Samenstelling
Nozinan
(als hydrochloride)
Bijlage 2
Neuraxpharm Netherlands BV
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 25 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 1 ml
Nozinan
(als waterstofmaleaat)
Bijlage 2
Neuraxpharm Netherlands BV
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 25 mg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Metoclopramide (hydrochloride) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Tablet
- Sterkte
- 10 mg
Metoclopramide FNA (hydrochloride (als monohydraat) Formularium der Nederlandse Apothekers
- Toedieningsvorm
- Zetpil
- Sterkte
- 10 mg
Primperan (hydrochloride) Sanofi SA
- Toedieningsvorm
- Drank
- Sterkte
- 1 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 200 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 5 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 2 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Bij acute nociceptieve pijn
Paracetamol is in adequate dosering de pijnstiller van eerste keus. Begin bij lokale spier- of gewrichtspijn eventueel met een cutane NSAID, en combineer deze eventueel met paracetamol. Overweeg bij onvoldoende effect, d.w.z. als de patiënt te veel beperkingen in het dagelijks leven ervaart, (de combinatie met) een systemisch NSAID: diclofenac, ibuprofen of naproxen. Houd bij de keuze van het NSAID rekening met patiëntkenmerken en met de verschillen in bijwerkingenprofiel tussen de NSAID’s; zie NSAID's systemisch, Typerende bijwerkingen. Vermijd NSAID’s zo veel mogelijk bij kwetsbare patiënten met een verhoogd risico op gastro-intestinale, renale of cardiovasculaire bijwerkingen, bv. bij ouderen. Pas het NSAID zo kort mogelijk toe. Overweeg bij onvoldoende effect (de combinatie met) kortdurend gebruik van tramadol. Houd rekening met de bijwerkingen; de plaats van tramadol is beperkt. Overweeg bij onvoldoende effect (de combinatie van een niet- opioïde pijnstiller met) kortdurend gebruik van een sterkwerkend opioïd. Kies een opioïd op basis van ervaring, toedieningsvorm en prijs.
Bij acute hevige nociceptieve pijn
(bv. in spoedeisende situaties): Geef kortdurend een sterkwerkend opioïd, bv. morfine of fentanyl.
Bij chronische niet-kanker-gerelateerde pijn
Probeer pijnstillers te vermijden. Bij chronische pijn zijn ze minder effectief, terwijl de kans op bijwerkingen toeneemt. Als toch een pijnstiller gewenst is, heeft paracetamol de voorkeur.
Bij chronische kanker-gerelateerde pijn
Combineer een sterkwerkend opioïd (kies op basis van ervaring, toedieningsvorm en prijs) al dan niet met ‘zo nodig’-gebruik van paracetamol en/of een oraal NSAID. Voeg een bij de patiënt en de situatie passende toedieningsvorm van een opioïd voor doorbraakpijn toe.
Het geregistreerde indicatiegebied van levomepromazine is beperkt tot matige pijn bij niet-ambulante patiënten. Hierbij is voor levomepromazine als monotherapie geen plaats, mede gezien het bijwerkingenprofiel.
Aan de vergoeding van levomepromazine zijn voorwaarden verbonden, zie Regeling zorgverzekering, bijlage 2.
Advies
Geef aan de hand van het emetogene risico van de chemotherapie of radiotherapie anti-emetische profylaxe. Volg bij gecombineerde chemoradiotherapie het anti-emetische schema van chemotherapie tenzij de radiotherapie in een hogere emetogene categorie zit.
Bij chemotherapie wordt een combinatie van de volgende middelen gegeven: een 5HT3-(serotonine)receptorantagonist, neurokinine-1 (NK1)-receptorantagonist, dexamethason en olanzapine.
Bij radiotherapie wordt een combinatie van de volgende middelen gegeven: een 5HT3-(serotonine)receptorantagonist, dexamethason en metoclopramide.
Misselijkheid en braken veroorzaakt door een gastro-enteritis gaan meestal vanzelf over. De behandeling van dehydratie door braken bestaat uit rehydreren met ORS (‘oral rehydration solutions’). Overweeg alleen een eenmalige dosis ondansetron (offlabel) als aanvulling op ORS bij kinderen met (een verhoogd risico op) dehydratie bij wie het braken toediening van ORS bemoeilijkt.
Andere anti-emetica dan ondansetron, worden ontraden bij kinderen. Een anti-emeticum als behandeling van ongecompliceerde misselijkheid en braken bij volwassenen, ontraden. Overweeg domperidon of metoclopramide bij volwassenen alléén in uitzonderlijke gevallen.
Bij ernstig zwangerschapsbraken dat medicamenteus behandeld moet worden gaat op basis van ervaring de voorkeur uit naar meclozine met als tweede keus metoclopramide.
Bij de behandeling van migraineaanvallen gaat op grond van de bijwerkingen, de voorkeur uit naar paracetamol in voldoende hoge dosering. Tweedekeusmiddelen met een vergelijkbare werkzaamheid maar meer bijwerkingen zijn NSAID's (ibuprofen, naproxen) en derdekeus orale triptanen (sumatriptan, rizatriptan, zolmitriptan). Bij misselijkheid en braken kan zo nodig tegelijk met de pijnstiller een anti-emeticum (domperidon, metoclopramide) worden ingenomen. Bij twee of meer aanvallen per maand is profylaxe te overwegen.
Indicaties
- Matige tot hevige pijn bij niet-ambulante patiënten;
- Offlabel: volgens Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL) 2022: palliatieve sedatie.
- Offlabel: volgens Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL) 2014: misselijkheid en/of braken bij patiënten in de palliatieve fase die onvoldoende reageren op andere anti-emetica.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Preventie van vertraagde, door chemotherapie geïnduceerde misselijkheid en braken (CINV) bij volwassenen en als tweedelijns optie bij kinderen (1–18 jaar).
- Preventie van door radiotherapie geïnduceerde misselijkheid en braken (RINV) bij volwassenen.
- Preventie van postoperatieve misselijkheid en braken (PONV) bij volwassenen en behandeling van vastgesteld postoperatief braken als tweedelijnsoptie bij kinderen (1–18 jaar).
- Symptomatische behandeling van misselijkheid en braken o.a. door migraine. Bij migraine gebruiken in combinatie met een analgeticum, om de absorptie van het analgeticum te bevorderen.
- Offlabel: zwangerschapsbraken.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Matige pijn
Volwassenen
Oraal: begindosering 12,5 mg 4–6×/dag; zo nodig verhogen met 25–50 mg per dag.
Hevige pijn
Volwassenen
Oraal: begindosering 50 mg 2–5×/dag, zo nodig geleidelijk verhogen tot 300–500 mg per dag; onderhoudsdosering is 50–75 mg per dag.
Per diepe i.m.-injectie: begindosering 12,5–25 mg, zo nodig op geleide van de pijn verhogen. Na 2–3 dagen overgaan op orale toediening.
Offlabel: Continue palliatieve sedatie
Volwassenen
Volgens de IKNL-richtlijn palliatieve sedatie (2022), als aanvulling op behandeling met midazolam:
S.c.: start met bolusinjectie van 50 mg levomepromazine, bij voldoende effect na 6 uur: 12 uur na de start overgaan op 25 mg 2×/dag; verminder een stabiele dosering na drie dagen met 25%.
Bij onvoldoende effect na minimaal 6 uur: bolus van 50 mg, vervolgens om de 6 uur 25 mg. Bij voldoende effect 24 uur na start overgaan op 50 mg 2×/dag; verminder een stabiele dosering na drie dagen met 25%.
Bij onvoldoende effect 24 uur na start de dosering verhogen naar 75 mg 2×/dag, met zo nodig bolus van 25 mg iedere 6 uur. Bij voldoende effect 48 uur na de start de dosering continueren op 75 mg 2×/dag; verminder een stabiele dosering na drie dagen met 25%.
Bij onvoldoende effect 48 uur na de start dosering verhogen naar 100 mg 2×/dag, met zo nodig bolus van 25 mg iedere 6 uur; Voor meer informatie over onvoldoende effect 72 uur na de eerste dosis, zie de richtlijn.
Overweeg om bij onvoldoende effect het interval tussen de bolussen en de dosis te halveren.
Offlabel: Misselijkheid en/of braken bij patiënten in de palliatieve fase die onvoldoende reageren op andere anti-emetica
Volwassenen
Volgens de IKNL-richtlijn misselijkheid en braken (2014) is de startdosering: oraal 1×/dag 6,25-12,5 mg voor de nacht óf subcutaan 3,12 mg (als bolus of als continue infusie), zo nodig ophogen tot max. 25 mg per dag. Het kan ook in de wangzak worden toegediend.
Bij ouderen: Lager doseren vanwege toegenomen kans op bijwerkingen.
Bij toepassing bij pijn: de eerste dagen de patiënt observeren in verband met mogelijk optreden van orthostatische hypotensie. Bij ouderen starten met de laagst mogelijke dosering.
Doseringen
Metoclopramide maximaal 5 dagen gebruiken in verband met de kans op neurologische en andere bijwerkingen.
Preventie van vertraagde misselijkheid en braken bij chemotherapie (CINV)
Volwassenen
Oraal/rectaal: 10 mg maximaal 3×/dag; maximaal 30 mg (of 0,5 mg/kg lichaamsgewicht)/dag, gedurende maximaal 5 dagen. In de palliatieve fase: rectaal: bij onvoldoende effect 10 mg 4×/dag of 20 mg 3×/dag.
Kinderen 1–18 jaar
(Alleen als tweedelijns optie) oraal/parenteraal (i.v.): 0,1–0,15 mg/kg lichaamsgewicht maximaal 3×/dag, maximaal 0,5 mg/kg lichaamsgewicht per 24 uur, gedurende maximaal 5 dagen. Ofwel 1–3 jaar of 10–14 kg: 1 mg max. 3×/dag, 3–5 jaar of 15–19 kg: 2 mg max. 3×/dag, 5–9 jaar of 20–29 kg: 2,5 mg max. 3×/dag, 9–18 jaar of 30–60 kg: 5 mg max. 3×/dag, 15–18 jaar of > 60 kg: 10 mg max. 3×/dag.
Preventie van door radiotherapie geïnduceerde misselijkheid en braken (RINV)
Volwassenen
Oraal/rectaal/parenteraal (i.v., i.m.): 10 mg maximaal 3×/dag; maximaal 30 mg (of 0,5 mg/kg lichaamsgewicht)/dag, gedurende maximaal 5 dagen.
Preventie post–operatieve misselijkheid en braken (PONV)
Volwassenen
Parenteraal (i.v., i.m.): 10 mg als enkele dosis.
Behandeling post–operatieve misselijkheid en braken (PONV)
Kinderen 1–18 jaar
(Alleen als tweedelijns optie) parenteraal (i.v.): 0,1–0,15 mg/kg lichaamsgewicht maximaal 3 keer per dag, maximaal 0,5 mg/kg lichaamsgewicht per 24 uur, gedurende maximaal 48 uur. Ofwel 1–3 jaar of 10–14 kg: 1 mg max. 3×/dag, 3–5 jaar of 15–19 kg: 2 mg max. 3×/dag, 5–9 jaar of 20–29 kg: 2,5 mg max. 3×/dag, 9–18 jaar of 30–60 kg: 5 mg max. 3×/dag, 15–18 jaar of > 60 kg: 10 mg max. 3×/dag.
Symptomatische behandeling misselijkheid en braken
Volwassenen
Oraal/parenteraal (i.m., i.v.): 10 mg maximaal 3×/dag; maximaal 30 mg (of 0,5 mg/kg lichaamsgewicht)/dag, gedurende maximaal 5 dagen. Bij een migraine-aanval gebruiken in combinatie met een analgeticum.
Volgens NHG-Standaard Hoofdpijn (2021): Oraal of rectaal: bij een migraineaanval 10 mg maximaal 3×/dag; maximaal 30 mg/dag gedurende maximaal 5 dagen gebruiken in combinatie met een analgeticum.
Volgens IKNL-richtlijn Misselijkheid en braken (2023): in de palliatieve fase oraal 10 mg 3×/dag. Overweeg bij onvoldoende effect s.c. of i.v. (eventueel rectaal) 40–100 mg/dag.
Offlabel: zwangerschapsbraken
Volwassenen
Volgens de NHG-Standaaard Zwangerschap en Kraamperiode (2024): 10 mg maximaal 3×/dag. Max. 5 dagen gebruiken.
Verminderde nierfunctie: Bij een creatinineklaring van 15–60 ml/min: dosis verlagen met 50%. Bij een creatinineklaring < 15 ml/min: dosis verlagen met 75%.
Verminderde leverfunctie: Bij een ernstige leverfunctiestoornis: dosis verlagen met 50%.
Toediening
- Tussen toediening van twee doses een interval van ten minste 6 uur aanhouden, zelfs bij uitbraken van de dosis;
- Intraveneuze doses als trage bolus toedienen (≥ 3 min) om het risico van bijwerkingen te verminderen. Indien de patiënt bekend is met acathisie, infusie gedurende 15 minuten overwegen.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): tachycardie. Somnolentie. Droge mond, misselijkheid, braken.
Vaak (1-10%): sedatie, hyperkinetische-hypertonische bewegingen. Verlengd QT-interval. (Orthostatische) hypotensie. Galactorroe. Gewichtstoename. Leukopenie.
Soms (0,1-1%): angst, agitatie, dysforie. Extrapiramidale symptomen, parkinsonachtige symptomen (bij langdurig hoge doses), convulsies. Obstipatie. Leverfunctiestoornis. Mictiestoornis. Amenorroe. Verstoorde temperatuurregeling. Agranulocytose.
Zelden (0,01-0,1%): dosisgerelateerde ventriculaire en atriumaritmie, AV-blok, ventriculaire tachycardie en hartstilstand. Veranderingen op het ECG, zoals verlenging van het QT-interval, ST-segment–depressie, verandering in U-golf en T-golf.
Verder zijn gemeld: overgevoeligheid (incl. anafylactische shock). Plotselinge (cardiale) dood. Houdingsafhankelijke hypotensie, veneuze trombo-embolie. Mogelijk fatale necrotiserende colitis. Intrahepatische cholestase (met icterus), leverschade. Trombocytopenie (incl trombocytopenische purpura), aplastische anemie, eosinofilie. Verminderde glucosetolerantie, hyperglykemie, hyponatriëmie, syndroom van inadequate secretie van antidiuretisch hormoon (SIADH). Verwarde toestand, delirium (met name bij kinderen en ouderen), depressie. Dyskinesie, dystonie, tardieve dyskinesie, acathisie, neuroleptisch maligne syndroom. Accommodatiestoornis, verhoogde intraoculaire druk, wazig zien, pigmentafzetting in het oog. Dermatitis, fotosensibilisatie, hyperpigmentatie van de huid. Neonataal onttrekkingssyndroom. Menstruatiestoornis, gynaecomastie, erectiestoornis, ejaculatiestoornis (o.a. priapisme, retrograde ejaculatie).
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): slaperigheid.
Vaak (1–10%): asthenie. Extrapiramidale stoornissen (vooral bij kinderen en jongvolwassenen en bij hoge dosering), parkinsonachtige verschijnselen, acathisie. Depressie. Diarree. Hypotensie (vooral bij i.v.-toediening).
Soms (0,1–1%): bradycardie, vooral bij i.v.-toediening. Hallucinatie. Dystonie (incl. visuele stoornis en oculogyrische crisis), dyskinesie, verlaagd bewustzijn. Amenorroe, hyperprolactinemie. Overgevoeligheidsreacties.
Zelden (0,01–0,1%): convulsie (bij epilepsiepatiënten). Verwarde toestand. Galactorroe.
Verder zijn gemeld: (soms irreversibele) tardieve dyskinesie tijdens of na langdurig gebruik, vooral bij ouderen. Neuroleptisch maligne syndroom (hyperthermie, extrapiramidale stoornissen, instabiliteit van het autonome zenuwstelsel en verhoogde waarden creatinekinase). Shock, syncope (flauwvallen) na i.v.-gebruik. Acute hypertensie (bij feochromocytoom), tijdelijke verhoging van de bloeddruk. Hartstilstand (kort na i.v.-gebruik, volgend op bradycardie), AV–blok, sinuspauze bij i.v.-gebruik, verlengd QT-interval, 'torsade de pointes'. Suïcidale gedachten. Gynaecomastie. Methemoglobinemie (mogelijk gerelateerd aan NADH-cytochroom–b5–reductase–deficiëntie). Sulfhemoglobinemie, vooral bij combinatie met hoge doseringen van geneesmiddelen die zwavel afgeven. Anafylactische reacties (waaronder anafylactische shock), vooral bij i.v.-toediening.
Interacties
Fenothiazinen versterken de centraal dempende werking van onder andere alcohol, opiaten, antihistaminica en benzodiazepinen. Gelijktijdig gebruik met alcohol vermijden vanwege de kans op onderdrukte ademhaling en verminderde alertheid.
Gelijktijdig gebruik met anticholinerge middelen kan de symptomen van tardieve dyskinesie verergeren; bovendien worden de anticholinerge bijwerkingen versterkt. Gelijktijdig gebruik met antipsychotica verhoogt de kans op tardieve dyskinesie.
Gelijktijdig gebruik met dopaminergica wordt niet aanbevolen vanwege wederzijds antagonisme tussen dopaminergica en neuroleptica. Als behandeling met neuroleptica vereist is bij de ziekte van Parkinson, dan dient het dopaminergicum geleidelijk te worden stopgezet.
Geneesmiddelen die het QT interval kunnen verlengen (zoals bepaalde antiaritmica, antidepressiva en andere antipsychotica) of elektrolytstoornis, bradycardie of hypokaliëmie geven, kunnen bij gelijktijdig gebruik met antipsychotica, een verhoogd risico geven op ventriculaire aritmie.
Het bloeddrukverlagend effect van α-blokkerende sympathicolytica (zoals labetalol) en andere centraal werkende antihypertensiva (zoals methyldopa) kan worden versterkt.
Antacida verminderen de absorptie uit het maag-darmkanaal.
Middelen die verhoging van de leverenzymactiviteit induceren (zoals barbituraten, fenytoïne, carbamazepine), versnellen de afbraak van fenothiazinen.
Levomepromazine en de niet-gehydroxyleerde metabolieten zijn remmers van CYP2D6. Gelijktijdig gebruik met geneesmiddelen die voornamelijk door CYP2D6 worden gemetaboliseerd (zoals amitriptyline), kan leiden tot een verhoogde spiegel van deze geneesmiddelen. Controleer bij deze middelen op dosisafhankelijke bijwerkingen.
Interacties
Gelijktijdig gebruik met levodopa en dopamine-agonisten is gecontra–indiceerd in verband met wederzijds antagonisme.
Gelijktijdig gebruik van alcohol vermijden vanwege een versterkt sedatief effect.
Metoclopramide versterkt het sederend effect van centraal dempende stoffen en andersom.
Parasympathicolytica en morfinederivaten kunnen een wederzijds antagonisme hebben met metoclopramide ten aanzien van de motiliteit van het maag-darmstelsel.
Metoclopramide wordt voornamelijk gemetaboliseerd door CYP2D6. Gelijktijdig gebruik van sterke CYP2D6–remmers (zoals fluoxetine, paroxetine) kan de blootstelling aan metoclopramide verhogen.
Door het prokinetische effect kan de opname van bepaalde geneesmiddelen zijn gewijzigd. Tijdens migraine-aanvallen kan de absorptie van het analgeticum worden versneld, wanneer metoclopramide 15 min voor het analgeticum wordt gegeven.
Metoclopramide verlaagt de plasmaconcentratie van digoxine en verhoogt die van ciclosporine; controle plasmaspiegels is vereist.
Door combinatie met antipsychotica is er meer kans op extrapyramidale symptomen.
Bij combinatie met een SSRI is er meer kans op het serotoninesyndroom.
Injectie van metoclopramide kan door remming van plasmacholinesterase de duur van neuromusculaire blokkade door mivacurium en suxamethonium verlengen.
Gelijktijdig gebruik met rifampicine en andere sterke inductoren (zoals carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne) vermindert de blootstelling van metoclopramide; patiënten controleren op een mogelijk verminderde anti-emetische werking.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: Blootstelling aan fenothiazinen tijdens het 3e trimester kan bij pasgeborenen extrapiramidale symptomen en/of onthoudingsverschijnselen geven. Gemeld zijn ademnood, bradycardie, tachycardie, agitatie, hypertonie, hypotonie, tremor, slaperigheid, meconium ileus, abdominale zwelling, slecht drinken.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Vruchtbaarheid: Levomepromazine kan hyperprolactinemie veroorzaken, en daarmee vruchtbaarheidsproblemen bij vrouwen. Ook bij mannen zijn vruchtbaarheidsproblemen gesuggereerd.
Zwangerschap
Teratogenese: Geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: Bij gebruik vlak voor de bevalling bestaat een kleine kans op extrapyramidale verschijnselen bij de neonaat.
Advies: Kan kortdurend worden gebruikt; maximaal 5 dagen gebruiken, vanwege kans op neurologische bijwerkingen bij de moeder. Vermijd uit voorzorg gebruik vlak voor de bevalling of controleer de pasgeborene.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in kleine hoeveelheden.
Farmacologisch effect: Bijwerkingen op het zich ontwikkelende centrale zenuwstelsel, zoals sedatie en extrapiramidale verschijnselen kunnen niet worden uitgesloten.
Advies: Kan kortdurend waarschijnlijk veilig worden gebruikt; maximaal 5 dagen gebruiken, vanwege kans op neurologische bijwerkingen bij de moeder.
Overig: Vanwege meldingen van het optreden van een (postnatale) depressie na gebruik van metoclopramide, dit middel bij voorkeur niet gebruiken bij vrouwen met een eerder doorgemaakte depressie.
Contra-indicaties
- overgevoeligheid voor fenothiazinen;
Contra-indicaties
- gastro-intestinale bloeding, darmobstructie, darmperforatie waarbij stimulatie van de gastro-intestinale motiliteit een risico vormt;
- feochromocytoom vanwege de kans op ernstige hypertensie-episodes;
- tardieve dyskinesie ten gevolge van antipsychotica of metoclopramide in de anamnese;
- epilepsie vanwege een verlaging van de convulsiedrempel;
- ziekte van Parkinson;
- methemoglobinemie door metoclopramide of NADH cytochroom–b5–deficiëntie in de anamnese;
- kinderen < 1 jaar, vanwege meer kans op extrapyramidale stoornis;
- voor zetpil tevens: kinderen < 18 jaar, proctitis of rectale bloedingen (in de recente anamnese).
Waarschuwingen en voorzorgen
Het gebruik van alcohol of alcoholbevattende geneesmiddelen tijdens de behandeling wordt sterk afgeraden.
Controleer de leverfunctie voor de start van de behandeling en daarna elke 6-12 maanden. Wees voorzichtig bij leverfalen, vanwege de kans op overdosis.
Controleer het bloedbeeld regelmatig gedurende de eerste 3–4 maanden van de behandeling. Adviseer bij aanhoudende koorts, keelpijn of infectie een volledige bloedtelling. Staak de behandeling bij leukocytose of leukopenie.
Controleer de glucosespiegel bij diabetes voorafgaand aan en regelmatig tijdens de behandeling, vanwege kans op hyperglykemie.
Evalueer mogelijke risicofactoren voor veneuze trombo-embolie en tref zo nodig voorzorgsmaatregelen.
Fenothiazinen kunnen het QT-interval verlengen, wat kan leiden tot ernstige ventriculaire aritmie. Sluit daarom eerst de volgende risicofactoren uit: bradycardie (< 55 slagen/minuut), hypokaliëmie, aangeboren verlengd QT-interval, gebruik van geneesmiddelen die bradycardie, hypokaliëmie of QT-verlenging kunnen geven. Het is aanbevolen om vóór de start met levomepromazine ook een ECG te maken.
Wees voorzichtig bij comorbiditeit, zoals cardiovasculaire aandoeningen (zoals bradycardie, QT-verlenging, hartfalen, recent myocardinfarct), feochromocytoom, hypothyroïdie, psycho-organische stoornis, ziekte van Parkinson, myastenia gravis, lever- en nierfunctiestoornis, mictiestoornis en bij prostaathypertrofie.
Levomepromazine kan de convulsiedrempel verlagen. Wees daarom voorzichtig bij epilepsie of bij anderszins toegenomen kans op insulten. Het risico op een insult neemt toe bij hogere doses, met name bij overschrijding van de geadviseerde doses.
Levomepromazine kan buikpijn en opgezette buik veroorzaken, wat lijkt op paralytische ileus. Dit moet acuut behandeld worden.
Bij optreden van het neuroleptisch maligne syndroom, met o.a. hyperthermie, gegeneraliseerde spierrigiditeit, autonome instabiliteit, veranderd bewustzijn, verhoogde serumcreatinekinase, myoglobinurie (rabdomyolyse) en acuut nierfalen, levomepromazine onmiddellijk staken en ondersteunende maatregelen treffen (externe afkoeling en rehydratie); in ernstige gevallen dantroleen en/of dopamine-agonisten geven.
Bij langdurig gebruik kan tardieve dyskinesie ontstaan; de symptomen kunnen tijdelijk verergeren of zelfs nog ontstaan na staken van het gebruik. Het risico op irreversibiliteit neemt toe bij ouderen en bij organische hersenbeschadiging. Controleer hier periodiek op, vanaf 3–6 maanden na het begin van de behandeling.
Onderzoeksgegevens: Niet geschikt voor kinderen < 18 jaar. Levomepromazine is niet goedgekeurd voor de behandeling van gedragsstoornissen bij dementie. Ouderen met dementie die met antipsychotica worden behandeld hebben een 3-voudig verhoogd risico op een CVA en een licht verhoogd risico op overlijden.
Hulpstoffen: Natriumsulfiet, in injectievloeistof, kan in zeldzame gevallen bronchospasmen geven.
Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Waarschuwingen en voorzorgen
Cardiovasculaire effecten: De injectie alleen gebruiken als passende reanimatie-uitrusting aanwezig is, wegens het risico van ernstige cardiovasculaire reacties inclusief hartstilstand; indien mogelijk overstappen op orale of rectale toediening. Wees voorzichtig bij i.v.-gebruik bij ouderen en bij cardiale geleidingsstoornissen (incl. QT–verlenging), ongecorrigeerde elektrolytverstoringen, bradycardie en bij gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die QT–verlenging geven (zoals klasse Ia- en III-anti-aritmica, tricyclische antidepressiva, macroliden en antipsychotica).
Extrapiramidale symptomen: Met name bij kinderen en jongeren en/of bij hoge doseringen kunnen extrapiramidale verschijnselen optreden, meestal in het begin van de behandeling. Deze reacties kunnen al optreden na één enkele dosis. Bij optreden van extrapiramidale symptomen de behandeling staken; de effecten verdwijnen in het algemeen geheel, maar symptomatische behandeling kan nodig zijn. Gebruik bij kinderen jonger dan 1 jaar is gecontra-indiceerd. De noodzaak tot gebruik bij kinderen van 1–18 jaar zorgvuldig afwegen tegen het risico van extrapiramidale bijwerkingen; thuisgebruik (oraal of rectaal) wordt ontraden.
Tardieve dyskinesie: Tijdens of na langdurig gebruik kan (soms irreversibele) tardieve dyskinesie optreden, vooral bij ouderen.
Neuroleptisch maligne syndroom (NMS): Staak direct de behandeling bij symptomen van NMS (zoals koorts). Wees voorzichtig bij onderliggende neurologische aandoeningen.
Rijvaardigheid: Dit middel kan invloed hebben op de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen. Raadpleeg ‘Rij Veilig met Medicijnen’ van het IVM.
Overdosering
Symptomen
Depressie van het centraal zenuwstelsel (zich uitend in o.a. lethargie, dysartrie, ataxie, stupor, bewustzijnsdaling tot coma). Verder: convulsies, mydriase, cardiovasculaire symptomen (zoals hypotensie, ventriculaire tachycardie, aritmie; deze kunnen ook nog na enkele uren tot dagen optreden vanwege het ontstaan van een darmdepot), respiratoire depressie, hypothermie.
Voor meer symptomen en de behandeling van een intoxicatie met levomepromazine, zie vergiftigingen.info.
Overdosering
Symptomen
extrapiramidale verschijnselen, slaperigheid, verminderd bewustzijn, verwardheid, hallucinaties en cardio–respiratoir arrest.
Zie voor meer symptomen en behandeling de monografie op vergiftigingen.info.
Eigenschappen
Levomepromazine is een fenothiazinederivaat met antipsychotische, analgetische en sterk sederende werking. Daarnaast heeft het nog anti-α1-adrenerge en anticholinerge eigenschappen die sterker zijn dan de antipsychotische werking.
Kinetische gegevens
Resorptie | oraal 70–90%. |
F | oraal 50% door 'first pass'-effect. |
T max | 1–4 uur (oraal), ½–1½ uur (i.m.). |
Metabolisering | tot levomepromazinesulfoxide en antipsychotisch actief N-desmethyl-levomepromazinesulfoxide. |
Eliminatie | via urine en feces. |
T 1/2el | 15–78 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Gesubstitueerd benzamide met centrale en perifere antidopaminerge eigenschappen. Het anti-emetische effect is het gevolg van antagonisme van D2-receptoren in de chemoreceptor-triggerzone en het braakcentrum van de medulla, en van antagonisme van 5HT3-receptoren en agonisme van 5HT4-receptoren. Verder versterkt metoclopramide de peristaltiek van het proximale deel van het maag-darmkanaal, verhoogt het de tonus van de onderste sluitspier van de oesofagus en ontspant het de pylorus. Metoclopramide is niet werkzaam bij braken van vestibulaire oorsprong. Werking: i.v. binnen 1–3 min, i.m. binnen 10-15 min, oraal binnen 30-60 min.
Kinetische gegevens
Resorptie | oraal snel en meestal volledig, rectaal traag en onvolledig. |
F | oraal 60–100% door sterk en variabel first-pass-effect. |
T max | oraal en i.m. binnen 30–120 min. |
V d | 2–3 l/kg. |
Metabolisering | gedeeltelijk via N-deëthylering en N-hydroxylering, voornamelijk door CYP2D6. Verder ondergaat het conjugatiereacties (glucuronidering en sulfatering); de belangrijkste metaboliet is het N-4-sulfaatconjugaat. |
Eliminatie | met de urine, deels als metaboliet. Bij ernstig verminderde nierfunctie neemt de klaring met ca. 70% af en bij ernstige leverfunctiestoornis is de afname van de plasmaklaring ca. 50%. |
T 1/2el | 4–6 uur, bij matige tot ernstig gestoorde nierfunctie 10–15 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
levomepromazine hoort bij de groep dopamine-antagonisten.
Groepsinformatie
metoclopramide hoort bij de groep dopamine-antagonisten.
Kosten
Kosten laden…Kosten
Kosten laden…Zie ook
Geneesmiddelgroep
Indicaties
Externe links
Zie ook
Geneesmiddelgroep
Indicaties
- migraine, aanvalsbehandeling volwassenen
- misselijkheid en braken bij chemo- en radiotherapie
- misselijkheid en/of braken
- zwangerschapsbraken