Samenstelling
Rizmoic (als tosilaat) Shionogi BV
- Toedieningsvorm
- Tablet, filmomhuld
- Sterkte
- 200 microg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Constella Abbvie bv
- Toedieningsvorm
- Capsule, hard
- Sterkte
- 290 microg
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Adviseer bij obstipatie in eerste instantie voldoende inname van vocht en vezels, en voldoende beweging. Indien een dieet met extra vezels niet volstaat, is psyllium een alternatief. Bij de medicamenteuze behandeling van functionele obstipatie is een osmotisch laxans eerste keus. Verhoog bij onvoldoende effect zo nodig tot de maximale dosering of combineer met, of schakel over op een contactlaxans of ander osmotisch laxans. Overweeg als defecatie 3 dagen uitblijft ondanks optimale orale therapie, rectale medicatie ter lediging van het rectum. Fecale impactie kan medicamenteus of manueel worden verwijderd. Als medicatie de voorkeur heeft, overweeg een (micro)klysma of een hoge dosis macrogol (met of zonder elektrolyten).
Zowel naldemedine en naloxegol hebben de voorkeur (vanwege orale toediening) bij onvoldoende effect van reguliere laxantia bij opioïdgeïnduceerde obstipatie. Methylnaltrexon is ook een behandelmogelijkheid bij onvoldoende effect van reguliere laxantia bij opioïdgeïnduceerde obstipatie; dit wordt subcutaan toegediend.
Advies
De behandeling van het prikkelbaredarmsyndroom (PDS) is vooral niet-medicamenteus. Alle behandelingen zijn slechts bij een deel van de patiënten effectief. Bij PDS waarbij obstipatie op de voorgrond staat (PDS-C), zijn de medicamenteuze opties het gebruik van laxantia en bij onvoldoende effect linaclotide. Bij PDS waarbij diarree op de voorgrond staat (PDS-D), zijn de medicamenteuze opties volumevergrotende laxantia en als symptomatische behandeling een onderhoudsdosering met loperamide. Bij PDS waarbij pijnklachten op de voorgrond staan, kunnen paracetamol en pepermuntolie worden overwogen. Bij alle vormen van PDS kan als laatste stap bij uitzondering een antidepressivum worden overwogen, naast de psychologische behandeling van een eventuele onderliggende stemmingsstoornis.
Adviseer bij obstipatie in eerste instantie voldoende inname van vocht en vezels, en voldoende beweging. Indien een dieet met extra vezels niet volstaat, is psyllium een alternatief. Bij de medicamenteuze behandeling van functionele obstipatie is een osmotisch laxans eerste keus. Verhoog bij onvoldoende effect zo nodig tot de maximale dosering of combineer met, of schakel over op een contactlaxans of ander osmotisch laxans. Overweeg als defecatie 3 dagen uitblijft ondanks optimale orale therapie, rectale medicatie ter lediging van het rectum. Fecale impactie kan medicamenteus of manueel worden verwijderd. Als medicatie de voorkeur heeft, overweeg een (micro)klysma of een hoge dosis macrogol (met of zonder elektrolyten).
Overweeg linaclotide bij ernstige obstipatie in de palliatieve fase, ondanks behandeling met een osmotisch laxans en een contactlaxans.
Indicaties
Opioïdgeïnduceerde obstipatie bij volwassenen die eerder zijn behandeld met een laxeermiddel.
Indicaties
- Symptomatische behandeling van volwassenen met een matig tot ernstig prikkelbaredarmsyndroom met obstipatie.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Opioïdgeïnduceerde obstipatie
Volwassenen (incl. ouderen)
200 microg 1×/dag. Het doseerschema van het opioïd hoeft niet gewijzigd te worden. Staak naldemedine als ook het opioïd wordt gestaakt.
Bij een verminderde nierfunctie is een dosisaanpassing niet nodig. Controleer bij een ernstig verminderde nierfunctie vóóraf de nierfunctie, vanwege relatief weinig ervaring. Hemodialyse lijkt geen effect te hebben op de plasmaspiegel van naldemedine.
Bij een verminderde leverfunctie is een dosisaanpassing niet nodig. Niet gebruiken bij een ernstig verminderde leverfunctie, vanwege relatief weinig ervaring.
Toediening: Elke dag op hetzelfde tijdstip met of zonder voedsel innemen.
Doseringen
Prikkelbaredarmsyndroom met obstipatie
Volwassenen
290 microg 1×/dag. Herbeoordeel de behandeling na 4 weken. De werkzaamheid en effectiviteit van linaclotide bij prikkelbaredarmsyndroom zijn voor een periode van maximaal 6 maanden onderzocht.
Verminderde nier- of leverfunctie: een dosisaanpassing is niet nodig.
Toediening: De capsule minstens 30 minuten vóór de maaltijd innemen.
Bijwerkingen
Bij kanker
Zeer vaak (> 10%): diarree.
Vaak (1-10%): misselijkheid, braken, buikpijn.
Soms (0,1-1%): onthoudingssyndroom.
Zelden (0,01-0,1%): overgevoeligheid.
Verder is gemeld: gastro-intestinale perforatie.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): diarree, vooral bij ouderen (> 65 j.) en bij patiënten met hypertensie of diabetes.
Vaak (1-10%): buikpijn, opgezette buik, winderigheid, virale gastro-enteritis. Duizeligheid.
Soms (0,1-1%): toegenomen fecale aandrang, fecale incontinentie, lage gastro-intestinale bloeding (waaronder bloeding van hemorroïden en rectale bloeding), misselijkheid, braken. Verminderde eetlust. Orthostatische hypotensie, hypokaliëmie, dehydratie. Urticaria.
Zelden (0,01-0,1%): daling van bicarbonaatbloedspiegel, gastro-intestinale perforatie.
Verder is gemeld: huiduitslag.
Interacties
Naldemedine wordt voornamelijk door CYP3A gemetaboliseerd, met enige bijdrage van UGT1A3. Naldemedine is een substraat van P-glycoproteïne.
Vermijd gelijktijdig gebruik van sterke CYP3A-remmers (zoals itraconazol, ketoconazol, ritonavir, claritromycine, en grapefruit-/pompelmoessap, omdat deze middelen de blootstelling aan naldemedine verhogen en daarmee de kans op bijwerkingen. Ook gelijktijdig gebruik met matige CYP3A-remmers (zoals fluconazol) kan de plasmaspiegel van naldemedine verhogen. Controleer op bijwerkingen bij gebruik van sterke en matige CYP3A-remmers.
Wees voorzichtig met gelijktijdig gebruik van sterke CYP3A-inductoren (zoals carbamazepine, fenobarbital, fenytoïne, rifampicine en sint-janskruid (hypericum perforatum)), omdat deze middelen de blootstelling aan naldemedine verlagen en daarmee de werkzaamheid kunnen verminderen. Controleer op bijwerkingen bij gelijktijdig gebruik met matige CYP3A-inductoren (zoals efavirenz), omdat dit niet onderzocht is.
Controleer op bijwerkingen bij gelijktijdig gebruik van (sterke) P-gp-remmers (zoals ciclosporine), omdat deze middelen de plasmaspiegel van naldemedine kunnen verhogen.
Interacties
Wees voorzichtig bij gelijktijdige behandeling met protonpompremmers, laxeermiddelen of NSAID's vanwege meer kans op diarree. Bij ernstige of langdurige diarree kan de absorptie van andere geneesmiddelen afnemen en de werkzaamheid van levothyroxine of orale anticonceptiva afnemen. Het gebruik van een extra anticonceptiemethode is aanbevolen bij ernstige en langdurige diarree.
Zwangerschap
Teratogenese: Onbekend bij de mens; bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Farmacologisch effect: Gebruik tijdens de zwangerschap kan leiden tot het neonataal abstinentiesyndroom, vanwege een onvolgroeide bloed-hersenbarrière.
Advies: Alleen op strikte indicatie gebruiken.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Gebruik ontraden.
Overig: Het gebruik van een extra anticonceptiemethode is aanbevolen bij ernstige en langdurige diarree.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend bij de mens; ja bij dieren.
Farmacologisch effect: Een theoretisch risico voor de zuigeling op het neonataal abstinentiesyndroom is niet uitgesloten.
Advies: Het gebruik van dit geneesmiddel óf het geven van borstvoeding ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Waarschijnlijk niet.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt.
Contra-indicaties
- bekende of vermoede gastro-intestinale obstructie of perforatie óf verhoogd risico op recidiverende obstructie, vanwege de kans op gastro-intestinale perforatie.
Contra-indicaties
- bekende of vermoede mechanische gastro-intestinale obstructie.
Waarschuwingen en voorzorgen
Naldemedine kan met of zonder andere laxeermiddelen worden gebruikt.
Gastro-intestinale (GI-)perforatie, waaronder met fatale afloop, is gemeld bij gebruik bij patiënten met een verhoogd risico op GI-perforatie (zoals divertikelziekte, onderliggende GI-maligniteiten of peritoneale metastasen). Niet gebruik bij een (vermoede) GI-obstructie of bij een verhoogd risico op recidiverende GI-obstructie. Wees voorzichtig bij een verminderde integriteit van de maag-darmwand, zoals bij een ulcus pepticum, ziekte van Crohn, GI-maligniteit of Ogilvie-syndroom. Controleer op het ontstaan van ernstige, aanhoudende of verergerende buikpijn en laat dit melden. Staak de behandeling bij een vermoeden van obstructie of perforatie.
Controleer op dehydratie bij ernstige diarree of buikpijn en behandel dit.
Controleer op het onthoudingssyndroom door onthouding van een opioïde. Dit is aanwezig als er drie of meer van de volgende klachten aanwezig zijn: dysforie, misselijkheid of braken, spierpijn, traanproductie of rinorroe, pupilverwijding, pilo-erectie of zweten, diarree, geeuwen, koorts, langdurige slapeloosheid. Staak de behandeling in dat geval. Het onthoudingssyndroom ontstaat doorgaans binnen enkele minuten tot meerdere dagen na toediening van een opioïd-antagonist. Laat de patiënt het bij de arts melden als een opioïde wordt gestaakt. Weeg het gebruik extra zorgvuldig af bij een verstoorde bloed-hersenbarrière zoals bij primaire maligniteiten, metastasen en infecties van het centraal zenuwstelsel, actieve MS en gevorderde ziekte van Alzheimer, vanwege meer kans op onthoudingsverschijnselen of verminderde analgesie; controleer nauwgezet op onthoudingsverschijnselen.
Onvoldoende onderzoeksgegevens
- De veiligheid en werkzaamheid bij kinderen < 18 jaar is niet vastgesteld.
- Bij ouderen > 75 jaar is beperkt ervaring opgedaan en moet daarom voorzichtig worden opgestart.
- Er is relatief weinig ervaring bij doses opioïden hoger dan het equivalent van 400 mg morfine en er is geen ervaring met opioïdgeïnduceerde obstipatie door partiële μ-agonisten (zoals buprenorfine); wees bij deze patiënten voorzichtig.
- Gebruik is niet onderzocht bij patiënten met recente voorgeschiedenis van een myocardinfarct, CVA of TIA korter dan 3 maanden voorafgaand aan de screening; klinische controle is bij deze groep patiënten nodig.
Waarschuwingen en voorzorgen
Diarree: Overweeg de behandeling tijdelijk te staken bij langdurige (> 1 week) of ernstige diarree. Wees extra voorzichtig bij patiënten met een toegenomen kans op een verstoring van de water- en elektrolytenhuishouding, zoals ouderen en patiënten met hart- en vaataandoeningen, hypertensie of diabetes; overweeg een elektrolytencontrole.
Perforatie: Intestinale perforatie is gemeld bij patiënten met aandoeningen die kunnen samengaan met lokale of diffuse zwakte van de darmwand. Adviseer de patiënt direct contact op te nemen bij ernstige, langdurige of verergende buikpijn. Staak de behandeling bij deze symptomen.
Onderzoeksgegevens: Linaclotide mag niet gebruikt worden bij kinderen < 18 jaar, vanwege onvoldoende gegevens betreffende werkzaamheid en veiligheid; door overexpressie van de GC-C-receptor zijn kinderen < 2 jaar gevoeliger voor de effecten van linaclotide.
Overdosering
Neem voor informatie over een intoxicatie met naldemedine contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met linaclotide contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Derivaat van naltrexon met antagonerende werking op δ-, κ- en μ-opioïdreceptoren. Naldemedine is een perifeer werkend μ-opioïdantagonist in weefsels als het maag-darmkanaal, waardoor het de obstiperende effecten van opioïden vermindert, zonder de centrale effecten van opioïden om te keren. Het derivaat is aangepast om de bloed-hersenbarrière minder goed te passeren.
Kinetische gegevens
F | ca. 20-65% |
T max | Nuchter: 45 min; gevoed: 2,5 uur. Er is geen klinisch significant effect van voedsel |
V d | 2,2 l/kg |
Eiwitbinding | 93,2% |
Metabolisering | Vooral door CYP3A tot nor-naldemedine (primaire metaboliet) en een kleine bijdrage van UGT1A3 tot naldemedine 3-G (onbelangrijke metaboliet). Tevens splitsing in maag-darmkanaal, met vorming van benzamidine en naldemedinecarboxylzuur |
Eliminatie | via urine en feces |
T 1/2el | 11 uur |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Synthetisch peptide. Guanylaatcyclase-C-receptoragonist (GC-C-receptoragonist) met visceraal analgetische en secretoire werking. Linaclotide en de actieve metaboliet binden aan de GC-C-receptor, op het luminale oppervlak van het darmepitheel. De activering van GC-C leidt tot verhoogde concentraties van intra- en extracellulair cyclisch guanosinemonofosfaat (cGMP). Extracellulair cGMP vermindert de pijnvezelactiviteit. Intracellulair cGMP veroorzaakt afscheiding van chloride en bicarbonaat in het intestinale lumen, wat tot een toename van intestinaal vocht en een versnelde transit leidt.
Kinetische gegevens
Resorptie | minimaal bij therapeutische dosis. |
Metabolisering | lokaal tot actieve primaire metaboliet destyrosine. Proteolyse in het maag-darmstelsel tot kleinere peptiden en aminozuren. |
Eliminatie | 3-5% met de feces, voornamelijk als actieve metaboliet. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
naldemedine hoort bij de groep laxantia, overige.
Groepsinformatie
linaclotide hoort bij de groep laxantia, overige.