Samenstelling
Akynzeo Helsinn Birex Pharmaceuticals
- Toedieningsvorm
- Capsule
Bevat per capsule: netupitant 300 mg, palonosetron (als hydrochloride) 0,5 mg.
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Samenstelling
Ondansetron (als hydrochloridedihydraat) Diverse fabrikanten
- Toedieningsvorm
- Infusie/injectievloeistof
- Sterkte
- 0,08 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- flacon 50 ml
- Toedieningsvorm
- Infusie/injectievloeistof
- Sterkte
- 2 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- ampul 2 ml, 4 ml, wegwerpspuit 2 ml, 4 ml
- Toedieningsvorm
- Stroop
- Sterkte
- 0,8 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 50 ml
- Toedieningsvorm
- Tablet, omhuld
- Sterkte
- 4 mg, 8 mg
- Toedieningsvorm
- Tablet, orodispergeerbaar
- Sterkte
- 4 mg, 8 mg
Zofran Sandoz bv
- Toedieningsvorm
- Smelttablet 'Zydis'
- Sterkte
- 4 mg, 8 mg
Zofran (als hydrochloridedihydraat) Sandoz bv
- Toedieningsvorm
- Stroop
- Sterkte
- 0,8 mg/ml
- Verpakkingsvorm
- 50 ml
Uitleg symbolen
XGVS | Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS). |
OTC | 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel. |
Bijlage 2 | Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering. |
Aanvullende monitoring | Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb. |
Advies
Geef aan de hand van het emetogene risico van de chemotherapie of radiotherapie anti-emetische profylaxe. Volg bij gecombineerde chemoradiotherapie het anti-emetische schema van chemotherapie tenzij de radiotherapie in een hogere emetogene categorie zit.
Bij chemotherapie wordt een combinatie van de volgende middelen gegeven: een 5HT3-(serotonine)receptorantagonist, neurokinine-1 (NK1)-receptorantagonist, dexamethason en olanzapine.
Bij radiotherapie wordt een combinatie van de volgende middelen gegeven: een 5HT3-(serotonine)receptorantagonist, dexamethason en metoclopramide.
Advies
Geef aan de hand van het emetogene risico van de chemotherapie of radiotherapie, anti-emetische profylaxe. Volg bij gecombineerde chemoradiotherapie het anti-emetische schema van chemotherapie tenzij de radiotherapie in een hogere emetogene categorie zit.
Bij chemotherapie wordt een combinatie van de volgende middelen gegeven: een 5HT3-(serotonine)receptorantagonist, neurokinine-1 (NK1)-receptorantagonist, dexamethason en olanzapine.
Bij radiotherapie wordt een combinatie van de volgende middelen gegeven: een 5HT3-(serotonine)receptorantagonist, dexamethason en metoclopramide.
Offlabel: Misselijkheid en braken veroorzaakt door een gastro-enteritis gaan meestal vanzelf over. De behandeling van dehydratie door braken bestaat uit rehydreren met ORS (‘oral rehydration solutions’). Overweeg alleen een eenmalige dosis ondansetron (offlabel) als aanvulling op ORS bij kinderen met (een verhoogd risico op) dehydratie bij wie het braken toediening van ORS bemoeilijkt.
Indicaties
Preventie van acute en vertraagde misselijkheid en braken bij volwassenen met kanker na:
- sterk emetogene chemotherapie op basis van cisplatine;
- matig emetogene chemotherapie.
Gerelateerde informatie
Indicaties
- Preventie van misselijkheid en braken als gevolg van cytotoxische chemotherapie en radiotherapie bij volwassenen;
- Behandeling van misselijkheid en braken als gevolg van chemotherapie bij kinderen ≥ 6 maanden;
- Preventie en behandeling van postoperatieve misselijkheid en braken bij volwassenen en kinderen ≥ 1 maand.
- Offlabel: Misselijkheid en braken bij een gastro-enteritis bij kinderen ≥ 3 maanden met een verhoogd risico op dehydratie en alleen als de ORS-rehydratie bemoeilijkt wordt door zeer frequent braken, of meermaals braken direct na ORS-toediening.
Gerelateerde informatie
Doseringen
Misselijkheid en braken bij chemotherapie
Volwassenen
Eén capsule ongeveer één uur vóór aanvang van elke cyclus chemotherapie.
De aanbevolen orale dosis dexamethason moet met ongeveer 50% verlaagd worden bij gelijktijdige toediening met netupitant/palonosetron.
De harde capsule moet in zijn geheel, zonder te openen, worden doorgeslikt. De capsule kan met of zonder voedsel worden ingenomen.
Doseringen
Bij intra-abdominale ingrepen ondansetron niet oraal toedienen.
Misselijkheid en braken als gevolg van cytotoxische chemotherapie
Volwassenen
Sterk emetogene chemotherapie: Op dag 1: i.v. of i.m.: direct voor aanvang van de chemotherapie 8 mg eenmalig als injectie óf 8–16 mg eenmalig als i.v.-infuus. Als alternatief kan een dosering van max. 8 mg als injectie direct voorafgaand aan de kuur worden gevolgd door a) 2× 8 mg i.v. met een interval van 4 uur, of b) een continu infuus van 1 mg/uur gedurende maximaal 24 uur. Zo nodig direct voorafgaand aan de chemotherapie, dexamethason 20 mg i.v. toedienen om de effectiviteit te verhogen. Desgewenst de eerste dosis oraal toedienen, 24 mg gecombineerd met 12 mg dexamethason, 1–2 uur voorafgaand aan de kuur.
Vanaf dag 2: oraal: gedurende maximaal 5 dagen, indien nodig, ondansetron 8 mg, 2–3×/dag.
Matig emetogene chemotherapie: Oraal: 8 mg oraal elke 12 uur gedurende maximaal 5 dagen; de eerste dosis 1–2 uur vóór de chemotherapie geven. Desgewenst de eerste dosis i.v. of i.m. toedienen direct voorafgaand aan de kuur; 8 mg éénmalig als injectie of i.v.-infuus .
Kinderen ≥ 6 maanden
Lichaamsoppervlak < 0,6 m²: starten met 5 mg/m² als infuus direct voorafgaand aan de kuur, gevolgd door 2 mg stroop 12 uur later en daarna gedurende max. 5 dagen 2 mg stroop 2×/dag.
Lichaamsoppervlak 0,6–1,2 m²: starten met 5 mg/m² als infuus direct voorafgaand aan de kuur, gevolgd door 4 mg oraal 12 uur later en daarna gedurende max. 5 dagen 4 mg oraal 2×/dag.
Lichaamsoppervlak > 1,2 m²: starten met 5 mg/m² als infuus (max. 8 mg) direct voorafgaand aan de kuur, gevolgd door 8 mg oraal 12 uur later en daarna gedurende max. 5 dagen 8 mg oraal 2×/dag.
Lichaamsgewicht ≤ 10 kg: starten met 0,15 mg/kg als infuus direct voorafgaand aan de kuur en zo nodig deze dosering max. 2× herhalen met een interval van 4 uur, daarna gedurende max. 5 dagen 2 mg stroop 2×/dag.
Lichaamsgewicht > 10 kg: starten met 0,15 mg/kg als infuus (max. 8 mg) direct voorafgaand aan de kuur en zo nodig deze dosering max. 2× herhalen met een interval van 4 uur, daarna gedurende max. 5 dagen 4 mg oraal 2×/dag;
Ouderen ≥ 75 jaar
I.v.: max. 8 mg als infuus per keer, zo nodig deze dosering max. 2× herhalen met een interval van minimaal 4 uur.
Misselijkheid en braken als gevolg van radiotherapie
Volwassenen
Oraal: 8 mg elke 12 uur, de eerste dosis 1–2 uur vóór de radiotherapie. De duur is afhankelijk van de radiotherapie. Desgewenst de eerste dosis i.v. toedienen direct voorafgaand aan de radiotherapie; 8 mg als eenmalige langzame injectie.
Postoperatieve misselijkheid en braken
Volwassenen
Preventief: i.v. of i.m.: eenmalig 4 mg als injectie bij inductie van de anesthesie òf 16 mg oraal 1 uur vóór de anesthesie.
Behandeling: i.v. of i.m.: eenmalig 4 mg als injectie.
Kinderen ≥ 1 maand
Als preventie of behandeling: i.v.: eenmalig 0,1 mg/kg (max. 4 mg) als injectie, vóór, tijdens of na de inductie van de anesthesie of na de operatie.
Offlabel: Misselijkheid en braken bij gastro-enteritis
Kinderen ≥ 3 maanden
Volgens de NHG-Behandelrichtlijn Misselijkheid en braken (2022): oraal: eenmalig 0,1 mg/kg lichaamsgewicht, max. 8 mg.
Bij een verminderde nierfunctie is een dosisaanpassing niet nodig.
Bij een matig of ernstig verminderde leverfunctie bedraagt de maximale dagdosering 8 mg (oraal of i.v.).
Toediening
- Parenteraal toedienen als:
- langzame i.v.-injectie in ten minste 30 s (injectievloeistof 2 mg/ml) of 15 min (injectievloeistof 0,08 mg/ml) of
- infuus in ten minste 15 min of
- i.m.-injectie.
- De smelttablet niet door de beschermende folie drukken, maar voorzichtig uit de blister halen. Op de punt van de tong laten smelten, daarna doorslikken.
- Een breukstreep op een filmomhulde tablet is alleen om het innemen te vereenvoudigen, niet om de tablet in gelijke doses te verdelen.
Bijwerkingen
Vaak (1-10%): hoofdpijn. Obstipatie. Vermoeidheid.
Soms (0,1-1%): neutropenie, leukocytose. Verminderde eetlust. Insomnia. Duizeligheid, vertigo. Eerstegraads atrioventriculair blok, cardiomyopathie, geleidingsstoornis, tachycardie, verlengde QT-tijd op ECG, hypertensie. Dyspepsie, hik, misselijkheid, abdominale pijn en distensie, flatulentie, diarree. Alopecia. Urticaria. Asthenie. Verhoogde levertransaminasen, verhoogde serum-AF, verhoogde serumcreatinine.
Zelden (0,01-0,1%): cystitis. Leukopenie, lymfocytose. Hypokaliëmie. Verstoorde gemoedstoestand, slaapstoornis, acute psychose. Hypo-esthesie. Slaperigheid. Conjunctivitis, wazig zien. Tinnitus. Ventriculaire extrasystolen, aritmie, tweedegraads atrioventriculair blok, bundeltakblok, mitralisklepinsufficiëntie, myocardiale ischemie, hypotensie, overmatig blozen. Beslag op tong, Droge mond, oprisping, braken, dysfagie, aambeien. Huiduitslag, jeuk. Rugpijn, pijn in extremiteiten. Warmtegevoel. Niet-cardiale pijn op borst. Abnormale smaak. Verhoogde waarden van serumbilirubine, serumureum, creatinefosfokinase, CK-MB, serummyoglobine, troponine, neutrofielen. Depressie van ST-segment op ECG, abnormaal ST-T-segment op ECG.
Verder is gemeld: serotoninesyndroom (met symptomen als tremor, agitatie, zweten, myoklone bewegingen, hypertonie, koorts).
Er zijn geen vaak voorkomende bijwerkingen die aan netupitant kunnen worden toegeschreven.
Bijwerkingen van palonosetron:
Vaak (1-10%): hoofdpijn, duizeligheid. Obstipatie, diarree.
Soms (0,1-1%): anorexie. Angst, euforie, slaperigheid, slapeloosheid, paresthesie, perifere sensorische neuropathie. Oogirritatie, amblyopie. Tinnitus. Tachycardie, bradycardie, extrasystolen, myocardischemie, sinusaritmie, verlengd QT-interval. Hypo- of hypertensie. Hik. Droge mond, buikpijn, dyspepsie, flatulentie. Huiduitslag eventueel met jeuk, allergische dermatitis. Gewrichtspijn. Urineretentie, glucosurie. Asthenie, koorts, griepachtige verschijnselen. Stijging van leverenzymwaarden, hyperbilirubinemie. Hyper- of hypokaliëmie, hypocalciëmie, hyperglykemie. Bij kinderen daarnaast: dyskinesie, epistaxis, dyspneu, hoest, urticaria, pijn op de infusieplek.
Zeer zelden (< 0,01%): overgevoeligheid, anafylactische of anafylactoïde reacties en shock.
Bijwerkingen
Zeer vaak (> 10%): hoofdpijn.
Vaak (1-10%): warmtegevoelens of opvliegers, obstipatie. Lokale reacties op injectieplaats.
Soms (0,1-1%): insulten, bewegingsstoornis (inclusief extrapiramidale reacties zoals oculogyrische crisis en dyskinesie), pijn op de borst met en zonder ST-depressie, aritmie, bradycardie, hypotensie, hikken, asymptomatische verhoging van leverfunctiewaarden.
Zelden (0,01-0,1%): diarree en buikpijn, overgevoeligheidsreacties (inclusief soms fatale anafylaxie). QT-verlenging, incl. 'torsade de pointes'. Duizeligheid en voorbijgaande visusstoornissen (zoals wazig of dubbelzien) vnl. tijdens snelle i.v.-toediening.
Zeer zelden (< 0,01%): ernstige bulleuze huidreacties zoals toxische epidermale necrose, Stevens-Johnsonsyndroom. Voorbijgaande blindheid voornamelijk bij i.v.-toediening.
Verder zijn gemeld: myocardinfarct, huiduitslag, jeuk en oedeem.
Interacties
Invloed van andere middelen op dit geneesmiddel
Bij gelijktijdig gebruik van dit geneesmiddel met een andere CYP3A4-remmer kan de plasmaspiegel van netupitant stijgen. Wees voorzichtig met gelijktijdig gebruik met sterke CYP3A4-remmers, zoals ketoconazol.
Bij gelijktijdig gebruik van dit geneesmiddel met een CYP3A4-inductor, kan de plasmaspiegel van netupitant dalen. Vermijd gelijktijdig gebruik met sterke CYP3A4-inductoren, zoals rifampicine.
Invloed van dit geneesmiddel op andere middelen
Gelijktijdige gebruik met CYP3A4-substraten kan de plasmaspiegel van deze middelen verhogen. Gelijktijdige toediening met het CYP3A4-substraat dexamethason leidt tot een verhoogde plasmaspiegel van dexamethason; zie voor dosisaanpassingen de rubriek Dosering. Wees voorzichtig met gelijktijdig gebruik met andere orale CYP3A4-substraten die een smal therapeutisch bereik hebben, zoals cyclosporine, tacrolimus, sirolimus, everolimus, alfentanil, ergotamine, fentanyl en kinidine. Gelijktijdig gebruik met chemotherapeutica die CYP3A4-substraten zijn, zoals docetaxel, etoposide en irinotecan, kan blootstelling aan deze middelen verhogen; controleer op verhoogde toxiciteit van deze chemotherapeutica.Bij combinatie met midazolam kan de plasmaspiegel daarvan toenemen.
Overige interacties
Gelijktijdig gebruik met andere serotonerge geneesmiddelen, zoals SSRI's (waaronder fluoxetine, paroxetine, sertraline, fluvoxamine, (es)citalopram) en SNRI's (waaronder venlafaxine en duloxetine) kan leiden tot het serotoninesyndroom.
Interacties
Gelijktijdig gebruik van apomorfine is gecontra-indiceerd vanwege meldingen van ernstige hypotensie en verlies van bewustzijn.
Bij gelijktijdig gebruik van sterke CYP3A4-inductoren (zoals fenytoïne, carbamazepine en rifampicine) neemt de orale klaring van ondansetron toe, leidend tot een lagere bloedconcentratie.
Ondansetron kan het analgetisch effect van tramadol remmen.
Wees voorzichtig bij combinatie met geneesmiddelen die het QT-interval verlengen en/of elektrolytenafwijkingen veroorzaken (o.a. kinidine, disopyramide, sotalol, tricyclische antidepressiva, sommige antipsychotica, macrolide antibiotica, chinolonen, enkele antimycotica).
Gelijktijdig gebruik met cardiotoxische geneesmiddelen (bv. antracyclinen (bv. doxorubicine, trastuzumab), bepaalde antibiotica (bv. erytromycine), sommige antiaritmica (bv. amiodaron), β-blokkers) kunnen de kans op ritmestoornissen vergroten.
Bij combinatie van een 5HT3-receptorantagonist met andere serotonerge middelen (waaronder SSRI's en SNRI's) is het serotoninesyndroom gemeld.
Bij combinatie met hepatotoxische chemotherapeutica, de leverfunctie nauwlettend controleren.
Zwangerschap
Teratogenese: Bij de mens onvoldoende gegevens (netupitant en palonosetron). Bij dieren reproductietoxiciteit gebleken, waaronder teratogene effecten zonder veiligheidsmarge (netupitant).
Advies: Gebruik is gecontra-indiceerd.
Overig: Vóór de behandeling met dit geneesmiddel bij premenopauzale vrouwen moet een zwangerschapstest worden uitgevoerd; premenopauzale vrouwen dienen tijdens en gedurende 1 maand na de behandeling met dit geneesmiddel effectieve anticonceptieve maatregelen te nemen.
Zwangerschap
Teratogenese: Een grote hoeveelheid gegevens bij de mens, duidt in het algemeen niet op schadelijkheid voor de vrucht. De gegevens over gebruik in het 1e trimester zijn tegenstrijdig, maar een algeheel hoger risico op aangeboren afwijkingen wordt niet gezien. De meeste studies laten daarnaast geen hoger risico zien op specifieke afwijkingen. In 3 studies wordt een licht verhoogd risico op gespleten gehemelte gemeld en in 3 andere studies een licht verhoogd risico op hartafwijkingen; onbekend is of dit een causaal verband heeft.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt in het 2e en 3e trimester. Ondansetron kan in het 1e trimester bij ernstige zwangerschapsmisselijkheid en braken na zorgvuldige afweging toch een optie zijn, als middelen van eerste keus niet werken. Ernstige misselijkheid kan ook nadelige gevolgen hebben voor de zwangerschap.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Onbekend.
Advies: Het geven van borstvoeding staken tot 1 maand na de laatste toediening.
Lactatie
Overgang in de moedermelk: Ja, in geringe mate.
Advies: Kan waarschijnlijk veilig worden gebruikt.
Contra-indicaties
Zie voor contra-indicaties de rubriek Zwangerschap.
Contra-indicaties
- kruisovergevoeligheid voor andere selectieve 5HT3-receptorantagonisten.
Zie voor meer contra-indicaties, de rubriek Interacties.
Waarschuwingen en voorzorgen
Cardiovasculaire effecten: Hypokaliëmie en hypomagnesiëmie moeten vóór de toediening worden gecorrigeerd. Wees voorzichtig met gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die de QT-tijd verlengen (zoals anti-aritmica) of bij patiënten met (kans op) verlenging van de QT-tijd (zoals een positieve (familie)anamnese, elektrolytafwijkingen, congestief hartfalen, bradyaritmie, geleidingsstoornissen).
Obstipatie: Palonosetron kan de passagetijd in de dikke darm verlengen; patiënten met een voorgeschiedenis van obstipatie of tekenen van subacute darmobstructie moeten na de toediening worden gemonitord.
Serotoninesyndroom: Er zijn meldingen gemaakt van serotoninesyndroom bij het gebruik van 5-HT3-antagonisten alleen of in combinatie met andere serotonerge geneesmiddelen (zoals SSRI's en SNRI's; observeer patiënten voldoende voor serotoninesyndroom-achtige symptomen.
Onderzoeksgegevens: Wees voorzichtig bij patiënten ouder dan 75 jaar, vanwege de lange halfwaardetijd van de werkzame stoffen en de beperkte ervaring bij deze populatie. Wees voorzichtig bij patiënten met een ernstige leverfunctiestoornis, aangezien er relatief weinig gegevens beschikbaar zijn bij deze patiënten. De veiligheid en werkzaamheid van dit geneesmiddel bij pediatrische patiënten en terminale nierinsufficiëntie zijn niet vastgesteld.
Waarschuwingen en voorzorgen
Niet gebruiken bij patiënten met het aangeboren lange-QT-syndroom. Voorbijgaande ECG-veranderingen, inclusief verlengd QT-interval en 'torsade de pointes', kunnen voorkomen. Bij kinderen die een eenmalige gift ondansetron krijgen voor acute gastro-enteritis, lijkt het risico op QT-verlenging bij afwezigheid van verdere risicofactoren klinisch niet relevant. Wees voorzichtig bij een groter risico van verlenging van het QT-interval of hartaritmieën. Behandel een hypokaliëmie en hypomagnesiëmie vóór toediening van ondansetron, om het risico op verlengd QT-interval te verlagen. Veelvuldig braken bij een gastro-enteritis kan een elektrolytstoornis geven en het toedienen van ORS met een anti-emeticum kan zodoende de elektrolytenbalans juist weer herstellen.
Myocardischemie is gemeld. Bij sommige patiënten traden symptomen op direct na, met name intraveneuze, toediening. Wijs patiënten op symptomen van myocardinfarct.
Wees extra alert op bloedingen bij toediening bij een operatie aan neus- of keelamandelen; ondansetron kan deze bloedingen maskeren.
Controleer de leverfunctie nauwlettend bij kinderen die een combinatie met hepatotoxische chemotherapeutica krijgen.
Wees voorzichtig bij tekenen van een subacute darmobstructie, omdat 5HT3-receptorantagonisten de darmmotiliteit kunnen verminderen.
Ademhalingsproblemen symptomatisch behandelen; deze kunnen een voorbode zijn van een overgevoeligheidsreactie.
Kruisovergevoeligheid tussen selectieve 5HT3-receptorantagonisten kan voorkomen.
Onderzoeksgegevens
- Er zijn geen onderzoeksgegevens over de toepassing van ondansetron ter preventie van vertraagde of langdurige misselijkheid en braken veroorzaakt door chemotherapie of radiotherapie.
- Er is nog niet voldoende ervaring met ondansetron ter preventie en behandeling van postoperatieve misselijkheid en braken bij kinderen jonger dan 2 jaar.
Hulpstoffen
- Aspartaam, in smelttablet, kan schadelijk zijn voor mensen met fenylketonurie (PKU).
- Sorbitol, in stroop, kan maag-darmklachten veroorzaken en een licht laxerende werking hebben.
Overdosering
Neem voor informatie over symptomen en behandeling van een vergiftiging met netupitant/palonosetron contact op met het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum.
Overdosering
Symptomen
Visusstoornissen, ernstige obstipatie, hypotensie, vasovagale episode met een voorbijgaand tweedegraads AV-blok. Bij kinderen zijn symptomen van het serotoninesyndroom gemeld.
Zie voor meer symptomen en behandeling van een intoxicatie met ondansetron vergiftigingen.info.
Eigenschappen
Netupitant is een selectieve antagonist van substantie-P/neurokinine-1 (NK1-receptoren. Palonosetron is een 5HT3-receptorantagonist met weinig tot geen affiniteit voor andere receptoren.
Chemotherapeutische middelen veroorzaken misselijkheid en braken doordat zij de afgifte stimuleren van serotonine door enterochromaffiene cellen van de dunne darm. Vervolgens activeert serotonine de 5HT3-receptoren op vagale afferenten, waardoor een braakreflex ontstaat.
Activering van NK1-receptoren door substantie-P wordt in verband gebracht met vertraagde emesis.
Kinetische gegevens
T max | ca. 5 uur (netupitant) |
V d | 6,9 l/kg (netupitant) |
Eiwitbinding | > 97–99% (netupitant) |
Metabolisering | snelle metabolisering via CYP3A4 en in mindere mate via CYP2D6 en CYP2C9 (netupitant). Netupitant is een matige CYP3A4-remmer. |
Eliminatie | 70% met de feces (netupitant). |
T 1/2el | 88 uur (netupitant). |
V d | 6,9–7,9 l/kg (palonosetron). |
Metabolisering | gedeeltelijk gemetaboliseerd, via CYP2D6 en in mindere mate via CYP3A4 en CYP1A2 (palonosetron). |
Eliminatie | 80% met de urine, deels onveranderd en deels als metaboliet (palonosetron). |
T 1/2el | 40 uur, maar bij 10% van de patiënten > 100 uur; 21–37 uur bij kinderen (palonosetron). |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Eigenschappen
Selectieve 5HT3(serotonine)-receptorantagonist. Het werkingsmechanisme is niet precies bekend. De braakreflex die optreedt na cytostaticagebruik of radiotherapie berust waarschijnlijk op het vrijkomen van serotonine. Door blokkering van 5HT3-receptoren in het maag-darmkanaal en het centrale en perifere zenuwstelsel gaat ondansetron de braakreflex tegen. Het werkingsmechanisme bij postoperatieve misselijkheid en braken is niet bekend, maar berust mogelijk op een soortgelijk principe.
Kinetische gegevens
F | oraal 55–60% door first-pass-effect. Bij ernstige leverfunctiestoornis is Foraal bijna volledig door wegvallen van first-pass-effect. |
T max | oraal ca. 1,6 uur. |
V d | 2,5 l/kg. |
Metabolisering | vnl. in de lever via CYP3A4, CYP2D6 en CYP1A2. |
Eliminatie | met urine en feces als metabolieten; < 5% als onveranderde stof met de urine. |
T 1/2el | ca. 3 uur, bij milde tot matige leverfunctiestoornis ca. 9 uur (6–22 uur), bij ernstige leverfunctiestoornis 15–32 uur. Kinderen van 1–4 maanden ca. 7 uur. |
Uitleg afkortingen
F | biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt) |
T max | tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening |
V d | verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam) |
T 1/2 | plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren) |
T 1/2el | plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd |
Groepsinformatie
netupitant/palonosetron hoort bij de groep 5HT3-antagonisten.
Groepsinformatie
ondansetron hoort bij de groep 5HT3-antagonisten.