Samenstelling
Afstyla XGVS CSL Behring bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 250 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 2,5 ml + toedieningsysteem
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 500 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 2,5 ml + toedieningsysteem
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 1000 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 2,5 ml + toedieningsysteem
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 1500 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 5 ml + toedieningsysteem
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 2000 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 5 ml + toedieningsysteem
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 2500 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 5 ml + toedieningsysteem
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 3000 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 5 ml + toedieningsysteem
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Esperoct XGVS Aanvullende monitoring Novo Nordisk bv
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 500 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 4 ml
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 1000 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 4 ml
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 1500 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 4 ml
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 2000 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 4 ml
- Toedieningsvorm
- Poeder voor injectievloeistof
- Sterkte
- 3000 IE
- Verpakkingsvorm
- met solvens 4 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Zie voor de behandeling van hemofilie A de richtlijn Diagnostiek en behandeling van hemofilie op hematologienederland.nl.
Advies
Zie voor de behandeling van hemofilie A de richtlijn Diagnostiek en behandeling van hemofilie op hematologienederland.nl.
Indicaties
- Behandeling en preventie van bloedingen bij hemofilie A.
Indicaties
Preventie en behandeling van bloedingen bij patiënten van 12 jaar en ouder met hemofilie A.
Doseringen
De dosering en duur van de therapie is afhankelijk van de ernst van de ziekte, de locatie en omvang van de bloeding en de klinische toestand.
1 IE factor VIII/kg lichaamsgewicht verhoogt de factor VIII-activiteit in plasma met 2 IE/dl.
Afhankelijk van de ernst van de bloedingen: vereiste dosering (IE) = lichaamsgewicht (kg) × gewenste stijging van factor VIII (%) × 0,5 IE/kg.
De op het lichaamsgewicht gebaseerde dosering moet mogelijk aangepast worden bij onder-of overgewicht.
Langzaam intraveneus toedienen, maximaal 10 ml/min.
Kleine bloedingen (beginnende hemartrose, spierbloeding of bloeding in de mondholte)
Volwassenen en kinderen
Vereiste factor VIII-activiteit: 20–40%. Interval tussen de doses 12–24 uur; behandelduur ten minste 1 dag, tot de pijn gestopt is of tot genezing van de wond.
Middelmatige bloedingen (meer uitgebreide hemartrose, spierbloeding of hematoom)
Volwassenen en kinderen
Vereiste factor VIII-activiteit: 30–60%. Interval tussen de doses 12–24 uur; behandelduur ten minste 3–4 dagen tot de pijn gestild en acuut functieverlies verdwenen is.
Levensbedreigende bloedingen
Volwassenen en kinderen
Vereiste factor VIII-activiteit: 60–100%. Interval tussen de doses 8–24 uur, tot het levensgevaar geweken is.
Operatieve ingreep
Volwassenen en kinderen
Kleine ingreep (incl. tandextracties): vereiste factor VIII-activiteit: 30–60%. Interval tussen de doses 24 uur; behandelduur ten minste 1 dag of tot genezing van de wond.
Zware ingreep: vereiste factor VIII-activiteit: 80–100% (pre- en postoperatief). Interval tussen de doses 8–24 uur; behandelduur tot genezing van de wond; vervolgens gedurende minstens 7 dagen behandelen om factor VIII-activiteit tussen 30–60% te houden.
Langetermijnprofylaxe
Volwassenen en kinderen > 12 jaar
20–50 IE/kg lichaamsgewicht met intervallen van 2–3 dagen.
Bij kinderen < 12 jaar
30–50 IE/kg 2–3× per week. Bij deze patiëntengroep kunnen, door een hogere klaring, kortere toedieningsintervallen of hogere doses noodzakelijk zijn.
Doseringen
De dosering en behandelduur is afhankelijk van de ernst van de factor VIII-deficiëntie, de klinische toestand, plaats en omvang van de bloeding of geplande ingreep en het gewicht van de patiënt. Bij onder-of overgewicht kan een aanpassing van de op lichaamsgewicht gebaseerde dosering noodzakelijk zijn.
1 IE factor VIII/kg lichaamsgewicht verhoogt de factor VIII-activiteit in plasma met 2 IE/dl (komt overeen met 2% van de normaalwaarde).
Formule voor berekening van de dosering: aantal benodigde factor VIII-eenheden (IE) = lichaamsgewicht (kg) × verlangde verhoging aan factor VIII (% van de normaalwaarde, IE/dl) × 0,5 (IE/kg per IE/dl). Max. 75 IE/kg per keer geven en in totaal max. 200 IE/kg/24 uur.
Lichte bloedingen (beginnende gewrichtsbloeding, spierbloeding of bloeding in de mondholte) bij hemofilie A
Volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar
Vereiste factor VIII activiteit: 20–40%. Interval tussen de doses 12–24 uur; behandelen tot bloeding stopt.
Ernstiger spier- en gewrichtsbloedingen of hematoom bij hemofilie A
Volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar
Vereiste factor VIII-activiteit: 30–60%. Interval tussen de doses 12–24 uur; behandelen tot bloeding stopt.
Levensbedreigende bloedingen bij hemofilie A
Volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar
Vereiste factor VIII-activiteit: 60–100%. Interval tussen de doses 8–24 uur; behandelen tot het levensgevaar is geweken.
Operatieve ingreep bij patiënten met hemofilie A
Volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar
Kleine ingreep (incl. tandextracties): vereiste factor VIII-activiteit: 30–60%. Eerste dosis binnen 1 uur voor de ingreep, zo nodig elke 24 uur herhalen; behandelduur ten minste 1 dag tot de wond genezen is.
Zware ingreep: vereiste factor VIII-activiteit: 80–100% (pre- en postoperatief). Eerste dosis binnen 1 uur voor de ingreep, zo nodig elke 8–24 uur herhalen tot voldoende wondgenezing is bereikt. Overweeg de therapie daarna nog gedurende 7 dagen voort te zetten om de factor VIII-activiteit tussen 30–60% te houden.
Langetermijnprofylaxe van bloedingen
Volwassenen en kinderen ≥ 12 jaar
In het algemeen 50 IE/kg elke 4 dagen. Overweeg dosisaanpassing en aanpassing van het toedieningsinterval op basis van de bereikte VIII-activiteit en de individuele bloedingsneiging.
Toediening: I.v. toedienen gedurende ca. 2 minuten, op geleide van het welbevinden van de patiënt. Dit middel niet mengen met andere geneesmiddelen.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): ontwikkeling van factor VIII-remmers bij niet eerder behandelde patiënten.
Vaak (1-10%): overgevoeligheid. Duizeligheid, paresthesie. Huiduitslag. Koorts.
Soms (0,1-1%): erytheem, jeuk. Pijn op de injectieplaats, rillingen. Ontwikkeling van factor VIII-remmers bij eerder behandelde patiënten.
Verder zijn gemeld bij andere factor VIII-producten: Zelden ernstige overgevoeligheids- of allergische reacties, die soms tot anafylaxie, waaronder shock, kunnen leiden. Mogelijk kunnen deze bijwerkingen ook bij lonoctocog α optreden.
Bijwerkingen
Zeer vaak >10%): vorming van factor VIII-remmers bij niet eerder behandelde patiënten.
Vaak (1-10%): huiduitslag, erytheem, jeuk. Reacties op de injectieplaats (hematoom, erytheem, uitslag, pijn en zwelling).
Zelden (0,01-0,1%): vorming van factor VIII-remmers bij eerder behandelde patiënten. Overgevoeligheidsreacties (waaronder angio-oedeem, brandend en prikkend gevoel op de injectieplaats, rillingen, blozen, gegeneraliseerde urticaria, hoofdpijn, netelroos, hypotensie, lethargie, misselijkheid, rusteloosheid, tachycardie, beklemd gevoel op de borst, tintelingen, braken, piepende ademhaling), anafylaxie (waaronder shock).
Verder zijn gemeld: verlaagd niveau van factor VIII stollingsactiviteit. Voorbijgaande vorming van anti-PEG-antilichamen (lage titer); een verband met bijwerkingen is niet vastgesteld.
Interacties
Er zijn geen interacties gemeld met lonoctocog α.
Interacties
Er zijn geen interacties van turoctocog α pegol bekend.
Zwangerschap
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren, geen gegevens.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Zwangerschap
Teratogenese: Zowel bij de mens als bij dieren, onvoldoende gegevens.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Lactatie
Overgang in moedermelk: Onbekend.
Advies: Alleen gebruiken op strikte indicatie.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Contra-indicaties
- overgevoeligheid voor hamstereiwitten.
Contra-indicaties
- overgevoeligheid voor hamstereiwit.
Waarschuwingen en voorzorgen
Overgevoeligheid: Symptomen zoals lokale reacties (urticaria, jeuk, angio-oedeem), beklemming op de borst, piepende ademhaling, hypotensie of misselijkheid kunnen een vroege waarschuwing zijn voor allergische of anafylactische reacties. Bij optreden van dergelijke reacties de toediening onmiddellijk staken. De behandeling dient te worden begonnen onder toezicht van een arts die ervaring heeft met de behandeling van hemofilie A, terwijl reanimatie-apparatuur onmiddellijk ter beschikking is vanwege het mogelijk optreden van anafylaxie (overweeg toediening van premedicatie).
Neutraliserende antilichamen: Bij overschakelen op een ander product of indien de te verwachten spiegel van antihemofiliefactor niet wordt bereikt of indien de bloedingen ondanks een juiste dosering niet onder controle komen, op de aanwezigheid van neutraliserende antistoffen (remmers) tegen factor VIII controleren. Het risico van remmerontwikkeling is gecorreleerd aan de ernst van de aandoening en aan de blootstelling aan factor VIII. Antistofvorming vindt doorgaans binnen de eerste 50 dagen plaats, maar kan levenslang nog voorkomen (gering risico).
De chromogene test en de één-fase-stollingstest voor de bepaling van de factor VIII-activiteit geven niet dezelfde waarde. De chromogene test geeft de hemostatische werking van lonoctocog α het meest accuraat weer en heeft de voorkeur. Als de één-fase-stollingstest wordt gebruikt, het resultaat vermenigvuldigen met een factor 2 om de factor VIII-activiteit bij de patiënt te bepalen.
Onderzoeksgegevens: Er zijn geen gegevens betreffende werkzaamheid en veiligheid over behandeling met lonoctocog α bij een leeftijd > 65 jaar.
Waarschuwingen en voorzorgen
Overgevoeligheid: Symptomen zoals (gegeneraliseerde) urticaria, beklemd gevoel op de borst, benauwdheid, bloeddrukdaling en anafylactische reacties kunnen een vroege waarschuwing zijn voor overgevoeligheid. Bij optreden van allergische of anafylactische reacties controleren op de aanwezigheid van antilichamen tegen factor VIII, de toediening direct staken en passende maatregelen nemen.
Neutraliserende antilichamen: Indien de te verwachten factor VIII-activiteit niet wordt bereikt of indien de bloedingen ondanks een juiste dosering niet onder controle komen, op de aanwezigheid van neutraliserende antistoffen (remmers) tegen factor VIII controleren. Bij een hoog niveau aan antistoffen tegen factor VIII kan het therapeutische effect uitblijven. Antistofvorming vindt doorgaans binnen de eerste 50 dagen plaats (in zeldzame gevallen daarna) en is gecorreleerd aan de ernst van de aandoening en aan de blootstelling aan factor VIII.
Bij eerder behandelde patiënten met een factor VIII-preparaat is een verminderde factor VIII-activiteit gemeld zonder aantoonbare factor VIII-remmers. Deze verminderde activiteit werd waargenomen op het moment van overstappen op turoctocog α pegol en kan in sommige gevallen geassocieerd zijn met anti-PEG-antilichamen. Overweeg passende bepaling van factor VIII-activiteit bij overstappen.
Bij reeds bestaande cardiovasculaire risicofactoren kan het cardiovasculair risico vergroot worden door toediening van turoctocog α pegol.
Voor de controle van de factor VIII-waarde wordt aangeraden om een eenstapsstollingstest (met gebruik van bepaalde reagentia) of de chromogene test te gebruiken. Bepaalde silicabevattende eenstapsstollingstesten (bv. APTT-SP, STA-PTT) kunnen een onderschatting geven van de factor VIII-activiteit terwijl enkele reagentia (bv. op kaolien gebaseerde activatoren) mogelijk een overschatting van de factor VIII-activiteit kunnen geven. Wees daarom alert op veranderingen in de uitslag van de factor VIII-activiteit bij wisseling van laboratorium of van het reagens dat in de assay gebruikt wordt. Het klinische effect is echter het belangrijkste element bij de beoordeling van de effectiviteit van de behandeling.
Bij kinderen jonger dan 12 jaar is de langetermijnveiligheid niet vastgesteld.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met lonoctocog α contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met turoctocog α pegol contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Bloedstollingsfactor VIII, bereid via DNA-recombinanttechniek met één enkele keten die aangemaakt wordt in ovariumcellen van Chinese dwerghamsters. Lonoctocog α bevat een afgeknot 'B-domein', dat zorgt voor een covalente binding aan de zware en lichte ketens van factor VIII. Stollingsfactor VIII is een glycoproteïne en bindt zich aan de endogene Von Willebrandfactor (vWF) in de bloedcirculatie. De vWF stabiliseert factor VIII en beschermt het tegen afbraak. Lonoctocog α heeft een hogere affiniteit voor vWF dan rF VIII met een volledige lengte. Het corrigeert in oplossing de verlengde stollingstijd van het bloed bij hemofilie A-patiënten, die deze factor geheel of gedeeltelijk missen.
Kinetische gegevens
V d | ca. 0,055 l/kg; bij kinderen (0–18 jaar) hoger, ca. 0,07 l/kg. |
T 1/2el | ca. 14 uur; bij kinderen < 12 jaar ca. 10 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Bloedstollingsfactor VIII (FVIII) bereid via DNA-recombinanttechniek in ovariumcellen van chinese hamsters. Turoctocog α pegol is een gepegyleerde vorm van rFVIII, waardoor de halfwaardetijd langer is dan van rFVIII. Het corrigeert de verlengde stollingstijd van het bloed bij hemofilie A-patiënten, die factor VIII geheel of gedeeltelijk missen.
Kinetische gegevens
V d | 0,038 l/kg (volwassenen); 0,033 l/kg (kinderen 12–18 jaar). |
T 1/2el | 19,9 uur (volwassenen); 15,8 uur (kinderen 12–18 jaar). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
lonoctocog alfa hoort bij de groep bloedstollingsfactoren.
- albutrepenonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- damoctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- efmoroctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- eftrenonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- emicizumab (B02BX06) Vergelijk
- eptacog alfa, geactiveerd (B02BD08) Vergelijk
- eptacog bèta, geactiveerd (B02BD08) Vergelijk
- factor VIII (B02BD02) Vergelijk
- factor VIII/von Willebrand-factor (B02BD06) Vergelijk
- factor XIII (B02BD07) Vergelijk
- fibrinogeen (B02BB01) Vergelijk
- moroctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- nonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- nonacog bèta pegol (B02BD04) Vergelijk
- nonacog gamma (B02BD04) Vergelijk
- octocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- protrombinecomplex (B02BD01) Vergelijk
- protrombinecomplex (geactiveerd) (B02BD03) Vergelijk
- rurioctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- simoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- turoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- turoctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- von Willebrand-factor (B02BD10) Vergelijk
- vonicog alfa (B02BD10) Vergelijk
Groepsinformatie
turoctocog alfa pegol hoort bij de groep bloedstollingsfactoren.
- albutrepenonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- damoctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- efmoroctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- eftrenonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- emicizumab (B02BX06) Vergelijk
- eptacog alfa, geactiveerd (B02BD08) Vergelijk
- eptacog bèta, geactiveerd (B02BD08) Vergelijk
- factor VIII (B02BD02) Vergelijk
- factor VIII/von Willebrand-factor (B02BD06) Vergelijk
- factor XIII (B02BD07) Vergelijk
- fibrinogeen (B02BB01) Vergelijk
- lonoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- moroctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- nonacog alfa (B02BD04) Vergelijk
- nonacog bèta pegol (B02BD04) Vergelijk
- nonacog gamma (B02BD04) Vergelijk
- octocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- protrombinecomplex (B02BD01) Vergelijk
- protrombinecomplex (geactiveerd) (B02BD03) Vergelijk
- rurioctocog alfa pegol (B02BD02) Vergelijk
- simoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- turoctocog alfa (B02BD02) Vergelijk
- von Willebrand-factor (B02BD10) Vergelijk
- vonicog alfa (B02BD10) Vergelijk