5 keer de bovengrens van normaal (ULN) en ASAT, of totaal bilirubine ≤ ULN en ASAT > ULN) is geen dosisaanpassing nodig. Er zijn geen gegevens over gebruik bij een matig of ernstig verminderde leverfunctie.
Toediening: voor subcutaan gebruik. Injecteer bij voorkeur in de buik of dij. Als er meerdere injecties nodig zijn, deze op minimaal 2 cm van elkaar zetten. Injecteer niet in tatoeages, littekens of gebieden waar de huid rood, gekneusd, gevoelig, hard of niet intact is.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): bacteriële infectie, schimmelinfectie, COVID-19, bovensteluchtweginfectie. Neutropenie, anemie, trombocytopenie, lymfopenie, leukopenie. 'Cytokine release' syndroom, hypogammaglobulinemie. Verminderde eetlust, hypokaliëmie, hypofosfatemie, hypomagnesiëmie. ‘Immune effector cell-associated neurotoxicity syndrome’, encefalopathie, hoofdpijn, motore disfunctie, duizeligheid, sensorische neuropathie. Hoesten, dyspneu, orale pijn, dysgeusie, droge mond, dysfagie, diarree, stomatitis, misselijkheid, obstipatie, buikpijn, braken. Huiduitslag, huidaandoening, xerose, jeuk, nagelafwijking. Spierpijn. Vermoeidheid, gewichtsverlies, koorts, pijn, gezichtsoedeem, perifeer oedeem, injectieplaatsreactie (zoals cellulitis, erytheem, oedeem, ontsteking, verharding, hematoom), koude rillingen. Daling fibrinogeen, verlengde geactiveerde partiële tromboplastinetijd (aPTT), stijging ASAT, ALAT en γ-GT in het bloed, stijging INR.
Vaak (1-10%): sepsis, pneumonie, virale infectie. Bloeding, febriele neutropenie. Alopecia.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): pneumonie, COVID-19, bovensteluchtweginfectie. Neutropenie, trombocytopenie, lymfopenie, anemie, leukopenie. 'Cytokine release'-syndroom, hypogammaglobulinemie. Hypercalciëmie, hypokaliëmie, hypofosfatemie, hypomagnesiëmie, verminderde eetlust. Perifere neuropathie, hoofdpijn. Bloeding, hypertensie. Dyspneu, hoesten. Diarree, braken, misselijkheid, obstipatie. Spierpijn, gewrichtspijn. Koorts, injectieplaatsreactie (zoals cellulitis, erytheem, oedeem, ontsteking, verharding, hematoom), pijn (bv. oorpijn, tandpijn, liespijn), gezichtsoedeem, perifeer oedeem, vermoeidheid, asthenie. Stijging alkalische fosfatase in het bloed.
Vaak (1-10%): sepsis, cellulitus. Febriele neutropenie, hypofibrinogenemie. Hyperamylasemie, hyperkaliëmie, hypocalciëmie, hyponatriëmie, hypoalbuminemie, hypoglykemie. Acuut nierletsel. Immuun-effectorcelgeassocieerd neurotoxiciteits-syndroom, encefalopathie. Hypoxie. Stijging creatinine in het bloed, stijging ALAT, ASAT en lipase in het bloed, stijging gamma-glutamyltransferase, verlengde geactiveerde partiële tromboplastinetijd, stijging INR.
Interacties
Controleer extra nauwlettend op toxiciteit bij gelijktijdig gebruik van een CYP-substraat (bv. CYP2C9, CYP2C19, CYP3A4/5, CYP2D6) met een smalle therapeutische breedte, en pas zo nodig de dosis van het substraat aan. Talquetamab veroorzaakt het vrijkomen van cytokinen die de activiteit van CYP-enzymen kunnen onderdrukken, wat kan leiden tot een verhoogde blootstelling aan CYP-substraten. De meeste kans op deze interactie bestaat naar verwachting vanaf het begin van de talquetamab-opstartfase tot 9 dagen na de eerste onderhoudsdosis en tijdens en na CRS.
Vaccinatie met levende virale vaccins vermijden gedurende ten minste 4 weken voor het begin van de behandeling, tijdens de behandeling en ten minste 4 weken na de behandeling. De immuunrespons op vaccins kan verminderd zijn. De veiligheid van immunisatie met levende virale vaccins tijdens of na behandeling met talquetamab is niet onderzocht.
Interacties
Controleer extra nauwlettend op toxiciteit bij gelijktijdig gebruik van een CYP450-substraat met een smalle therapeutische breedte (bv. ciclosporine), en pas zo nodig de dosis van het substraat aan. Teclistamab veroorzaakt het vrijkomen van cytokinen die de activiteit van CYP-enzymen kunnen onderdrukken, wat kan leiden tot een verhoogde blootstelling aan CYP450-substraten. De meeste kans op deze interactie bestaat naar verwachting vanaf het begin van de teclistamab-opstartfase tot 7 dagen na de eerste onderhoudsdosis en tijdens en na CRS.
Vaccinatie met levende virale vaccins vermijden gedurende ten minste 4 weken voor het begin van de behandeling, tijdens de behandeling en ten minste 4 weken na de behandeling. De immuunrespons op vaccins kan verminderd zijn. De veiligheid van immunisatie met levende virale vaccins tijdens of na behandeling met teclistamab is niet onderzocht.
Zwangerschap
Van menselijk IgG is bekend dat het na het 1e trimester van de zwangerschap de placenta passeert.
Teratogenese: Onbekend.
Advies: Gebruik ontraden.
Overig: Sluit bij vruchtbare vrouwen voorafgaand aan de behandeling een zwangerschap uit. Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 3 maanden na de therapie. Stel bij een pasgeborene van een moeder die talquetamab heeft gebruikt tijdens de zwangerschap, vaccinaties met levende vaccins, zoals het BCG-vaccin, uit tot 4 weken, vanwege een mogelijk verminderd effect.
Zwangerschap
Van menselijk IgG is bekend dat het na het 1e trimester van de zwangerschap de placenta passeert.
Teratogenese: Onbekend.
Advies: Gebruik ontraden.
Overig: Sluit bij vruchtbare vrouwen voorafgaand aan de behandeling een zwangerschap uit. Een vruchtbare vrouw dient adequate anticonceptieve maatregelen te nemen gedurende én tot ten minste 5 maanden na de therapie. Overweeg meting van de immunoglobulinespiegels bij een pasgeborene van een moeder die wordt behandeld met teclistamab.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend, een risico voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Het geven van borstvoeding ontraden gedurende en tot ten minste 3 maanden na de therapie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend, een risico voor de zuigeling kan niet worden uitgesloten.
Advies: Geef geen borstvoeding gedurende en tot ten minste vijf maanden na de therapie.
Contra-indicaties
Van dit middel zijn geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
Van dit middel zijn geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Waarschuwingen en voorzorgen
Vanwege kans op het 'cytokine release' syndroom (CRS), dat mogelijk fataal kan zijn, tijdens de opstartfase van de behandeling premedicatie geven, zie ook de rubriek Dosering. Bij latere doses ook premedicatie toedienen bij patiënten bij wie een opstartdosis wordt herhaald vanwege dosisuitstel, of bij wie CRS optrad bij een vorige dosis. Controleer na toediening nauwlettend op tekenen van CRS, zoals koorts, hypotensie, koude rillingen, hypoxie, hoofdpijn, tachycardie en verhoogde transaminasewaarden, en adviseer patiënten contact op te laten nemen als dergelijke symptomen zich voordoen. Onderbreek de behandeling met talquetamab bij optreden van CRS totdat de symptomen zijn verdwenen en geef, afhankelijk van de ernst, direct ondersteunende zorg, zoals tocilizumab en/of corticosteroïden. Bij voortzetten van talquetamab voorafgaand aan de eerstvolgende dosis opnieuw premedicatie toedienen. In klinisch onderzoek werden patiënten uitgesloten die graad 3 of hoger CRS ondervonden bij een eerdere T-cel-heroriëntatietherapie.
Ernstige of levensbedreigende neurologische bijwerkingen, waaronder het mogelijke fatale ‘immune effector cell-associated neurotoxicity syndrome’ (ICANS), zijn gemeld. Controleer nauwlettend op symptomen van ICANS, zoals verwardheid, verlaagd bewustzijnsniveau, desoriëntatie, slaperigheid, lethargie en bradyfrenie. Bij eerste tekenen van ICANS de patiënt direct onderzoeken en ondersteunende zorg bieden op basis van de ernst. Bij optreden van ICANS of andere neurologische bijwerkingen talquetamab staken of onderbreken totdat symptomen zijn verdwenen. Patiënten die ICANS van graad 2 of hoger krijgen, instrueren om gedurende 48 uur na de volgende dosis talquetamab in de nabijheid van een zorginstelling te blijven. Controleer hen in die 48 uur nauwlettend op klachten. Er zijn geen gegevens over de toepassing bij een myeloom met betrokkenheid van het CZS of anderszins klinisch relevante pathologie van het CZS. ICANS kan tegelijk met CRS, na het verdwijnen van CRS of in afwezigheid van CRS ontstaan.
Controleer op symptomen van orale bijwerkingen, waaronder dysgeusie, droge mond, dysfagie en stomatitis. Controleer tevens op gewichtsverlies. Bij optreden van orale bijwerkingen talquetamab onderbreken of een minder frequente dosis overwegen.
Ernstige infecties, waaronder levensbedreigende of fatale infecties, zijn gemeld. Controleer voorafgaand en tijdens de behandeling regelmatig op klachten en symptomen van infecties en behandel zoals klinisch aangewezen. Overweeg voor aanvang van de behandeling infectieprofylaxe volgens lokale richtlijnen. Talquetamab niet toedienen bij patiënten met een actieve ernstige infectie. Bij optreden van een infectie gedurende de behandeling, talquetamab onderbreken.
Controleer het complete bloedbeeld voorafgaand aan de behandeling en tijdens de behandeling periodiek.
Vanwege de kans op hypogammaglobulinemie de immunoglobulineconcentratie regelmatig controleren.
Bij huidreacties en nagelafwijkingen talquetamab onderbreken op basis van de ernst en een behandeling geven zoals klinisch aangewezen.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen.
Er is geen toepassing bij kinderen < 18 jaar.
Waarschuwingen en voorzorgen
Vanwege kans op het 'cytokine release'-syndroom (CRS), dat mogelijk fataal kan zijn, tijdens de opstartfase van de behandeling premedicatie geven, zie ook de rubriek Dosering. Bij latere doses ook premedicatie toedienen bij patiënten bij wie een opstartdosis wordt herhaald vanwege dosisuitstel, of bij wie CRS optrad bij een vorige dosis. Controleer na toediening nauwlettend op tekenen van CRS, zoals koorts, hypotensie, koude rillingen, hypoxie, hoofdpijn, tachycardie en verhoogde transaminasewaarden, en adviseer patiënten contact op te laten nemen als dergelijke symptomen zich voordoen. Bij optreden van CRS, teclistamab onderbreken totdat de symptomen zijn verdwenen en onmiddellijk ondersteunende zorg geven, zoals tocilizumab en/of corticosteroïden, afhankelijk van de ernst. Bij voortzetten van teclistamab voorafgaand aan de eerstvolgende dosis opnieuw premedicatie toedienen.
Ernstige of levensbedreigende neurologische bijwerkingen, waaronder het mogelijke fatale ‘immune effector cell-associated neurotoxicity syndrome’ (ICANS), zijn gemeld. Controleer nauwletten op symptomen van ICANS, zoals verwardheid, verlaagd bewustzijnsniveau, desoriëntatie, slaperigheid, lethargie en bradyfrenie. Bij de eerste tekenen van ICANS de patiënt onmiddellijk onderzoeken, andere neurologische oorzaken uitsluiten en ondersteunende zorg bieden op basis van de ernst. Bij optreden van ICANS of andere neurologische bijwerkingen teclistamab onderbreken of staken, totdat symptomen zijn verdwenen. Patiënten die ICANS van graad 2 of hoger krijgen, instrueren om gedurende 48 uur na de volgende dosis teclistamab in de nabijheid van een zorginstelling te blijven. Controleer hen in die 48 uur nauwlettend op klachten. ICANS kan tegelijk met CRS, na het verdwijnen van CRS of in afwezigheid van CRS ontstaan.
Ernstige infecties, waaronder levensbedreigende of fatale infecties, zijn gemeld. Overweeg voor aanvang van de behandeling infectieprofylaxe volgens lokale richtlijnen. Controleer voorafgaand en tijdens de behandeling regelmatig op klachten en symptomen van infecties en behandel zoals klinisch aangewezen. Teclistamab niet starten bij patiënten met een actieve ernstige infectie. Bij optreden van een infectie gedurende de behandeling, teclistamab onderbreken.
Controleer het complete bloedbeeld voorafgaand aan de behandeling en tijdens de behandeling periodiek.
Overweeg voor aanvang van de behandeling antivirale profylaxe om reactivatie van het herpes zoster-virus te voorkomen.
Bij aanwijzingen voor positieve HBV-serologie tijdens de behandeling de patiënt gedurende ten minste zes maanden na de therapie controleren op tekenen van HBV-reactivatie. Als tijdens de behandeling reactivatie van HBV optreedt, teclistamab onderbreken.
Vanwege de kans op hypogammaglobulinemie de immunoglobulineconcentratie regelmatig controleren.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen.
Er is geen toepassing bij kinderen < 18 jaar.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergifiting met talquetamab contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met teclistamab contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Talquetamab is een immunoglobuline G4-proline, alanine, alanine (IgG4-PAA) bispecifiek antilichaam gericht tegen GPRC5D-receptor (G-eiwitgekoppelde receptorfamilie C groep 5 lid D) op voornamelijk multipel myeloomcellen en keratinebevattende weefsels en de CD3-receptor op T-cellen. Talquetamab stimuleert hierdoor T-cel-gemedieerde cytotoxiciteit en antilichaamafhankelijke cellulaire cytotoxiciteit (ADCC).
Kinetische gegevens
F | ca. 62% na s.c. toediening. |
T max | Bij het wekelijks doseren van 0,4 mg/kg was de mediane Tmax (bereik) na de eerste en zevende behandeldosis respectievelijk 3 (1–8) dagen en 2 (1–6) dagen. Bij het tweewekelijks doseren van 0,8 mg/kg was de mediane Tmax (bereik) na de eerste en vijfde behandeldosis respectievelijk 3 (2–14) dagen en 3 (1–8) dagen. |
V d | centrale compartiment: 0,061 l/kg. Perifere compartiment: 0,083 l/kg. |
T 1/2el | opstartfase: ca. 7,56 dagen. 'Steady-state': ca. 12,2 dagen. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Teclistamab is een IgG4-PAA bispecifiek antilichaam dat aangrijpt op de CD3-receptor die tot expressie komt op het oppervlak van T-cellen, op het B-cel-maturatieantigeen (BCMA) dat tot expressie komt op het oppervlak van maligne multipelmyeloomcellen en op B-cellen in een laat stadium en plasmacellen. Teclistamab stimuleert hiermee T-cel-gemedieerde cytotoxiciteit en antilichaamafhankelijke cellulaire cytotoxiciteit (ADCC).
Kinetische gegevens
F | 72% (s.c.). |
T max | ca. 139 uur na eerste wekelijkse onderhoudsdosis; ca. 72 uur na dertiende wekelijkse onderhoudsdosis. |
V d | ca. 0,080 l/kg. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
talquetamab hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- avelumab (L01FF04) Vergelijk
- bevacizumab (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
- cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
- cetuximab (L01FE01) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
- durvalumab (L01FF03) Vergelijk
- elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
- inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
- pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
- rituximab (L01FA01) Vergelijk
- sacituzumab govitecan (L01FX17) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- teclistamab (L01FX24) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
- trastuzumab-deruxtecan (L01FD04) Vergelijk
- trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk
Groepsinformatie
teclistamab hoort bij de groep monoklonale antilichamen bij maligniteiten.
- amivantamab (L01FX18) Vergelijk
- atezolizumab (L01FF05) Vergelijk
- avelumab (L01FF04) Vergelijk
- bevacizumab (L01FG01) Vergelijk
- blinatumomab (L01FX07) Vergelijk
- brentuximab vedotine (L01FX05) Vergelijk
- cemiplimab (L01FF06) Vergelijk
- cetuximab (L01FE01) Vergelijk
- daratumumab (L01FC01) Vergelijk
- dinutuximab bèta (L01FX06) Vergelijk
- durvalumab (L01FF03) Vergelijk
- elotuzumab (L01FX08) Vergelijk
- enfortumab vedotine (L01FX13) Vergelijk
- gemtuzumab ozogamicine (L01FX02) Vergelijk
- inotuzumab ozogamicine (L01FB01) Vergelijk
- ipilimumab (L01FX04) Vergelijk
- isatuximab (L01FC02) Vergelijk
- mogamulizumab (L01FX09) Vergelijk
- nivolumab (L01FF01) Vergelijk
- obinutuzumab (L01FA03) Vergelijk
- panitumumab (L01FE02) Vergelijk
- pembrolizumab (L01FF02) Vergelijk
- pertuzumab (L01FD02) Vergelijk
- polatuzumab vedotine (L01FX14) Vergelijk
- ramucirumab (L01FG02) Vergelijk
- rituximab (L01FA01) Vergelijk
- sacituzumab govitecan (L01FX17) Vergelijk
- tafasitamab (L01FX12) Vergelijk
- talquetamab (L01FX29) Vergelijk
- trastuzumab (L01FD01) Vergelijk
- trastuzumab-deruxtecan (L01FD04) Vergelijk
- trastuzumab-emtansine (L01FD03) Vergelijk