Samenstelling
Bisoprolol/hydrochloorthiazide Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
Bevat per tablet: bisoprolol(fumaraat) 5 mg, hydrochloorthiazide 12,5 mg.
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
Bevat per tablet: bisoprolol(fumaraat) 10 mg, hydrochloorthiazide 25 mg.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Atenolol/Chloortalidon Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet '50/12,5', omhuld
Bevat per tablet: atenolol 50 mg, chloortalidon 12,5 mg.
- Toedieningsvorm
- Tablet '100/25', omhuld
Bevat per tablet: atenolol 100 mg, chloortalidon 25 mg.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Bij hypertensie verlagen angiotensine I converterend enzym (ACE)-remmers, angiotensine receptor-blokkers (ARB’s), calciumantagonisten (dihydropyridinen), thiazidediuretica en β-blokkers de bloeddruk effectief en verminderen het tienjaarsrisico op cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit. Comorbiditeit en specifieke patiëntkarakteristieken bepalen welke groepen en welke middelen als eerste in aanmerking komen. Als één middel onvoldoende effectief is bij de aanbevolen dosering, is het toevoegen van een middel uit een andere groep effectiever dan het ophogen van de dosering; het risico op het optreden van dosisafhankelijke bijwerkingen wordt daarmee beperkt. Een vaste combinatie in de juiste dosisverhouding heeft om reden van therapietrouw de voorkeur.
Advies
Bij hypertensie verlagen angiotensine I converterend enzym (ACE)-remmers, angiotensine receptor-blokkers (ARB’s), calciumantagonisten (dihydropyridinen), thiazidediuretica en β-blokkers de bloeddruk effectief en verminderen het tienjaarsrisico op cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit. Comorbiditeit en specifieke patiëntkarakteristieken bepalen welke groepen en welke middelen als eerste in aanmerking komen. Als één middel onvoldoende effectief is bij de aanbevolen dosering, is het toevoegen van een middel uit een andere groep effectiever dan het ophogen van de dosering; het risico op het optreden van dosisafhankelijke bijwerkingen wordt daarmee beperkt. Een vaste combinatie in de juiste dosisverhouding heeft om reden van therapietrouw de voorkeur.
Indicaties
- Essentiële hypertensie bij volwassenen, bij onvoldoende effect van een behandeling met alléén een β-blokker of diureticum.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Hypertensie, die onvoldoende heeft gereageerd op behandeling met een β-blokker of diureticum alléén.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Individuele dosisinstelling met de afzonderlijke componenten wordt aanbevolen.
Essentiële hypertensie
Volwassenen (incl. ouderen)
Begindosering: 1×/dag 1 tablet 5/12,5 mg 's morgens bij het ontbijt; bij onvoldoende effect dosering verhogen tot 1×/dag 1 tablet 10/25 mg.
Bij een milde tot matige nierfunctiestoornis: maximaal 5/12,5 mg.
Plotseling staken kan leiden tot aritmieën of verergering van angina pectoris. Beëindig de toediening daarom – zo mogelijk – geleidelijk; gedurende 7–10 dagen de dosering halveren.
Toediening: De tablet zonder kauwen innemen met wat vloeistof.
Doseringen
Hypertensie
Volwassenen
1 tablet 50/12,5 mg per dag, bij voorkeur 's ochtends. Bij onvoldoende effect dosering verhogen tot 100/25 mg 1× per dag. Bij ouderen: 1 tablet 50/12,5 mg per dag.
Verminderde leverfunctie: Geen dosisaanpassing nodig.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): hyperglykemie, hyperurikemie, glucosurie, verstoring in vocht- en elektrolytenbalans (vnl. hypokaliëmie en hyponatriëmie, maar ook hypomagnesiëmie, hypochloremie, hypercalciëmie). Duizeligheid, hoofdpijn, vermoeidheid (m.n. in het begin van de behandeling, verdwijnt gewoonlijk binnen 1–2 w.). Koud of doof gevoel in de extremiteiten. Gastro-intestinale klachten zoals misselijkheid, braken, diarree, obstipatie. Toename van de concentratie triglyceriden en cholesterol.
Soms (0,1-1%): buikklachten, pancreatitis. Verlies van eetlust. Depressie, slaapstoornissen. Bradycardie, AV-geleidingsstoornissen, verergering van hartfalen, orthostatische hypotensie. Bronchospasme (bij astma/COPD). Spierzwakte, spierkramp. Toename van amylase, reversibele toename van de serumcreatinine en ureum. Asthenie.
Zelden (0,01-0,1%): leukopenie, trombocytopenie. Nachtmerrie, hallucinatie. Verminderde traanproductie, visusstoornissen. Gehoorstoornissen. Syncope. Allergische rinitis. Hepatitis, geelzucht. Overgevoeligheidsreacties zoals jeuk, voorbijgaande roodheid van het gezicht en de hals, huiduitslag, urticaria, purpura, symptomen van fotosensibilisatie en angio–oedeem. Impotentie. Stijging van leverenzymwaarden (ASAT, ALAT).
Zeer zelden (< 0,01%): agranulocytose. Conjunctivitis. Pijn op de borst. Inductie of toename van psoriasis, op psoriasis gelijkende huiduitslag, alopecia, cutane lupus erythematosus. Metabole acidose. 'Acute Respiratory Distress Syndrome' (ARDS).
Verder zijn gemeld: interstitiële longziekte, longoedeem (idiosyncrasie). Acuut gesloten kamerhoekglaucoom, acute myopie, choroïdale effusie. Intrahepatische cholestase. Hyperhidrose. Verergering van claudicatio intermittens of fenomeen van Raynaud, necrotiserende vasculitis. Bij langdurig gebruik van hydrochloorthiazide is een verhoogde incidentie van niet-melanome huidkanker (basaalcelcarcinoom en plaveiselcelcarcinoom) waargenomen.
Meer informatie:
Bijwerkingen
Vaak (1–10%): bradycardie. Koude extremiteiten. Maag-darmklachten (misselijkheid, braken, diarree). Vermoeidheid. Hyperurikemie, hyponatriëmie, hypokaliëmie, verminderde glucosetolerantie (hyperglykemie, glucosurie).
Soms (0,1–1%): slaapstoornissen. Verlies van eetlust. Verhoogde transaminasespiegels.
Zelden (0,01–0,1%): verslechtering van hartfalen, manifestatie van totaal hartblok, hartaritmieën. Orthostatische hypotensie, syncope, fenomeen van Raynaud, verergering van claudicatio intermittens. Bronchospasmen (bij astmatische klachten in de anamnese), idiosyncratisch pulmonair oedeem. Duizeligheid, hoofdpijn, paresthesie. Stemmingswisselingen, nachtmerries, verwardheid, psychosen, hallucinaties. Droge ogen, visusstoornissen (myopie, retina-oedeem, xanthopsie). Droge mond. Hepatische toxiciteit, waaronder intrahepatische cholestase. Pancreatitis. Trombocytopenie, leukopenie, agranulocytose, eosinofilie, purpura. Alopecia, psoriasisachtige huidreacties, exacerbatie van psoriasis, huiduitslag, fotosensibilisatie. Impotentie.
Zeer zelden (< 0,01%): toename van antinucleaire antilichamen (ANA). Libidostoornis.
Verder zijn gemeld: hypotensie, cyanotische extremiteiten, spiervermoeidheid. Overgevoeligheid, angio-oedeem. Exantheem, necrotiserende vasculitis van de huid, toxische epidermale necrolyse (syndroom van Lyell), peri–orbitaal oedeem. Vasculitis. Lupusachtig syndroom. Obstipatie. Interstitiële nefritis. Niet-ketotisch hyperosmolair coma. Depressie. Choroïdale effusie. Hypercalciëmie, matige verhoging van serumlipiden, hypomagnesiëmie.
Meer details:
Interacties
Het kaliumverlies (intra- en extracellulair) kan leiden tot toegenomen toxiciteit van digoxine, van geneesmiddelen die het QT-interval verlengen en van niet-depolariserende spierrelaxantia. Het effect op de kaliumhuishouding kan worden versterkt door gastro–intestinale aandoeningen of gelijktijdig gebruik van o.a. corticosteroïden, laxeermiddelen, furosemide of een kaliumarm dieet.
Corticosteroïden kunnen het antihypertensief effect verminderen.
β-Blokkers en andere negatief-chronotrope en -dromotrope stoffen (bv. klasse I anti-aritmica, calciumantagonisten) kunnen elkaars effect versterken. Vermijd combinatie met calciumantagonisten, vooral die voornamelijk een negatief-inotroop, -chronotroop én -dromotroop effect uitoefenen (zoals verapamil en in mindere mate diltiazem),wegens het risico van hypotensie, AV-geleidingsstoornissen en insufficiëntie van de linkerventrikel – vooral bij een al gestoorde hartfunctie. Negatief-inotrope stoffen (inhalatie-anesthetica) of negatief-chrono- of -dromotrope stoffen (membraanstabiliserende anti-aritmica) kunnen het effect versterken.
Bij combinatie met een dihydropyridine calciumantagonist (amlodipine, felodipine, nifedipine) staat hypotensie, en bij hartfalen een verdere verslechtering van de pompfunctie, op de voorgrond.
Combinatie met amiodaron kan ritme- én geleidingsstoornissen veroorzaken.
In combinatie met sotalol kunnen bradycardie en AV-blok optreden.
Bij combinatie met parasympathicomimetica kan de AV-geleidingstijd verhogen én er is meer kans op bradycardie.
Bij combinatie met mefloquine is er ook meer kans op bradycardie.
NSAID's kunnen het diuretisch, natriuretisch en antihypertensief effect verminderen en bij hypovolemie aanleiding geven tot acuut nierfalen.
Tricyclische antidepressiva, fenothiazinen en barbituraten kunnen het bloeddrukverlagend effect versterken.
Cimetidine en alcohol verhogen de bloedspiegel van β-blokkers, die in de lever worden gemetaboliseerd.
Bij combinatie met centraal werkende antihypertensiva, zoals clonidine, methyldopa, moxonidine is voorzichtigheid geboden wegens risico van ernstige reboundhypertensie bij staken van het gebruik van deze middelen; daarom eerst enkele dagen eerder de β-blokker stoppen.
Bij combinatie met MAO–remmers (m.u.v. MAO B-remmers) is er meer kans op hypertensieve reacties.
Sympathicomimetica antagoneren de werking.
Bij combinatie met een ACE-remmer of een ARB is een zeer sterke bloeddrukdaling en/of acuut nierfalen mogelijk aan het begin van de behandeling bij een reeds bestaande natriumdepletie. Vóór instelling op een ACE-remmer dient de behandeling met het diureticum 2–3 dagen te worden gestaakt of de dosering te worden verlaagd om de kans op hypotensie na de eerste dosis te verminderen.
De werking van insuline en orale bloedglucoseverlagende middelen kan worden beïnvloed.
De renale lithiumklaring neemt af; verlaging van de lithiumdosis kan nodig zijn.
β-Blokkers kunnen door ergotaminegebruik veroorzaakte doorbloedingsstoornissen in de extremiteiten versterken.
De renale uitscheiding van cytostatica kan verminderen waardoor het myelosuppressieve effect van het cytostaticum versterkt kan worden.
Bij combinatie van hydrochloorthiazide en methyldopa is hemolytische anemie gemeld.
Colestyramine kan de absorptie van hydrochloorthiazide doen afnemen, waardoor het diureticum niet gelijktijdig maar twee uur ervoor of vier uur erna dient te worden ingenomen.
Interacties
Het kaliumverlies (intra- en extracellulair) kan leiden tot toegenomen toxiciteit van digoxine en niet-depolariserende spierrelaxantia. Het effect op de kaliumhuishouding kan worden versterkt door gastro-intestinale aandoeningen of gelijktijdig gebruik van corticosteroïden of kaliumarm dieet.
Combinatie met calciumantagonisten die voornamelijk een negatief-inotroop, -chronotroop en -dromotroop effect uitoefenen (zoals verapamil en diltiazem) wegens kans op hypotensie, AV-geleidingsstoornissen en insufficiëntie van de linkerventrikel – vooral bij gestoorde hartfunctie – vermijden. Ook bij de dihydropyridinederivaten (zoals nifedipine) geldt dat er mogelijk een te grote versterking van het antihypertensief effect kan optreden, met name bij pre-existente geleidingsstoornissen of een slechte hartfunctie. Intraveneuze toediening van een β-blokker of een calciumkanaalblokker niet starten binnen 48 uur na staken van het andere geneesmiddel.
Digoxine vertraagt ook de AV-geleiding, waardoor bij combinatie AV-dissociatie kan optreden.
Negatief-inotrope stoffen (bv. inhalatie-anesthetica) of negatief-chrono- of dromotrope stoffen (bv. membraanstabiliserende anti-aritmica) kunnen het effect versterken.Ook baclofen versterkt het antihypertensieve effect.
Prostaglandinesynthetaseremmers kunnen het bloeddrukverlagend effect verminderen; vooral bij een gestoorde nierfunctie of bij volumedepletie kan door deze combinatie de nierfunctie (verder) achteruit gaan én is er meer kans op hyperkaliëmie.
Sympathicomimetica antagoneren de werking.
De werking van insuline en orale bloedglucoseverlagende middelen kan worden geantagoneerd, de hyperglykemische werking van diazoxide versterkt.
De renale lithiumklaring neemt af, zodat dosisaanpassing van lithium nodig kan zijn. De renale uitscheiding van cytostatica kan verminderen waardoor het myelosuppressieve effect van het cytostaticum versterkt kan worden.
Harsen zoals colestyramine kan de absorptie verminderen; deze ten minste 4 uur vóór of 2 uur ná atenolol/chloortalidon toedienen.
Wees voorzichtig bij combinatie met centraal werkende antihypertensiva, zoals clonidine, vanwege het risico van ernstige reboundhypertensie bij het staken van het gebruik. Stop de β-blokker daarom eerst en wel enkele dagen eerder. Bij vervanging van clonidine door de β-blokker, eveneens voorzichtig zijn (vanwege deze reboundhypertensie); in dit geval eerst enkele dagen eerder clonidine stoppen voordat met de β-blokker gestart wordt.
Door ergotaminegebruik veroorzaakte doorbloedingsstoornissen in de extremiteiten kunnen worden versterkt.
Bij combinatie met allopurinol neemt de kans op overgevoeligheidsreacties toe, bij combinatie met amantadine de kans op bijwerkingen.
Gelijktijdig gebruik met vitamine D kan een verdere verhoging van het serum–calcium veroorzaken.
Zwangerschap
Hydrochloorthiazide passeert de placenta.
Teratogenese: Zowel bij mens als bij dieren, onvoldoende gegevens.
Farmacologisch effect: bisoprolol: contractie van de uterus, verminderde uterus- en placentadoorbloeding, intra-uteriene groeivertraging, remming van foetale autonome reflexen, intra-uteriene dood. Bij gebruik later tijdens de zwangerschap kan een β-blokker bij de foetus en de neonaat aanleiding geven tot hypoglykemie, ademnood en bradycardie; het pasgeboren kind hierop strikt controleren. Bij gebruik van hydrochloorthiazide tijdens het tweede en derde trimester dient er bij de vrouw rekening te worden gehouden verstoring van de foetoplacentaire perfusie en bij de pasgeborene met icterus neonatorum, trombocytopenie en verstoring van de elektrolytenbalans.
Advies: Gebruik ontraden.
Zwangerschap
Atenolol en chloortalidon passeren de placenta.
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens.
Farmacologisch effect: Bij gebruik van β-blokkers is contractie van de uterus, verminderde uterus- en placentadoorbloeding en remming van foetale autonome reflexen gemeld. Intra-uteriene groeivertraging is waargenomen. Verder kunnen bij gebruik tijdens zwangerschap en partus ongewenste bijwerkingen (m.n. bradycardie, hypotensie en hypoglykemie) bij foetus en neonaat optreden. Het pasgeboren kind bij onbedoelde blootstelling aan de combinatie strikt controleren. De kans op hart- en longcomplicaties bij de pasgeborene in de postnatale periode is vergroot. Op grond van de farmacologische werkzaamheid van chloortalidon dient bij de vrouw rekening te worden gehouden met afname van het circulerend bloedvolume, bij de neonaat met icterus neonatorum, trombocytopenie en verstoring van de elektrolytenbalans (hyponatriëmie, hypokaliëmie).
Advies: Gebruik is gecontra–indiceerd.
Lactatie
Overgang in moedermelk: Ja (hydrochloorthiazide), onbekend (bisoprolol).
Farmacologisch effect: Verhoogd vrij bilirubine (hydrochloorthiazide).
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel of het geven van borstvoeding is gecontra-indiceerd.
Overige: Hooggedoseerd kunnen thiazide-diuretica de melkproductie remmen door versterkte diurese.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja (atenolol, chloortalidon), de concentratie atenolol in moedermelk is driemaal zo hoog als de bloedspiegel.
Farmacologisch effect: Het is mogelijk dat deze hoeveelheid atenolol farmacologische effecten (bradycardie, hypoglykemie) bij het kind veroorzaakt. Chloortalidon kan mede door de lange halfwaardetijd (met kans op stapeling) ook een farmacologisch effect op het kind hebben.
Advies: Gebruik is gecontra–indiceerd.
Overige: Hooggedoseerd kan chloortalidon de melkproductie remmen door versterkte diurese.
Contra-indicaties
- sick-sinussyndroom, tweede- en derdegraads AV-blok (zonder pacemaker), sinoatriaal blok, symptomatische bradycardie (hartslag in rust < 60 slagen/min vóór het begin van de behandeling), cardiogene shock;
- acuut hartfalen of hartfalen waarbij i.v.-behandeling nodig is;
- ernstige leverinsufficiëntie, (hepatisch) coma;
- ernstige nierinsufficiëntie met oligurie of anurie (creatinineklaring < 30 ml/min en/of creatinineconcentratie in het serum > 159 micromol/l), jicht;
- acute glomerulonefritis;
- overgevoeligheid voor sulfonamiden of thiaziden;
- ernstig astma en andere ernstige obstructieve longaandoeningen;
- ernstige perifere circulatiestoornissen (M. Raynaud);
- metabole acidose;
- onbehandeld feochromocytoom;
- refractoire hypokaliëmie, ernstige hyponatriëmie, hypercalciëmie.
Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Lactatie.
Contra-indicaties
- bradycardie;
- sick-sinussyndroom;
- tweede- en derdegraads AV-blok;
- hypotensie;
- cardiogene shock;
- ernstige perifere arteriële circulatiestoornissen;
- ongecontroleerd hartfalen;
- onbehandeld feochromocytoom;
- metabole acidose;
- ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring < 30 ml/min), zie ook de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen;
- overgevoeligheid voor sulfonamiden.
Zie voor meer contra-indicaties de rubrieken Zwangerschap en Lactatie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Therapie onder controle instellen (bv. 1×/2 weken gedurende 3–6 w.), indien tevoren geen monotherapie met een β-blokker werd gegeven. Als de hartfrequentie afneemt tot 50–55 slagen per minuut, de dosering verlagen. Bij 'ernstiger' bradycardie (< 50 slagen/min) de behandeling staken.
De behandeling tevens staken bij therapieresistente verstoring van de elektrolytenbalans, orthostatische disregulatie, overgevoeligheidsreacties, ernstige maag-darmklachten, stoornissen van het CZS, pancreatitis, veranderingen in het bloedbeeld, acute cholecystitis, vasculitis, toename van reeds bestaande bijziendheid, serumcreatininespiegel > 159 micromol/l of creatinineklaring ≤ 30 ml/min.
Voorzichtig bij hartfalen, een eerstegraads AV-blok, Prinzmetal-angina, perifeer arterieel vaatlijden, myasthenia gravis, bronchospasmen, een milde tot matige nierfunctiestoornis of een leverfunctiestoornis. Bij Prinzmetal-angina zijn coronaire spasmen waargenomen; een verergering van Prinzmetal-angina kan niet uitgesloten worden.
Tevens voorzichtig toepassen bij ernstige overgevoeligheidsreacties in de voorgeschiedenis en tijdens desensibilisatietherapie, omdat met name niet-selectieve β-blokkers de gevoeligheid voor allergenen en ernst van anafylactische reacties kunnen vergroten.
Vanwege het effect op de vocht- en elektrolytenhuishouding, met name kalium, natrium, magnesium, chloor en calcium, verdient het aanbeveling tijdens een langdurige behandeling de elektrolyten, het creatinine- en ureumgehalte, de serumlipiden, het urinezuur en de bloedsuikerspiegel te controleren en zo nodig te corrigeren. Voorzichtig bij hypovolemie.
Frequente controle van diabetes mellitus is geïndiceerd, omdat het preparaat interfereert met de glucosestofwisseling en de werking van insuline en orale bloedglucoseverlagende middelen. Symptomen van hypoglykemie en hyperthyroïdie worden gemaskeerd. Herstel van de glucosespiegel na hypoglykemie kan vertraagd zijn; dit geldt voor selectieve β-blokkers in veel mindere mate. Voorzichtig toepassen bij streng vasten en grote fysieke inspanning.
Bij algehele anesthesie de anesthesist informeren over het gebruik van bisoprolol; als het noodzakelijk is bisoprolol te staken voor de operatie, de dosering stapsgewijs afbouwen, dit moet minimaal 48 uur voor de operatie afgerond zijn.
Bij het optreden van symptomen van fotosensibilisatie de behandeling staken. Bij langdurig gebruik van hydrochloorthiazide neemt het risico op niet-melanome huidkanker (basaalcelcarcinoom en plaveiselcelcarcinoom) toe; de oorzaak hiervoor is waarschijnlijk fotosensibilisatie (grotere gevoeligheid voor UV-straling). Adviseer de patiënt overmatige blootstelling aan zonlicht en UV-straling te vermijden en adequate bescherming te gebruiken tegen de zon. Adviseer tevens contact op te nemen bij nieuwe laesies of veranderingen in laesies met verdachte kenmerken. Heroverweeg het gebruik van hydrochloorthiazide bij patiënten die al eerder huidkanker hebben gehad; dit geldt mogelijk ook voor andere thiazidediuretica.
Zeer zeldzame ernstige gevallen van acute longtoxiciteit zoals 'Acute Respiratory Distress Syndrome' (ARDS) zijn gemeld na gebruik van hydrochloorthiazide. Longoedeem treedt doorgaans binnen minuten tot uren na inname van hydrochloorthiazide op. Pulmonale symptomen zoals dyspneu en verslechtering van de longfunctie, en ook koorts en hypotensie kunnen voortekenen zijn van ARDS. Bij optreden van deze symptomen de toediening staken en een passende behandeling geven. Hydrochloorthiazide niet geven bij eerder opgetreden ARDS na inname van hydrochloorthiazide.
Bij acute oogpijn of daling van de gezichtsscherpte (binnen enkele uren tot weken na start van de behandeling) de behandeling onmiddellijk staken. Choroïdale effusie met visusstoornissen, acute myopie en gesloten-kamerhoekglaucoom zijn gemeld bij gebruik van hydrochloorthiazide. Indien de oogdruk verhoogd is, deze proberen te verminderen vanwege de kans op acuut gesloten-kamerhoekglaucoom. Een van de risicofactoren voor het ontwikkelen van acuut gesloten kamerhoekglaucoom kan zijn een voorgeschiedenis van een sulfonamide- of penicilline-allergie.
Bisoprolol kan psoriasis verergeren.
Bij feochromocytoom bisoprolol alleen toedienen ná α-receptorblokkade.
Onderzoeksgegevens: Er zijn onvoldoende gegevens over de werkzaamheid en veiligheid van het gebruik van bisoprolol bij kinderen en adolescenten (< 18 j.).
Waarschuwingen en voorzorgen
Voorzichtig zijn bij chronische obstructieve longaandoeningen, eerstegraads AV-blok, langdurig vasten, leverfunctiestoornissen, myasthenia gravis, diabetes mellitus, behandeld hartfalen, Prinzmetalangina-pectoris, perifere circulatiestoornissen (fenomeen van Raynaud, claudicatio intermittens) en bij jicht in de voorgeschiedenis.
Tevens voorzichtig zijn bij ernstige overgevoeligheidsreacties in de voorgeschiedenis en tijdens desensibilisatietherapie, omdat met name niet-selectieve β-blokkers de gevoeligheid voor allergenen en de ernst van anafylactoïde reacties kunnen vergroten.
Therapie onder controle van de polsslag instellen (bv. 1× per 2 w. gedurende 3–6 w.), indien voor de combinatietablet geen monotherapie met een β-blokker werd gegeven. Verlaag de dosering als de hartfrequentie afneemt tot 50–55 slagen/min. Bij 'ernstiger' bradycardie (< 50 slagen/min) de behandeling staken.
Controleer periodiek serumelektrolytconcentraties en corrigeer zo nodig, met name van kalium en natrium. Dit is vooral van belang bij ouderen, ascites, nefrotisch syndroom, overmatig braken, diarree, diabetes mellitus, parenterale toediening van vloeistoffen en een streng zoutarm dieet, omdat dan de kans op hypokaliëmie is toegenomen. Hyponatriëmie met neurologische symptomen (misselijkheid, zwakte, progressieve desoriëntatie, apathie) is waargenomen bij thiazide-diuretica; bij ouderen en mensen met levercirrose is frequentere controle nodig. Een hypokaliëmie die verband houdt met een hypomagnesiëmie kan refractair zijn voor behandeling, tenzij het serummagnesium wordt gecorrigeerd.
β-Blokkers kunnen de adrenerge symptomen van hyperthyroïdie en van hypoglykemie maskeren. Herstel van de glucosespiegel na hypoglykemie kan worden vertraagd; de selectieve β-blokkers hebben dit effect in veel mindere mate.
Bij hyperlipidemie serumlipiden extra controleren.
Bij een verminderde nierfunctie is atenolol/chloortalidon volgens de fabrikant minder effectief. Bij ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring < 30 ml/min) is atenolol/chloortalidon volgens de fabrikant onwerkzaam en gecontra-indiceerd. Er zijn echter aanwijzingen dat thiazide(-achtigen) wél werkzaam zijn bij een verminderde nierfunctie, zie ook hypertensie (essentiële of primaire)#behandelplan.
Bij een verminderde leverfunctie voorzichtig toepassen omdat verschuivingen in het vloeistof- en elektrolytenevenwicht coma hepaticum kunnen bevorderen.
Bij continuering van de toediening tijdens algehele anesthesie rekening houden met een veranderde hemodynamische respons op stress.
Bij acute oogpijn of daling van de gezichtsscherpte (binnen enkele uren tot weken na start van de behandeling) de behandeling onmiddellijk staken. Choroïdale effusie met visusstoornissen, acute myopie en gesloten-kamerhoekglaucoom zijn gemeld bij gebruik van sulfonamide(derivaten). Indien de oogdruk verhoogd is, deze proberen te verminderen vanwege de kans op acuut gesloten-kamerhoekglaucoom. Een van de risicofactoren voor het ontwikkelen van acuut gesloten-kamerhoekglaucoom kan zijn een voorgeschiedenis van een sulfonamide- of penicilline-allergie.
Stoffen verwant aan thiaziden verminderen de calciumuitscheiding en kunnen zo hypercalciëmie veroorzaken, wees daarom voorzichtig bij maligne aandoeningen of hyperparathyroïdie. Wegens hun invloed op het calciummetabolisme kunnen thiaziden bijschildklierfunctieproeven verstoren.
Beëindiging – ook tijdelijk – van een behandeling met β-blokkers dient, zo mogelijk, geleidelijk plaats te vinden gedurende 1–2 weken. Plotseling staken kan leiden tot ernstige aritmieën of verergering van angina pectoris
Niet toepassen bij kinderen < 18 jaar vanwege onvoldoende ervaring.
Overdosering
Symptomen
Bradycardie, hypotensie, bronchospasmen, acuut hartfalen, geleidingsstoornissen, hypoglykemie en door hydrochloorthiazide: verstoring in vocht-en elektrolytenbalans (m.n. kalium, natrium, magnesium) en daardoor duizeligheid, misselijkheid, slaperigheid, hypotensie.
Zie voor meer symptomen en behandeling op vergiftigingen.info.
Overdosering
Symptomen
Bradycardie, hypotensie, acute hartinsufficiëntie, coma, shock, bronchospasme, verstoring van de water- en elektrolytenbalans.
Therapie
Zie voor meer symptomen en behandeling vergiftigingen.info.
Eigenschappen
Combinatie van een selectieve β-blokker zonder intrinsieke sympathicomimetische activiteit en een thiazide-diureticum.
Kinetische gegevens
Eigenschappen
Combinatie van een aan thiaziden verwant diureticum en een niet-lipofiele selectieve β-blokker zonder intrinsieke sympathicomimetische of membraanstabiliserende activiteit. Werkingsduur minimaal 24 uur.
Kinetische gegevens
Groepsinformatie
bisoprolol/hydrochloorthiazide hoort bij de groep bètablokker met diureticum.
Groepsinformatie
atenolol/chloortalidon hoort bij de groep bètablokker met diureticum.