deflazacort
Samenstelling
Deflazacort XGVS Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 6 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Bij reumatoïde artritis gaat bij een overbruggingstherapie met systemische glucocorticoïden de voorkeur uit naar predniso(lo)n in lage tot intermediaire dosis, een hogere dosis met ‘step-down’-strategie of een intramusculaire injectie met methylprednisolon.
Geef bij een ernstige longaanval van astma bij volwassenen en kinderen (die ABCDE-stabiel zijn) salbutamol en eventueel bij volwassenen ook ipratropium. Geef tevens een orale predniso(lo)nkuur.
Start bij een minder ernstige longaanval van astma bij volwassenen een kortwerkende β2-sympathicomimeticum (SABA) of verhoog de dosis. Overweeg daarnaast te starten met inhalatiecorticosteroïde (ICS) of formoterol-ICS of verhoog de dosis. Overweeg een orale predniso(lo)nkuur op basis van eerdere ervaring.
Bij de ziekte van Crohn zijn systemischwerkende corticosteroïden, bv. betamethason en predniso(lo)n, effectiever dan het lokaalwerkende budesonide, maar veroorzaken meer bijwerkingen. Als bij milde tot matige ziekteactiviteit na twee tot vier weken lokale behandeling geen meetbare verbetering optreedt, wordt de behandeling veelal omgezet naar een systemische.
Bij colitis ulcerosa zijn systemischwerkende corticosteroïden, bv. betamethason en predniso(lo)n, effectiever dan lokaalwerkende corticosteroïden, maar veroorzaken meer bijwerkingen.
Zie voor de plaats van deflazacort in de behandeling van Duchenne spierdystrofie (DMD) de geldende behandelrichtlijn op richtlijnendatabase.nl.
Indicaties
- Reumatische aandoeningen en collageenziekten: intensivering van de behandeling en/of onderhoudstherapie van reumatoïde artritis en van arthritis psoriatica wanneer conservatieve behandeling ondoeltreffend is gebleken, polymyalgia rheumatica, acute reumatische koorts, systemische lupus erythematosus, ernstige dermatomyositis, polyarteritis nodosa en arteritis cranialis.
- Huidaandoeningen: gegeneraliseerde exfoliatieve dermatitis, ernstig multiform erytheem en erythema nodosum.
- Allergische aandoeningen: anafylaxie, astma, ernstige overgevoeligheidsreacties.
- Longziekten: extrinsieke allergische alveolitis (pneumoconiose ten gevolge van organisch poeder).
- Oogziekten: choroïditis, choroïdoretinitis, iritis en iridocyclitis.
- Lever- en maag-darm-ziekten: colitis ulcerosa, ziekte van Crohn en chronische actieve hepatitis.
- Nierziekten: nefrotisch syndroom.
- Duchenne-spierdystrofie bij leeftijd ≥ 2 jaar.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Inflammatoire aandoeningen in het algemeen
Volwassenen (incl. ouderen)
Begindosis 6-90 mg/dag, afhankelijk van de ernst van de ziekte en het klinisch beloop. Bij voldoende resultaat de dosering geleidelijk verlagen tot de laagst mogelijke onderhoudsdosering.
Kinderen > 6 jaar en/of ≥ 24 kg lichaamsgewicht
Begindosis 0,25-1,5 mg/kg lichaamsgewicht per dag, afhankelijk van de ernst van de ziekte en het klinisch beloop. Max. 90 mg/dag. Bij voldoende resultaat de dosering geleidelijk verlagen tot de laagst mogelijke onderhoudsdosering.
Duchenne-spierdystrofie
Kinderen ≥2 jaar
Volgens de fabrikant: ca. 0,9 mg/kg lichaamsgewicht 1×/dag.
Volgens de richtlijn Duchenne spierdystrofie (DMD) (2021): 0,9 mg/kg lichaamsgewicht 1×/dag (bij voorkeur in de ochtend), max. 36 mg per dag. Start met een intermitterend schema van 10 dagen wel behandelen en 10 dagen niet behandelen. Start de behandeling rond de leeftijd van 5 jaar. Evalueer jaarlijks het schema en de dosering.
Verlaag de dosis altijd geleidelijk, zodat de functie van de hypothalamus-hypofyse-as zich kan herstellen.
Bij staken van de behandeling, de dosis geleidelijk afbouwen (indien langer dan paar dagen toegediend). Als afbouwen met minder dan 6 mg nodig is, deflazacort zo nodig vervangen door hydrocortison of een ander corticosteroïd.
Bij verminderde leverfunctie kan de bloedspiegel van deflazacort verhoogd zijn. Controleer de dosis zorgvuldig en geef de minimale effectieve dosis.
Om toediening bij jonge kinderen makkelijker te maken: maak de tablet fijn, meng met bv. appelmoes en dien direct toe.
Bijwerkingen
Zelden (0,01-0,1%): verhoogde vatbaarheid voor infecties. Relatieve bijnierinsufficiëntie (kan aanhouden tot een jaar na staken van langdurige behandeling); onderdrukking van de HPA-as; gewichtstoename met Cushing-achtige vetverdeling. Natriumretentie, kaliumdepletie. Depressie. Hoofdpijn. Ulcus pepticum, dyspepsie, gastro-intestinale bloeding. Striae, acne. Osteoporose. Oedeem.
Frequentie onbekend: diabetes mellitus, hirsutisme, amenorroe, groeiachterstand bij kinderen. Euforie, hypomanie. Duizeligheid, slapeloosheid, verhoogde intracraniële druk, cerebrale pseudotumor bij kinderen. Posterieur subcapsulair cataract (vooral bij kinderen), verhoogde intra-oculaire druk, wazig zien. Hartfalen, hypertensie. Trombo-embolische complicaties. Perforatie van ulcus pepticum, acute pancreatitis (vooral bij kinderen). Vertraagde wondgenezing, dunner en brozer worden van de huid. Aseptische botnecrose, myopathie (vooral bij langdurig gebruik van hoge doses).
Bij kinderen met Duchenne-spierdystrofie
Zeer vaak (> 10%): bovensteluchtweginfectie, nasofaryngitis. Cushing-achtige verschijnselen, hirsutisme. Toegenomen eetlust, centrale obesitas. Hoofdpijn. Hoest. Obstipatie, pijn in de bovenbuik. Erytheem. Pollakisurie. Fracturen. Gewichtstoename.
Vaak (1-10%): influenza. Abnormaal gedrag. Koorts.
Interacties
- Vaccinatie met levend-verzwakt virus bij gebruik van een immunosuppressieve dosering is gecontra-indiceerd, omdat een gegeneraliseerde infectie kan optreden. De immuunrespons op vaccins en toxoïden kan verminderd zijn.
- Vermijd gelijktijdig gebruik van sterke of matige CYP3A4-inductoren (zoals carbamazepine, efavirenz, fenobarbital, fenytoïne), omdat de blootstelling aan de actieve metaboliet van deflazacort aanzienlijk kan toenemen.
- Wees voorzichtig bij gelijktijdige toediening van CYP3A-remmers, waaronder cobicistat, omdat een toename van systemische bijwerkingen van het corticosteroïd kan optreden.
- Gelijktijdig toegediende oestrogenen kunnen het effect van corticosteroïden versterken. In sommige gevallen kan de dosis corticosteroïd worden verlaagd.
- De respons op anticoagulantia kan veranderen, daarom de INR extra controleren.
- Kaliumonttrekkende diuretica (zoals thiazide-diuretica) kunnen hypokaliëmie door corticosteroïden versterken.
- Corticosteroïden kunnen kaliumverlies veroorzaken, wat de kans op digoxine-toxiciteit kan verhogen.
- Gelijktijdig gebruik met NSAID’s kan het risico op gastro-intestinale ulcera verhogen.
- Een verhoging van de dosis bloedglucoseverlagende middelen kan nodig zijn.
- De serumspiegel van salicylaten kan dalen tijdens de behandeling met glucocorticoïden, en kan stijgen tot een toxisch niveau wanneer de behandeling wordt gestaakt zonder aanpassing van de dosis.
- Wees bij hypoprotrombinemie terughoudend met de combinatie van acetylsalicylzuur en corticosteroïden.
- Het effect van cholinesteraseremmers bij myasthenia gravis kan afnemen.
- Bij gelijktijdig gebruik van niet-depolariserende spierrelaxantia kan een verlengd relaxatie-effect optreden.
- De serumniveaus van jodium gekoppeld aan eiwitten en de thyroxinespiegel (T4) kunnen afnemen, evenals de absorptie van I-131.
Zwangerschap
Deflazacort passeert de placenta.
Teratogenese: Bij dieren zijn corticosteroïden in hoge doses schadelijk gebleken (schisis). Bij de mens geen duidelijke aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: Bij chronisch gebruik van corticosteroïden in hogere doseringen is intra-uteriene groeivertraging beschreven. Chronisch gebruik in het 3e trimester kan neonatale bijnierschorssuppressie veroorzaken; kenmerken hiervan zijn neonatale hypoglykemie, hypotensie, elektrolytverstoringen en verstoring van de immuunrespons.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Bij gebruik van doses tot 50 mg per dag zijn systemische effecten bij de zuigeling onwaarschijnlijk. Bij gebruik van hogere doses is er een theoretisch risico op bijniersuppressie bij de zuigeling.
Advies: Volgens de fabrikant wegen de voordelen van borstvoeding waarschijnlijk op tegen het theoretische risico.
Contra-indicaties
- peptische ulceratie;
- bacteriële en virale infecties zoals actieve tuberculose, oculaire herpes simplex, herpes zoster (viremische fase), waterpokken;
- systemische schimmelinfecties;
- zie ook de rubriek Interacties.
Waarschuwingen en voorzorgen
Wees voorzichtig bij:
- hartziekte of hartfalen (behalve in aanwezigheid van actieve reumatische carditis),
- hypertensie,
- trombo-embolische aandoening,
- infectie (dan eerst een passende behandeling instellen),
- gastritis of oesofagitis,
- diverticulitis,
- ulceratieve colitis als er kans is op perforatie of pyogene infectie,
- recente darmanastomose,
- diabetes mellitus,
- emotionele instabiliteit of psychotische neiging,
- epilepsie,
- glaucoom,
- hypothyroïdie en cirrose (het glucocorticoïde effect kan dan versterkt zijn).
Controleer op mogelijke verstoring van de elektrolytenbalans bij langdurige behandeling en bij hoge doses. Pas zo nodig de natrium- en kaliuminname aan.
Het risico op fracturen neemt toe, vooral bij langdurig gebruik van hogere doseringen. Besteed aandacht aan leefstijladviezen en inname van voldoende calcium en vitamine D3. Medicatie ter preventie van fracturen is geïndiceerd bij gebruik van glucocorticoïden met een verwachte duur > 3 maanden, afhankelijk van de dosis en de leeftijd. Zie de aanbevelingen in de NIV-richtlijn Osteoporose en fractuurpreventie, module Medicatie voor fractuurpreventie bij glucocorticoïden (2022).
Onderdrukking van de HPA-as (steroïdgeïnduceerde bijnierschorsinsufficiëntie) kan optreden bij langdurige behandeling. Om acute adrenale insufficiëntie te voorkomen, de corticosteroïdbehandeling altijd geleidelijk afbouwen, verspreid over weken of maanden naargelang de dosis en de duur van de behandeling. Bij stress (operatie, trauma, infectie) tijdens of gedurende een halfjaar ná een langdurige behandeling, kan een tijdelijke dosisverhoging ofwel opnieuw behandelen met corticosteroïden noodzakelijk zijn.
Bij kinderen kan langdurig gebruik een groei- en ontwikkelingsachterstand veroorzaken.
Bij ouderen kunnen de gebruikelijke bijwerkingen van systemische corticosteroïden gepaard gaan met ernstiger gevolgen.
Corticosteroïden kunnen de glucosetolerantie verminderen. Latente diabetes mellitus kan manifest worden; dan een glucoseverlagende behandeling instellen. Bij verergering van bekende diabetes de glucoseverlagende behandeling intensiveren.
Bij visuele veranderingen, zoals wazig zien, een oogarts raadplegen. Cataract, glaucoom en centrale sereuze chorioretinopathie zijn gemeld na gebruik van corticosteroïden.
Overdosering
Zie voor symptomen en behandeling de monografie corticosteroïden op vergiftigingen.info.
Eigenschappen
Deflazacort, een oxazolinederivaat van prednisolon, is een synthetische corticosteroïde prodrug waarvan de actieve metaboliet met hoge affiniteit bindt aan glucocorticoïde receptoren in weefsels, om krachtige ontstekingsremmende en immunosuppressieve effecten uit te oefenen. Heeft overwegend een glucocorticoïde effect en weinig tot geen effect op natriumretentie.
6 mg deflazacort komt overeen met 5 mg prednison.
Kinetische gegevens
Resorptie | goed. |
Overig | Na absorptie wordt het direct door plasma-esterasen omgezet in de farmacologisch actieve metaboliet 21-OH-deflazacort. |
T max | 1,5-2 uur (21-OH-deflazacort). |
Metabolisering | De actieve metaboliet 21-OH-deflazacort wordt door CYP3A4 gemetaboliseerd tot inactieve metabolieten. Het wordt uitgebreid gemetaboliseerd tot 6β-OH-deflazacort-21-OH. |
Eliminatie | met de urine 70%, met de feces 30%. |
T 1/2el | 1,1-1,9 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
deflazacort hoort bij de groep corticosteroïden, systemisch.
- betamethason (systemisch) (H02AB01) Vergelijk
- cortison (H02AB10) Vergelijk
- dexamethason (systemisch) (H02AB02) Vergelijk
- fludrocortison (H02AA02) Vergelijk
- hydrocortison (systemisch) (H02AB09) Vergelijk
- methylprednisolon (H02AB04) Vergelijk
- methylprednisolon/lidocaïne (H02BX01) Vergelijk
- prednisolon (systemisch) (H02AB06) Vergelijk
- prednison (H02AB07) Vergelijk
- triamcinolonacetonide (systemisch) (H02AB08) Vergelijk
- triamcinolonhexacetonide (H02AB08) Vergelijk