Samenstelling
Locacorten (pivalaat) Amdipharm Ltd
- Toedieningsvorm
- Crème (0,02%)
- Sterkte
- 0,2 mg/g
- Verpakkingsvorm
- 30 g
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Diprolene (als dipropionaat) Organon Pharma BV
- Toedieningsvorm
- Zalf (0,05%)
- Sterkte
- 0,5 mg/g
- Verpakkingsvorm
- 50 g
Basis: propyleenglycol en vaseline.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
De basisbehandeling van constitutioneel eczeem is het dagelijks gebruiken van indifferente middelen. Bij matig eczeem daarnaast behandelen met klasse 1- of klasse 2-corticosteroïden. Bij ernstig eczeem heeft kortdurend dagelijks gebruik (tot 2 à 3 weken) met klasse 3-corticosteroïden de voorkeur, in het gezicht of in huidplooien hebben klasse 1- of klasse 2-corticosteroïden de voorkeur. Bij verbetering corticosteroïden afbouwen. Overweeg pulse-therapie met klasse 2-corticosteroïden bij frequente recidieven van ernstig eczeem. Bij de keuze van de zalf- of crèmebasis is de ervaring en voorkeur van de patiënt doorslaggevend. Als lokale therapie onvoldoende effect sorteert, kunnen in de tweedelijnszorg intensievere vormen van lokale behandeling, lichttherapie of systemische middelen worden toegepast.
Identificeer bij contacteczeem primair de betreffende contactstoffen (allergenen, irritantia) en adviseer deze zoveel mogelijk te vermijden. Dagelijks gebruik van een indifferente (vet)crème of zalf meerdere keren per dag, vormt de basis van de behandeling en werkt tevens preventief. Dermatocorticosteroïden zijn de eerste keus in de medicamenteuze behandeling van contacteczeem naast de basisbehandeling. Bij contacteczeem op locaties elders dan de handen kan in milde gevallen veelal een indifferente (vet)crème, en bij matig contacteczeem een klasse 1- of 2-corticosteroïd volstaan. Bij mild tot matig contacteczeem aan de handen altijd starten met een klasse 2-corticosteroïd. Bij ernstig contacteczeem heeft starten met een klasse 3- of (in de tweedelijnszorg) met klasse 4-corticosteroïd de voorkeur. Bij onvoldoende effect, kunnen in de tweedelijnszorg intensievere vormen van lokale behandeling, lichttherapie of systemische middelen worden toegepast.
Bij seborroïsch eczeem kunnen niet-medicamenteuze maatregelen, zoals regelmatig wassen met een pH-neutrale zeepvrije wasgel of shampoo zonder parfum, klachten verminderen. Bij seborroïsch eczeem in het gezicht en op de romp is ketoconazol crème eerste keus. Overweeg bij hoofdroos een behandeling met ketoconazol shampoo (voorkeur) of seleensulfide, tot de schilfering en/of korsten zijn verdwenen. Voeg bij een duidelijke ontstekingscomponent zoals roodheid en/of hardnekkige jeuk een klasse 2–corticosteroïd toe. In geval van ‘berg’ bij kinderen kan meestal volstaan worden met dagelijks wassen met een milde babyshampoo. Bij dikke plaques kan de schilferlaag worden afgeweekt met olie. Behandel bij onvoldoende effect met ketoconazol, tot de schilfering en/of korsten zijn verdwenen. Voeg in hardnekkige gevallen kortdurend een klasse 1-corticosteroïd toe.
Geef bij psoriasis altijd een indifferent middel als basisbehandeling. Overweeg een dikke schilferlaag te behandelen met een ontschilferingsmiddel vóór start van de lokale medicamenteuze behandeling. Start bij volwassenen bij laesies op de romp of extremiteiten met een klasse-3-corticosteroïd en bij laesies in lichaamsplooien of gelaat met een klasse-2-corticosteroïd. Combineer dit bij onvoldoende effect met een lokaal vitamine-D-analoog. Als een remissie of het maximaal haalbare behandeldoel is bereikt, blijft minder frequente of minder intensieve onderhoudsbehandeling vaak nodig. Bij onvoldoende resultaat van een lokale therapie, worden in de tweedelijnszorg intensievere vormen van lokale behandeling, lichttherapie of systemische middelen toegepast. Zie voor meer informatie de NVDV-richtlijn Psoriasis.
Advies
Geef bij psoriasis altijd een indifferent middel als basisbehandeling. Overweeg een dikke schilferlaag te behandelen met een ontschilferingsmiddel vóór start van de lokale medicamenteuze behandeling. Start bij volwassenen bij laesies op de romp of extremiteiten met een klasse-3-corticosteroïd en bij laesies in lichaamsplooien of gelaat met een klasse-2-corticosteroïd. Combineer dit bij onvoldoende effect met een lokaal vitamine-D-analogon. Als een remissie of het maximaal haalbare behandeldoel is bereikt, blijft minder frequente of minder intensieve onderhoudsbehandeling vaak nodig. Bij onvoldoende resultaat van een lokale therapie, worden in de tweedelijnszorg intensievere vormen van lokale behandeling, lichttherapie of systemische middelen toegepast. Zie voor meer informatie de NVDV-richtlijn Psoriasis.
De basisbehandeling van constitutioneel_eczeem is het dagelijks gebruiken van indifferente middelen. Bij matig eczeem daarnaast behandelen met klasse 1- of klasse 2-corticosteroïden. Bij ernstig eczeem heeft kortdurend dagelijks gebruik (tot 2 à 3 weken) met klasse 3-corticosteroïden de voorkeur, in het gezicht of in huidplooien hebben klasse 1- of klasse 2-corticosteroïden de voorkeur. Bij verbetering corticosteroïden afbouwen. Overweeg pulstherapie met klasse 2-corticosteroïden bij frequente recidieven van ernstig eczeem. Bij de keuze van de zalf- of crèmebasis is de ervaring en voorkeur van de patiënt doorslaggevend. Als lokale therapie onvoldoende effect sorteert, kunnen in de tweedelijnszorg intensievere vormen van lokale behandeling, lichttherapie of systemische middelen worden toegepast.
Klasse 4-corticosteroïden hebben alleen een plaats in de behandeling van de acute fase van ernstig constitutioneel eczeem, in de tweedelijnszorg.
Identificeer bij contacteczeem primair de betreffende contactstoffen (allergenen, irritantia) en adviseer deze zoveel mogelijk te vermijden. Dagelijks gebruik van een indifferente (vet)crème of zalf meerdere keren per dag, vormt de basis van de behandeling en werkt tevens preventief. Dermatocorticosteroïden zijn de eerste keus in de medicamenteuze behandeling van contacteczeem naast de basisbehandeling. Bij contacteczeem op locaties elders dan de handen kan in milde gevallen veelal een indifferente (vet)crème, en bij matig contacteczeem een klasse 1- of 2-corticosteroïd volstaan. Bij mild tot matig contacteczeem aan de handen altijd starten met een klasse 2-corticosteroïd. Bij ernstig contacteczeem heeft starten met een klasse 3- of (in de tweedelijnszorg) met klasse 4-corticosteroïd de voorkeur. Bij onvoldoende effect, kunnen in de tweedelijnszorg intensievere vormen van lokale behandeling, lichttherapie of systemische middelen worden toegepast.
Klasse 4-corticosteroïden alleen kortdurend in de tweedelijnszorg gebruiken bij ernstig contacteczeem.
Volgens de NHG-Standaard Lichen sclerosus (2022) en de NVDV-Richtlijn Lichen sclerosus (2021) is naast gebruik van een indifferente zalf/vette crème, lokale behandeling met een klasse 3 of 4 dermatocorticosteroïd eerste keus in de behandeling. Bij anogenitale lichen sclerosus hebben zalven de sterke voorkeur boven crèmes.
Indicaties
Behandeling van ontstekingsverschijnselen en jeuk van steroïdgevoelige, niet-infectieuze dermatosen zoals:
- psoriasis vulgaris;
- eczeem;
- pustulosus palmaris et plantaris;
- lichen planus;
- lichen sclerosus et atrophicus;
- granuloma annulare.
Gerelateerde informatie
Indicaties
Steroïdgevoelige, niet-infectieuze dermatosen die onvoldoende reageren op lokale corticosteroïden uit klasse 2 en 3 zoals:
- Psoriasis vulgaris;
- Lichen planus;
- Lichen sclerosus et atrophicus;
- Granuloma annulare;
- Pustulosus palmaris et plantaris.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Steroïdgevoelige dermatosen
Volwassenen en kinderen
Afhankelijk van de ernst van de aandoening. Richtlijn: Aanvankelijk 2×/dag aanbrengen op de aangedane huid en voorzichtig inwrijven; na verbetering de dosering verlagen. Kinderen < 2 jaar max. 30 g/week, kinderen ≥ 2 jaar max. 60 g/week, volwassenen max. 100 g/week gebruiken. Het tijdelijk aanbrengen van een occlusief verband kan noodzakelijk zijn om een beter therapeutisch resultaat te bereiken; dit dan doen gedurende een korte periode en beperken tot kleine gedeelten van de aangedane huid.
Toediening
- Doseer aan de hand van vingertopeenheden (VTE) om zowel over- als onderdosering te voorkomen; zie tabel 9 op p. 23 van de NVDV-Leidraad Dermatocorticosteroïden (2019).
- Breng een indifferent middel één uur na het corticosteroïdpreparaat aan.
Doseringen
Steroïdgevoelige, niet-infectieuze dermatosen
Volwassenen
's Morgens en 's avonds op het gehele aangetaste huidgebied aanbrengen. De behandelduur varieert van enkele dagen tot een langere periode, maar mag de duur van 4 opeenvolgende weken niet overschrijden zonder controle van de aandoening. De behandeling geleidelijk staken als de huidaandoening verbeterd is; zo nodig vervangen door een minder sterk werkend corticosteroïd. In het algemeen minder dan 30–60 g zalf per week gebruiken. Wees voorzichtig bij toepassing onder occlusie.
Kinderen
Toediening bij kinderen zo veel mogelijk vermijden.
Psoriasis
Volwassenen en kinderen > 10 jaar
Volgens de NHG-standaard Psoriasis: bij andere lokalisaties dan gelaat en/of lichaamsplooien: 1×/dag aanbrengen gedurende 4 weken. Bij voldoende resultaat na maximaal 4 weken dagelijkse behandeling, intermitterend behandelen tot het minimale aantal dagen waarbij het effect voldoende blijft. Max. 50 g/week gebruiken. Zie verder de NHG-standaard voor het basisafbouwschema voor corticosteroïden.
Toediening
-
Applicatiefrequentie en VTE:
- De NVDV-Leidraad Dermatocorticosteroïden (2019) adviseert in principe éénmaal daags te appliceren; zie voor meer informatie Waarschuwingen en voorzorgen.
- In de onderhoudsfase heeft een behandelschema waarbij enkele aaneengesloten dagen behandeling wordt afgewisseld met enkele stopdagen de voorkeur.
- Doseer aan de hand van vingertopeenheden (VTE); zie de tabel in Psoriasis.
- Niet toepassen op de huid van het gelaat, genitaliën en in lichaamsplooien.
- Vermijd contact met de ogen en was de handen na gebruik. Zie voor meer informatie de rubriek Waarschuwingen en voorzorgen.
- Breng een indifferent middel minimaal één uur na de corticosteroïdzalf aan.
Bijwerkingen
huidatrofie (dikwijls irreversibel) met dunner worden van de huid, striae atrophicae, teleangiëctasieën, periorale dermatitis, purpura, depigmentatie, contactallergie, rosacea-achtige eczeem, hypertrichose, vertraagde wondgenezing.
Verder zijn gemeld: toename van de intra-oculaire druk en cataract.
Bijwerkingen
Dunner worden van de huid, periorale dermatitis, striae atrophicae, teleangiëctasieën, neiging tot bloeden.
Verder: depigmentatie, overgaan van psoriasis in psoriasis pustularis, maskeren van bacteriële, schimmel- en parasitaire infecties.
Zelden (0,01-0,1 %): contactallergie, colloïdmilium, erythrosis interfollicularis colli, granuloma gluteale, hypertrichosis.
Verder zijn gemeld: wazig zien, verhoogde oculaire druk (het is niet bekend of dit een lokaal of systemisch effect betreft).
De kans op lokale effecten bij gebruik van dermatocorticosteroïden is het grootst bij gebruik op het gelaat, genitaliën, in huidplooien of gebruik onder occlusie.
De kans op systemische effecten bij gebruik van dermatocorticosteroïden is het grootst bij kinderen, gebruik onder occlusie, gebruik op grote huidoppervlakken of huidplooien en gelijktijdig gebruik van penetratiebevorderende geneesmiddelen (zoals salicylzuur, ureum, propyleenglycol).
Interacties
Er zijn van dit middel geen interacties bekend.
Zwangerschap
Corticosteroïden passeren de placenta.
Teratogenese: Bij de mens is er geen duidelijk hoger risico op schadelijkheid gebleken bij gebruik van corticosteroïden. Bij dieren zijn corticosteroïden in hoge systemische doses schadelijk gebleken (schisis).
Farmacologisch effect: Bij cutane toediening van corticosteroïden is de te verwachten systemische blootstelling minimaal. Bij langdurig gebruik en bij gebruik op grote huidoppervlakken, op beschadigde huid of onder occlusie, neemt de systemische blootstelling toe. Bij gebruik van klasse 1 en 2 dermatocorticosteroïden zullen naar verwachting geen relevante bloedspiegels optreden die leiden tot systemische effecten bij de moeder of bij de foetus.
Advies: Kan worden gebruikt.
Zwangerschap
Betamethason passeert de placenta; na systemische toediening is de foetale serumconcentratie ca. 30% van de maternale concentratie.
Teratogenese: Bij de mens is er geen duidelijk hoger risico op schadelijkheid gebleken bij gebruik van corticosteroïden. Bij dieren zijn corticosteroïden in hoge systemische doses schadelijk gebleken (schisis).
Farmacologisch effect: Bij cutane toediening van corticosteroïden is de te verwachten systemische blootstelling minimaal. Bij langdurig gebruik en bij gebruik op grote huidoppervlakken, op beschadigde huid of onder occlusie, neemt de systemische blootstelling toe. Bij uitgebreid gebruik van klasse 3 en 4 dermatocorticosteroïden bestaat er kans op het optreden van intra-uteriene groeivertraging en op bijnierschorsinsufficiëntie bij de neonaat.
Advies: Gebruik op strikte indicatie, vermijd langdurig gebruik of gebruik op grote oppervlakken. Controleer indien uitgebreid gebruik onvermijdelijk is tijdens de zwangerschap de groei van het ongeboren kind en na de geboorte de bijnierschorsfunctie van de baby.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend. Bij toepassing van klasse 1 en 2 dermatocorticosteroïden bij de moeder, zijn ongewenste effecten bij de zuigeling via de moedermelk onwaarschijnlijk.
Advies: Kan worden gebruikt.
Overig: Bij toepassing op de borst, het gebied rond de tepel vóór het voeden goed schoon maken.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja. Bij langdurig gebruik en bij gebruik op grote huidoppervlakken, op beschadigde huid of onder occlusie, neemt de systemische blootstelling bij de moeder toe. Bij uitgebreid gebruik van klasse 3 en 4 dermatocorticosteroïden zijn effecten op de zuigeling via de moedermelk niet uit te sluiten.
Advies: Kan bij beperkt en kortdurend gebruik waarschijnlijk veilig worden gebruikt. Vermijd langdurig gebruik of gebruik op grote oppervlakken.
Overig: Bij toepassing op de borst, het gebied rond de tepel vóór het voeden goed schoon maken.
Contra-indicaties
- onbehandelde huidinfecties, veroorzaakt door een bacterie, virus, schimmel, gist of parasiet;
- ulcereuze huidaandoeningen, wonden;
- bijwerkingen door dermatocorticosteroïden (dermatitis perioralis, striae atrophicae);
- huidatrofie, fragiliteit van de huidvaten, ichtyose, acne vulgaris, rosacea, juveniele plantaire dermatose;
- overgevoeligheid voor corticosteroïden.
Contra-indicaties
- huidinfecties primair veroorzaakt door een bacterie, virus, schimmel, gist of parasiet;
- ulcereuze huidaandoeningen, wonden;
- ichtyose, acne vulgaris, rosacea, juveniele plantaire dermatose, huidatrofie, fragiliteit van de huidvaten;
- bijwerkingen door eerder gebruik van corticosteroïden (dermatitis perioralis, striae atrophicae);
- overgevoeligheid voor corticosteroïden.
Waarschuwingen en voorzorgen
Wees voorzichtig bij glaucoom; vermijd contact met de ogen en was de handen na gebruik. Niet op de oogleden gebruiken bij glaucoom.
Dermatocorticosteroïden langzaam afbouwen na langdurig gebruik. Steroïd-afhankelijkheid kan optreden, zich uitend in rebound-verschijnselen na (acuut) staken van een langdurige behandeling. Bijnierschorsinsufficiëntie kan optreden bij het acuut staken of te snel afbouwen van een behandeling met (m.n. sterk werkzame) dermatocorticosteroïden na langdurig uitgebreid gebruik.
Huidinfecties: Corticosteroïden kunnen bacteriële-, virus-, parasitaire- en schimmelinfecties maskeren, activeren of verergeren. Als laesies secundair geïnfecteerd raken, moeten deze adequaat behandeld worden; bij verergering van de infectie moet de behandeling met corticosteroïden worden gestaakt.
Wees bedacht op contactallergie/overgevoeligheidsreacties indien de huidaandoening niet (meer) reageert op een op zich juiste behandeling. Overgevoeligheidsreacties kunnen lijken op symptomen waarvoor behandeld wordt. Bij contactallergie wordt zelden een ernstige reactie gezien, omdat het veroorzakende corticosteroïd de reactie gelijktijdig onderdrukt.
Wees voorzichtig bij (m.n. jonge) kinderen omdat zij een relatief groot huidoppervlak (t.o.v. het lichaamsgewicht) en dunne huid hebben. Langdurig gebruik van dermatocorticosteroïden op grote oppervlakken kan bij hen mogelijk leiden tot bijnierschorssuppressie en ook tot groeihormoonsuppressie; bij langdurig intensief gebruik wordt aanbevolen regelmatig lengte en gewicht te controleren en de plasmacortisolspiegel te bepalen.
Overweeg bij verandering in het gezichtsvermogen na langdurige behandeling van grote oppervlakken met (m.n. sterk werkende) dermatocorticosteroïden door te verwijzen naar een oogarts ter beoordeling van mogelijke oorzaken waaronder cataract, glaucoom of zeldzame ziekten zoals centrale sereuze chorioretinopathie (CSCR), die zijn gemeld na gebruik van systemische en lokale corticosteroïden.
Waarschuwingen en voorzorgen
Toediening niet toepassen op de (dunne en gevoelige) huid van het gelaat, genitaliën en in lichaamsplooien. Niet toepassen op de oogleden, vanwege risico van contaminatie van de conjunctiva met kans op het ontstaan van glaucoom of cataract. Vermijd contact met de ogen en was de handen na gebruik. Wees voorzichtig bij langdurig gebruik op grote en beschadigde huidoppervlakken en gebruik onder occlusie (niet gebruiken onder luiers), vanwege de toegenomen kans op zowel lokale als systemische bijwerkingen. Zeer sterk werkende corticosteroïden hoofdzakelijk kortdurend toepassen.
Applicatiefrequentie: De NVDV-Leidraad Dermatocorticosteroïden (2019) adviseert éénmaal daags te appliceren om het risico op bijwerkingen te minimaliseren. Er zijn geen aanwijzingen dat tweemaal daags smeren effectiever is dan éénmaal daags. Om suppressie van de bijnierschorsfunctie, lokale bijwerkingen en tachyfylaxie te voorkomen heeft in de onderhoudsfase een behandelschema waarbij enkele aaneengesloten dagen behandeling wordt afgewisseld met enkele stopdagen de voorkeur boven een schema waarbij om de dag wordt gepauzeerd.
Overgevoeligheidsreacties kunnen lijken op symptomen waarvoor behandeld wordt. Bij contactallergie wordt zelden een ernstige reactie gezien, omdat het corticosteroïd de reactie gelijktijdig onderdrukt; wees bedacht op contactallergie/overgevoeligheidsreactie indien de huidaandoening niet (meer) reageert op een op zich juiste behandeling.
Om reboundeffecten te voorkomen, langdurige lokale behandeling met dermatocorticosteroïden geleidelijk afbouwen.
Huidinfecties: het (onjuist ) gebruik van corticosteroïden kan bacteriële-, parasitaire-, virus- en schimmelinfecties maskeren. Als laesies secundair geïnfecteerd raken, moeten deze adequaat behandeld worden; bij verergering van de infectie de behandeling met corticosteroïden staken.
De behandeling van psoriasis met dermatocorticosteroïden zorgvuldig controleren vanwege kans op recidieven (tolerantie), het ontstaan van gegeneraliseerde pustuleuze psoriasis en de ontwikkeling van lokale en/of systemische toxiciteit (a.g.v. verminderde huidbarrière).
Systemische bijwerkingen: wees bedacht op systemische bijwerkingen en (reversibele) onderdrukking van de hypothalamus-hypofyse-bijnierschors-as mogelijk gepaard gaande met corticosteroïd-geïnduceerde bijnierschorsinsufficiëntie na het (abrupt) stopzetten van langdurige behandeling van grote oppervlakken met vooral (zeer) sterk werkende dermatocorticosteroïden. Langdurige behandeling met (zeer) sterk werkzame dermatocorticosteroïden geleidelijk staken of overstappen op een minder sterk werkend corticosteroïd.
Overweeg bij verandering in het gezichtsvermogen na langdurige behandeling van grote oppervlakken met (met name sterk werkende) dermatocorticosteroïden door te verwijzen naar een oogarts ter beoordeling van mogelijke oorzaken waaronder cataract, glaucoom of zeldzame ziekten zoals centrale sereuze chorioretinopathie (CSCR), die zijn gemeld na gebruik van systemische en lokale corticosteroïden.
Kinderen: het gebruik van zeer sterk werkende corticosteroïden bij kinderen zoveel mogelijk vermijden. Kinderen hebben een relatief groot huidoppervlak en dunne huid. Gebruik bij hen kan sneller leiden tot systemische bijwerkingen, bijnierschorssuppressie en ook tot groeihormoonsuppressie; bij langdurig gebruik wordt aanbevolen regelmatig lengte en gewicht te controleren en de plasmacortisolspiegel te bepalen.
Wees ook voorzichtig bij het gebruik bij ouderen (dunne huid en verhoogd risico op huidatrofie) vanwege de toegenomen kans op lokale en systemische bijwerkingen.
Eigenschappen
Flumetasonpivalaat is een matig-sterk werkend corticosteroïd, klasse 2. Dermatocorticosteroïden hebben een anti-inflammatoire, vasoconstrictieve en antiproliferatieve werking. Ze onderdrukken de ontstekingsreactie en de symptomen van verschillende – vaak met jeuk gepaard gaande – huidaandoeningen. Het effect kan door het aanbrengen onder een afsluitend (occlusief) verband worden versterkt, als gevolg van een verhoogde penetratie van het stratum corneum (met ca. factor 10).
Eigenschappen
Betamethasondipropionaat in een propyleenglycolhoudende zalfbasis heeft de werking van een zeer sterkwerkend corticosteroïd; klasse 4. Dermatocorticosteroïden hebben een anti-inflammatoire, antiproliferatieve en vasoconstrictieve werking. Ze onderdrukken de ontstekingsreactie en de symptomen van verschillende, vaak met jeuk gepaard gaande, aandoeningen. Verder remmen ze de celdelingen in de epidermis en de aanmaak van bindweefselcomponenten. Het effect kan door het aanbrengen onder een afsluitend (occlusief) verband worden versterkt als gevolg van een verhoogde penetratie (met ca. factor 10) van het stratum corneum.
Kinetische gegevens
Resorptie | kan systemisch worden opgenomen via een intacte, gezonde huid. Occlusie en pathogene processen als ontsteking en beschadiging van de huid verhogen de percutane absorptie. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
flumetason hoort bij de groep corticosteroïden, cutaan/oromucosaal.
- betamethason (cutaan) (D07AC01) Vergelijk
- betamethason in propyleenglycol (D07AC01) Vergelijk
- clobetasol (cutaan) (D07AD01) Vergelijk
- clobetasol (oromucosaal) (A01AC) Vergelijk
- clobetason (D07AB01) Vergelijk
- desoximetason (D07AC03) Vergelijk
- fluticason (cutaan) (D07AC17) Vergelijk
- hydrocortison (cutaan) (D07AA02) Vergelijk
- hydrocortisonbutyraat (D07AB02) Vergelijk
- mometason (cutaan) (D07AC13) Vergelijk
- triamcinolonacetonide (cutaan) (D07AB09) Vergelijk
- triamcinolonacetonide (oromucosaal) (A01AC01) Vergelijk
Groepsinformatie
betamethason in propyleenglycol hoort bij de groep corticosteroïden, cutaan/oromucosaal.
- betamethason (cutaan) (D07AC01) Vergelijk
- clobetasol (cutaan) (D07AD01) Vergelijk
- clobetasol (oromucosaal) (A01AC) Vergelijk
- clobetason (D07AB01) Vergelijk
- desoximetason (D07AC03) Vergelijk
- flumetason (D07AB03) Vergelijk
- fluticason (cutaan) (D07AC17) Vergelijk
- hydrocortison (cutaan) (D07AA02) Vergelijk
- hydrocortisonbutyraat (D07AB02) Vergelijk
- mometason (cutaan) (D07AC13) Vergelijk
- triamcinolonacetonide (cutaan) (D07AB09) Vergelijk
- triamcinolonacetonide (oromucosaal) (A01AC01) Vergelijk