Samenstelling
Akynzeo Helsinn Birex Pharmaceuticals
- Toedieningsvorm
- Capsule
Bevat per capsule: netupitant 300 mg, palonosetron (als hydrochloride) 0,5 mg.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Granisetron (als hydrochloride) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Concentraat voor infusievloeistof
- Sterkte
- 1 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 1 ml, 3 ml
- Toedieningsvorm
- Injectievloeistof
- Sterkte
- 1 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 1 ml
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 1 mg, 2 mg
Kytril (als hydrochloride) Atnahs Pharma
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 1 mg, 2 mg
Sancuso Kyowa Kirin Pharma bv
- Toedieningsvorm
- Pleister met gereguleerde afgifte
- Sterkte
- 3,1 mg/etmaal
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Geef aan de hand van het emetogene risico van de chemotherapie of radiotherapie anti-emetische profylaxe. Volg bij gecombineerde chemoradiotherapie het anti-emetische schema van chemotherapie tenzij de radiotherapie in een hogere emetogene categorie zit.
Bij chemotherapie wordt een combinatie van de volgende middelen gegeven: een 5HT3-(serotonine)receptorantagonist, neurokinine-1 (NK1)-receptorantagonist, dexamethason en olanzapine.
Bij radiotherapie wordt een combinatie van de volgende middelen gegeven: een 5HT3-(serotonine)receptorantagonist, dexamethason en metoclopramide.
Advies
Geef aan de hand van het emetogene risico van de chemotherapie of radiotherapie anti-emetische profylaxe. Volg bij gecombineerde chemoradiotherapie het anti-emetische schema van chemotherapie tenzij de radiotherapie in een hogere emetogene categorie zit.
Bij chemotherapie wordt een combinatie van de volgende middelen gegeven: een 5HT3-(serotonine)receptorantagonist, neurokinine-1 (NK1)-receptorantagonist, dexamethason en olanzapine.
Bij radiotherapie wordt een combinatie van de volgende middelen gegeven: een 5HT3-(serotonine)receptorantagonist, dexamethason en metoclopramide.
Indicaties
Preventie van acute en vertraagde misselijkheid en braken bij volwassenen met kanker na:
- sterk emetogene chemotherapie op basis van cisplatine;
- matig emetogene chemotherapie.
Gerelateerde informatie
Indicaties
Oraal
- Preventie of behandeling van acute misselijkheid en braken als gevolg van chemotherapie en radiotherapie bij volwassenen.
- Preventie van vertraagde misselijkheid en braken als gevolg van chemotherapie en radiotherapie.
Intraveneus, volwassenen
- Preventie en behandeling van acute misselijkheid en braken als gevolg van chemotherapie en radiotherapie.
- Postoperatieve misselijkheid en braken.
- Preventie van vertraagde misselijkheid en braken als gevolg van chemotherapie en radiotherapie.
Intraveneus, kinderen ≥ 2 jaar
- Preventie en behandeling van acute misselijkheid en braken die samenhangen met chemotherapie.
Dermaal
- Preventie van misselijkheid en braken bij volwassenen bij matig of hoog emetogene chemotherapie, voor een geplande duur van 3–5 dagen, bij slikproblemen.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Misselijkheid en braken bij chemotherapie
Volwassenen
Eén capsule ongeveer één uur vóór aanvang van elke cyclus chemotherapie.
De aanbevolen orale dosis dexamethason moet met ongeveer 50% verlaagd worden bij gelijktijdige toediening met netupitant/palonosetron.
De harde capsule moet in zijn geheel, zonder te openen, worden doorgeslikt. De capsule kan met of zonder voedsel worden ingenomen.
Doseringen
Bij chemotherapie/radiotherapie
Volwassenen (incl. ouderen)
Oraal: 1 mg 2×/dag of 2 mg 1×/dag, te beginnen binnen 1 uur vóór de chemo-/radiotherapie; gedurende maximaal 1 week. Gelijktijdige toediening van dexamethason in doses tot 20 mg 1×/dag is mogelijk.
Parenteraal: preventie (acute en vertraagde misselijkheid en braken): 5 min voor het begin van de chemotherapie 1–3 mg (10–40 microg/kg) via langzame i.v.-injectie (in 30 s) of via verdund i.v. infuus (in 5 min). Behandeling (acute misselijkheid en braken): 1–3 mg (10–40 microg/kg) via langzame i.v. injectie of via verdund i.v. infuus, in 5 minuten toedienen. Vervolgdoseringen met een interval van ten minste 10 minuten toedienen; max. 9 mg per 24 uur. Toediening van bv. 8–20 mg dexamethason vóór aanvang van de toediening van de cytostatische therapie, of 250 mg methylprednisolon vóór aanvang en kort ná afloop van de toediening van de cytostatische therapie, versterkt het effect van granisetron.
Transdermaal: 1 pleister aanbrengen 24–48 uur voor de chemotherapie, aan de buitenkant van de bovenarm of eventueel op de buik. Minstens 24 uur na voltooiing van de chemotherapie verwijderen; de pleister maximaal 7 dagen laten zitten. De MASCC-richtlijnen adviseren om voorafgaand aan de chemotherapie ook dexamethason toe te dienen.
Kinderen ≥ 2 jaar:
Parenteraal: Preventie en behandeling: 10–40 microg/kg, max. 3 mg, via verdund i.v. infuus in 5 minuten toedienen voor het begin van de chemotherapie. Zo nodig 1× herhalen na een interval van ten minste 10 minuten.
Postoperatieve misselijkheid en braken
Volwassenen (incl. ouderen)
Parenteraal: 1 mg (10 microg/kg) via langzame i.v.-injectie (in 30 s); max. 3 mg per 24 uur. Bij gebruik ter profylaxe van postoperatieve misselijkheid dient de toediening beëindigd te zijn voor de inductie van de anesthesie.
Verminderde nier- of leverfunctie: een dosisaanpassing is niet nodig.
Toediening: Het concentraat verdunnen volgens bijgeleverde instructie. De tabletten in hun geheel met water innemen.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): hoofdpijn. Obstipatie. Vermoeidheid.
Soms (0,1-1%): neutropenie, leukocytose. Verminderde eetlust. Insomnia. Duizeligheid, vertigo. Eerstegraads atrioventriculair blok, cardiomyopathie, geleidingsstoornis, tachycardie, verlengde QT-tijd op ECG, hypertensie. Dyspepsie, hik, misselijkheid, abdominale pijn en distensie, flatulentie, diarree. Alopecia. Urticaria. Asthenie. Verhoogde levertransaminasen, verhoogde serum-AF, verhoogde serumcreatinine.
Zelden (0,01-0,1%): cystitis. Leukopenie, lymfocytose. Hypokaliëmie. Verstoorde gemoedstoestand, slaapstoornis, acute psychose. Hypo-esthesie. Slaperigheid. Conjunctivitis, wazig zien. Tinnitus. Ventriculaire extrasystolen, aritmie, tweedegraads atrioventriculair blok, bundeltakblok, mitralisklepinsufficiëntie, myocardiale ischemie, hypotensie, overmatig blozen. Beslag op tong, Droge mond, oprisping, braken, dysfagie, aambeien. Huiduitslag, jeuk. Rugpijn, pijn in extremiteiten. Warmtegevoel. Niet-cardiale pijn op borst. Abnormale smaak. Verhoogde waarden van serumbilirubine, serumureum, creatinefosfokinase, CK-MB, serummyoglobine, troponine, neutrofielen. Depressie van ST-segment op ECG, abnormaal ST-T-segment op ECG.
Verder is gemeld: serotoninesyndroom (met symptomen als tremor, agitatie, zweten, myoklone bewegingen, hypertonie, koorts).
Er zijn geen vaak voorkomende bijwerkingen die aan netupitant kunnen worden toegeschreven.
Bijwerkingen van palonosetron:
Vaak (1-10%): hoofdpijn, duizeligheid. Obstipatie, diarree.
Soms (0,1-1%): anorexie. Angst, euforie, slaperigheid, slapeloosheid, paresthesie, perifere sensorische neuropathie. Oogirritatie, amblyopie. Tinnitus. Tachycardie, bradycardie, extrasystolen, myocardischemie, sinusaritmie, verlengd QT-interval. Hypo- of hypertensie. Hik. Droge mond, buikpijn, dyspepsie, flatulentie. Huiduitslag eventueel met jeuk, allergische dermatitis. Gewrichtspijn. Urineretentie, glucosurie. Asthenie, koorts, griepachtige verschijnselen. Stijging van leverenzymwaarden, hyperbilirubinemie. Hyper- of hypokaliëmie, hypocalciëmie, hyperglykemie. Bij kinderen daarnaast: dyskinesie, epistaxis, dyspneu, hoest, urticaria, pijn op de infusieplek.
Zeer zelden (< 0,01%): overgevoeligheid, anafylactische of anafylactoïde reacties en shock.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hoofdpijn. Obstipatie.
Vaak (1-10%): slapeloosheid, diarree. Verhoogde waarden levertransaminasen.
Soms (0,1-1%): overgevoeligheidsreacties zoals anafylaxie en urticaria. Huiduitslag. Artralgie. Extrapiramidale reacties. Serotoninesyndroom. ECG-afwijkingen zoals QT-verlenging. Verminderde eetlust, droge mond, misselijkheid, braken. Vertigo. Pleister: irritatie op de aanbrengplaats.
Zelden (0,01-0,1%): dystonie, dyskinesie.
Verder zijn gemeld: reacties (zoals erytheem, urticaria, blaasjes, verkleuring en pijn op de aanbrengplaats.
Interacties
Invloed van andere middelen op dit geneesmiddel
Bij gelijktijdig gebruik van dit geneesmiddel met een andere CYP3A4-remmer kan de plasmaspiegel van netupitant stijgen. Wees voorzichtig met gelijktijdig gebruik met sterke CYP3A4-remmers, zoals ketoconazol.
Bij gelijktijdig gebruik van dit geneesmiddel met een CYP3A4-inductor, kan de plasmaspiegel van netupitant dalen. Vermijd gelijktijdig gebruik met sterke CYP3A4-inductoren, zoals rifampicine.
Invloed van dit geneesmiddel op andere middelen
Gelijktijdige gebruik met CYP3A4-substraten kan de plasmaspiegel van deze middelen verhogen. Gelijktijdige toediening met het CYP3A4-substraat dexamethason leidt tot een verhoogde plasmaspiegel van dexamethason; zie voor dosisaanpassingen de rubriek Dosering. Wees voorzichtig met gelijktijdig gebruik met andere orale CYP3A4-substraten die een smal therapeutisch bereik hebben, zoals cyclosporine, tacrolimus, sirolimus, everolimus, alfentanil, ergotamine, fentanyl en kinidine. Gelijktijdig gebruik met chemotherapeutica die CYP3A4-substraten zijn, zoals docetaxel, etoposide en irinotecan, kan blootstelling aan deze middelen verhogen; controleer op verhoogde toxiciteit van deze chemotherapeutica.Bij combinatie met midazolam kan de plasmaspiegel daarvan toenemen.
Overige interacties
Gelijktijdig gebruik met andere serotonerge geneesmiddelen, zoals SSRI's (waaronder fluoxetine, paroxetine, sertraline, fluvoxamine, (es)citalopram) en SNRI's (waaronder venlafaxine en duloxetine) kan leiden tot het serotoninesyndroom.
Interacties
Gelijktijdige toediening van inductoren of remmers van CYP1A1 en CYP3A4 kan de plasmaconcentratie van granisetron beïnvloeden.
Wees voorzichtig bij de combinatie met andere geneesmiddelen die het QT-interval verlengen zoals kinidine, disopyramide, sotalol, tricyclische antidepressiva, sommige antipsychotica, macrolide antibiotica, chinolonen, enkele antimycotica.
Gelijktijdig gebruik met andere serotonerge geneesmiddelen (zoals SSRI's, SNRI's, buprenorfine en opioïden) kan leiden tot het serotoninesyndroom.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens onvoldoende gegevens (netupitant en palonosetron). Bij dieren reproductietoxiciteit gebleken, waaronder teratogene effecten zonder veiligheidsmarge (netupitant).
Advies: Gebruik is gecontra-indiceerd.
Overig: Vóór de behandeling met dit geneesmiddel bij premenopauzale vrouwen moet een zwangerschapstest worden uitgevoerd; premenopauzale vrouwen dienen tijdens en gedurende 1 maand na de behandeling met dit geneesmiddel effectieve anticonceptieve maatregelen te nemen.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren geen aanwijzingen voor schadelijkheid.
Advies: Gebruik ontraden.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Het geven van borstvoeding staken tot 1 maand na de laatste toediening.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Het gebruik van dit middel of het geven van borstvoeding ontraden.
Contra-indicaties
Zie voor contra-indicaties de rubriek Zwangerschap.
Contra-indicaties
Er zijn van dit middel geen klinisch relevante contra-indicaties bekend.
Waarschuwingen en voorzorgen
Cardiovasculaire effecten: Hypokaliëmie en hypomagnesiëmie moeten vóór de toediening worden gecorrigeerd. Wees voorzichtig met gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die de QT-tijd verlengen (zoals anti-aritmica) of bij patiënten met (kans op) verlenging van de QT-tijd (zoals een positieve (familie)anamnese, elektrolytafwijkingen, congestief hartfalen, bradyaritmie, geleidingsstoornissen).
Obstipatie: Palonosetron kan de passagetijd in de dikke darm verlengen; patiënten met een voorgeschiedenis van obstipatie of tekenen van subacute darmobstructie moeten na de toediening worden gemonitord.
Serotoninesyndroom: Er zijn meldingen gemaakt van serotoninesyndroom bij het gebruik van 5-HT3-antagonisten alleen of in combinatie met andere serotonerge geneesmiddelen (zoals SSRI's en SNRI's; observeer patiënten voldoende voor serotoninesyndroom-achtige symptomen.
Onderzoeksgegevens: Wees voorzichtig bij patiënten ouder dan 75 jaar, vanwege de lange halfwaardetijd van de werkzame stoffen en de beperkte ervaring bij deze populatie. Wees voorzichtig bij patiënten met een ernstige leverfunctiestoornis, aangezien er relatief weinig gegevens beschikbaar zijn bij deze patiënten. De veiligheid en werkzaamheid van dit geneesmiddel bij pediatrische patiënten en terminale nierinsufficiëntie zijn niet vastgesteld.
Waarschuwingen en voorzorgen
Kruisovergevoeligheid tussen selectieve 5HT3-receptorantagonisten kan voorkomen.
QT-verlenging: Voorbijgaande ECG-veranderingen, inclusief verlengd QT-interval en 'torsade de pointes', kunnen voorkomen. Wees voorzichtig bij een groter risico van verlenging van het QT-interval of hartaritmieën.
Verminderde darmmotiliteit: Wees voorzichtig bij tekenen van een subacute darmobstructie, omdat 5HT3-receptorantagonisten de darmmotiliteit kunnen verminderen. Tevens kan de behandeling een progressieve ileus en/of distensie van de maag als gevolg van een onderliggende aandoening maskeren. Monitor patiënten met symptomen van een subacute intestinale obstructie.
Verminderde leverfunctie: Tevens voorzichtig zijn bij een leverfunctiestoornis; er is niet aangetoond dat er meer bijwerkingen optreden, maar vanwege het metabolisme via de lever voorzichtig toepassen.
Serotoninesyndroom: Er zijn gevallen van het serotoninesyndroom gemeld bij het gebruik van 5HT3-receptorantagonisten (vaak in combinatie met andere serotonerge geneesmiddelen zoals een SSRI); controleer op symptomen passend bij het serotoninesyndroom.
Pleister: Vermijd contact met zonlicht en andere warmtebronnen op de plek waar de pleister is geplakt, tot 10 dagen na verwijdering. Vermijd zwemmen, sauna of intensief sporten. Staak gebruik van de pleister bij ernstige huidreacties.
Onderzoeksgegevens: Er is nog niet voldoende ervaring met granisetron-injectie ter preventie en behandeling van postoperatieve misselijkheid en braken bij kinderen < 2 jaar en met de tablet bij kinderen < 18 jaar. De veiligheid en werkzaamheid van de pleister zijn bij kinderen < 18 jaar niet vastgesteld.
Overdosering
Neem voor informatie over symptomen en behandeling van een vergiftiging met netupitant/palonosetron contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Neem voor informatie over een vergiftiging met granisetron contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Eigenschappen
Netupitant is een selectieve antagonist van substantie-P/neurokinine-1 (NK1-receptoren. Palonosetron is een 5HT3-receptorantagonist met weinig tot geen affiniteit voor andere receptoren.
Chemotherapeutische middelen veroorzaken misselijkheid en braken doordat zij de afgifte stimuleren van serotonine door enterochromaffiene cellen van de dunne darm. Vervolgens activeert serotonine de 5HT3-receptoren op vagale afferenten, waardoor een braakreflex ontstaat.
Activering van NK1-receptoren door substantie-P wordt in verband gebracht met vertraagde emesis.
Kinetische gegevens
T max | ca. 5 uur (netupitant) |
V d | 6,9 l/kg (netupitant) |
Eiwitbinding | > 97–99% (netupitant) |
Metabolisering | snelle metabolisering via CYP3A4 en in mindere mate via CYP2D6 en CYP2C9 (netupitant). Netupitant is een matige CYP3A4-remmer. |
Eliminatie | 70% met de feces (netupitant). |
T 1/2el | 88 uur (netupitant). |
V d | 6,9–7,9 l/kg (palonosetron). |
Metabolisering | gedeeltelijk gemetaboliseerd, via CYP2D6 en in mindere mate via CYP3A4 en CYP1A2 (palonosetron). |
Eliminatie | 80% met de urine, deels onveranderd en deels als metaboliet (palonosetron). |
T 1/2el | 40 uur, maar bij 10% van de patiënten > 100 uur; 21–37 uur bij kinderen (palonosetron). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Selectieve 5HT3-(= serotonine3-)receptorantagonist. De braakreflex die optreedt na cytostaticagebruik of radiotherapie berust waarschijnlijk op het vrijkomen van serotonine. Door blokkering van 5HT3-receptoren in het maag-darmkanaal en de hersenstam gaat granisetron deze braakreflex tegen. Er is geen duidelijke relatie tussen de plasmaconcentratie en het anti-emetisch effect.
Kinetische gegevens
Overig | de kinetiek verloopt lineair tot een dosering van 2½× de gebruikelijke 3 mg. |
Resorptie | oraal snel en volledig. Pleister: langzaam. |
F | oraal 60% door first-pass-effect. |
T max | i.v. 10 min, pleister 24–48 uur. |
V d | ca. 3 l/kg. |
Metabolisering | vnl. in de lever door oxidatie gevolgd door conjugatie (metabolieten zonder klinisch significante anti-emetische activiteit). |
Eliminatie | met de urine 12% onveranderd. De metabolieten deels met de urine en deels met de feces. |
T 1/2el | circa 9–12 uur met grote interindividuele variatie. Pleister: 36 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
netupitant/palonosetron hoort bij de groep 5HT3-antagonisten.
Groepsinformatie
granisetron hoort bij de groep 5HT3-antagonisten.