Samenstelling
Cluvot XGVS CSL Behring bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof (concentraat)
- Sterkte
- 250 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 4 ml + toedieningssysteem
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof (concentraat)
- Sterkte
- 1250 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 20 ml + toedieningssysteem
Na oplossen in het voorgeschreven volume voor injectie bevat het preparaat per ml: ca. 62,5 IE factor XIII en 2,8–4,4 mg natrium. De specifieke activiteit is ongeveer 6–10 IE/mg eiwit.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Cevenfacta XGVS Aanvullende monitoring Laboratoire français du Fractionnement et des Biotechnologies
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 1 mg
- Verpakkingsvorm
- met solvens 1,1 ml in wegwerpspuit
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 5 mg
- Verpakkingsvorm
- met solvens 5,2 ml in wegwerpspuit
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Zie voor de behandeling van factor XIII-deficiëntie (de zwarte tekstgedeeltes van) de richtlijn Diagnostiek en behandeling van hemofilie en aanverwante hemostasestoornissen, p.146 (2020) op hematologienederland.nl.
Advies
Zie voor de behandeling van hemofilie de richtlijn Diagnostiek en behandeling van hemofilie op hematologienederland.nl.
Indicaties
Volwassenen en kinderen met aangeboren factor XIII-deficiëntie, voor:
- routineprofylaxe van bloedingen;
- perioperatieve behandeling van chirurgische bloedingen.
Indicaties
Behandeling van bloedingsepisodes en preventie van bloedingen na een operatie of invasieve procedure, bij volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar met:
- congenitale hemofilie met hoog-responsieve remmers (antistoffen) tegen stollingsfactor VIII of IX (d.w.z. ≥ 5 Bethesda-eenheden (BE));
- congenitale hemofilie met een lage titer aan remmers (BE<5), maar met een naar verwachting hoge anamnestische respons bij toediening van factor VIII (FVIII) of factor IX (FIX) of resistentie tegen hogere doseringen van FVIII of FIX.
Doseringen
De dosering is afhankelijk van de laboratoriumwaarden, de klinische toestand en het lichaamsgewicht van de patiënt.
Injecteer of dien traag intraveneus toe in een aparte injectie/infuuslijn (meegeleverd) op een voor de patiënt prettige snelheid; injectiesnelheid maximaal ca. 4 ml/min.
Routineprofylaxe
Volwassenen en kinderen
Initiële dosis: 40 IE/kg lichaamsgewicht. Toediening om de 28 dagen. Dosering aanpassen op basis van de meest recente dalspiegel van factor XIII-activiteit om een dal-FXIII-activiteit van ongeveer 5–20% te handhaven en op basis van de klinische toestand van de patiënt. Dosering als volgt aanpassen, bijvoorbeeld op basis van de Berichrom®-activiteitbepaling: bij één dalwaarde < 5%: verhoog dosering met 5 IE/kg lichaamsgewicht; bij dalwaarde 5–20%: geen dosisaanpassing; bij twee dalwaarden > 20% of één dalwaarde > 25%: verlaag de dosering met 5 IE/kg.
Perioperatieve profylaxe
Volwassenen en kinderen
Bij geplande operatie 21–28 dagen na laatste routine profylactische dosis: geef de gehele profylactische dosis direct voor de operatie, de volgende profylactische dosis na 28 dagen.
Bij geplande operatie 8–21 dagen na laatste routine profylactische dosis: dosis afhankelijk van de gemeten FXIII-activiteit en de klinische toestand van de patiënt; een (volledige of gedeeltelijke) extra dosis kan worden toegediend voor de operatie, aangepast volgens de halfwaardetijd van FXIII.
Bij geplande operatie minder dan 7 dagen na de laatste routine profylactische dosis: mogelijk is er geen extra dosis nodig. De stijging van FXIII-activiteit volgen; bij grote operatie en ernstige bloedingen streven naar bijna normale waarden (gezonde personen: 70–140%).
Tijdens de toediening de patiënt observeren op een eventuele onmiddellijke reactie. Bij optreden van een allergische reactie op FXIII de infuussnelheid verlagen of de toediening staken; bij optreden van een allergoïde anafylactische reactie de toediening direct staken.
Doseringen
De dosering en behandelduur zijn afhankelijk van de locatie en ernst van de bloeding of het type operatie/procedure, de behoefte aan dringende hemostase, de frequentie van toediening en de bekende responsiviteit van de patiënt op FVIIa-houdende ‘bypassing agents’ tijdens eerdere bloedingen. De toe te dienen doses aanpassen op geleide van de klinische respons en de evaluatie van de hemostase.
Cumulatieve dagelijkse doses hoger dan 1,025 microg/kg zijn niet onderzocht. De maximaal verdraagbare doses zijn niet bepaald voor geactiveerd eptacog β.
Lichte tot matige bloedingen bij hemofilie (zoals gewrichts-, oppervlakkige spier-, weke delen-, en mucocutane bloedingen)
Volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar
75 microg per kg lichaamsgewicht om de 3 uur tot hemostase wordt bereikt. Doseringsalternatief: begindosis van 225 microg/kg eenmalig; als er binnen 9 uur geen hemostase bereikt wordt zo nodig 75 microg/kg om de 3 uur. Duur van de thuisbehandeling: max. 24 uur, zo nodig langer na overleg met het hemofiliebehandelcentrum.
Ernstige bloedingen bij hemofilie (levens- of ledemaatbedreigende bloeding, iliopsoas- en diepe spierbloeding met neurovasculair letsel, retroperitoneale, intracraniale of gastro-intestinale bloeding)
Volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar
225 microg per kg lichaamsgewicht eenmalig, zo nodig na 6 uur 75 microg per kg lichaamsgewicht om de 2 uur tot hemostase is bereikt. Na het bereiken van hemostase doseren op geleide van de klinische evaluatie en het type bloeding. Bij een ernstige bloeding mag de aanvangsdosis zo nodig thuis worden toegediend.
Perioperatief bij hemofilie
Volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar
Bij een kleine ingreep (o.a. ongecompliceerde tandextracties, perifere invoering van een centrale katheter, plaatsing van een Port-a-Cath): begindosering 75 microg per kg lichaamsgewicht direct voor de operatie of invasieve procedure, vervolgens 75 microg/kg om de 2 uur gedurende de eerste 48 uur na de startdosis. Behandelduur is meestal 48 uur, soms is een kortere toediening of toediening met een groter tijdsinterval aangewezen.
Bij een zware ingreep: begindosering 200 microg per kg lichaamsgewicht direct voor de operatie, vervolgens 75 microg/kg om de 2 uur gedurende de operatie. Postoperatief de dosering aanpassen op geleide van de bekende responsiviteit van de patiënt op FVIIa-houdende ‘bypassing agents’ tijdens eerdere bloedingen en de klinische evaluatie, bijvoorbeeld: de eerste 48 uur na de operatie: 75 microg/kg om de 2 uur, dag 3 en 4: 75 microg/kg om de 2-4 uur, dag 5 en 6: 75 microg/kg om de 2-6 uur, dag 7-10: 75 microg/kg om de 2-8 uur, vanaf dag 11: 75 microg/kg om de 2-12 uur. Behandelduur: minstens 120 uur postoperatief, totdat hemostase bereikt is en de wondgenezing voldoende ondersteund is.
Postoperatief vóór de verwijdering van drains of hechtingen of vóór fysiotherapie: 75 microg per kg lichaamsgewicht.
Toediening
- De gereconstitueerde oplossing toedienen als intraveneuze bolusinjectie gedurende 2 minuten of korter.
Bijwerkingen
Zelden (0,01-0,1%): allergische anafylactoïde reacties (zoals gegeneraliseerde urticaria, huiduitslag, daling van de bloeddruk, dyspneu). Stijging van de temperatuur.
Zeer zelden (< 0,01%): vorming van neutraliserende factor XIII-remmers.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): duizeligheid, hoofdpijn. Hematoom of ongemak op de infusieplaats, injectiegerelateerde reactie. Verhoogde lichaamstemperatuur.
Interacties
Er zijn geen interacties van factor XIII bekend.
Interacties
Gelijktijdig gebruik met (geactiveerd/niet-geactiveerd) protrombinecomplex vergroot de kans op trombose.
Combinatie met recombinant stollingsfactor VIIa en recombinant factor XIII wordt op basis van een niet-klinische studie met eptacog α ontraden.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens geen aanwijzingen voor schadelijkheid (weinig gegevens).
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Zwangerschap
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren, geen gegevens.
Advies: Gebruik ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onwaarschijnlijk, vanwege de molecuulgrootte. Absorptie van intacte moleculen is ook onwaarschijnlijk vanwege het eiwitachtige karakter.
Advies: Kan, voor zover bekend zonder gevaar, worden gebruikt.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Contra-indicaties
- Overgevoeligheid voor konijnen of konijneneiwitten.
Waarschuwingen en voorzorgen
Bij een bekende allergie voor FXIII (symptomen als gegeneraliseerde urticaria, huiduitslag, bloeddrukdaling, dyspneu) eventueel antihistaminica of corticosteroïden profylactisch toedienen. Bij optreden van symptomen zoals galbulten, gegeneraliseerde urticaria, beklemd gevoel op de borst, benauwdheid, bloeddrukdaling en anafylactische reacties de toediening onmiddellijk staken.
Indien de te verwachten spiegel van FXIII niet wordt bereikt of indien een doorbraakbloeding optreedt ondanks een juiste dosering, op de aanwezigheid van neutraliserende antistoffen (remmers) tegen FXIII controleren.
Het risico van overdracht van met bloed overdraagbare infectieuze agentia kan niet geheel worden uitgesloten. Hepatitisvaccinatie (hepatitis A en B) overwegen bij regelmatig of herhaald gebruik van geneesmiddelen uit menselijk bloed of plasma, zoals factor XIII.
Er zijn onvoldoende gegevens betreffende toediening bij leeftijd > 65 jaar.
Waarschuwingen en voorzorgen
Controleer tijdens de behandeling op de ontwikkeling van klachten en symptomen van activatie van het stollingssysteem of trombose. Bij een door het laboratorium bevestigde intravasculaire coagulatie (meestal gemeten m.b.v. de D-dimeerwaarde) of bij aanwezigheid van klinische trombose de dosis van geactiveerd eptacog β verlagen of de behandeling staken, afhankelijk van de klinische evaluatie. Er is een hoger risico op een trombo-embolische aandoening bij een voorgeschiedenis van congenitale of verworven hemofilie en gelijktijdige behandeling met (geactiveerd/niet-geactiveerd) protrombinecomplex of andere hemostatica en bij een voorgeschiedenis van atherosclerose, coronairlijden, cerebrovasculaire aandoening, beknellingsletsel, sepsis of trombo-embolie. Er is beperkte informatie over gebruik van dit middel bij een voorgeschiedenis van arteriële of veneuze trombo-embolische aandoeningen, maar trombo-embolische aandoeningen zijn gemeld bij gebruik van eptacog α en (geactiveerd/niet-geactiveerd) protrombinecomplex.
Controleer op neutraliserende antilichamen (remmers) bij onvoldoende hemostase ondanks een adequate dosering. Neutraliserende antistoffen tegen andere factor VIIa-bevattende producten zijn waargenomen bij patiënten met een congenitale deficiëntie in factor VII, een niet-goedgekeurde indicatie voor geactiveerd eptacog ß.
Symptomen zoals netelroos, gegeneraliseerde urticaria, druk op de borst, piepende en hijgende ademhaling, hypotensie en anafylaxie kunnen een vroege waarschuwing zijn voor allergische of anafylactische reacties. Bij het optreden van dergelijke reacties, de toediening direct staken. Patiënten met een bekende op IgE-gebaseerde overgevoeligheid voor caseïne kunnen een hoger risico hebben op overgevoeligheidsreacties. Als geactiveerd eptacog β opnieuw wordt overwogen na een (vermoede) overgevoeligheid, het voordeel zorgvuldig afwegen tegen het risico.
Stollingstesten (protrombinetijd (PTT)/international normalised ratio (INR), geactiveerde partiële tromboplastinetijd (aPTT), FVII coagulatie-activiteit (stollingstijd) (FVII:C)) hangen niet noodzakelijk samen met de hemostatische werkzaamheid van geactiveerd eptacog β. Deze testen hebben geen voorspellende waarde voor de werkzaamheid van geactiveerd eptacog β.
Onderzoeksgegevens
- Er is slechts beperkte ervaring met ernstige bloedingen of bij een leeftijd < 12 jaar.
- Er zijn geen gegevens over werkzaamheid en veiligheid bij ouderen of een verminderde nier- of leverfunctie.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met factor XIII contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met geactiveerd eptacog β contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Factor XIII (FXIII), bereid uit humaan plasma. Verbindt, door enzymatische functie (transamidase-activiteit), de aminogroep van lysine met glutamine, waardoor dwarsverbindingen tussen de fibrinemoleculen worden gevormd. Dit, en de stabilisering van fibrine, bevordert de penetratie van fibroblasten en ondersteunt de wondheling.
Kinetische gegevens
T max | gem. 1,2 uur. |
V d | gem. 49,4 ml/kg. |
T 1/2el | gem. 7,8 dagen, korter bij leeftijd < 16 jaar. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Geactiveerde recombinante stollingsfactor VIIa (= eptacog β) geproduceerd uit konijnenmelk met behulp van recombinant-DNA-technologie. Door interactie met weefselfactor (TF) activeert FVIIa normaliter factor X, dat daarna de conversie van protrombine in trombine start. Hierdoor wordt een hemostatische prop gevormd op de plaats van verwonding, door omzetting van fibrinogeen in fibrine. Tevens activeert factor VIIa de omzetting van factor IX in factor IXa. Gebruik van factor VIIa kan o.a. via het 'TF-afhankelijke mechanisme' de behoefte aan Factor VIIIa of Factor IXa (dus bij hemofilie A of B) omzeilen en zo de hemostase herstellen bij hun afwezigheid, of zelfs in de aanwezigheid van remmers.
Kinetische gegevens
V d | 0,10-0,12 l/kg. |
T 1/2el | 2,0-2,3 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
factor XIII hoort bij de groep bloedstollingsfactoren.
- albutrepenonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- damoctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- efmoroctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- eftrenonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- emicizumab (B02BX06) Vergelijk
- eptacog alfa, geactiveerd (B02BD08) Vergelijk
- eptacog bèta, geactiveerd (B02BD08) Vergelijk
- factor VIII (B02BD02) Vergelijk
- factor VIII/von Willebrand-factor (B02BD06) Vergelijk
- fibrinogeen (B02BB01) Vergelijk
- lonoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- moroctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- nonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- nonacog bèta pegol (B02BD04) Vergelijk
- nonacog gamma (B02BD04) Vergelijk
- octocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- protrombinecomplex (B02BD01) Vergelijk
- protrombinecomplex (geactiveerd) (B02BD03) Vergelijk
- rurioctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- simoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- turoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- turoctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- von Willebrand-factor (B02BD10) Vergelijk
- vonicog alfa (B02BD10) Vergelijk
Groepsinformatie
eptacog bèta, geactiveerd hoort bij de groep bloedstollingsfactoren.
- albutrepenonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- damoctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- efmoroctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- eftrenonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- emicizumab (B02BX06) Vergelijk
- eptacog alfa, geactiveerd (B02BD08) Vergelijk
- factor VIII (B02BD02) Vergelijk
- factor VIII/von Willebrand-factor (B02BD06) Vergelijk
- factor XIII (B02BD07) Vergelijk
- fibrinogeen (B02BB01) Vergelijk
- lonoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- moroctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- nonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- nonacog bèta pegol (B02BD04) Vergelijk
- nonacog gamma (B02BD04) Vergelijk
- octocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- protrombinecomplex (B02BD01) Vergelijk
- protrombinecomplex (geactiveerd) (B02BD03) Vergelijk
- rurioctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- simoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- turoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- turoctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- von Willebrand-factor (B02BD10) Vergelijk
- vonicog alfa (B02BD10) Vergelijk