Samenstelling
Fampyra
Bijlage 2
Biogen Netherlands
- Toedieningsvorm
- Tablet met gereguleerde afgifte
- Sterkte
- 10 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Firdapse (als fosfaat) Aanvullende monitoring SERB SA
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 10 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Patiënten met EDSS 4-7 die minstens 6 seconden nodig hebben om de Timed 25 Foot Walk Test (T25FWT) af te leggen kunnen starten met fampridine op basis van een proefbehandeling die 2 weken duurt. Daarna moet opnieuw de T25FWT gedaan worden. Als de loopsnelheid met ten minste 20% is toegenomen, kan de behandeling voortgezet worden; anders moet deze worden gestaakt. Jaarlijks moet een herevaluatie plaatsvinden. Hiervoor moet fampridine minimaal 48 uur gestaakt worden, waarna de T25FWT moet worden uitgevoerd en er opnieuw een proefbehandeling van 2 weken moet plaatsvinden. Alleen patiënten die na de proefbehandeling een verbetering van ten minste 20% op de T25FWT hebben kunnen de behandeling voortzetten.
Aan de vergoeding van fampridine zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.
Advies
Amifampridine is middel van eerste keus bij de symptomatische behandeling van LEMS. De Commissie geeft de voorkeur aan het magistraal gemaakte retard amifampridinebase-preparaat waarmee in Nederland de meeste ervaring bestaat en waarop veel patiënten zijn ingesteld.
Indicaties
- Verbetering van het lopen bij volwassen patiënten met multiple sclerose met beperkt loopvermogen (Expanded Disability Status Scale; EDSS 4–7).
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Symptomatische behandeling van het Lambert-Eaton-myastheniesyndroom (LEMS) bij volwassenen.
Doseringen
Verbetering van het lopen bij multiple sclerose
Volwassenen
Aanbevolen en max. dosering: 10 mg 2×/dag, 's ochtends en ’s avonds met 12 uur tussenpauze. Fampridine mag men de eerste keer maar voor 2-4 weken voorschrijven, omdat de klinische voordelen pas na 2-4 weken zichtbaar worden. Als na 2-4 weken de patiënt geen verbetering meldt, óf indien op een beoordeling van het loopvermogen, bv. de Timed 25-Foot Walk (T25FW) of de uit 12 items bestaande Multiple Sclerosis Walking Scale (MSWS-12), geen verbetering wordt waargenomen, de behandeling staken. Bij een achteruitgang van het loopvermogen, herbeoordeling overwegen; tijdens de herbeoordeling de behandeling onderbreken en de looptest herhalen. Als het lopen geen verbetering meer vertoont, de behandeling staken.
Bij nierfunctiestoornissen: bij matige en ernstige nierfunctiestoornis (een creatinineklaring < 50 ml/min) is de behandeling gecontra-indiceerd.
Bij leverfunctiestoornissen: een dosisaanpassing is niet nodig.
Bij ouderen: eerst de nierfunctie controleren, omdat bij een creatinineklaring < 50 ml/min de behandeling is gecontra-indiceerd.
Dosis vergeten: als een dosis is vergeten, het gebruikelijke dosisregime vervolgen en geen dubbele dosis innemen.
Toediening: De tabletten heel innemen, zonder voedsel.
Doseringen
De behandeling beginnen onder supervisie van een arts die ervaring heeft met de behandeling.
De tablet kan worden verdeeld in twee gelijke helften, zodat per 5 mg kan worden gedoseerd.
Lambert-Eaton-myastheniesyndroom:
Volwassenen:
begindosering 15 mg/dag, verdeeld over 3–4 doses; deze dosis in stappen van 5 mg om de 4 tot 5 dagen verhogen tot max. 60 mg/dag. Geen enkele enkelvoudige dosis mag hoger zijn dan 20 mg. In klinisch onderzoek was amifampridine (als base) werkzaam in doses tot 100 mg /dag; daarom kan men in uitzonderlijke gevallen en onder bewaking van bijwerkingen en ECG de dosering verder verhogen in stappen van 5 mg om de 7 dagen tot max. 80 mg/dag.
Bij een matige of ernstige nier- of leverfunctiestoornis: startdosis 5 mg (halve tablet) 1×/dag; bij een lichte nier- of leverfunctiestoornis: startdosis 5 mg 2×/dag. Verder bij een nier- of leverfunctiestoornis de dosis langzamer opvoeren: in stappen van 5 mg om de 7 dagen. Indien een bijwerking optreedt de opwaartse titratie stoppen.
Genetische verschillen in N-acetyltransferase (NAT)-enzymen kunnen invloed hebben op de systemische blootstelling; zie ook de rubriek Kinetische gegevens onder Eigenschappen.
Bij stoppen met de behandeling kunnen enkele van de LEMS-symptomen terugkeren.
Toedieningsinformatie: de tabletten met voedsel innemen.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): urineweginfectie.
Vaak (1-10%): griep, nasofaryngitis, virale infectie, slapeloosheid, angst, duizeligheid, hoofdpijn, evenwichtsstoornis, vertigo, paresthesie, tremor. Hartkloppingen. Dyspneu, faryngolaryngeale pijn. Gastro-intestinale stoornissen (zoals misselijkheid, braken constipatie, dyspepsie). Rugpijn, asthenie.
Soms (0,1-1%): anafylaxie, angio-oedeem, overgevoeligheid. Convulsie, (verergering van) trigeminus neuralgie. Tachycardie, hypotensie. Huiduitslag, urticaria. Borstongemak.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): duizeligheid, hypo-esthesie, paresthesie, orale hypo-esthesie, orale paresthesie, perifere en peribuccale paresthesie, misselijkheid, hyperhidrose, koud zweet.
Vaak (1-10%): koude extremiteiten, abdominale pijn.
Verder zijn gemeld: slaapstoornissen, angst, convulsies, chorea, myoklonie, slaperigheid, zwakte, vermoeidheid, hoofdpijn; wazig zicht; hartritmestoornissen, palpitaties; fenomeen van Raynaud; hoest, bronchiale hypersecretie, astma-aanval (bij patiënten met (een geschiedenis van) astma); diarree, pijn in bovenbuik, stijging van leverenzymwaarden.
Interacties
Fampridine wordt voornamelijk (60%) via actieve niersecretie (met OCT2 als transporteiwit) door de nieren uitgescheiden; daarom is gelijktijdig gebruik van OCT2- remmers, zoals cimetidine, gecontra-indiceerd. Wees voorzichtig bij gelijktijdig gebruik van andere geneesmiddelen die substraat zijn van OCT2, bijvoorbeeld: carvedilol, propranolol, metformine.
Interacties
Er zijn geen gegevens over de effecten van amifampridine op het metabolisme of de actieve secretie van andere geneesmiddelen. Uit voorzorg is daarom gelijktijdig gebruik met geneesmiddelen met een smal therapeutisch venster gecontra-indiceerd. Bij middelen met een breder therapeutisch venster monitoren op bijwerkingen.
Vanwege meer kans op ventriculaire tachycardie (vooral 'torsade de pointes') is combinatie met middelen die het QT-interval verlengen (zoals amiodaron, kinidine, disopyramide, sotalol, domperidon, tricyclische antidepressiva, sommige antipsychotica, methadon, macrolide antibiotica, fluorchinolonen, enkele antimycotica, selectieve serotonine 5HT3- receptorantagonisten (granisetron, ondansetron) gecontra-indiceerd.
Het is nog niet geheel duidelijk in hoeverre de blootstelling aan amifampridine wordt beïnvloed door andere geneesmiddelen; daarom is monitoring aangewezen bij gelijktijdige behandeling met sterke enzyminductoren of sterke enzymremmers.
Wees voorzichtig bij gebruik van geneesmiddelen die de epileptische drempel verlagen (de meeste antidepressiva, antipsychotica (fenothiazinen en butyrofenonen), mefloquine, bupropion en tramadol); geneesmiddelen met atropine-effecten (tricyclische antidepressiva, de meeste H1-atropine-antihistaminica, anticholinergica, antiparkinsonmiddelen, atropine-antispasmodica, disopyramide, fenothiazine-antipsychotica en clozapine); geneesmiddelen met cholinerge effecten (bv. directe of indirecte cholinesteraseremmers); en niet-depolariserende en depolariserende spierrelaxantia (suxamethonium).
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, relatief weinig gegevens. Uit dieronderzoek is reproductietoxiciteit gebleken.
Advies: Gebruik ontraden.
Zwangerschap
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren, onvoldoende gegevens.
Farmacologische effect: Er zijn geen gegevens.
Advies: Gebruik ontraden.
Overige: Zowel vruchtbare mannen als vruchtbare vrouwen moeten tijdens de behandeling een effectieve anticonceptiemethode toepassen.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Niet gebruiken tijdens lactatie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend bij de mens; ja bij dieren, maar zonder waargenomen, nadelige gevolgen.
Advies: Afwegen of de borstvoeding of gebruik van het geneesmiddel moet worden gestaakt.
Contra-indicaties
- voorgeschiedenis van convulsies;
- matige of ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 50 ml/min).
Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Interacties.
Contra-indicaties
- epilepsie;
- astma die niet onder controle is;
- aangeboren QT-syndroom.
Waarschuwingen en voorzorgen
Bij optreden van een anafylactische of andere ernstige allergische reactie, de behandeling staken en niet opnieuw beginnen.
Risico op toevallen. Wees voorzichtig bij factoren die zorgen voor een lagere drempel voor convulsies. Bij optreden van een convulsie de behandeling staken.
Controleer de nierfunctie vóór en regelmatig tijdens de behandeling bij alle patiënten (in het bijzonder bij ouderen). Wees voorzichtig bij lichte nierfunctiestoornissen.
Wees voorzichtig bij symptomen van hartritmestoornissen, SA- of AV–geleidingsstoornissen.
Meer kans op infecties en op aantasting van de immuunrespons kan niet worden uitgesloten.
Bijwerkingen als duizeligheid en evenwichtsstoornissen leiden tot meer kans op vallen.
Waarschuwingen en voorzorgen
Monitoring: klinische en ECG-monitoring is aangewezen in het begin van de behandeling en daarna jaarlijks. Bij klachten en symptomen van cardiale aritmieën een ECG maken. Monitoring van andere ziekten, met name astma, kan nodig zijn. Bij nier- of leverfunctiestoornis is monitoring aangewezen en wordt de dosering langzamer getitreerd; zie de rubriek Doseringen.
Er is meer kans op epileptische aanvallen bij risicofactoren die de convulsiedrempel verlagen zoals epileptische aanval in de voorgeschiedenis, elektrolytstoornissen, nierfunctiestoornissen en combinatie met bepaalde geneesmiddelen (zie de rubriek Interacties). Bij optreden van een epileptische aanval de behandeling staken.
Carcinogeniteitsrisico: In dierproeven zijn benigne en maligne schwannomen (zenuwtumoren) gemeld, Bij mensen is de correlatie tussen amifampridine en de ontwikkeling van tumoren onbekend. Overweeg een diagnose van schwannomen bij symptomen, als een bij palpatie pijnlijke massa of symptomen die vergelijkbaar zijn met een compressieve neuropathie. Herzie het voordeel van voortzetten van de behandeling bij elke patiënt met een schwannoom in ontwikkeling. Wees voorzichtig bij meer kans op schwannomen zoals een medische geschiedenis van dergelijke tumoren, neurofibromatose type 2 of schwannomatose.
Kinderen: de veiligheid en werkzaamheid zijn niet vastgesteld bij patiënten die jonger zijn dan 18 jaar.
Overdosering
Symptomen
Duizeligheid, verwardheid, trillerigheid, zweten, convulsie, status epilepticus, onwillekeurige en choreoathetotische bewegingen, amnesie, aritmie, ventriculaire tachycardie (mogelijk door QT verlenging), hypertensie.
Neem voor informatie over een vergiftiging met fampridine contact op met het Nationaal vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met amifampridine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Fampridine blokkeert de kaliumkanalen, waardoor de lekkage van ionen door deze kanalen vermindert, de repolarisatie verlengt en daardoor de actiepotentiaalvorming in gedemyeliniseerde axonen en de neurologische functie verbetert. Het is aannemelijk dat door het verbeteren van de actiepotentiaalvorming meer impulsen zouden kunnen worden geleid in het centrale zenuwstelsel. Fampridine heeft een nauwe therapeutische index.
Kinetische gegevens
F | 95%. |
Resorptie | snel en volledig. Bij inname met voedsel stijgt de Cmax met 15–23%, waardoor meer bijwerkingen kunnen optreden. |
V d | 2,6 l/kg. |
Metabolisering | door hydroxylering (via CYP2E1) en oxidatie tot inactieve metabolieten. |
Eliminatie | hoofdzakelijk via renale excretie (glomerulaire excretie én actieve excretie via renaal transporteiwit OCT2). |
T 1/2el | ca. 6 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Amifampridine blokkeert voltageafhankelijke kaliumkanalen, waardoor de presynaptische depolarisatie van het celmembraan wordt verlengd. Door de verlenging van de actiepotentiaal wordt het transport van calcium naar het zenuwuiteinde bevorderd. De hieruit voortkomende verhoging van de intracellulaire calciumconcentratie vergemakkelijkt de exocytose van acetylcholinehoudende blaasjes, wat leidt tot verbetering van de neuromusculaire transmissie. Bij het Lambert-Eaton-myastheniesyndroom (LEMS) verbetert het de spierkracht en de samengestelde spieractiepotentiaal (CMAP)-amplitude in rust.
Amifampridine is geregistreerd onder uitzonderlijke omstandigheden (vanwege zeldzaamheid van de ziekte) en is onderworpen aan aanvullende monitoring.
Kinetische gegevens
Resorptie | snel. Voedsel vertraagt de absorptie. |
F | 93–100%; inname met voedsel verlaagt de blootstelling met ca. 20%. |
T max | 0,6–1,3 uur. Voedsel verlengt deze met een factor 2. |
Overig | Uitgebreide distributie in het lichaam. |
Metabolisering | Wordt gemetaboliseerd tot een inactieve 3-N-geacetyleerde metaboliet door N-acetyltransferase (NAT)-enzymen. Bij NAT-polymorfismen: bij fenotypen met een snelle acetylering (ultra-rapid metabolizers) was bij gezonde vrijwilligers de blootstelling een factor 5-10 kleiner dan bij een langzame acetylering (poor metabolizers) en was de eliminatiehalfwaardetijd korter. Een nierfunctiestoornis vergroot de blootstelling aan amifampridine. Het acetyleringsfenotype heeft echter een groter effect op het metabolisme en de eliminatie dan de nierfunctiestatus. De blootstelling na een eenmalige dosis van 20-30 mg was bij poor metabolizers een factor 5-6 groter ten opzichte van ultra-rapid metabolizers. |
Eliminatie | hoofdzakelijk met de urine, voornamelijk als de 3-N-geacetyleerde metaboliet. |
T 1/2el | ca. 2,5 uur voor amifampridine; 4 uur voor de 3-N-geacetyleerde amifampridinemetaboliet. De eliminatiehalfwaardetijd is voor poor NAT-metabolizers ca. 2× zo lang als bij ultra-rapid metabolizers. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
fampridine hoort bij de groep kaliumkanaalblokkers.
Groepsinformatie
amifampridine hoort bij de groep kaliumkanaalblokkers.