Samenstelling

Zie voor hulpstoffen de productinformatie van CBG/EMA of raadpleeg een apotheker.

Dropizol (watervrij) XGVS Pharmanovia Benelux BV

Toedieningsvorm
druppels voor oraal gebruik
Sterkte
10 mg/ml

1 druppel opiumtinctuur (uit Papaver somniferum) komt overeen met 0,5 mg morfine.

Uitleg symbolen

XGVS Dit geneesmiddel is niet opgenomen in het geneesmiddelen vergoedings systeem (GVS).
OTC 'Over the counter', dit geneesmiddel is een zelfzorgmiddel.
Bijlage 2 Aan de vergoeding van dit geneesmiddel zijn bepaalde voorwaarden verbonden, die zijn vermeld op bijlage 2 van de Regeling zorgverzekering.
Aanvullende monitoring Dit geneesmiddel is onderworpen aan aanvullende monitoring. Extra aandacht wordt gevraagd voor onverwachte bijwerkingen. Meldt u dit via het meldformulier van het Lareb.

Advies

Voor dit geneesmiddel is geen advies vastgesteld.

Indicaties

  • Symptomatische behandeling van ernstige diarree bij volwassenen, na onvoldoende effect van andere behandelingen.

Doseringen

De dosering individualiseren; gebruik de laagst effectieve dosis en zo kortdurend als mogelijk, met inachtneming van de algehele conditie, leeftijd, gewicht en de medische voorgeschiedenis van de patiënt.

Klap alles open Klap alles dicht

Ernstige diarree

Volwassenen

Startdosis: 5–10 druppels (2,5–5 mg) 2–3×/dag. Max. 1 ml per keer en max. 6 ml per dag.

Bij ouderen: met een lagere dosis starten en voorzichtig ophogen.

Bij verminderde leverfunctie: gebruik vermijden of dosis reduceren. Gebruik kan tot coma leiden.

Bij verminderde nierfunctie: gebruik vermijden of dosis reduceren.

Bij verminderde schildklierfunctie: een dosisaanpassing kan nodig zijn.

Interacties: Bij gelijktijdig gebruik met andere narcotica, sedativa, tricyclische antidepressiva of MAO-remmers: dosis verlagen en uiterst voorzichtig gebruiken.

Toediening: Onvermengd toedienen op een lepel of verdunnen in een glas water. Na verdunning direct innemen.

Bijwerkingen

Zeer vaak (> 10%): sufheid. Obstipatie, droge mond.

Vaak (1-10%): duizeligheid, hoofdpijn. Miose. Bronchospasme, verminderde hoestprikkel. Dysgeusie, misselijkheid, braken, verlies van eetlust, dyspepsie. Urticaria, zweten. Urineretentie. Asthenie.

Soms (0,1-1%): tachycardie, bradycardie, palpitaties, blozen van het gelaat. Ademhalingsdepressie. Stijging van leverenzymwaarden. Jeuk. Urethraal spasme.

Zelden (0,01-0,1%): orthostatische hypotensie. Verhoogde pancreasenzymen en pancreatitis. Galsteenkoliek, niersteenkoliek. Onthoudingssymptomen.

Zeer zelden (< 0,01%): syndroom van inadequate ADH-secretie (SIADH), amenorroe. Spierkrampen, convulsies, allodynie en hyperalgesie. Wazig zien, diplopie, nystagmus. Dyspneu. Ileus, buikpijn. Exantheem, perifeer oedeem. Onwel voelen, rillen.

Verder zijn gemeld: bijnierinsufficiëntie. Verslaving, dysforie, euforie, hallucinaties, rusteloosheid, verminderd libido of potentie. Draaiduizeligheid. Hyperthermie.

Interacties

De kans op sedatie, ademhalingsdepressie, coma of overlijden neemt toe bij gelijktijdig gebruik van centraal onderdrukkende middelen, zoals alcohol, hypnotica , algehele anesthetica (zoals barbituraten), MAO-remmers, tricyclische antidepressiva en psychotrope middelen met een sederende werking (zoals fenothiazinederivaten), gabapentine, anti-emetica (zoals bromopride, meclozine, metoclopramide), antihistaminica en andere opioïden. De dosis en duur van gelijktijdig gebruik dienen beperkt te zijn (zie ook de rubriek Doseringen).

Combinatie met sedativa zoals benzodiazepinen, kan leiden tot sedatie, ademhalingsdepressie, coma en overlijden. Beperk het voorschrijven van dergelijke sedativa tot situaties waarin geen andere behandelmogelijkheid bestaat, doseer zo laag mogelijk en pas zo kort mogelijk toe. Volg de patiënt op tekenen van ademhalingsdepressie of sedatie.

Amfetamine en analogen kunnen het sederende effect van opioïden verminderden.

Niet gelijktijdig gebruiken met morfine-agonisten (zoals buprenorfine, nalbufine, nalmefeen) of -antagonisten (zoals nalmefeen, naltrexon) omdat het therapeutisch effect kan verminderen en onthoudingssymptomen kunnen toenemen.

Gelijktijdig gebruik met rifampicine (een sterke CYP3A4-inductor) remt het effect van opioïden.

De werkingsduur van opium kan verminderd zijn na gebruik van fluoxetine.

Opioïden kunnen de plasmaconcentraties van desmopressine en sertraline verhogen.

Gelijktijdig gebruik met antihypertensiva kan het hypotensieve effect versterken.

Een verminderde werkzaamheid van orale P2Y12-trombocytenaggregatieremmers is waargenomen bij patiënten met acuut coronair syndroom die behandeld werden met morfine. Deze interactie kan gerelateerd zijn aan verminderde gastro-intestinale motiliteit en geldt dan ook voor opium. Overweeg een parenterale P2Y12-remmer als bij een acuut coronair syndroom een snelle remming cruciaal is.

Opium remt de glucuronidering van zidovudine in vitro.

Wees voorzichtig met gelijktijdig gebruik van MAO-remmers (incl. moclobemide) of binnen 2 weken na staken hiervan.

Wees voorzichtig met gelijktijdige toediening van anticholinergica, antihypertensiva en middelen die ook diarree of peristaltiek tegengaan.

Hulpstoffen: Ethanol, druppelvloeistof, niet gelijktijdig gebruiken met disulfiram of metronidazol, vanwege disulfiram-achtige reacties (zoals roodheid van het gelaat, snelle ademhaling, tachycardie).

Zwangerschap

Teratogenese: Bij de mens, onvoldoende gegevens. Bij dieren is teratogeniteit en reproductietoxiciteit aangetoond.

Farmacologisch effect: Langdurig gebruik van opioïden tot aan de partus kan opioïdverslaving en neonataal abstinentiesyndroom (NAS) veroorzaken (rusteloosheid, braken, toegenomen eetlust, irritatie, hyperactiviteit, trillen, verstopte neus, convulsies, met hoge tonen huilen).

Advies: Op strikte indicatie gebruiken.

Vruchtbaarheid: Chromosoomschade in kiemcellen en verminderde vruchtbaarheid kunnen optreden (zoals vastgesteld in dieronderzoek), vruchtbare mannen en vrouwen dienen effectieve anticonceptie toe te passen.

Lactatie

Overgang in de moedermelk: Ja.

Farmacologisch effect: Bij ultra-rapid metabolizers van CYP2D6 kunnen er hogere spiegels van morfine in de moedermelk voorkomen welke zeer zelden symptomen van opioïdentoxiciteit veroorzaken bij de zuigeling, wat dodelijk kan zijn.

Advies: Het gebruik van dit middel is gecontra-indiceerd.

Contra-indicaties

  • afhankelijkheid van opioïden;
  • glaucoom;
  • ernstige lever- of nierfunctiestoornis;
  • delirium tremens;
  • ernstig hoofdtrauma;
  • (kans op) paralytische ileus;
  • chronische obstructieve longziekte;
  • acuut astma;
  • ernstige ademhalingsdepressie met hypoxie en/of hypercapnie;
  • hartfalen secundair aan longziekte (cor pulmonale).

Zie voor meer contra-indicaties de rubriek Lactatie.

Waarschuwingen en voorzorgen

Opium alleen gebruiken bij onvoldoende effect van eerstelijnsbehandeling.

Verslaving: Herhaalde toediening kan leiden tot afhankelijkheid en tolerantie. Wees extra voorzichtig bij neiging tot verslaving aan verdovende middelen en alcohol.

Comorbiditeit: Wees voorzichtig bij: ouderen, chronische nier- of leverziekte, alcoholisme, galkoliek, cholelithiase, galgangziekte, hoofdletsel of verhoogde intracraniële druk, verminderd bewustzijn, cardiorespiratoire shock, bijnierschorsinsufficiëntie, hypothyroïdie, lage bloeddruk met hypovolemie, pancreatitis, prostaathyperplasie en andere aandoeningen die kunnen leiden tot urineretentie, convulsieve aandoening of gastro-intestinale bloeding.

Valrisico: vermijd gebruik bij ouderen met een voorgeschiedenis van vallen of fracturen, omdat ataxie, verstoorde psychomotorische functie en syncope kan optreden. Als gebruik noodzakelijk is, overweeg dan het gebruik van andere CZS-actieve middelen te reduceren en strategieën te implementeren om het valrisico te verlagen.

Gastro-intestinale effecten: Wees voorzichtig bij infectie of inflammatoire darmziekte, vanwege meer kans op absorptie van toxinen, toxisch megacolon of darmperforatie. Niet gebruiken vóór, of 24 uur na een operatieve ingreep, vanwege de kans op een paralytische ileus. Staak direct de behandeling bij het vermoeden van een paralytische ileus.

Bijnierinsufficiëntie: Opioïden kunnen reversibele bijnierinsufficiëntie veroorzaken, waarvoor controle en eventueel vervangingstherapie met glucocorticoïden nodig zijn. Symptomen zijn misselijkheid, braken, verlies van eetlust, vermoeidheid, zwakte, duizeligheid en lage bloeddruk.

Onderzoeksgegevens: Om veiligheidsredenen niet gebruiken bij kinderen < 18 jaar.

Rijvaardigheid: Het gebruik kan leiden tot verminderd reactie- en concentratievermogen. Vele dagelijkse bezigheden (bv. autorijden) kunnen daarvan hinder ondervinden.

Overdosering

Symptomen

Miose, ademhalingsdepressie, slaperigheid, verlaagde skeletspiertonus en daling van de bloeddruk. In ernstige gevallen kunnen circulatoire collaps, stupor, coma, bradycardie en non-cardiogeen longoedeem, hypotensie en overlijden voorkomen.

Zie voor meer informatie over symptomen en behandeling de monografie op vergiftigingen.info.

Eigenschappen

Opiumalkaloïde met agonistische activiteit op met name de μ-opioïdreceptor en daarnaast de κ en δ-receptor. De μ-opioïdreceptoragonisten remmen maaglediging, verhogen de pylorische spiertonus, induceren pylorische en duodeno-jejunale fasische druk-activiteit, verstoren het migrerend motorisch complex, vertragen de transitietijd door de dunne en dikke darm en verhogen de anale sfincterdruk in rust. Daarnaast verzwakken de opioïden de interne secretie van elektrolyten en water en faciliteren ze daarmee de netto absorptie van vloeistof. Bovendien dragen de μ, κ en δ-opioïdreceptoren bij aan de remming van spieractiviteit door opioïden in de darmen. Al deze effecten leiden tot obstipatie. Dit geneesmiddel valt onder de bepalingen van de Opiumwet in zijn volle omvang. Zie hier voor meer eigenschappen van morfine.

Kinetische gegevens

T max 2–4 uur (morfine).
Metabolisering uitgebreide metabolisering naar morfine-3-glucuronide en -6-glucuronide die een enterohepatische cyclus ondergaan. Morfine-6-glucuronide is een actieve metaboliet van morfine; die is ca. 50× actiever dan de moederstof.
Eliminatie via de urine: 90% van de totale morfine in 24 uur. Fecaal: < 10%.
T 1/2el ca. 2 uur (morfine).

Uitleg afkortingen

F biologische beschikbaarheid (fractie van de dosis die in de systemische circulatie verschijnt)
T max tijdsduur tot maximale bloedspiegel na toediening
V d verdelingsvolume (fictief volume waarin een geneesmiddel zich verdeelt over het lichaam)
T 1/2 plasmahalfwaardetijd (tijd die nodig is om een bepaalde plasmaconcentratie te halveren)
T 1/2el plasmahalfwaardetijd in de eliminatiefase, terminale halfwaardetijd